• No results found

Problemen in de auditieve verwerking Een consensusstudie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Problemen in de auditieve verwerking Een consensusstudie"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Problemen in de auditieve verwerking

Een consensusstudie

Iris Lubbe, S2060353

Master Neurolinguïstiek

Faculteit der Letteren

(2)

2

Abstract

Uit de literatuur blijkt dat er nog veel discussie en onduidelijkheid is over het begrip auditieve verwerkingsproblemen. Er bestaat nog geen sluitende definitie en ook de relatie tot andere stoornissen is onduidelijk. Dit zorgt er voor dat het lastig is een richtlijn te ontwikkelen met betrekking tot diagnostisering en behandeling van kinderen met deze problematiek. In andere landen zijn consensusstudies uitgevoerd om meer duidelijkheid en een uniforme aanpak van deze problematiek te kunnen bewerkstelligen. Ook in Nederland is hier behoefte aan. In het onderhavig onderzoek is een consensusstudie uitgevoerd waarbij de mening van experts op het gebied van kinderen met problemen in de auditieve verwerking over de diagnose, kenmerken, oorzaken, gevolgen, comorbiditeit en te betrekken disciplines gevraagd wordt. Hoewel er aan de hand van de twee afgenomen vragenlijsten geen einde komt aan de discussie is er zeker meer duidelijk geworden over problemen in de auditieve verwerking en zijn er nieuwe aanknopingspunten voor verder onderzoek.

Inleiding

Luisterproblemen

Wanneer een kind een probleem met zijn gehoor lijkt te hebben, wordt het vaak verwezen naar een audiologisch centrum. Vijf procent van de kinderen met gehoorproblemen blijkt geen perifeer gehoorverlies te hebben (Dawes & Bishop, 2009; Dawes, Bishop, Sirimanna & Bamiou, 2008; Moore, 2011). Deze luisterproblemen worden vaak gediagnosticeerd als auditieve verwerkingsproblemen (Ahmmed, Ahmmed, Bath, Ferguson, Plack & Moorem, In press; Dawes & Bishop, 2009; Ferguson, Hall, Riley & Moore, 2011; Jerger & Musiek, 2000; Moore, Ferguson, Edmondson-Jones, Ratib, & Riley, 2010; Moore, Rosen, Bamiou, Campbell & Sirimanna, 2013; Witton, 2010). Toch bestaat er in de literatuur veel discussie en onduidelijkheid over de term auditieve verwerkingsproblemen (Allen & Allen, 2014; Dawes & Bishop, 2009; Rosen, 2005). De discussie gaat over de diagnose, de kenmerken, de relatie met taal- en leesmoeilijkheden en over het bestaan van de stoornis auditieve verwerkingsproblemen (Dawes & Bishop, 2009). In Moore et al. (2013) wordt uiteengezet over welke punten van auditieve verwerkingsproblemen nog veel onduidelijkheden bestaan. Zo blijkt dat een deel van de onderzoekers ervanuit gaat dat auditieve verwerkingsproblemen een opzichzelfstaande stoornis vormen, terwijl andere onderzoekers uitgaan van een (causaal) verband met lees-, taal- of aandachtsproblemen. Ook wordt er veel verschil gevonden in de wijze van diagnosticeren. Het blijkt lastig om auditieve verwerkingsproblemen vast te stellen. Veel tests meten naast auditieve verwerking ook bijvoorbeeld taalverwerking. Daarnaast maken tests van sensorische verwerking altijd gebruik van aandacht en geheugen. Ook bestaat er veel discussie over of er getest moet worden aan de hand van verbale en/of non-verbale signalen. Al met al blijkt dat er veel onduidelijk is over de term auditieve verwerkingsproblemen. In het literatuuroverzicht dat volgt zal nader ingegaan worden op deze problematiek en zullen verschillende standpunten besproken worden.

Het centraal auditief zenuwstelsel

(3)

3 verstoord zijn, dragen bij aan de auditieve verwerkingsproblemen. De stoornis in de hersenen is gelokaliseerd in het centrale auditieve zenuwstelsel (De American Speech-Language-Hearing Association [ASHA], 2005; British Society of Audiology [BSA], 2011; Dawes & Bishop, 2009; Moore, 2011). Dit zijn de zenuwbanen in de hersenen tussen de cochleaire zenuw en de auditieve cortex (American Academy of Audiology [AAA], 2010; ASHA, 2005; BSA, 2011). Deze zenuwbanen bevatten veel kernen waarin informatie verwerkt kan worden. Het centraal auditieve zenuwstelsel en het perifeer auditieve zenuwstelsel zorgen samen voor de verwerking van informatie in geluid en vormen het auditief systeem. Dit sensorische systeem bevindt zich in de hersenen in gebieden die op basis van de anatomie en functie goed te onderscheiden zijn. Kenmerkend voor problemen met de auditieve verwerking is dat het perifeer auditief zenuwstelsel wel goed werkt. Dit gedeelte van het auditief zenuwstelsel zorgt ervoor dat binnenkomend geluid bewerkt wordt in het uitwendig oor en het middenoor. Ook worden de binnenkomende trillingen geanalyseerd en omgezet tot elektrische activiteit. Dit proces vindt plaats in het binnenoor. Tot slot zorgt het perifeer auditieve zenuwstelsel ervoor dat de actiepotentialen worden vervoerd in de gehoorzenuw (Lamoré & Kapteyn, 2009; NKO, z.d.).

a. b.

Figuur 1

Het centraal auditief zenuwstelsel. Figuur a. ontleend aan firstyears (z.d.).

