DOCUMENTATIECENTRUM NEDERLANDSE POUTIEKE
PARTIJEN
Van de redactie
Het formeren van een kabinet blijkt voor vrijwel aile partijen die erbij betrokken zijn, niet gemakkelijk. Meer nog dan in tijden van verkiezingen blijkt in perioden van kabinetsformatie wat een partij werkelijk voorstelt en waar het haar ten diepste om is te doen. Eensgezindheid of verdeeldheid is veelal niet te verhullen; botsende pcrsoonlijke ambities evenmin.
De eerlijkheid gebiedt op te merken, dat het CDA hierop geen uitzondering vormt.
\Vie naast wat er de afgelopen maanden is voorgevailen, ook de formaties van 1973 en 1977 in herinnering roept, zal niet vee! moeite hebben te onderschrijven dat kabinetsformaties voor het CDA (de voormalige ARP, CRU en KVP) wei zeer pijnlijk blijken te zijn.
Fr is derhalve aile aanleiding de afgelopen kabinetsformatie te analyseren. Dat ge- bcurt in dit nummer, waarin artikelen en gesprekken zijn opgenomen.
De artikelen zijn geschreven door de heren dr. W. Albeda, prof. mr. W. C. L. van der Grinten en prof. mr. A.M. Donner. Daarnaast heeft dr. G. Puchinger op verzoek van de redactie uitvoerige gesprekken gevoerd met de informateurs en formateurs:
drs. R. F. M. Lubbers, drs. J. de Koning, drs. E. van Thijn, dr. J. Kremers en prof.
mr. W. F. de Gaay Fortman. Ret bleek helaas niet mogelijk op een voor dit oktober- nummer toereikend moment ook een gesprek te hebben met de heer mr. A. A. M.
van Agt.
Voor een goed begrip is het nodig de vragen nader aan te geven die bij de redactie Ieven en die zij heeft voorgelegd aan diegenen die in dit nummer aan het woord komen.
Er rijzen, de kabinetsformatie overziend, vragen over een aantal staatsrechtelijke en programmatische aspecten; ook komt de vraag op in hoeverre de interne partij- structuur van het CDA en persoonlijke elementen een doorslaggevende rol hebben gespeeld.
Een kernkwestie is wellicht de vraag, in hoeverre de afgelopen maanden door het CDA en zijn eerste woordvoerder is opgetreden op een wijze die herkenbaar christen- dcmocratisch is. Is de verwarring en de verdeeldheid, waartoe het formatieproces aanleiding heeft gegeven in de partij, niet mede te wijten aan de stijl waarin deze formatie van onze kant is gevoerd? Is de inzet van het CDA in de verkiezingsstrijd herkenbaar gebleven?
Anderzijds: in welke mate hebben partijbelangen de afgelopen maanden in de CDA- opstelling de doorslag gegeven, terwijl weilicht op een aantal punten een algemeen belang had moeten prevaleren? Waar hadden wij, vanwege de verkiezingsuitslag, nadrukkelijk afstand moeten nemen van ons eigen program? Ret is trouwens, alge- meen gesproken, heel opmerkelijk dat de keuze van coalitiepartner voor het CDA welhaast een traumatische activiteit dreigt te worden, gelet op de ervaringen van
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 10/81
thans en die van 1977. Hoe is dat te verklaren? Is hier dan toch sprake van een ge- brek aan een eigen koers en een herkenbare identiteit, waardoor stromingen binnen het CDA wat al te gemakkelijk door anderen tegen elkaar uitgespeeld kunnen worden?
Er zijn nog meer vragen te stellen, bijvoorbeeld over het staatsrechtelijk aspect of een informateur benoemd kan en mag worden, die zich even daarvoor zo scherp heeft uitgelaten over het verloop van de formatie tot dan toe.
De interne partijstructuur van het CDA kan evenmin onbesproken blijven: welke interne loyaliteit behoort een fractie in acht te nemen jegens haar politieke Ieider en onderhandelaar? Welke loyaliteit en welk contact behoort een politiek Ieider in acht te nemen jegens zijn fractie? Wat is de betekenis geweest van het nadrukkelijke CDA-verlangen, de heer Van Agt als minister-president aanvaard te krijgen? Is het voor het CDA verstandig geweest de lijsttrekker op deze wijze vrijwel automatisch aan het minister-presidentschap te verbinden?
Tot welke mate van concreetheid kan men in de programmatische sfeer gaan? Zijn de verwikkelingen rand de programmatische opstelling van het nieuwe kabinet niet mede te herleiden op de onvrede, die binnen het CDA is ontstaan over de zetelver- deling en twijfels over de vraag of er wel voldoende inhoudelijk tegenspel is geboden in de eerste fase van de formatie? Wat is de waarde van programmatische afspraken, gelet op de ervaring met dit soort afspraken uit het verleden (snelle veroudering, nieuwe uitdagingen waarvoor men komt te staan, etc.)? Is voor de herkenbaarheid van een politieke partij de bezetting van een aantal sleutelposten in het kabinet niet van wezenlijker betekenis dan een bepaalde gewenste formulering in de programma- tische sfeer?
Deze en andere vragen over de opstelling van het CDA Iaten zich stellen naast vragen
over de opstelling van PvdA, VVD en D'66. In dit nummer wordt vanuit zeer uiteen-
lopende invalshoeken op deze vragen ingegaan.
466
~e-
n
en :ht t h jn :t
en
~n,
d iet a- :en
!n-
KABINETSFORMATIE 467
door dr. W. Albcda
Dr. W. A/hcda was minister van Sociale Zaken van 1977-1981.
De kabinetsformatie en de toekomst van het CDA
De verkiezingen van 1981 brachten grote vreugde in het CDA. Kennelijk was men zo zeker van een nederlaag, dat ccn zetel verlies als overwinning werd gevierd. Meer nog speelde het zetelverlies van de PvdA een rol: Het CDA onbetwist de grootste partij. In de vreugde en de opwinding ging menigeen voorbij aan de harde feiten:
Door het verlies van de VVD van 2 zetels werd voortzetting van de formule van Van Agt I feitelijk uitgesioten.
Met deze vaststelling lagen twee moeilijke gegevens op tafel.
a. Men telde niet. 48 zetels CDA plus 25 zetels VVD plus zekcrc steun van 'klein
rechts' is genoeg voor een regerings- coalitie. De in de verkiezingsstrijd zorg-
vuldig bemantelde onenigheid over de gewenste coalitie lag onmiddellijk op tafel.
b. Maar juist daardoor moest onderhan- deld worden onder wezenlijk andere omstand igheden dan in 1977, toen een getalsmatig wat meer acceptabel alter- natief aanwezig was.
Tijdens de formatieperiode kwamen daar twee nieuwe gegevens bij:
c. Met D'66 viel niet afzonderlijk zaken te doen en
CHRISTEN OEMOCRA TISCHE VERKENNINGEN 10/81
d. De PvdA wilde, bijna hoe dan oak, regeren.
Een vijfde gegeven bleek overigens naar- mate de formatie zich voortsleepte een groeiende rol te spelen: De beoogde pre- mier had grate voorkeur voor de oude coalitie en moest nogal wat weerzin over- winnen om de nieuwe 'grate coalitie' te leiden.
Daarmede kreeg de formatie '81 een ge-
heel ander aanzien dan die van '77. Toen
een PvdA, die bijna duizelig van het ver-
kiezingssucces een machtspositie poogde
uit te buiten, die zij niet bezat. Toen een
CDA, dat in een benarde positie kwam,
omdat een groat deel van de fractie de
alternatieve coalitie niet wilde. Maar in
beide gevallen hadden we te doen met een
CDA waar niemand om heen kan, omdat de andere grote partijen de vreemde tac- tiek handhaven van de onderlinge uitslui- ting. Maar tegelijk een CDA, dat onvol- doende eensgezind is om moeilijke onder- handelingen aan te kunnen. Vandaar de titel van mijn bijdrage: de kabinetsforma- tie en de toekomst van het CDA.
