Mening
Over
academisch betogen en constructieve
bijdragen:
een
narvoord*
L.M.
Cuelenaere,A.R.
Leent*De heer Huls eindigt
zijn
reactie met de con-clusie dat ons betoog een 'academisch betoogin
de slechte zin van hetwoord'
is en'geen con-structieve bijdrage levert' aan de discussie. Hetzal
geen verwondering wekkendat wij
dezeconclusie niet delen.
1 Laten wij ter staving van
dit
laatste, beginnen bij de eerste regels van de reactie van Huls waarhij
zegt te moeten tegenspreken dat ons voor-stel een logsiche consequentie is.Ons betoog heeft als doel om
vanuit
het perspectiefvan
de crediteur een voorstel tot wijziging in de faillissementswet op zijn rechts-economische consequenties te doordenken. AlsHuls
bestrijdt
dat
ons
voorstel een logischq consequentie is, dient hij zich ook te richten opde
rechtseconomische gedachtengangdie
uit
onze twee premissen volgt. Nergens in zijnbe-toog gaat Huls in op onze logische analyse
van-uit
het perspectief van de crediteur. Weerlegt Huls dan-
maar dan kanhij natuurlijk
niet concluderen dat onze analyse logisch niet klopt-
niet. De onze uitgangspremissen? enige inhoudelijke opmerking die hijOokdat
doet hij over één van onze premissen maakt. is dat dezenormatief is. Hetgeen voor Huls nauwelijks een
bezwaar kan zijn omdat zijn gehele betoog nor-matiel is.
2 Hoe gaat Huls dan te werk?
Wij
volgen zijn puntsgewÜze bespreking.In
de eerste plaats kwalifice€rtHuls
onze analyse als rechts,door
een nogal primitieve associatie van hetwoord
rechtseconomie met rechts. Ervan afgezien datwij
de bewijskracht vandit
soort associaties even hoog achten alshet afleiden van de betekenis van het woord handtas
uit
het woord handtastelijk, is het ons niet duidelijk hoe Huls met deze tendentieuze opening onze analyse logisch tracht teweerleg-gen. Bovendien betekent het leit
datje
een an-alyse geeft van de kapitalistische maatschappij niet automatisch datje
het eens bent met die maatschappijvorm. Daarnaast is een rechtvaar-dige inkomensverdelingook niet te
bereiken met de door Huls voorgestelde oplossing. Maar daar gaat noch zijn, noch ons artikel over.Vervolgens (2.2)
laat
Hulszijn licht op
deeconomie schijnen. Huls
'mist'
in
onzebijdra-gen
'een
fìguur met
tweeelkaar
snijdende krommen die elkaar ver boven het bestaandemaximumtariel kruisen'. Welnu, verbaal
of
grafisch weergegeven, een prijs vastgesteld on-der de evenwichtsprijs (zoals het maximum ren-tetarief) roept vraagoverschotten op. Deze con-s€quentie geldt
altijd
en overal,ook in
de (totvoor
kort?)
op
basisvan
(dedoor
Huls
ge-noemde)
marxistischeinzichten
geregeerdeOost-Europese landen, Waarom
het
schetsenvan deze consequentie ons tot'apologeten van het kapitalisme' maakt, is ons
-
wederom -een raadsel. Opmerkingen van dergelijke aard zijn uitsluitend voor rekening van Huls en kun-nen nooit reactie van ons eisen.Juist door
dit
soort niet ter zake doende en steeds maar hèrhaalde opmerkingen,blijkt
dat Huls' reactiein
het geheel niet op onze rechts-economische analysebetrekking
heelt.
Als Huls namelijk stelt oog te hebben voor dester-ke
kanten van het rechtseconomisch paradig-ma, komtdit
wel erg vreemd over. daar hijen-kele
alinea'sdaarvoor
dit
paradigmain
devorm van d,e homo economicus nog heeft alge-wezen. Zo is ook het door Huls gemaakte on-derscheid
in
'willingnessto
pay' en'ability
to pay' op de aan onze analyse ten grondslag lig-gende vraag-
en aanbodcurves niet van toe-passing.In
de economische analyse omvat de'willingness
to
pay',die
in
de vraagcurve totuitdrukking wordt
gebracht, vanzelfsprekendde
'ability
to
pay'.
Zonder middelenvalt
erI
1 I
Nawoord op de reaktie van Nick Huls. ly'¿¿ uJschaJfing van de muximumrenle ¡s geen oplossing!; e¿n reaktie, A,A
l9 (1990)2, pp. 8l-85 (reaktie op Een re<'htseunomisth ùspec! \'ql de positie van de <'rediteur in een Jaillissement.
ls alschaf/ìng an de moxinu¿mrente en oplossing van
L.M. Cuelenaere en L.M. Leen in AA l8 (19E9)10, pp. 83+83ó.
rr L.M. Cuelenaere is student rechten re Leiden: A.R. Leen
is cconoom aan rle tikulteit rcchrsgelcerdheid re Lcirlen.