(4)

4 cochleaire kernen. De informatie wordt hier beoordeeld, gecodeerd en verdeeld over verschillende informatiestromen. Deze stromen hebben een functie in het lokaliseren van geluid, in de verbetering van de signaal-, ruisverhouding en in de herkenning van geluiden. Vervolgens komt de informatie vanuit de cochlea via een synaps in vezelbanen die naar het olijfcomplex lopen. Het grootste deel van de informatie komt vanuit de contralaterale cochleaire kern en een gedeelte komt via dezelfde zijde binnen. Het verschil in aankomsttijd veroorzaakt door de verschillende wegen die de informatie aflegt, wordt hier gecompenseerd. Vervolgens wordt de informatie van beide oren vergeleken. Dit is nodig om richting van geluid te kunnen bepalen. De cochleaire kernen en het olijfcomplex vormen samen het eerste niveau van informatieverwerking door het centrale auditieve zenuwstelsel. Vanuit het olijfcomplex lopen de vezelbanen door naar de laterale lemniscus in het mesencephalon oftewel de middenhersenen. In de laterale lemniscus bevinden zich de ventrale kernen, die onderdeel zijn van de vezelbanen naar de cortex. Er zijn ook dorsale kernen, die bijdragen aan de lokalisatie van geluiden en het verbeteren van signaal-, ruisverhouding. Deze dorsale kernen zijn benodigd voor de binaurale interactie. Vanuit de laterale lemniscus worden actiepotentialen doorgegeven aan de colliculus inferior. Deze twee gebieden, de laterale lemniscus en de colliculus inferior, vormen het tweede niveau van informatieverwerking door het centrale auditieve systeem. De colliculus inferior is van groot belang voor de neurale verwerking van auditieve informatie. De neurale verwerking wordt vanuit deze plaats georganiseerd. Aan de hand van mapping op basis van kenmerken van stimuli wordt binnenkomende informatie geordend. Geluiden worden op basis van de hoogte van frequentie geordend. Het derde niveau bestaat uit de auditieve thalamus. De informatie blijft hier op dezelfde wijze geordend als in de colliculus inferior. Geluiden met ongeveer dezelfde frequentie liggen dicht bij elkaar. Tot slot komt de informatie van hieruit terecht in het vierde niveau, de auditieve cortex. Deze is gelegen aan de bovenkant van de temporaalkwab (figuur 2).

Figuur 2

(5)

5 De belangrijkste taak van deze cortex is het vaststellen van de aard van het geluid en het uiteindelijke lokaliseren van het geluid. Aangezien auditieve signalen via het oor binnenkomen en de weg naar de auditieve cortex omhoog volgen wordt gesproken van bottom-up processen. Voor het daadwerkelijke begrijpen, oftewel luisteren, zijn ook top-down invloeden nodig vanuit bijvoorbeeld taalbegrip, geheugen, leervaardigheid en aandacht (Neijenhuis & Stollman, 2006).

In het consensusartikel van de AAA (2010) wordt aangegeven dat problemen in de auditieve verwerking veroorzaakt worden door een stoornis in het centraal auditief zenuwstelsel. De verscheidenheid aan kenmerken doen vermoeden dat deze stoornis gesitueerd kan zijn op verschillende plaatsen in de auditieve verwerking (Witton, 2010). Moore et al. (2013) geven aan dat problemen in de auditieve verwerking veroorzaakt worden door een verminderde neurale functie van het auditief systeem.

Kenmerken en klachten auditieve verwerkingsproblemen

(6)

6 zijn volgens de ASHA (2005) het gevolg van problemen met het perceptueel verwerken van auditieve informatie door het centraal auditief zenuwstelsel. De verscheidenheid aan symptomen, die per individu veel kunnen verschillen, impliceren dat problemen in de auditieve verwerking een heterogene aandoening vormen (AAA, 2010; Witton, 2010). Sommige mensen benaderen problemen in de auditieve verwerking als een opzichzelfstaande stoornis. De stoornis wordt dan auditieve verwerkingsproblemen (AVP) genoemd. Deze diagnose wordt momenteel gesteld op basis van een functionele stoornis die invloed heeft op educatieve en sociale vaardigheden (Witton, 2010). Het vaststellen van problemen met de auditieve verwerking is mogelijk vanaf een leeftijd van ongeveer 7 jaar. Bij jongere kinderen worden problemen in de auditieve verwerking zelden opgemerkt of kunnen deze niet gemeten worden omdat er nog veel ontwikkeling plaatsvindt vóór deze leeftijd (AAA, 2010).

Diagnostische tests auditieve verwerkingsproblemen

(7)

7 (Moore et al., 2010). Ook andere top-down processen kunnen invloed hebben op het resultaat van tests voor het vaststellen van auditieve verwerkingsproblemen. Zo stelt Moore (2011) dat aandacht en werkgeheugen een grote rol spelen in de score op auditieve verwerkingstests. Volgens de ASHA (2005) zijn er weinig hersengebieden die modaliteit-specifiek werken, waardoor het vrijwel onmogelijk is voor stoornissen om modaliteit-specifiek voor te komen.

De ASHA (2005) stelt dat auditieve verwerkingsproblemen effect hebben op de perceptie van zowel verbale als non-verbale signalen. Toch worden vaak alleen verbale signalen gebruikt wanneer getest wordt op de aanwezigheid van auditieve verwerkingsproblemen, omdat ervanuit gegaan wordt dat alle auditieve problemen zowel verbale als non-verbale signalen betreffen (Dawes & Bishop, 2009). Het testen aan de hand van verbale stimuli levert echter wel een probleem op. De huidige tests voor auditieve verwerkingsproblemen die gebruik maken van verbale stimuli ondervinden invloed van de taalvaardigheid en eventuele accenten of dialecten van het kind (Dawes, Sirimanna, Burton, Vanniasegaram, Tweedy, & Bishop, 2009). Toch dienen zowel verbale als non-verbale signalen gebruikt te worden bij het testen op auditieve verwerkingsproblemen, aangezien er bewijs bestaat dat spraakperceptie anders verloopt dan de perceptie van andere signalen. Tevens wordt, indien slechts getest wordt op een probleem met de verwerking van verbale signalen, niet aangetoond dat er ook een probleem is met de verwerking van non-verbale signalen. Het ontbreken van dit bewijs kan ertoe leiden dat een stoornis niet als auditieve verwerkingsproblemen geclassificeerd kan worden (AAA, 2010; Dawes et al., 2009).