Men kan er niet omheen. De kleine coalitie van 1977-'81 functioneerde, ondanks alle problemen in het parlement - maar welke coalitie functioneert zonder problemen- voortreffelijk. Daarvoor zijn verschillende redenen aan te wijzen. Ik denk dat de stijl van politiek bedrijven van de huidige VVD ons welligt. Pragmatiek en inschikkelijk- heid Iaten een coalitie soepel lopen. Ik denk ook, dat de centrum-rechtse coalitie het CDA drukt in de centrumpositie, die ons wei past en die de eenheid van de partij al metal geen kwaad doet. Het CDA moet de coalitie telkens corrigeren naar 'links', zorgt voor het voortdurend weer aanknopen van de band met de vakbewe- ging, waardoor de onrust van de linker- vleugel binnen de perken blijft. Tenslotte bleek het te smalle maatschappelijk draag- vlak (met name het ontbreken van een deugdelijke band met het grootste deel van de vakbeweging) minder problemen te geven dan gevreesd werd. Dit was een ge- volg van de vrijwel machteloze positie waarin de vakbeweging geraakt is door de catastrofale ontwikkeling op de arbeids- markt, die nog niet haar dieptepunt heeft bereikt. Door zich niet cooperatief op te stellen, plaatste met name de FNV zich zelf buiten spel en kwam daarmee in een onaantrekkelijk en onvruchtbaar isolement
te verkeren.
Het is dus niet zo'n wonder, dat velen, waarschijnlijk de grote meerderheid, bin- nen het CDA v66r en na de verkiezingen uitgingen van het voortzetten van de coali- tie. Slechts de getalsverhoudingen dwongen tot een kabinetsformatie, waarbij de VVD
zelfs niet in de gesprekken betrokken werd.
De aanvankelijk door Van Agt voorge- stelde tactiek van het maken van een eco- nomisch herstelplan, om dat dan voor te leggen aan de andere grote partijen en te zien wie afvalt, werd door de informateurs Lubbers en De Koning niet geaccepteerd.
Deze tactiek deed dan ook wel zeer sterk denken aan die waarmee Zijlstra in 1966 de centrum-linkse coalitie wist te voorko- men. De informateurs stevenden onmid- dellijk af op de samenwerking tussen CDA, D'66 en PvdA, waarbij snel over program, zetelverdeling en premierschap werd gesproken. Er waren dan ook sterke argumenten voor een snelle formatie. De economische situatie verslechterde zien- derogen. Een volwaardig kabinet moest de begroting van 1982 maken. Ik heb de overtuiging dat dat mogelijk was geweest.
Helaas is meer verloren dan tijd.
Heeft het veel zin na te kaarten over de schuldvraag? Men kan daarover twisten.
De lange duur van de formatie en de wijze waarop de dramatis personae met elkaar (en met de onvermijdelijke media) om- gingen, hebben reeds genoeg gevoeligheden nagelaten om het nieuw gevormde kabinet het functioneren te bemoeilijken. Moeten die gevoeligheden nu nog eens opnieuw worden opgehaald en is het niet beter om maar te vergeten en te vergeven om in ieder geval de nu ontstane coalitie de kans te geven die zij verdient? Hoeveel er ook voor te zeggen zou zijn die weg te bewan- delen, ik vind, dat met name de rol van het CDA een nadere beschouwing waard is.
Ik zei het reeds: weer speelde de verdeeld-
heid van de Tweedc Kamerfractie van het
CDA een rol. Daarbij kwam uiteraard de
wonderlijke indruk, die het maakte, dat
Lubbers en als informateur en als be-
stuurslid van de fractie consequent de
coalitie nastreefde, terwijl de beoogde pre-
mier de ene na de andere hinderpaal op
wist te zetten. Het hoogtepunt aan CDA-
468 verd.
se-
eco-
· te
1 te teurs :erd.
erk 966 rko- id- rer tap o:rke De
~n
est de reest.
de en.
wijze aar n- :eclen binet ,eten uw
om
Ln
kans oak van- n het
IS.
~elcl
n het ide 1at e- le :pre-
op )A-
KABINETSFORMATIE
acrnhatiek wcrd hereikt tocn Lubbers als fracticleider aanscherping van zijn eigen conclusies moest weten te bereiken.
De verdecldheid van de CDA-fractie is een symptoom van cen diepcrliggend pro- hleem. Hoc lang kan cen politieke bewe- ging cen slcutelpositie houden in cen de- mocratisch hestel zondcr inncrlijke span- ningcn op tc !open? Dat is op zichzelf een zaak. die om enigc bezinning vraagt.
Maar cr is meer. Er is meer dan een ver- moeden. dat de formatie is opgehouden door de wijze waarop juist onze onderhan- dclaars optraden. lk wijs dan op twee pun ten:
I. de onverkwikkelijke discussie rond het prcmicrschap
,.., de rol van hct wantrouwen in de be- oogde coalitiegenoten.
I. Hct prcmicrschap
De stclling. dat wie de ploeg Van Agt- Wiegel voorzat niet de ploeg van de cen- trum-Iinkse coalitie zou kunncn aanvoe- rcn. hccft in hct CDA terccht ergernis verwekt. Het kunnen functioneren in meer dan ccn coalitie vcronderstelt of karakter- loosheid of oog voor de smalle marges van hct hcleid, die crvoor zorgen, dat con- tinu"iteit van het rcgcringsbeleid in hoofd- Iijnen onvcrmijdclijk is. lk denk dat die continui"tcit indcrdaad onvermijdelijk is en dat juist claarom CDA-bewindslieden in mcer clan ccn coalitie kunnen functio- ncrcn. Als dat waar is, kan men oak niet uitsluiten, dat dezelfcle premier oak een andere coalitie kan leiclen. Ret Iijkt overi- gcns redclijk er op te wijzen, clat men van nieuwc coaliticgcnoten, die hun entree in een kahinct willen waarmaken met 'ander heleid'. wei ecn offer vraagt door die con- tinu"lteit zo zccr in de persoon van de premier le zoeken.
I k heh er geen hczwaar tegen, clat het CDA juist om de continu"itcit in het beleicl le henadrukken pleitte voor Van Agt als
CHRISTFN DEMOCRATISCHE VERKI'NNINGEN 10/81
469 premier. Maar nu men ziet hoe zwaar het premierschap gewogen heeft in de eerste maand van de formatie, komen tach vra- gen naar voren. Vragen als: Ging het aileen om het benaclrukken van de gelijk- blijvende programmatische iclentiteit van het CDA? Of moet men veronclerstellen clat die iclentiteit eigenlijk voornamelijk of zelfs aileen door de persoon van de lijst- trekker, fractievoorzitter en premier van het vorige kabinet werd bepaalcl?
De wijze waarop deze zaak naar voren gebracht werd en uitgespeeld is, doet ver- moeclen, dat voor velen binnen het CDA de zaak wei zo ongeveer zo lag. De keuze van de premier overschaduwcle aanvanke- lijk de problematiek van het inhoudelijke program. De coalitie-genoten hebben het ook zo begrepen en getracht daar gebruik van te maken. Als het zo is, rijst de vraag, wat voor een partij het CDA eigenlijk is en worclt, wanneer reeds na een viertal jaren een persoon zo belangrijk is voor de iclentiteit ervan.
Nauw hiermecle samenhangt, dat een zo grate aanclacht kwam te liggen op de per- soonlijke tegenstelling tussen Den Uyl en Van Agt. De voorgaande verkiezingsstrijd heeft (zo werkt nu eenmaal de beeldbuis) die tegenstelling sterk opgepoetst. In veler ogen ging het om Van Agt of Den Uyl.
Nooit kreeg een spreker op een CDA-ver-
kiezingsavoncl de hanclen beter op elkaar,
clan wanneer hij zich afzette tegen Den
Uyl. Thans is zo geopereerd, dat de kiezer
nu clit tweetal weer in een kabinet ziet. Ret
is de vraag, hoe hij dit beleeft. Is Den Uyl
nu vernederd door alleen maar minister
te spelen, hoezeer zijn departement oak
is opgepoetst? Is Van Agt maar opge-
scheept met de clrammer Den Uyl? Bele-
ven we de grote verzoening, die tot de
grate coalitie en de nieuwe consensus zal
leiden? Of moet veeleer gevreescl worden,
clat er inclerclaad een soort 'vechtkabinet'
is geconstrueercl, zoclat beiclen, CDA en
Pvc!A, zich een goecle uitgangspositie aan
het prepareren zijn voor de komende (en
zegt men dan, niet zo erg laat te verwach- ten) Tweede Kamerverkiezingen? Zal het kabinet zijn weeffout zelf kunnen herstel- len en daardoor aileen al een bijdrage leveren tot het economisch herstel?
2. Wantrouwen
De Nederlandse kabinetsformatie is tot een politieke institutie geworden met een zichzelf versterkend karakter. Omdat de coalitiegenoten zoveel mogelijk zekerhe- den willen inbouwen gaat ook de buiten- wereld steeds meer verwachten van de for- matiefase van een kabinet.