Mening niets te willen, als het op betalen aankomt. rJVat
voor Huls
overblijft
van derol
van de rechts-economie:het
aandragenvan een
kosten-plaatje, is wel het minst interessante onderdeelvan
de
hedendaagse rechtseconomie. De rechtseconomie analyseert alle onderdelen van het recht, zowel het publiek- alshet
privaat-recht. Alle juridische instituten kunnen in dezevisie op hun eflìciency beoordeeld worden (de
normatieve analyse) en kunnen ook met behulp van het efficiency-criterium
in
hun
ontwikke-ling
worden verklaard (de positieve analyse). Daarbij gaat het zowel om de kosten als om debaten.
Vervolgens noemt
Huls
een drietal juridi-sche tekortkomingenin
ons betoog. Allereerst (2.3a).zouden wettelijk vastgestelde maximum rentetarieven niet op betalingsachterstanden -met uitzondering van deWCK
-
van toepas-sing zijn. Een kleine niet-representatieve, maar wel door een ieder te herhalen, enquete metei-gen ieveranciers van goederen en dtensten, leert dat allen onder aan de rekening vermelden dat
bij
niet
tijdige betaling de wettelijke rentege-hanteerd
zal
worden
(spouwmuurisolatiebe-drijf,
tandarts en muziekschool).Maar
ook in de wet lezen we, dat de schadevergoedi'ng ver-schuldigd wegens vertraging bij het betalen,be-staat
uit
de wettelijke rente van die som. De hoogte van die rente wordt sindsl97l
vastge-steldbij
AMvB
(arr. 128óBW).
.Zijn
tweede stellingis ook niet
helemaal juist. Niet alleen zijn loonbeslagen en dergelijke uiteraard vervelendvoor
de debiteur,ze zijn
ook
bijzonder tijdrovend en kostbaar voor decrediteur. Het
lükt
of Huls uitgaat van het feit dat iedere debiteur armis
en iedere crediteurrijk. Wat
betreft
het ontbinden wegens wan-prestatie;dat kan
alleenvia
de rechter (art. 1302BW)
endat
kanniet door
de crediteur naar eigen goeddunken geschieden.Huls bestrijdt ook (2.3b) dar de debiteur de
crediteur
kan'dwingen'
tot
kredietverlening.Wonder
o
wonder, want
is
de
voorgestelde wetswijziging nujuist
niet
het meest extreme voorbeeld van deze situatie: de debiteur kan decrediteur met een wettelijke stok achter de deur zells dwingen hem zijn schulden
kwijt
teschel-den, opdat de debiteureen 'lresh
start'kan
ma-ken.In
punt
2.3c gaatHuls
in
op dedoor
ons geconstateerde verschuivingin
schuldsoorten. Die meenthij
te kunnen oplossen door ook bijde nog niet
gereglementeerde vormen maxi-mumtarievente
stellen. Helaas, de economi-sche logica leert ons-
en wederommarxisti-sche inzichten ten spijt en de feitelijke situatie in Oost-Eurpoa als bewijs
-
dat
mensen altijdnieuwe substitutievormen
zullen vinden
die weer om overheidsingrijpen vragen, met alsui-terste consequentie een volledig centraal geleide economie.
Tot
slot bekükt Huls het rechtseconomisch denken (3) en de maatschappelijke analyse (4). (Een reactie op onze analyse c.q. premissen ishet dan allang niet meer). De vanzelfsprekend-heid waarmee Huls
in
punt
3 de verzekerings-vorm presenteert, is in één van de klassieken uit de begintijd van de rechtseconomie al op over-tuigende wijze aangevochten.l Her verwijt (4) datwij
geen oog hebbenvoor
de preventieve aspecten is vreemd. Niets is minder waar: het confronteren van mensen met de gevolgen van hun daden heeftjuist bij uitstek een preventieve functie. Het verwijt naar de rechtseconomie isvaak
dat zij
slechts oog zou hebbenvoor
depreven'tleve aspecten en aan aspecten van
ver-g@rt-el
resocialisatie geen aandacht besteedt (vergetijkpunf
2.1.bij
Huls).
Wat zouoveri-gens de 'preventieve' werking van zijn generaal pardon voor debiteuren zijn? Om over zijn ver-zekerings 'oplossing' nog maar te zwijgen.