Comorbiditeit

(8)

8 modaliteitspecificiteit van stoornissen volgens hen vrijwel onmogelijk. Er is veel interactie tussen hersengebieden, waardoor de ontwikkeling van modaliteiten, zoals de ontwikkeling van taal en aandacht, met elkaar verweven zijn. Het ontstaan van pure stoornissen zonder comorbiditeit zullen hierdoor een zeldzaamheid vormen (Witton, 2010). Het onderzoek van Dawes et al. (2009) sluit hierbij aan. Zij vonden dat de perceptuele stoornis bij auditieve verwerkingsproblemen niet alleen de auditieve modaliteit betreft, maar ook de visuele modaliteit. Neijenhuis en Stollman (2006) gaan uit van een relatie tussen auditieve processen en processen op hoger niveau zoals geheugen, taal en IQ. Deze top-down processen kunnen invloed uitoefenen op auditieve processen. Een stoornis in top-down processen zouden een stoornis in de auditieve verwerking kunnen veroorzaken. Zo suggereren Moore et al. (2010) op basis van hun onderzoek naar 1469 kinderen dat een zwakke prestatie op scores van auditieve verwerkingstaken met name te wijten is aan aandachtsproblemen en geheugen.

Problemen in meerdere modaliteiten kunnen leiden tot comorbiditeit. Hoe de relatie tussen co-morbide stoornissen is, wordt niet duidelijk uit de literatuur. Er is nog veel discussie over de vraag of problemen in de auditieve verwerking een aparte stoornis vormen, of dat deze problemen slechts symptomen zijn van andere aandoeningen zoals SLI, dyslexie of aandachtsproblemen (Dawes et al., 2009; Moore et al., 2013). Uit een onderzoek van Sharma et al. (2009) blijkt bijvoorbeeld dat 67% van de 68 kinderen met problemen in de auditieve verwerking ook in aanmerking komt voor een diagnose van een taal- en/of leesprobleem. Ongeveer een derde van de kinderen met taal- en/of leesproblemen heeft ook problemen in de auditieve verwerking (Dawes et al., 2009). Halliday & Bishop (2005) stellen dat, hoewel er veel comorbiditeit wordt waargenomen tussen auditieve verwerkingsproblemen en andere stoornissen, de auditieve verwerkingsproblemen niet noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van lees- en/of taalproblemen. Ook zijn volgens hen de auditieve verwerkingsproblemen nooit de enige veroorzaker van verdere problemen. Een alternatief voor het causale verband wordt voorgesteld door Witton (2010). Zij meent dat, doordat problemen met de auditieve verwerking vaak geassocieerd worden met fonologische vaardigheden, er eerder sprake is van een associatief verband dan van een causaal verband. Miller en Wagstaff (2011) noemen de mogelijkheid dat alle symptomen van de verschillende ontwikkelingsstoornissen bij één stoornis horen. Welke kenmerken het duidelijkst naar voren komen bij een kind zou bepalen welke diagnose het kind krijgt. Wanneer bijvoorbeeld de problemen met lezen het grootst zijn dan wordt dit aangeduid met dyslexie. Duidelijk is dat het lastig blijkt de diagnoses van elkaar te onderscheiden. Een van de oorzaken hiervan is het gebrek aan goede, gevalideerde tests om auditieve verwerkingsproblemen vast te stellen (Ahmmed et al., In press; Dawes & Bishop, 2009; Ferguson et al., 2011; Miller & Wagstaff, 2011). Ook hebben de verschillende stoornissen overeenkomende kenmerken waardoor het stellen van een diagnose bemoeilijkt wordt. Symptomen van auditieve verwerkingsproblemen die overlappen met andere stoornissen zijn bijvoorbeeld aandachts-, lees-, en taalproblemen (Ferguson et al., 2011; ).

(9)

9 2013). Zo kan het zijn dat het ene kind gediagnosticeerd wordt met SLI door de logopedist, terwijl een ander kind met exact dezelfde klachten door de audioloog gediagnosticeerd wordt met auditieve verwerkingsproblemen. Dit kan te maken hebben met het theoretisch raamwerk dat door verschillende disciplines gebruikt wordt. Audiologen gaan vaak uit van een pathway model (Dawes & Bishop, 2009). Dit model stelt dat auditieve verwerking een oplopend pad door het centraal auditieve zenuwstelsel doorloopt. Tests worden vaak uitgevoerd om de functie van één specifiek onderdeel van dit zenuwstelsel te analyseren (Ehret & Romand, 1997). Psychologen en logopedisten gaan juist vaker uit van een netwerk model (Dawes & Bishop, 2009) waarbij zowel voorwaartse als achterwaartse paden lopen en er veel informatie vanuit hoger gelegen delen van het centraal auditief zenuwstelsel komen. De onderliggende oorzaak van auditieve verwerkingsproblemen zou volgens hen moeten liggen in de auditieve verwerking, eventueel beïnvloed door top-down processen zoals taalniveau of geheugen (Dawes & Bishop, 2009).

SLI

(10)

10 daarnaast ook SLI, terwijl 8% van de kinderen zonder auditieve verwerkingsproblemen SLI bleek te hebben. De scores voor de afzonderlijke groepen met auditieve verwerkingsproblemen en SLI, los van of er sprake is van comorbiditeit, kunnen dus wel beïnvloed zijn door de aanwezigheid van andere stoornissen (Miller & Wagstaff, 2011). Ook Moore et al. (2013) merken op dat sommige tests lastig zijn voor kinderen met bepaalde stoornissen. Zo zijn er enkele tests waarvan verwacht wordt dat kinderen met SLI er moeite mee zullen hebben. Deze kinderen zouden, door hun zwakke prestatie, gediagnosticeerd kunnen worden met auditieve verwerkingsproblemen, terwijl deze zwakke prestatie in werkelijkheid veroorzaakt wordt door SLI. Volgens Sharma et al. (2009) is de variatie veroorzaakt van problemen door bijvoorbeeld taal gering.

Figuur 3

Vier mogelijke relaties tussen auditieve verwerkingsproblemen (APD, auditory processing disorder) en SLI.

Afbeelding ontleend aan Miller & Wagstaff (2011).