Niet slechts prepareren de departementen hun nota's voor de kabinets(in)formateurs, maar ook de verschiilende belangengroe- pen van elke pluimage wenden zich tot de arme (in)formateurs, die in de verste verte niet kunnen behappen wat hun ailemaal wordt voorgelegd. Berichten over coalitie- vorming in Israel, Noorwegen of Zweden komen bij ons over als bewijzen van verre- gaande lichtzinnigheid. Men stelt in een paar weken vast of er voldoende onderling vertrouwen aanwezig is en gaat dan al of niet met elkaar in zee. In Nederland rna- ken we een akkoord, dat tot in punten en komma's precies geformuleerd moet zijn, compleet met voetnoten en afzonderlijke verklaringen. Tach komt het modale kabinet binnen een half jaar voor proble- men te staan die niemand zo precies voor- zien had, dat het formatieakkoord erin voorziet. Aileen het onderlinge vertrouwen kan het kabinet dan redden.
Het is inmiddels moeilijk zich aan de in- druk te onttrekken, dat de afgelopen pe- riode van formatie het onderling vertrou- wen, voorzover in de aanvang aanwezig, eerder verzwakt dan versterkt heeft. On- derling wantrouwen speelde een hoofdrol.
En wie het interview leest dat de minister- president gaf aan Vrij Nederland van 19 september j.l., ontkomt niet aan de indruk, dat het er nog is:
'Het CDA, zo is mij steeds voorgehouden, zou het voor het eigen electoraat niet hebben kunnen maken om zich te verbin- dan aan de Partij van de Arbeid. Haakje:
en D'66, haakje dicht. Nou ja, als dit dan de enige maakbare meerderheidscombi- natie was- en dat was het- dan was het kennelijk mijn bestemming om op de stoel van de eerste minister plaats te nemen', zegt de nieuwe premier. En elders: ' .. .ik wou eraf! En ik hoopte door middel van een kandidatuur-Zijlstra die aftocht te kunnen maken'.
Het wantrouwen verklaart het wat vreemd optreden van de CDA-onderhandelaar(s):
Een gezamenlijk akkoord werd door de fractievoorzitter nauwelijks verdedigd in de fractie. Er waren wisselende speerpun- ten in het onderhandelingsproces. Daar was de eis op het laatste moment, dat de coalitiegenoten op voorhand akkoord zouden gaan met de bezuinigingen van 4 1/2 miljard. Het heeft nauwelijks aan het CDA gelegen, dat de onderhandelingen tach tot een coalitie hebben geleid.
Van Thijn stelde in januari van dit jaar 1):
'De geschiedenis leert ons (immers) dat - het confessionele midden de beslissing
met wie te regeren met aile macht in eigen hand heeft willen houden;
- er sprake is van een natuurlijke voor- keur voor regeren met rechts;
- slechts in 'uiterste' noodzaak samenwer- king met links kan worden overwogen als het echt niet anders kan;
- in zo'n situatie ooze gebruikswaarde, met name onder slechte economische omstandigheden, doorslaggevend is uit angst voor een al te geradicaliseerde oppositie;
- in zo'n geval tijdens onderhandelingen en tijdens de kabinetsperiode niets zal worden nagelaten om ons tot matiging te dwingen en ons in onze hervormings- dwang te stuiten;
- uitsluitend een situatie, waarin de 'uiter-
1)
Referaat tijdens de door de Wiardi Beckman Stichting georganiseerdc conferentie 'Grcpen
uit de geschiedenis'.
470 den, t bin- kje:
an
ll-
1et
;toel .ik ran :e emd
·(s):
de m pun- ,r
de
j an
t het en H 1):
lt ing .n
or- IWer-
~en
de, :he . uit le
~en
zal
~ing
ings- 1iter-
KABINETSFORMA TIE
stc noodzaak' gctalsmatig bepaald wordt. enig pcrspectief biedt op een hcrvormingsgczind bcleid in ecn coali- tiekabinct'.
lndicn hct de bcdoeling geweest is de heer Van Thijn aan wat illustratiemateriaal te hclpcn voor zijn wantrouwen, dan zijn wij daarin. lijkt mij, wei geslaagd .
lmmcrs:
- de voorkcur voor rechts was aanwezig (Van Agt spreekt in Vrij Nederland van
19-9 over zijn 'verknochtheid aan de VVD');
- de 'uiterste noodzaak' dwong inderdaad naar links;
- ik heb niet de indruk dat de vrees voor ecn geradicaliseerde oppositie zo groot was;
- de dwang tot matigen was reeds in de formatieperiode aanwezig.
Is het ecn wonder, dat ook de coalitiege- noten enig wantrouwen gingen koesteren of tcnminste, dat aanwezig wantrouwen aldaar werd versterkt?
Dat wantrouwen verklaart ook het voor de buitenstaander wat schimmige karakter van de discussie, voorzover die tenminste naar buiten kwam. Ret stuk dat De Koning en Lubbers produceerden, waste vaag. het had onvoldoende ontleend aan hct plan-Wagner, het bood onvoldoende garanties. Maar bovendien was het gelijk aan het beleid van het vorige kabinet 'met ecn scheutje PvdA erin'. Er waren grote en naar mijn gevoel ook voor het publiek navoelbare problemen over de defensie- paragraaf. Slechts door slimme formules werd de kcrnwapenparagraaf voorshands het gevaarlijk karakter ontnomen. Toch spccldc de discussie zich vooral af over de sociaal-economische paragraaf.
Die discussie heb ik in elk geval met enige crgernis gevolgd. Als ik het goed begrijp ging de discussie tussen de ene partij (het C'DA). die voor alles het financieringste- kort en dus de bezuinigingen voor ogen
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 10/81
471 had en de andere (de PvdA), die voor alles aan een noodprogramma gericht op werk- gelegenheidsherstel hechtte en zich sterk maakte voor de positie van de minima.
Een noodzakelijke en uiterst relevante discussie, zou men zeggen. Maar hoe zien onderhandelaars kans om in zulke stel- lingen terecht te komen? Moet het werke- lijk weken duren voordat vastgesteld wordt, dat beide noodzakelijk zijn: de terugbrenging van het financieringstekort en een werkgelegenheidsprogram? En de zorg voor de minima is toch geen exclu- sieve PvdA-aangelegenheid? Is de gehele discussie niet beheerst door het wantrou- wen tussen de 'bezuinigers' en de 'verkwis- ters'?
Moeilijk is te doorzien, wat het CDA wilde bereiken met de verdeling der pos- ten. Laat ik het eens proberen. Ret CDA wilde de premier en wilde verder de twee departementen beheren, die betrokken zijn bij de uitvoering der abortuswet (V olks- gezondheid en Justitie). Kennelijk ziet men in Landbouw een mogelijkheid om de band met een belangrijke achterban aan te houden en realiseert men zich hoe zeer de kerken ge'interesseerd zijn in Ontwik- kelingssamenwerking. Verder biedt het departement van Financien unieke moge- lijkheden om het financieringstekort in de gaten te houden.
De bereikte zetelverdeling heeft interes- sante gevolgen. In grote lijnen is bereikt, dat het CDA het financieringstekort be- waakt (een goede zaak uiteraard) en dat de beide andere partijen de barrier van de werkgelegenheid hoog houden (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Economische Zaken, VRO, Verkeer en Waterstaat).
Toch niet zo'n aantrekkelijke verdeling.
Wat voor een CDA willen we eigenlijk?
Het is deze vraag die mij voortdurend
achtervolgde gedurende die drie maanden
formatie. Ret CDA is een jonge partij,
maar met een lang verleden. De drie chris-
ten-democratische partijen hebben ver-
schillende ervaringen ingebracht in het nieuwe CDA. Geen van drieen stelde prijs op een vaste plaats in het centrum, of links of rechts daarvan. Uitgangspunt van christelijke politiek is immers de princi- piele ontkenning van de fundamentele be- tekenis van 'links' en 'rechts' in de politiek.
De C van het CDA moet daar haaks op- staan. Dat is gemakkelijker gesteld dan gerealiseerd. Wij moeten functioneren bin- nen een politiek spectrum, waarbinnen dat links-rechts schema wei degelijk domi- neert. Een partij, die zowel met links als rechts kan samenwerken, is dan 'centrum'.
V oorkeur voor samenwerking met links is links en met rechts uiteraard rechts.
Geen voorkeur betekent onduidelijkheid.