3
Onze slotconclusieluidt
als volgt: de bedoe-ling was en is een voorgestelde juridische maat-regel vanuit het perspectief van de crediteur op zijn rechtseconomische consequenties te door-denken en daardoorbij
te dragen aan eenver-antwoorde
en
afgewogen maatschappelijke discussie, zowelvanuit
het perspectief van dedebiteur als vanuit het perspectief van de credi-teur. Daar Huls onze premissen niet aanvaardt
-
logische wat hem conclusies natuurlijk vrijstaatook nooit
-
tegenspreken.kan hij onze Dat vanuit op de debiteur betrokken premissen door iemand die niet rechtseconomisch te werk gaat iets andersvolgt, is voor
onze conclusie niet relevant, want daar gaat ons stuk niet over. Huls'analyseblijft
steken in een weinig origine-le herhaling vanzijn
eigen normatievestellin-I G. Calabresi, Some Thoughts on Risk Distribution and the Law ofTorts. Yale Lau'Journal, vol. ?0, maart 1961.
Mensenrechten
Mw.mr.
J.E.
Overdijk-Francis*
gen. Toegepast op onze analyse
levert
Huls'
be-ioog
kromme
redeneringen
op, die
bovendien
Werkgroep Recht
en Rassendiscriminatie
in
hetbochtenwerk nog
bijzonder
onregelmatig
zijn.
gen
tussen etnische groeperingen
en de
auto-io"htone
bevolking overduidelijk
toe'
Ook
moest
geconstateerd
worden
dat
rassendiscri-minatie-
zich
in
diverse
vorrnen
structureel
voordeed.
Ten
tweede was
er de
reeds genoemde
on-bekendheid
bij
advocaten
en
rechtshulpverle-ners met
eenjuiste aanpak van
dediverse
vor-men
van
rassendiscriminatie.'Relatief weinig
advocaten
en
rechtshulpverleners
hadden
zich
tot
dan toe intensief met
dezeproblematíek
be-zig
gehouden.-
óe *erkgroep
Recht
&
Rassendiscriminatie
werd
opgeriiht
op
t3
juni
1983.
Op
13juni
1988werd
het eerstelustrum
gevierd' naar
aan-leiding waarvan
eenjubileumbundel
is versche-nen.Doel
en
activiteiten
van de werkgroep
Recht
&
RassendiscriminatieDe
bü
deoprichting
geformuleerde
doelstellin-gen
van de
werkgroep
waren:
a
het
vergroten van
kennis
onder rechtshulp'
verleners
ten
aanzien
van
de
juridische
middelen ter
bestrijding
van
rassendiscrimi-natie
door:
-
het
uitwisselen
van ervaringen en
infor-matie;
-
het inventariseren en systematiseren van
jurisprudentie;
-
nät zorgdragen
voor publicatie van
dezejurisprudentie;
U
iet
ioegankelijk
maken
van
deze
kennts
voor
leden van etnische groepen,
hun
orga-VoorgeschiedenisTijdens het op
2l
januari
1983gehouden
con-gräs
'Recht
&
Raciale
Verhoudingen' ontstond
6¡
A.
¡u;tt.n
van
devier landelijke
minderhe-denkoepels
de
gedachte een
werkgroep
op
terichten die zich
bezig
zou
moeten
houden
met
dejuridische bestrijding van
rassendiscrimina-tie.
Dezevier
koepelorganisaties lvaren:
I
InspraakorgaanMolukkers;
2
Feåeratie
vãn
Surinaamse
Welzijnsorgani-saties;3
NederlandsCentrum
Buitenlanders;
4
Vereniging
Plataforma di
Organisashonnan
An[iano
i
Arubano (POA).
Een
belangrijke
redenvoor dit initiatief
vormde
het feit
dit
dejuristen van de hier
genoemdeorganisaties
steedsvaker vragen
kregenvan
ad-uoãut.n
en andere rechtshulpverleners
over
deinterpretatie
van
dein
l97l
in
hetWetboek van
Strafrecht
neergelegdenon-discriminatiebepa-lingen. Bundeling van kennis
leek
daarom
ge-wenst.
Oprichting
Werkgroep Recht
&
Rassendiscrimi-natie
Een tweetal factoren heeft uiteindelijk
geleidtot
oprichting
van
dewerkgroep
Recht
&
Ras-sendiscriminatie.
De
eerstebetrof
deernst
van
deproblema-tiek.
Naarmate Nederland veranderde
in
eeniulti-etnische
samenleving,
namen despannin-.F
t
.t,*
*
,ttË
ás
\¿{
.1Mw.mr. J,E. Overdiik-Fruncis is voor:itler vun ile werk'
groep Retht en Rassendiscrimiruttie'