(11)

11 zien tussen de twee groepen, terwijl een van de kenmerken van auditieve verwerkingsproblemen juist is dat spraakverstaanbaarheid met achtergrondlawaai een probleem oplevert (Dawes et al., 2008). In de oudervragenlijsten komt wel weer naar voren dat kinderen meer moeite hebben met luisteren in een rumoerige omgeving. De auteurs geven aan dat deze discrepantie tussen vragenlijst en testsituatie mogelijk veroorzaakt zou kunnen worden door een probleem met aandacht. Het resultaat van de oudervragenlijsten is overigens grotendeels consistent met de testresultaten. De kinderen met SLI en de kinderen met auditieve verwerkingsproblemen scoren ongeveer gelijk, en beide slechter dan de controlegroep. Ferguson et al. (2011) concluderen dat de diagnoses SLI en auditieve verwerkingsproblemen zoals deze momenteel gehanteerd worden lastig te onderscheiden zijn. Uit dit onderzoek wordt niet duidelijk of auditieve verwerkingsproblemen en SLI twee verschillende stoornissen zijn of dat er een causaal verband bestaat.

Miller en Wagstaff (2011) en Dawes & Bishop (2009) stellen vier mogelijke relaties voor tussen SLI en auditieve verwerkingsproblemen. Alternatief 1 houdt in dat auditieve verwerkingsproblemen en SLI opzichzelfstaande stoornissen zijn. Er is geen verband tussen de twee stoornissen (1). De tweede optie is dat SLI en auditieve verwerkingsproblemen verschillende benamingen zijn voor dezelfde stoornis (2). In dit geval zou de oorzaak van beide stoornissen gelijk zijn. Het derde alternatief houdt in dat SLI als onderdeel van auditieve verwerkingsproblemen gezien kan worden. SLI is in dit geval niet het hoofdprobleem, maar is een kenmerk van de hoofddiagnose auditieve verwerkingsproblemen (3). Deze relatie wordt omgedraaid voor de vierde optie, waarbij SLI het onderliggende probleem is waarbij auditieve verwerkingsproblemen kunnen voorkomen (4) (zie figuur 3).

Dyslexie

(12)

12 met dyslexie op het bestaan van auditieve verwerkingsproblemen. Zij vonden dat de helft van de personen met dyslexie ook uitviel op taken van auditieve verwerking.

Figuur 4

Vier mogelijke relaties tussen auditieve verwerkingsproblemen (APD, auditory processing disorder) en dyslexie.

Er zijn vier relaties mogelijk tussen dyslexie en auditieve verwerkingsproblemen. De eerste mogelijkheid die voorgesteld wordt door Dawes en Bishop (2009) is dat er geen relatie is tussen de twee aandoeningen. Ze hebben slechts enkele gedeelde gelijke oorzaken waardoor kenmerken kunnen overlappen, maar er is geen causaal verband (1). Een andere mogelijkheid is dat er sprake is van een spectrum van symptomen, veroorzaakt door een perceptuele stoornis, en afhankelijk van de aanwezige symptomen in een kind worden leesproblemen of auditieve verwerkingsproblemen vastgesteld (2). De derde mogelijke relatie geeft een verband weer tussen auditieve verwerkingsproblemen en dyslexie, waarbij de auditieve verwerkingsproblemen het hoofdprobleem zijn en dyslexie een onderdeel van dit probleem (3). De laatste mogelijke relatie betreft een verband waarbij dyslexie het onderliggende probleem is en auditieve verwerkingsproblemen een onderdeel hiervan (zie figuur 4).

ADHD

Kinderen met auditieve verwerkingsproblemen zijn vaak snel afgeleid, hebben een slechte concentratie en hebben moeite met structuur (BSA, 2005). Dit zijn tevens symptomen van attention

(13)

13 aandacht en geheugen (Moore et al., 2013). Veel kinderen met auditieve verwerkingsproblemen hebben ook ADHD (Neijenhuis & Stollman, 2006). Zo vonden Riccio, Hynd, Cohen, Hall en Molt (1994) in hun onderzoek dat 50% van de kinderen met auditieve verwerkingsproblemen ook in aanmerking zou komen voor de diagnose ADHD. In de prestatie op taken van auditieve verwerking blijken kinderen met ADHD een specifiek scorepatroon te laten zien (Neijenhuis & Stollman, 2006).

Dawes en Bishop (2009) geven vier mogelijke relaties aan voor aandachtsproblemen en auditieve verwerkingsproblemen. De eerste optie is dat auditieve verwerkingsproblemen en aandachtsproblemen vaak samen voorkomen omdat er enkele gelijke oorzaken aan ten grondslag liggen, maar dat er verder geen relatie bestaat tussen de twee stoornissen (1). Ook bestaat de mogelijkheid dat de route van verwijzing de uiteindelijke diagnose bepaalt, maar dat auditieve verwerkingsproblemen en ADHD dezelfde stoornis zijn. Zo zal, uitgaande van deze mogelijkheid, een kind met ADHD door de audioloog gediagnostiseerd worden met auditieve verwerkingsproblemen (2). De laatste twee mogelijkheden geven een causaal verband aan. De eerste van deze twee mogelijkheden gaat ervanuit dat ADHD een kenmerk kan zijn van auditieve verwerkingsproblemen. Auditieve verwerkingsproblemen kunnen dus leiden tot de ontwikkeling van ADHD (3). De laatste mogelijkheid voor het voorkomen van auditieve verwerkingsproblemen en aandachtsproblemen is erop gebaseerd dat een verminderde auditieve verwerking een kenmerk is van ADHD. Auditieve verwerkingsproblemen zijn in dat geval onderdeel van ADHD (4) (zie figuur 5).

Figuur 5

Vier mogelijke relaties tussen auditieve verwerkingsproblemen (APD, auditory processing disorder) en ADHD.

Team behandeling en onderzoek auditieve verwerkingsproblemen

(14)

14 verwerkingsproblemen dienen daarom multidisciplinair getest te worden om eventuele comorbiditeit in kaart te brengen. De disciplines die betrokken zouden kunnen worden zijn de audioloog, de logopedist en de psycholoog (ASHA, 2005; AAA, 2010; Miller & Wagstaff, 2011; Witton, 2010; Dawes et al., 2009; Dawes & Bishop, 2009; Ahmmed et al., In press; Moore et al., 2013; Sharma et al., 2009). Het stellen van een juiste diagnose is in het belang van het kind, zodat gepaste interventie ingezet kan worden. Deze interventie dient gericht te worden op het opheffen van functionele problemen die het kind ervaart op school en in sociale situaties (Witton, 2010).