Gen wonder, dat de christen-democratie nooit zo onder druk komt te staan als tijdens een kabinetsformatie.
Daar komt nog iets bij. Het CDA is een grote partij en de enige andere grote partij is nu eenmaal de PvdA. Wat ligt meer voor de hand dan de gedachte, dat het CDA het grote alternatief is voor de PvdA? Kortom, het CDA moet op de politieke markt zich tegenover geen partij zo zeer profileren als tegenover de PvdA.
Daarmede ligt verleiding no. 1 klaar: Het CDA als conservatieve volkspartij als tegenhanger van de PvdA en Van Agt als alternatief voor Den Uyl. De kleinere partij is veel gemakkelijker als coalitie- genoot te accepteren, omdat ze veel min- der het grote alternatief kan wezen. Niet voor niets ontwikkelde de Duitse CDU zich tot conservatieve volkspartij. Het- zelfde gebeurde in Oostenrijk. Beide par- tijen zijn in veel sterkere mate gedeconfes- sionaliseerd dan het CDA. Maar de krach- ten waaraan zij bloot stonden (de sterke trek naar rechts en de deconfessionalise- ring) zijn ook in Nederland werkzaam.
Ik heb me reeds voor de verkiezingen on- omwonden uitgesproken voor de thans tot stand gekomen coalitie. Het ging mij daarbij niet om de 'uiterste noodzaak' van
Van Thijn en Van Agt. Het ging mij om heel wat anders. Wij beleven de diepste economische depressie sinds de jaren der- tig. Alles wat opgebouwd is aan welvaart voor iedereen en de sociale zekerheid staat op de tocht. Wij kunnen niet ontkomen aan een reddingsactie voor het bedrijfs- leven met het oog op de werkgelegenheid en een herstructurering van de verzor- gingsstaat. Daarbij moeten zoveel mogelijk mensen actief betrokken zijn. Het gaat om een gemeenschappelijke opgave. Aan welke bondgenoten geven we daarbij de voorkeur? Ik geef dan de voorkeur aan links. Ik denk dat we het met de VVD wei eens worden over de bezuinigingen en het financieringstekort, maar heb iets min- der zekerheid over de intensivering van het industriebeleid en de herstructurering van de welvaartsstaat, die nodig zijn. Toch blijkt het in de praktijk niet onmogelijk te zijn met rechts redelijk te regeren. Zo groot zijn de verschillen in Nederland niet.
Maar het gaat mij om wat anders. Regeren met de VVD vervreemdt het CDA van de vakbeweging. Dat is slecht voor het CDA (weer een stap naar de conservatieve volks- partij). Belangrijker wellicht is, dat onder de huidige omstandigheden regeren met de VVD betekent, dat de vakbeweging er niet meer aan te pas komt, dat de gehele herstructurering van de welvaartsstaat een eenzijdige aangelegenheid wordt van de overheid. En dat lijkt mij slecht voor de vakbeweging, voor de ondernemingen en de werkgeversorganisaties en eigenlijk voor de hele samenleving, en voor het pro- ces van herstructurering. Zuinigheid is essentieel in de komende jaren. Maar minstens zo essentieellijkt me bezieling.
Het is jammer, maar ik zie niet, dat wij die bezieling werkelijk ontwikkelen en overbrengen aan de samenleving in een coalitie met de VVD. Dat ligt hem maar gedeeltelijk aan de VVD, maar het feit ligt er nu eenmaal.
En daar ligt dan tevens mijn diepste zorg
472
Jm ste der- tart staat :n jfs- teid r-
~elijk
:tt
\an de Lan ID :n en
min- 'an ring Tach lijk Zo
niet.
seren n de DA
olks- nder net tg er tele .teen
de de
1 en jk . pro-
IS
u ng.
WIJ
~n
;:en aar feit
zorg
KABJ:-.;ETSFORMATIE 473
~-~ ----~--~ - - - - -
na de kabinetsformatie 1981. Twee CDA- informateurs lcvcrden een goed stuk werk.
Natuurlijk valt cr in zo'n gcval hct een en ander aan bij tc slijpen. Maar hct is tach wei verontrustcnd, dat, althans voorzover het naar buiten kwam van de zijde van hd CDA. aileen de omvang van bezuini- gingen en financicringstckort een door- slaggevende rol spcclde. Ik heb althans niet gehoord, dat het CDA zich grote zor- gen maakte over andere bclangrijke zaken, zoals er zovccl zijn.
Men hceft wei geklaagd over het schuiven met mensen tijdens de kabinetsformatie.
I k hcb daar pcrsoonlijk geen klachten over. Met mij is in ieder gcval de positie van de minister van Sociale Zaken en mijn eigen positie goed doorgcsproken. Maar ik heh wei prohlemen. wanneer ik zie hoe gemakkelijk de bclangrijkc plaats van de staatssecrctaris voor Sociale Zaken snel naar de PvdA vcrdwcen. De herstructure- ring van de socialc zekerheid is immers mccr dan een optclsom van bezuinigings- maatregelcn. Ik vraag me af of de CDA- fractic dit in voldoende mate heeft over- wogen. I k ga dan nog voorbij aan de feite- lijkheid van het vcrdwijnen van een her- kenningspunt voor het CNV.
Wat voor cen CDA willen we eigenlijk?
Mij staat cen Christen Dcmocratisch AppCI voor ogen. dat recht doet aan de pretenticuze naam die het wil voeren. Een partij. die hct aandurft de aloudc normen uit het Evangelic met zoveel woorden te vertalen in hcdendaags beleid. Dat beleid mag geen korte-termijnbeleid zijn, dat kor- tc-termijnsucccssen najaagt ten koste van fundamentcel hcrstel. Het behoort te gaan om cen degelijk beleid, dat impopulair durft te zijn. als dat strikt nodig is, zonder zich op de moed daartoc te verheffen. In christen-democratisch zit zowel de norm - 'christen' - als de wijze van functione- ren: 'democratisch', als volksbeweging. In hct woord appCI!igt evenzeer dat karakter
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 10/81
als iets anders dan een mooi hierarchisch gestructureerde partij van allen, die graag de lijsttrekker volgen door dik en dun.
In het woord appel zit ook het wervende karakter dat het CDA wil hebben. En de tijden zijn er naar om een appel te doen op de mensen, om wervend bezig te zijn.
Er is zoveel aan de hand, dat iedereen mee moet doen aan het herstructureren van ons maatschappelijk bestel in christelijk- sociale zin. Maar als zo'n vorm van werven is het optreden van de CDA-onderhan- delaars bij mij althans niet overgekomen.
Slot
1. Het is duidelijk, dat de kabinetsfor- matie 1981 zwaar gebukt ging onder de psychische druk van de ongelukkige for- matie 1977. Het wantrouwen over en weer kan daaruit verk1aard worden. De PvdA heeft zich ongewoon inschikkelijk getoond in 1981 en omdat men een soort trauma opgedaan had in 1977 en omdat gebleken is, dat oppositie voeren de partij slechts verlies bracht. Het is de vraag of deze redenering geheel juist is.
In 1977 profiteerde de PvdA van een 'Den Uyl-effect' gegeven het optreden van Den Uyl als premier. In 1981 ging dat effect verloren, doordat onder de huidige om- standigheden Den Uyl als oppositieleider de glamour miste, die hij in 1977 nog had.
Hoe het nu zal gaan durf ik niet te voor- spellen.
2. De formatie van 1981 zal ook wei weer zijn effect hebben op die van 1985 . Het zou goed zijn, wanneer het CDA zich bezint op het voork6men van verdeeldheid en daarbij komende dwangposities.
Is het zo onmogelijk om v66r de verkie-
zingen een bepaalde strategic uit te wer-
ken? Zouden vele kiezers, zou een groat
dee! van de achterban, maar ook de VVD
zich niet gemakkelijker kunnen verzoenen
met de gekozen weg na 26 mei, indien het
CDA v66r de verkiezingen zijn koers be-
paald had, en verdedigd had naar buiten?
Nu is door vaagheid de indruk gevestigd, dat men voortzetting van de coalitie wenste. Na 26 mei is over die mogelijkheid zelfs niet meer gesproken. Het was toch niet z6 moeilijk, te voorzien dat de enige combinatie met een werkbare meerderheid er zo uit zou zien als de huidige. Wij willen toch niet, dat wij kiezers ertoe ver- lokken CDA te stemmen vanuit een ver- wachting, die niet te realiseren is?