Al met al kan geconcludeerd worden dat er in de literatuur nog veel onduidelijkheden bestaan over de term auditieve verwerkingsproblemen. Ook vanuit het werkveld van de logopedist en audioloog komen vragen over wat de juiste aanpak is wanneer er een kind met (vermoedelijk) problemen in de auditieve verwerking bij de professional komt. Er is behoefte aan meer informatie en een uniforme wijze van diagnose en behandeling van deze problemen (Moore et al., 2010). Het is in het belang van kinderen met problemen in de auditieve verwerking dat er meer duidelijkheid ontstaat over de diagnose van deze problemen, zodat adequate behandeling ontwikkeld kan worden om problemen op school en in sociale situaties te voorkomen. In de onderhavige studie zal aan de hand van een consensusmethode onderzocht worden hoe Nederlandse experts op het gebied van auditieve verwerking omgaan met het diagnosticeren van problemen in de auditieve verwerking en welke overlap en relaties zij zien met andere stoornissen zoals SLI, dyslexie en ADHD.

Methode

Consensusonderzoek

In de afgelopen jaren is er veel onderzoek gedaan naar problemen in de auditieve verwerking. Zoals uit het literatuuronderzoek blijkt, is de informatie die uit onderzoek is verkregen nog niet volledig en op een aantal punten tegenstrijdig. Dit maakt het lastig uitspraken te doen over wat problemen met de auditieve verwerking precies zijn, of er sprake is van een opzichzelfstaande stoornis en hoe hier het best mee omgegaan kan worden. Een manier om meer te weten te komen over een onderwerp wanneer er te weinig of tegenstrijdig wetenschappelijk bewijs bestaat, is het uitvoeren van een consensusonderzoek (Wakefield & Watson, 2013). Onderzoek aan de hand van een consensusmethode wijst uit op welke punten experts uit een bepaald vakgebied het met elkaar eens zijn. Ook zorgt de wijze van onderzoeken ervoor dat het aantal punten waarover consensus bestaat vergroot kan worden. Het uiteindelijke resultaat van een consensusstudie is een mening, gedeeld door experts, en niet per definitie het juiste antwoord op een vraag (Hsu & Sandford, 1975; Jones & Hunter, 1995).

Consensusonderzoek

(15)

15 onderwerp (Hsu & Sandford, 1975; Wakefield & Watson, 2013). Het doel van een Delphi-studie is het verkrijgen van consensus, of een duidelijk bewijs dat er geen consensus is (Wakefield & Watson, 2013). Een Delphi-studie bestaat uit verschillende stappen. De eerste stap is het verzamelen van participanten, oftewel experts op het gebied van het onderwerp. Vervolgens wordt het aantal benodigde ronden geschat. De derde stap is het voorbereiden van de meetinstrumenten. Dan worden, na het versturen van de eerste ronde, antwoorden verzameld van de participanten. De volgende stap is het analyseren van de data van de rondes en tot slot worden de gegevens samengevat in een eindverslag. De vierde en vijfde stap worden, afhankelijk van het aantal rondes, vaker herhaald (Wakefield & Watson, 2013). Hieronder wordt elk van deze stappen toegelicht.

Participanten

(16)

16 vragenlijst is ingevuld door elf participanten. Zes van deze participanten zijn logopedisten en de overige vijf zijn werkzaam als audioloog.

Opbouw consensusonderzoek

De participanten in dit onderzoek krijgen voor de eerste vragenlijst via hun e-mailadres een uitnodiging met een link naar de vragenlijst in SurveyMonkey (1999). Vervolgens krijgen de participanten achttien dagen de tijd om in te gaan op de uitnodiging en de vragenlijst in te vullen. Er wordt een herinneringsmail gestuurd na één week en na veertien dagen. Voor de tweede vragenlijst wordt negen weken na de sluitingsdatum van de eerste vragenlijst een uitnodiging per e-mail verstuurd naar de participanten die gereageerd hebben op de eerste vragenlijst. De participanten krijgen twintig dagen om in te gaan op de uitnodiging. Een herinneringsmail wordt verstuurd na één week, na veertien dagen en na achttien dagen.

Een Delphi-studie bestaat uit één of meerdere rondes waarin experts wordt gevraagd een vragenlijst in te vullen. Het aantal rondes dat gebruikt wordt in Delphi-studies is variabel. Het aantal van twee of drie rondes wordt beschouwd als optimaal, maar hiervoor bestaat geen richtlijn (Custer, Scarcella en Stewart, 1999; Landeta, 2006). Het onderhavige onderzoek bestaat uit twee vragenrondes. In de eerste vragenronde worden hoofdzakelijk open vragen gesteld. De vragenlijst bestaat uit drie delen. De eerste zes vragen zijn van algemene aard en gaan over de professionele historie van de expert. De volgende veertien vragen worden gesteld aan de hand van casuïstiek. Er wordt hier op geen enkele wijze verwezen naar auditieve verwerkingsproblemen, om te zien hoe experts kenmerken deze problemen classificeren. Tot slot worden er nog vijf vragen gesteld waarbij de experts gevraagd wordt rekening te houden met de mogelijkheid dat er sprake is van problemen in de auditieve verwerking, oftewel luisterproblemen. Voor de tweede vragenronde krijgen de participanten de relevante resultaten van de voorgaande ronde gepresenteerd. Resultaten worden relevant genoemd indien vragen uit de tweede ronde betrekking hebben op hetzelfde onderwerp. Het is voor de participanten niet zichtbaar wie welke antwoorden gegeven heeft. Dit geeft hen gelegenheid de antwoorden van andere participanten te bekijken en eventueel op basis van nieuw verkregen inzichten de eigen mening bij te stellen. Hierbij is het van belang dat de participanten zich niet gedwongen voelen hun mening aan te passen om sneller consensus te bereiken. De tweede vragenlijst bestaat uit 22 gesloten vragen. Enkele vragen worden slechts getoond wanneer een eerder genoemd antwoord hier aanleiding toe geeft. Deze vragen dienen dan ter verduidelijking van het eerder gegeven antwoord.