3. En daarmede ben ik weer aan m'n be- langrijkste vraag. Wat voor een CDA willen wij? Die vraag moet in de komende jaren leiden tot een diepgaande discussie.
In zo'n discussie moeten vragen centraal staan als:
- Welk maatschappijmodel willen we?
Pleiten voor gespreide verantwoordelijk- heid, maar met een loonmaatregel ach- ter de hand. Ik had het gevoel, dat we aan die maatregel niet ontkomen kon- den, maar hoe past het in ons maat-
schappijmodel? Bij deze discussie kun- nen geestverwante organisaties als NCW en CNV niet gemist worden.
- Hoe willen we de verzorgingsstaat re- construeren? Gaat het aileen om een goedkoper model, of is er aanleiding voor een reconstructie die past in het maatschappijmodel (zie hiervoor).
- Hoe komen we tot een redelijke mate van overeenstemming over de gehele defensieproblematiek?
- Waar ligt de grens tussen compromissen
sluiten en vasthouden aan wezenlijke
beginselen? lk denk dat een aantal
CDA-kiezers nog recht heeft op een
nabeschouwing over de abortus. En dat
niet aileen om de electorale schade naar
'klein rechts' te beperken.
474 un-
re- en lg 1et 1te de is sen jke l :en
1 dat naar
KARl-..;ETSFORMATIE 475
door prof. mr. W. C. L. van dcr Grinten
l'rof. 111r. W. C. /..
\WIdcr Gri1:tcn is sinJs 1957 houg/emor in he! hurgelij/, rechi awl de Kutholieke Uni\'l'f"litcit te Nijlilegcn. Van 1949-1951 was hij sliwts.lecrl'laris
\'WIFconomische Zaken in het kahinet /)rees-Vwz Schaik.
De kabinetsformatie 1981,
bezien door een buitenstaander
In ons land is hct rcgcl gcworden dat cen kabinet zijn ontslag aan het staatshoofd aanbicdt tcrstond nadat periodieke verkiezingen voor de Tweede Kamer van de Staten-Generaal hebben plaats gevonden. Deze regel geldt ongeacht de uitslag van de verkiezingen. De regel is niet ecn norm van geschreven staatsrecht. Staatsrechtelijke gewoonte is gewnrden dat de politieke partijen- of wil men de fracties van de Twee- de Kamer- na ecn verkiezing in de gelegenheid worden gesteld zich te beraden over de te formeren regeringscombinatie. Het kabinet-Van Agt hceft zich overeenkomstig deze regels gedragen. Terstond na de verkiezingcn heeft het kabinet zijn ontslag aan de koningin aangehoden.
De vcrkiczingsuitslag
De uitslag van de verkiezingen kan men bepaald niet beschouwen als een afwijzing door het Nederlandse volk van het beleid, gevoerd door het kabinet. Wcliswaar ver- loren het CDA en de VVD de meerderheid in de Tweede Kamer, doch het zetelver- lics van de voornaamste oppositicpartij, de PvdA. was heduidend groter dan van CDA en VVD. De zgn. linkse partijen waarop cen kahinet in redelijkheid kon steuncn - de PvdA en D'66 - verkregen beduidend minder zetels dan de coalitie CDA/VVD. Wil men de Tweede Kamer in links en rechts vcrdelen dan verkreeg links 70 zetcls en rechts 80 zetels.
CHRISTEN DFMOCRAT!SCI!E VERKENNINGEN 10/81
De vorming van het CDA- de fusie van de drie christelijke partijen - heeft het politieke Ieven in ons land belangrijk ver- eenvoudigd. Ret CDA treedt op als een politieke partij, zij het dat de verschillende bloedgroepen in de partij haar politieke stellingneming bemoeilijken.
De verkiezingsuitslag hield in, dat het
politieke spel moest worden gespeeld door
de politieke partijen in volgorde van
grootte: CDA, PvdA, VVD en D'66. De
overige partijen zijn, gezien hun geringe
aantal zetels, niet veel anders dan politieke
franje, die het politieke gebeuren wel kun-
nen bemoeilijken en ideologisch een hor-
zelfunctie kunnen uitoefenen, maar die
slechts in een zeer incidentele situatie een rol van betekenis kunnen spelen. Op de vraag of het wenselijk zou zijn de kleine politieke partijen te weren, zoals dit in Duitsland gebeurt, wil ik niet ingaan.
Gelet op de verkiezingsuitslag lag een kabinet CDA- VVD- D'66 het meest in de rede. CDA en VVD hadden goeddeels hun positie behouden, D'66 was sterk vooruitgegaan. PvdA had veel stemmen verloren; veel kiezers hadden blijk gegeven aan de minder linkse D'66 de voorkeur te geven. Een tweede keuze zou kunnen zijn CDA - PvdA. V oor een coalitie van CDA - PvdA met D'66 bestond op grond van de nuchtere cijfers geen aanleiding. CDA- PvdA beschikken over een ruime meer- derheid. De eerste keuze was echter door D'66, de tweede door de PvdA bij voor- baat geblokkeerd. De PvdA had verklaard dat zij slechts dan in combinatie met het CDA wilde regeren, indien ook D'66 in de combinatie werd betrokken. Bevreem- dend is deze politieke verklaring van de PvdA niet. Drie belangrijke argumenten zijn voor deze strategie aan te voeren. In de eerste plaats is de verklaring van de PvdA een wederkerigheidsverklaring;
harerzijds verklaarde D'66 dat het slechts samen met de PvdA in een kabinet zitting zou nemen. Deze 'afspraak' van PvdA en D'66 had voor de PvdA het beduidende voordeel, dat zij zekerheid verkreeg dat D'66 niet met CDA en VVD in zee zou gaan. Een tweede argument is, dat in een kabinet CDA- PvdA- D'66 naar redelijke verwachting de meerderheid van de be- windslieden uit PvdA en D'66 afkomstig zouden zijn. Ret 'linkse' deel van het kabi- net zou in zetels beduidend sterker zijn dan het CDA-deel. Binnen dit linkse deel zou de PvdA een overgroot overwicht hebben.
In de derde plaats zou als speculatief ar- gument kunnen gelden dat het dragen van regeringsverantwoordelijkheid door D'66, gepaard gaande met een politieke opstel- ling als partner van de PvdA, zou mede- brengen dat de spectaculaire groei van
D'66 zou worden beeindigd en dat PvdA bij nieuwe verkiezingen vele stemmen zou kunnen winnen die thans op D'66 zijn uit- gebracht. De wederkerigheidsverklaring had ook voor D'66 een voordeel. Zij zou niet buiten spel kunnen worden gezet door een samengaan van CDA en PvdA.
De eerste informatie-opdracht
De koningin besloot niet terstond een formatie-opdracht te geven doch een op- dracht tot informatie; deze opdracht werd gegeven aanvankelijk aan de heren Lub- bers en De Koning met de formulering:
'een onderzoek naar een kabinet dat een zo breed mogelijke steun van de Staten- Generaal zou hebben'. Enkele kantteke- ningen mogen hierbij worden gesteld. De informatie-opdracht hield materieel in het onderzoek naar de mogelijkheid van een kabinet CDA- PvdA - D'66. Zoveel mo- gelijk steun aan een parlementair kabinet was slechts op deze wijze te verwezenlij- ken. Men zou kunnen zeggen dat in de informatie-opdracht een zekere politieke voorkeur besloten lag.
De keuze van de informateurs kan enige verbazing wekken. Het is begrijpelijk dat Van Agt, de politieke Ieider van het CDA, gezien de geschiedenis van 1977 met Den Uyl, niet voor een informatie-opdracht in aanmerking wenste te komen. Men kan zich echter wei afvragen of er dan niet vee]
beter een informateur had kunnen worden gekozen die minder direct betrokken was bij het politieke spel en die in het bijzon- der het te voeren sociaal-economische be- leid zonder politieke vooringenomenheid kon beoordelen. Aandacht verdient voorts dat de heren Lubbers en De Koning niet in alfabetische volgorde werden genoemd doch dat een preseance werd gegeven aan Lubbers van wie dus klaarblijkelijk werd aangenomen, dat hij het voortouw zou nemen.
De informatie-opdracht werd door de in-
formateurs opgevat zoals zij duidelijk was
bedoeld. De informateurs gingen zich van
476 lA
zou uit- ng ou door
n op- werd Jb- g:
~en
n- ke-
De
1 het
~en
10-
)inet lij- de
~ke
ige dat :DA, )en 1t in :an
~ veel rden was on-
be- eid oorts 1iet
~md
1 aan rerd m
in- : was
van
KAB!NETSFORMATIE
de aanvang af concentreren op de vorming van een kabinet COA- PvdA- D'66. De wederkerigheidsverklaring van PvdA en 0'66 werd zonder meer geaccepteerd. De VVO werd huiten spel gczet.