Vragenlijst

(17)

17 professionals die in het werkveld te maken hebben met kinderen met problemen in de auditieve verwerking. Bishop en Snowling (2004) ontwierpen een model waarin verschillende niveaus worden weergegeven van waaruit een ontwikkelingsstoornis geanalyseerd kan worden (figuur 6). Het eerste niveau is de etiologie. Deze laag omvat invloed vanuit zowel de genen als vanuit de omgeving van een kind. Het tweede niveau is dat van de hersenen (neurobiologie). Bij een analyse op dit niveau wordt gekeken naar eventuele afwijkingen in de hersenen. De derde laag is het niveau van de cognitie. Tot slot is het laatste niveau gericht op gedrag. Dit laatste niveau gaat over gedragskenmerken die zich uiten bij kinderen met een ontwikkelingsstoornis (Bishop & Snowling, 2004).

Figuur 6

Model van niveaus van waaruit ontwikkelingsstoornissen geanalyseerd kunnen worden. Afbeelding ontleend aan Bishop & Snowling (2004).

Er is voor gekozen de vragen in dit onderzoek met name te richten op de laatste twee niveaus, de cognitie en het gedrag. De experts die de vragenlijsten invullen zouden in staat moeten zijn informatie van kinderen op deze niveaus te analyseren. Dit is, ter controle, getest door de vragenlijst vooraf te laten vullen door twee logopedisten. Zij gaven aan dat de vragenlijst begrijpelijk en concreet was en dat zij geen moeite hadden de vragenlijst in te vullen.

De vragenlijst voor de eerste ronde van dit onderzoek is in te delen in vier onderdelen. De vragenlijst is opgenomen in appendix 1. Het eerste onderdeel bestaat uit zes vragen van algemene aard over de professionele geschiedenis van de participant. Het tweede onderdeel wordt ingeleid met een casus over een kind met kenmerken van problemen in de auditieve verwerking, SLI en dyslexie.

Casus 1

(18)

18 Andere geluiden zoals de telefoon of de bel lijkt Evelien wel altijd te horen. Als baby had Evelien moeite met het lokaliseren van geluid. Ook reageerde ze niet altijd op geluid. In het audiologisch centrum is een audiogram afgenomen, waaruit geen perifeer gehoorverlies blijkt. Ook hier valt op dat Evelien snel afgeleid is en dat de opdracht vaker moet worden uitgelegd.

De diagnoses worden echter niet genoemd, om te zien of de experts dezelfde diagnose zouden stellen bij de aanwezige kenmerken. Bij casus 1 worden zeven inhoudelijke vragen gesteld. Het derde onderdeel bestaat ook uit een casus met zeven vragen. Deze casus (casus 2) beschrijft een kind met kenmerken van auditieve verwerkingsproblemen en ADHD. Tot slot worden in het laatste onderdeel nog vier extra vragen gesteld over casus 2, waarbij vooraf wordt aangegeven dat er sprake zou kunnen zijn van problemen in de auditieve verwerking. Er wordt niet specifiek genoemd dat er sprake is van de diagnose auditieve verwerkingsproblemen (AVP), aangezien er door middel van dit onderzoek nog duidelijk moet worden of deze diagnose erkend en gebruikt wordt door de experts.

Casus 2

Erik (7;4) is een drukke jongen. Als hij aan het spelen is, lijkt hij zijn aandacht niet lang bij het speelgoed te kunnen houden en hij wisselt dan ook vaak van speelgoed. Als hij met zijn oudere zus aan het spelen is, vergeet hij soms dat hij met iemand aan het spelen is. Ook tijdens het eten is Erik snel afgeleid. Hij zit vaak te dromen en lijkt soms helemaal op te gaan in zijn eigen wereldje. Dan is het moeilijk om hem te bereiken, hij hoort dan niet dat er tegen hem gepraat wordt. Volgens zijn moeder luistert hij ook niet goed. “Wanneer we hem waarschuwen of een berisping geven lijkt dat het ene oor in te gaan, en het andere oor weer uit. Hij luistert gewoon niet naar ons.” Ook wanneer hij een taak krijgt vergeet hij deze soms uit te voeren. Omdat er getwijfeld werd aan zijn gehoor is er een audiogram afgenomen. Deze meting liet geen afwijking aan het perifeer gehoor zien.

De vragen uit de tweede vragenlijst zijn gebaseerd op de antwoorden uit de eerste vragenronde. Deze vragenlijst is te vinden in appendix 2. Waar de vragen uit de eerste vragenronde gericht zijn op casuïstiek wordt naar aanleiding van de tweede vragenronde een algemener beeld geschetst. Dezelfde onderwerpen komen aan bod maar ditmaal zullen per onderwerp één of meerdere gesloten vragen gesteld worden. Er zal gesproken worden van problemen in de auditieve verwerking in plaats van over auditieve verwerkingsproblemen. De vragen uit beide rondes zijn onder te verdelen in vier soorten vragen; open vragen, meerkeuzevragen met eventueel de optie een alternatief aan te dragen, stellingen en vragen waarbij een beoordeling door middel van een Likertschaal gevraagd wordt (Likert, 1932). Deze laatste soort vragen meten de mening van experts met behulp van antwoordkeuzes die van het ene naar het andere uiterste lopen, zoals van ‘totaal mee eens’ tot ‘totaal mee oneens’. Tussen deze uitersten bevinden zich meerdere gradaties.

Kwalitatieve analyse

(19)

19 codering aangepast. Tot slot is de definitieve codelijst tot stand gekomen bij het coderen van de antwoorden op de vragenlijsten. De codelijst is toegevoegd in appendix 3. De codes zijn in te delen in zeven onderwerpen, die bevraagd worden in de vragenlijst; de diagnose, kenmerken, oorzaken,

gevolgen, comorbiditeit, benodigd onderzoek en te betrekken disciplines. De codering bij het onderwerp diagnose is onderverdeeld in de drie delen van de vragenlijst met betrekking tot de casussen. In tabel 1 wordt een voorbeeld gegeven van de codes voor de diagnose van Evelien (casus 1).