Tegen deze opstelling van de informateurs is bij mijn weten door het COA nimmer hezwaar gemaakt. Het COA heeft in dit stadium de wederkerigheidsverklaring van PvdA en 0'66 aanvaard. Enige bedenking zou ik hiertegen niet willen maken. In het eerste stadium van de formatie was het volstrekt onaannemelijk dat PvdA of D'66 op hun verklaringen zouden terug komen.
lndien het CDA zou hebben gesteld dat het slechts in zee zou willen gaan met VVO en D'66 of met PvdA, zou een neen van de PvdA en D'66 zijn gevolgd. Een 'nationaal' kabinet zou eveneens op een veto van PvdA en D'66 zijn gestuit. Tot een minderheidskabinet van CDA met VVO zou de meerderheid van de CDA- fractie, zeker in dit stadium, niet bereid zijn.
De problemen bij de informatie
Bij de informatie rczen in het bijzonder drie helangrijke problemen: het minister- presidentschap, de kernbcwapening en het sociaal-economische bcleid. Over elk van deze problemen moge ik een opmerking maken.
Het premierschap
Van de zijde van het CDA is steeds be- toogd, dat Van Agt de premier van een kahinet CDA- PvdA- D'66 zou moeten zijn. lk mecn dat dit in de huidige politieke en maatschappelijke eonstellatie een juiste stelling is. Het COA is in ruime mate de grootste politicke partij. De partij heeft tijdens de verkiezingcn Van Agt als poli- tieke Ieider naar voren geschoven. Het premierschap heeft in onze tijd een vee!
zwaarder accent dan vroeger het geval was. Het zou voor het gewone CDA-lid en voor de COA-kiezer onbegrijpelijk zijn geweest indien in cen kabinet met CDA
CHRISTEN DEMOCRATISCIIE VERKENNJNGEN 10/81
477 Van Agt een tweede rol zou spelen of dat hij als Ieider van de Kamerfraetie zou zijn opgetreden.
Hiertegcn is wei opgemerkt, dat Van Agt de Ieider is geweest van een kabinet CDA - VVD en dat hij niet een leidinggevende rol zou kunnen spelen in een andere rege- ringseombinatie. Naar mijn mening is dit een loos argument. De politieke constel- latie in ons land brengt mede, dat de vorming van een kabinet moet steunen op een combinatie van partijen. Zo min als het CDA zijn gezicht verliest indien het deelneemt aan een andere regeringscom- binatie, zo min is dit het geval met zijn politieke Ieider. Voor elke regeringscombi- natie moeten compromissen worden aan- gegaan. De compromissen zullen naar in- houd verschillen in de verschillende com- binaties. Een partij en haar politieke Ieider moeten de soepelheid kunnen opbrengen om met uiteenlopende compromissen het regeringsbeleid te voeren.
Het CDA zou zichzelf en ook de politieke ontwikkeling in ons land ernstig hebben geschaad, indien het Van Agt had los ge- laten. Ret vasthouden aan het premier- schap van Van Agt is naar mijn overtui- ging een juiste en wijze beslissing.
Het premierschap van Van Agt werd uit- eindelijk door PvdA en D'66 geaccepteerd.
Als pleister op de wonde werd Van Thijn mede aangewezen als informateur.
De kernbewapening
Diepgaande meningsverschillen bestaan er
in ons land over de kernbewapening. Dui-
delijke standpunten in deze worden inge-
nomen door PvdA en VVD. Kort samen-
gevat komt het standpunt van de PvdA
hierop neer, dat geen kernraketten in Ne-
derland worden geplaatst. De VVD wil de
bondgenootschappelijke verplichting van
de NA VO volledig aanvaarden. Binnen
het CDA bestaat over deze kwestie geen
eenstemmigheid. Mijn indruk is dat de
overgrote mccrderheid het standpunt
van de VVD deelt, doch dat een niet
onbelangrijke minderheid zich kan ver- enigen met de leuze 'de kernwapens de - westerse - wereld uit, te beginnen met Nederland'.
De controverse over de kernbewapening is een tijdbom die ligt onder elk kabinet van welke samenstelling ook. Indien een kabinet zou besluiten geen verdere kern- taken te aanvaarden en daarmede een zekere breuk met deNA VO zou doen ont- staan, is het onzeker of de meerderheid van de Kamer dit kabinetsbesluit zou steunen. Doch even onzeker is het omge- keerde. De PvdA is in deze nog een stapje verder gegaan omdat zij het voor haar be- windslieden vrijwel onmogelijk heeft ge- maakt aan het besluit tot het plaatsen van kernraketten in Nederland mee te werken.
Het gevolg zal zijn dat verdeeldheid van het kabinet over de kernbewapening een kabinetscrisis zal doen ontstaan voordat de zaak bij de Kamer komt. De tijdbom kan echter ook worden gehanteerd door de VVD. Zij zou een uitspraak van de Kamer kunnen uitlokken over de kernbewape- ning.
Een akkoord over de kwestie van de kern- bewapening is niet bereikt. Gesteld kan worden dat dit ook niet kon worden ver- wacht. Laten wij hopen dat het gesprek over ontwapening door Amerika en Rus- land zulk een succes zal hebben, dat de zaak niet in de realiteit zal spelen. De kans dat deze hoop een ijdele hoop zal zijn is intussen groat. Wie de bezetting van ons land door het in 1940 overmachtige Duitsland bewust heeft meegemaakt, zal niet licht afwijzend staan tegen een bond- genootschappelijke kernbewapening, die uiteraard op voorkoming van oorlog en bezetting is gericht. Een mogelijkheid is voorts dat het dragen van de regerings- verantwoordelijkheid door de PvdA zal medebrengen dat de leidende figuren in de PvdA meer begrip zullen krijgen voor de standpunten van de socialistische !eiders in Duitsland en Frankrijk.
Het sociaal-economische heleid
Sterk vereenvoudigd en gesimplificeerd kunnen twee uitgangspunten over het sociaal-economische beleid worden ge- noemd. Het eerste uitgangspunt is de be- strijding door de overheid van de werk- loosheid als primair sociaal-economisch doel. Het tweede uitgangspunt is herstel van de Nederlandse economie in het bij- zonder door een herstel van het bedrijfs- Jeven. Het tweede uitgangspunt is gekozen in het rapport van Vander Zwan van de Wetenschappelijke Raad voor het Rege- ringsbeleid en in het rapport van de breed samengestelde Commissie-Wagner. Hoe- wei ook leden van de PvdA aan het rap- port van de Commissie-Wagner hebben meegewerkt, mag wellicht worden gesteld dat het eerste uitgangspunt door de PvdA wordt gekozen. Of men de werkloosheids- bestrijding dan wei de versterking van het bedrijfsleven primair stelt maakt voor het sociaal-economische beleid op korte ter- mijn een niet onbelangrijk verschil. Wat hebben de informateurs en in het bijzonder Lubbers gedaan? Zij hebben gepoogd een keuze van uitgangspunten te vermijden.
Dit heeft er toe geleid dat de sociaal- economische paragraaf van het ontwerp- regeerakkoord een wollig- sommigen zeg- gen een Lubberiaans- verhaal is gewor- den, dat weinig consistent is en voor on- derscheiden interpretaties vatbaar is. Men vindt in het verhaal van de informateurs wei elementen van het rapport-Wagner, doch de conceptie van de Commissie wordt allerminst in haar geheel onder- schreven.
In het regeringsakkoord zou m.i. moeten
worden volstaan met het aangeven van
enkele hoofdlijnen van het sociaal-econo-
mische beleid. Een detaillering heeft wei-
nig zin, niet alleen omdat hiervoor nadere
studie nodig is, doch ook omdat economi-
sche prognoses hoogst onzeker zijn. Lub-
bers en De Koning hebben echter een
andere weg gekozen. Zij hebben tientallen
pagina's vol geschreven. De hoofdlijnen
478
rd
Je-
·k- ch tel Jij-
fs- ozen
de ge- eed oe- lp- en steld vdA eids-
l het r het er- (at 1nder
een en.