De diagnoses 1A.1 tot en met 1A.4 zijn afkomstig uit het literatuuroverzicht, waarbij er voor dyslexie en auditieve verwerkingsproblemen subkopjes zijn gemaakt voor de gevallen waarin experts de problemen wel hetzelfde classificeren, maar niet dezelfde diagnose geven. De code 1A.1 wordt dus pas toegekend wanneer er specifiek auditieve verwerkingsproblemen (AVP) genoemd worden door de expert. Het kopje 1A.5 is tot stand gekomen vanuit de antwoorden op de vragenlijst. Voor de casus Erik (casus 2) zijn voor beide delen van de vragenlijst op dezelfde wijze codes opgesteld.

Tabel 1

Codes voor de diagnose van Evelien (casus 1)

1. Diagnose

A: Diagnose Evelien

1A.1 Auditieve verwerkingsproblemen 1A.1.1 Luisterproblemen 1A.2 ADHD

1A.3 Dyslexie

1A.3.1 Lees- en spellingsproblemen 1A.4 SLI

1A.5 overig

1A.5.1 Auditief geheugen 1A.5.2 Verminderde cognitie 1A.5.3 Syntaxproblemen 1A.5.4 Zwakke taalaanleg 1A.5.5 Aandachtsproblemen 1A.5.6 Geheugenprobleem 1A.5.7 Taalbegripsprobleem

(20)

20 Tabel 2

Codes voor kenmerken auditieve verwerkingsproblemen

2. Kenmerken

2.1 Kenmerken auditieve verwerkingsproblemen 2.1.1 Auditieve en/of visuele gedragskenmerken

2.1.1.1 Auditieve aandacht 2.1.1.2 Slecht verstaan in rumoer 2.1.1.3 Beter verstaan in 1-op-1 situatie 2.1.1.4 Navragen

2.1.1.5 Moeite met luisteren 2.1.1.6 Moeite met telefoneren

2.1.1.7 Moeite met lokaliseren geluid (als baby)

2.1.1.8 Moeite onthouden mondeling verkregen informatie

2.1.2 Cognitieve gedragskenmerken/taalvaardigheidsgedragskenmerken/leesvaardigheid 2.1.2.1 Moeite met hakken en plakken

2.1.2.2 Zwakke lezer 2.1.2.3 Moeite met spellen

2.1.2.4 Spreekt in korte/eenvoudige zinnen 2.1.2.5 Trekt zich terug

2.1.2.6 Snel afgeleid

2.1.2.7 Moeite opvolgen lange opdrachten 2.1.2.8 Druk

2.1.2.9 Dromerig

2.1.3 Elektroakoestische/elektrofysiologische auditieve kenmerken 2.1.3.1 Geen perifeer gehoorverlies

Het volgende onderwerp heeft betrekking tot oorzaken (zie tabel 3). Deze codes zijn opgesteld op basis van het model van Bishop en Snowling (zie figuur 6). Zo zijn er de codes genetisch, neurologisch/fysiologisch, cognitief, gedrag en oorzaak onbekend. Ook hier geldt dat voor de andere diagnoses dezelfde codering is opgesteld.

Tabel 3

Codes voor oorzaken auditieve verwerkingsproblemen

3.1 Oorzaken problemen in de auditieve verwerking 3.1.1 Genetisch 3.1.2 Neurologisch/Fysiologisch 3.1.3 Cognitief 3.1.4 Gedrag 3.1.5 Oorzaak onbekend

Vervolgens zijn er codes voor eventuele gevolgen van auditieve verwerkingsproblemen, dyslexie, ADHD en/of SLI. Ook hier zijn de codes ingedeeld per diagnose. Een voorbeeld van deze codes is te vinden in tabel 4. De indeling per diagnose komt met elkaar overeen.

Tabel 4

Codes voor gevolgen auditieve verwerkingsproblemen

4.1 Gevolgen auditieve verwerkingsproblemen 4.1.1 Educatieve vaardigheden

(21)

21 Het vijfde onderwerp gaat over mogelijke comorbiditeit van de verschillende stoornissen (zie tabel 5). De verschillende relaties tussen stoornissen, zoals weergegeven in het literatuuroverzicht, vormen de basis voor deze codes. Wanneer een expert aangeeft dat de gestelde diagnose tegelijk voorkomt met een andere stoornis, zal dit antwoord een dubbele code krijgen.

Het onderwerp onderzoek is onderverdeeld in de verschillende diagnoses, en zal verder niet worden meegenomen in het onderhavige onderzoek.

Tabel 5

Codes comorbiditeit auditieve verwerkingsproblemen. AVP = auditieve verwerkingsproblemen.

5.2 AVP 5.2.1 AVP = 5.2.1.1 ADHD 5.2.1.2 Dyslexie 5.2.1.3 SLI 5.2.1.4 Overig 5.2.2 AVP  5.2.2.1 ADHD 5.2.2.2 Dyslexie 5.2.2.3 SLI 5.2.2.4 Overig 5.2.3  AVP 5.2.3.1 ADHD 5.2.3.2 Dyslexie 5.2.3.3 SLI 5.2.3.4 Overig

Tot slot zijn er codes voor de verschillende disciplines die betrokken worden bij de verschillende stoornissen. Een voorbeeld is weergegeven in tabel 6. Deze codes zijn gebaseerd op de disciplines die in het literatuuroverzicht zijn weergegeven. De code voor het multidisciplinair team is toegevoegd om uiteindelijk aan te kunnen geven hoeveel experts de hulp van een multidisciplinair team zouden inschakelen.

Tabel 6

Codes te betrekken disciplines auditieve verwerkingsproblemen

7.1 AVP 7.1.1 Logopedist 7.1.2 Psycholoog 7.1.3 Audioloog 7.1.4 Orthopedagoog 7.1.5 Klinisch linguïst 7.1.6 Multidisciplinair team

(22)

22 aantal experts dat auditieve verwerkingsproblemen één of meerdere malen als mogelijke diagnose heeft aangegeven. Voor de onderwerpen 3.1, de oorzaak van auditieve verwerkingsproblemen, 4.1, het gevolg van auditieve verwerkingsproblemen en 5.2, de comorbiditeit van auditieve verwerkingsproblemen worden de meningen van alle experts meegenomen in de analyse, aangezien er bij het tweede deel van de vragen over casus Erik vanuit gegaan wordt dat er sprake is van problemen met de auditieve verwerking. Op deze manier zal een overzicht bestaan waaruit zal blijken hoeveel van de participanten antwoorden hebben gegeven die vallen onder de verschillende codes. Duidelijk zal worden over welke onderwerpen de experts het eens zijn, en over welke onderwerpen er discussie bestaat. Deze punten zullen vergeleken worden met de punten die in het literatuuroverzicht genoemd worden.