1- rp-
zeg- or- Jn-
Men urs ler, r- ten an
ltlO-
wei- dere
lOilll-
ub- :n :ill en 1en
K A BINETSFORMA TIE 479
- - - -
onthreken en op menige plaats worden stellige uitspraken gedaan, die op grond van onzekerheid van de economische ge- gevens onverantwoord zijn. Het sociaal- economische programma van de informa- teurs is met instemming van de fractie- leiders naar de fracties gezonden.
Hct cindc van de informatie
Het ontwerp-akkoord van de informateurs was in het hijzonder voor wat het sociaal- economische heleid betreft een zwak stuk.
Hier wreekte zich wellicht de keuze van personen. De informatcurs waren politick door de wol geverfd. Zij konden niet, zoals de leden van de Commissie-Wagner, vol- doendc afstand nemen van het Haagse politicke gebeuren.
De fractie van hct CDA wcrd geconfron- teerd met cen uitvoerig sociaal-economisch verhaal waarvan echter kop en staart weinig duidclijk waren. Hierdoor kwam zij in een impasse. Deze impasse is de oorzaak van het verdere nevelige en mis- tige verloop van de formatie. V {J6r aan- vaarding van het akkoord pleitte een aantal overwegingen. De sociaal-econo- mische paragraaf van het akkoord was opgesteld door de voormalige en naar re- delijke verwachting toekomstige fractie- voorzitter. Het was het resultaat van langdurige besprekingen. Met een rege- ringscoalitie met PvdA en D'66 had de fractie ingestemd. Lubbers wilde niet weten van hernieuwde open onderhande- lingen over sociaal-economisch beleid, hetgeen aan PvdA en 0'66 bekend was.
Tegen het ontwerp-akoord konden zeker ernstige bedenkingen worden gemaakt.
Het akkoord gaf niet de garantie voor een sociaal-economisch beleid gericht op her- stel van een gezonde economic. Het ak- koord liet ruimte voor 'leuke dingen voor linkse men sen·. waarvan de kostcn niet worden gecompenseerd door besparingen elders. Gevreesd kan worden dat het scheppen van werkgelegenheid op korte termijn - en dus bij de overheid en in de
CIIR ISTFN DEMOCRA TISC:IIE VERKENNINGEN 10/81
kwartaire sector - een te zwaar accent zou krijgen omdat de werkgelegenheid tot de portefeuille van Den Uyl zou gaan behoren en de PvdA hiervan een succes zou willen maken.
Aarzeling en onzekerheid ontstonden in de fractie van het CDA. Een neen tegen de combinatie wilde men niet laten horen, doch een onvoorwaardelijk ja ging de meerderheid van de fractie te ver. Een compromis werd gevonden in het vragen van verduidelijkingen en in de eis dat de Nederlandse Bank, het Centraal Plan- bureau, de centrale werkgevers- en werk- nemersorganisaties hun visie op het ont- werp-akkoord zouden geven.
De informateurs beschouwden hun werk als gedaan. In een verder door hen te voeren overleg zagen zij geen heil. De in- formatie bleef een Unvollendete. De infor- mateurs adviseerden de koningin thans een formatie-opdracht te geven.
De formatie-opdracht aan Kremers en Van Thijn
Overeenkomstig het advies van de infor- mateurs gaf de koningin een formatie- opdracht. Het onvoltooide karakter van de informatie zal wei het motief zijn ge- weest om deze opdracht niet te verlenen aan de voorziene minister-president Van Agt. De keuze van de formateurs is wederom wat merkwaardig. Uit PvdA- kring werd aangewezen een vooraanstaand lid van de fractie, uit CDA-kring een man buiten het Haagse milieu. Geen van beide formateurs was duidelijk deskundig op sociaal-economisch terrein.
De formateurs hielden zich bezig met de
personele samenstelling van het kabinet
en voldeden aan de wens van de CDA-
fractie om het oordeel te vragen van de
Nederlandse Bank, het Centraal Planbu-
reau en de centrale werkgevers- en werk-
nemersorganisaties. De commentaren van
de Nederlandse Bank en Centraal Plan-
bureau waren zeker in hun bewoordingen
niet vernietigend voor het ontwerp-ak-
koord, doch het realiteitsgehalte van de vooronderstellingen die in het akkoord waren opgenomen werd ernstig betwijfeld.
De werkgeversorganisaties reageerden uiterst kritisch, de centrale werknemers- organisaties welwillend, zij het met enige kanttekeningen.
Het ontwerp-akkoord werd in het overleg van formateurs met fractievoorzitters hier en daar wat genuanceerd, doch werd fun- damenteel ongewijzigd gelaten. Het aan- gevulde akkoord werd opnieuw aan het oordeel van de fracties onderworpen met de aantekening dat het thans ja of neen moest zijn.
De CDA-fractie kwam hiermede opnieuw in perikelen. De bezwaren die men tegen de sociaal-economische paragraaf van het ontwerp-akkoord kon maken, waren be- paald niet minder geworden. Veeleer wa- ren deze versterkt door de kritische kant- tekeningen van de Nederlandse Bank, het Centraal Planbureau en de centrale werk- geversorganisaties. Anderzijds waren oak de argumenten voor aanvaarding van het akkoord versterkt. Op het hoofd van het CDA zou komen dat zij de vorming van een nieuw kabinet in de weg stand. Een voor de meerderheid van de formatie aan- vaardbaar alternatief voor een kabinet CDA - PvdA - D'66 was althans in dit sta- dium niet aanwezig. De verwerping van het akkoord zou kunnen worden be- schouwd als een zekere verloochening van de eigen informateur Lubbers en de eigen formateur Kremers.
V oar Van Agt lag de beslissing bijzonder moeilijk. Hij zou de Ieider moeten zijn van een kabinet in welks sociaal-economisch beleid hij niet het vertrouwen had dat het in 's lands belang zou zijn. Het is dan oak begrijpelijk dat hij stelde, niet bereid te zijn op basis van het akkoord het premier- schap te aanvaarden. Hiermede kwam voor de fractie een nieuw element in het geding. Medewerking aan de vorming van een kabinet waarin de eigen politieke Ieider verklaarde geen vertrouwen te heb-
ben, zou voor de achterban onbegrijpelijk zijn.
De CDA-fractie verwierp het akkoord en zei neen. Wellicht moeten wij het zien als een onvolwassenheid van de fractie dat men het nodig vond de stemverhouding in de fractie in de dagbladen te doen registreren. In zaken als deze behoort m.i.
een fractie als eenheid op te treden en niet naar buiten te doen blijken van een grate onderlinge verdeeldheid. Hier herhaalde zich hetgeen oak in 1977 plaats vond, toen de dissidenten in de fractie het nodig oor- deelden zich naar buiten als loyalisten te etaleren.
De stellingname van de CDA-fractie bracht mede, dat de formateurs hun op- dracht als mislukt moesten beschouwen.
Zij hadden een stellig ja of neen gevraagd.
Het neen van de fractie had ten gevolge dat zij niet konden doorgaan.
De informatie-opdracht aan De Gaay Fortman
Van formatie gaan wij terug naar infor- matie. Opnieuw werd een informateur aangezocht. De keuze was nag merkwaar- diger dan die bij de vorige opdrachten.
De buitenstaander zou verwacht hebben, dat thans een informateur zou zijn aange·
wezen die de sociaal-economische proble- matiek beheerste en van wie onbevangen- heid en neutraliteit ten aanzien van wat tot dusver gebeurde, mocht worden ver- wacht. De Gaay Fortman had voor de publiciteitsmedia vrij ernstige kritiek op de CDA-fractie uitgeoefend en hij is geen deskundige op sociaal-economisch terrein.
Uit het interview van Van Agt in Vrij Nederland is voorts gebleken dat hij be- paald niet wenste dat De Gaay Fortman werd aangewezen als informateur. Dit maakt diens aanvaarding van het infor- mateurschap te bedenkelijker, te meer om·
dat, indien hij slaagde, Van Agt als minis-
ter-president van het nieuwe kabinet, de
politieke verantwoordelijkheid voor zijn
handelen zou krijgen.
480
Jelijk 1 en
als I at ing :n . m.i.
1 niet rote Ide
to en oor-
L te
Jp- en.
tagd.
lge
.y or-
Ir
vaar-
~n.
Jen, mge-
•ble- gen- vat er- Ie
op seen Tein.
·ij Je- tan it Jr-
om- tinis- de ijn
KABI:'<ETSFORMATIE
Hct is allcszins hegrijpelijk en te billijken dat De Gaay Fortman voortging op de weg waarop zijn voorgangers waren blij- ven steken. De C'DA-fractie had een kabi- net CDA - PvdA - D'66 niet afgewezen, doch slcL·hts gesteld dat het akkoord in deze vnrm voor haar niet aanvaardbaar was. Een nieuwe poging om een dergelijk kabinet tot stand te brengen -de enige nwgelijkheid om op korte termijn een nieuw kahinet te vormen- lag in de rede.
Van Agt trad af als fractievoorzittcr. Ik meen dat dit een wijs besluit was. Voor- eerst pleit voor dit besluit dat, gelet op de verdeddheid in de fractie ten aanzien van de standpuntbepaling van Van Agt, hij niet Ianger de aangewezen woordvoerder van de fractie was. Voorts werd de vrijheid van Van Agt om een eigen standpunt in te nemen vergrnot omdat hij wat meer afstandelijkheid verkreeg ten aanzien van het verdere overleg. Voorts kon de com- binatie van minister en fractieleider niet worden voortgezet na 9 september 1981 en kon Van Agt het premierschap moeilijk prijs geven voor het lidmaatschap van de Kamer.
De Gaay Fortman slaagde in zijn infor- matie. De CDA-fractie aanvaardde evenals de fracties van PvdA en D'66 het herziene akkonrd. Over de hetekenis van deze her- ziening !open de visies uiteen. PvdA en lY66 stellen dat fundamenteel niets is ge- wijzigd. Lubbers en Van Agt verkondigen dat deze herziening de door het CDA noodzakel ijk geoordeelde verd uidelijkin- gen inhoudt. Voor beide stellingen is iets te zeggen. De aanvullingen wijken niet af van het ontwerp-akkoord. Er is bepaald niet vastgelegd dat een sociaal-economisch beleid in de trant van de C'ommissie-Wag- ner zal worden gevoerd. lets duidelijker en iets minder impliciet is vastgelegd, dat geen nieuwe belangrijke uitgaven vergende taken worden ter hand genomen indien geen compensatie door vermindering van uitgaven elders kan worden bereikt, dat het financieringstekort van de overheid -
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 10/81
481
waaronder verstaan zal moeten worden de Staat en de lagere publiekrechtelijke lieha- men - zal worden teruggedrongen, ook indien de economische situatie ongunstiger zou worden dan in het regeringsakkoord is voorzien, dat de collectieve lasten niet verder zullen stijgen.
De echte formatie kon thans beginnen.
Op korte termijn kwam een nieuw kabinet, het tweede kabinet-Van Agt, tot stand.
Evaluatie en conclusies
In het voorgaande heb ik een zekere evaluatie van het formatiegebeuren reeds gegeven. Mijn samenvatting van de ver- schillende fasen van de formatie had slechts tot functie om mijn persoonlijke indrukken als belangstellende toeschouwer te geven. Tot slot moge ik enige afslui- tende opmerkingen maken, waarbij ik niet impliciet zal ingaan op de vragen die bij de redactie van christen-democratische verkenningen zijn gerezen.
1. De CDA-fractie is een innerlijk ver- deelde fractie. In een grote politieke partij waarin niet een persoon of een kleine
groe p een overheersende positie inneemt, is zeker in de tegenwoordige tijd een inner- lijke verdeeldheid niet te vermijden. Een politieke partij ziet zich gesteld voor een groot aantal vraagstukken met gecompli- ceer problematiek. Over een aantal vraag- stukken zal binnen elke politieke partij verschillend worden gedacht. Ret op zich- zelf legitieme verschil van inzicht binnen de CDA-fractie wordt echter, anders dan bij de overige politieke partijen, wel bij- zonder duidelijk naar buiten geetaleerd.
Men cultiveert als het ware het dissiden- tenverschijnsel van 1977, waarvan destijds Aantjes de voornaamste woordvoerder was. lk heb dit hoven als onvolwassen- heid gekenschetst. Indien men hiermede voortgaat zal dit de identiteit van de partij aantasten en kan dit tot scheuring leiden.
2. Binnen het CDA is er verschil van
instelling tegenover de PvdA. De PvdA
heeft zich in de afgelopen periode meer en meer geprofileerd als een 'rode partij'. De dagen van Drees zijn voorbij. De voor- mannen van nieuw links hebben vooraan- saande posities in de partij gekregen. Niet weinige 'rechtse' socialisten hebben de partij verlaten; hun creatie van DS'70 is echter geen succes geworden. Het heil wordt verwacht van een diepgaand over- heidsoptreden dat alles ten goede zal ke- ren. Het partijbestuur van de PvdA gaat graag in op extreme standpunten die door linkse actiegroepen naar voren worden ge- bracht, zoals sluiting van kerncentrales, geen nucleaire bewapening, eenzijdige boycot van Zuid-Afrika.
Een belangrijk deel - wellicht mag men zeggen een overwegend deel - van de CDA-fractie staat huiverig tegenover de PvdA in haar huidige politieke opstelling.
Men voelt zich niet verwant met de ideo- logieen die thans in de PvdA worden bele- den. Een combinatie kan voor de vorming van een parlementair kabinet min of meer een noodzaak zijn, verder dan een ver- standshuwelijk kan men echter niet komen.
Hier tegenover staat een niet onbelangrijk deel van de CDA-fractie die de combinatie met de PvdA als een politiek ideaal ziet, die veel meer vertrouwen heeft in de op- stelling van de PvdA dan in die van de VVD. De ideologieen van de PvdA mogen bij hen minder extreem aanwezig zijn, zij die tot dit deel van de fractie behoren ge- voelen zich hierdoor, de een minder, de ander meer, aangetrokken.
3. De stijl waarop de formatie van de zijde van het CDA is gevoerd, is weinig fraai, in zoverre dat zij niet als inzichtelijk en verstaanbaar overkomt op de achter- ban en op de publiciteitsmedia. De eerste en grootste fout was m.i. gelegen in de be- reidheid van Lubbers om als informateur op te treden. Veel beter ware geweest een informateur van CDA-huize met een diep- gaande kennis en een onafhankelijk oor- deel over de sociaal-economische proble-
matiek. Over de wijze waarop Lubbers zijn taak heeft verricht, heb ik hoven reeds enkele opmerkingen gemaakt die ik niet zal herhalen. 'Zijn' ontwerp-akkoord moest wegens zijn wolligheid en onduide- lijkheid wantrouwen wekken bij een be- langrijk deel van de CDA-fractie waarvan hij tot voor kort en thans opnieuw de voor- naamste woordvoerder is. Van dit wan- trouwen werd openlijk blijk gegeven.
V erwarring en verdeeldheid konden niet uitblijven. De verdere gang van zaken was min of meer voorspelbaar. Het CDA kon niet veel anders doen dan achterhoedege- vechten leveren, waarbij PvdA en D'66 bereid waren een aantal verbale successen aan het CDA te gunnen, omdat deelne- ming in het komende kabinet voor hen de hoogste prioriteit had. Het is niet onbe- grijpelijk dat de CDA-fractie gezien haar ontevredenheid met het bereikte ontwerp·
akkoord achterhoedegevechten als een noodzaak beschouwde. Of men voldoende oog had voor de schaduwzijden die aan deze gevechten waren verbonden, kan wor- den betwijfeld. Het vertrouwen van de toekomstige partners van het CDA werd hierdoor bepaald niet vergroot. Voor de achterban was de inzet van deze gevech- ten weinig helder. Het gewin was in de ogen van de toeschouwers gering.
4. Kan men het CDA verwijten dat zijn opstelling in de formatieperiode te zeer is ingegeven door partijpolitieke overwe- gingen en dat het te weinig het algemeen belang heeft laten prevaleren? Ik meen dat het antwoord ontkennend moet luiden. Het CDA heeft bij de informatie veel geslikt.
Laat ik enkele punten noemen. Het CDA heeft de wederkerigheidsverklaring van PvdA en D'66 aanvaard, hetgeen mede- bracht dat zijn inbreng in de personele be·
zetting van de ministersposten werd terug·
gebracht. Het heeft zich zelfs niet verzet tegen een overbedeling van D'66. Het CDA heeft de uit het oogpunt van christe·
lijk beleid belangrijke ministerspost voor
482 s zijn is tiet l Iide- be- rvan voor- an-
1.
1iet
1 was kon c:ge- '66 :ssen ne-
~n de be- taar Nerp-
!n Jende 1an
wor- de erd
·de :ch- de
zijn er is
·e- een :ndat
1. Het likt.
:DA
•an :de- le be- :erug- rzet :et triste- voor
KABI~ETSFORMATIE