Tabel 7

Voorbeeld analyse codering

1. Diagnose

A: Diagnose Evelien (N= 13)

1A.1 Auditieve verwerkingsproblemen 5 (33%) 1A.1.1 Luisterproblemen 5 (33%) B: Diagnose Erik (N=12) 1B.1 Auditieve verwerkingsproblemen 0 1A.1.1 Luisterproblemen 0 C: Diagnose Erik 2 (N=12) 1C.1 Auditieve verwerkingsproblemen 1 (8,3%) 1C.1.1 Luisterproblemen 0 2. Kenmerken

2.1 Kenmerken auditieve verwerkingsproblemen (Auditieve verwerkingsproblemen (AVP) N=5 Auditieve verwerkingsproblemen & Luisterproblemen (LP) N=10)

2.1.1 Auditieve en/of visuele gedragskenmerken

2.1.1.1 Auditieve aandacht AVP 1= 20%

LP 1= 20% 20% 2.1.1.2 Slecht verstaan in rumoer AVP 3= 60%

LP 10= 100% 80% 2.1.1.3 Beter verstaan in 1-op-1 situatie AVP 4= 40%

LP 1= 20% 50% Wanneer 70% van de respondenten het op een bepaald punt eens is, zal dit aangenomen worden als consensus (gebaseerd op Green, 1982). Voor de tweede vragenlijst geldt dat, aangezien de vragen gesloten zijn, er direct gekeken kan worden welk percentage van de participanten een bepaald antwoord heeft gegeven. De codes zullen voor deze ronde niet gebruikt worden. Ook voor de tweede ronde geldt dat indien 70% van de participanten hetzelfde antwoord geeft, er gesproken zal worden van consensus. De percentages in de resultaten van beide vragenrondes worden afgerond tot hele cijfers.

Resultaten

(23)

23 gevolgen, eventuele comorbiditeit en de te betrekken disciplines, worden voor dit onderzoek gebruikt. De eerste vragenlijst is gericht op casuïstiek. De tweede vragenlijst schetst een algemener beeld, waarbij er gesproken wordt over problemen in de auditieve verwerking in plaats van over auditieve verwerkingsproblemen.

Diagnose- vragenlijst 1

(24)

24 met aandacht en geheugen en één expert geeft aan te vermoeden dat Erik een brede prikkelverwerkingsstoornis heeft, die verder strekt dan slechts het auditief domein. Wanneer er uitgegaan wordt van een probleem met de auditieve verwerking van Erik geven twee experts aan dat er mogelijk een probleem is met het auditief geheugen, twee experts menen dat er mogelijk een probleem is met de auditieve aandacht en één expert is van mening dat de mogelijke oorzaak voor de kenmerken van Erik gelegen is in een breed probleem met aandacht en concentratie. Tot slot wordt door twee experts aangegeven dat zij vermoeden dat er sprake is van een probleem van het filteren van spraak bij achtergrondlawaai en één expert meent dat Erik vermoedelijk een breder prikkelverwerkingsprobleem heeft.

Tabel 8

Resultaat vragenlijst 1, onderwerp 1: diagnose A. Diagnose Evelien (N=13)

1A.1 Auditieve verwerkingsproblemen (AVP) 5 (38%)

1A.1.1 Luisterproblemen 5 (38%) 10 (77%)

1A.2 ADHD 1 (8%)

1A.3 Dyslexie 3 (23%) 1A.3.1 Lees- en spellingsproblemen 1 (8%)

1A.4 SLI 4 (31%)

1A.5 overig

1A.5.1 Auditief geheugen 2 (15%) 1A.5.2 Verminderde cognitie 2 (15%) 1A.5.3 Syntaxproblemen 1 (8%) 1A.5.4 Zwakke taalaanleg 1 (8%) 1A.5.5 Aandachtsproblemen 4 (31%) 1A.5.6 Geheugenprobleem 1 (8%) 1A.5.7 Taalbegripsprobleem 1 (8%) 1A.5.8 Problemen spraak verstaan in ruis 1 (8%)

B. Diagnose Erik 1 (N=12) 1B.2 ADHD 9 (75%) 1B.4 SLI 1 (8%) 1B.5 overig 1B.5.2 Autisme/ASS 4 (33%) 1B.5.3 PDD-NOS 2 (17%) 1B.5.4 Verstandelijke beperking 1 (8%) 1B.5.5 Aandacht/concentratieproblemen 4 (33%) 1B.5.6 Problemen prikkelverwerking 1 (8%) C. Diagnose Erik 2 (N=12) 1C.1 AVP 1 (8%) 1C.2 ADHD 1 (8%) 1C.5 overig 1C.5.1 Auditieve aandacht 2 (17%) 1C.5.2 Auditief geheugen 2 (17%) 1C.5.3 Aandacht en concentratieproblemen 1 (8%) 1C.5.4 Brede prikkelverwerkingsstoornis 1 (8%) 1C.5.5 Problemen spraak verstaan in ruis 2 (17%)

Diagnose – vragenlijst 2

(25)

25 geven aan van menig te zijn dat auditieve verwerkingsproblemen wel een opzichzelfstaande stoornis vormen.

Kenmerken- vragenlijst 1

Vijf experts stellen één of meerdere malen auditieve verwerkingsproblemen als mogelijke diagnose en door vijf experts worden luisterproblemen als mogelijke diagnose gesteld. In tabel 9 is te zien welke kenmerken door deze experts worden toegeschreven aan deze diagnoses apart en samengevoegd. Volgens negen experts is er in één of meerdere casussen sprake van ADHD. In tabel 10 is te zien welke kenmerken door deze experts aan de stoornis ADHD worden toegeschreven. In tabel 11 wordt weergegeven welke kenmerken volgens de vier experts die dyslexie als mogelijke diagnose stellen tot deze aandoening behoren. In tabel 12 is de mening met betrekking tot de kenmerken van SLI door de vier experts die SLI of een SLI-verwante stoornis als mogelijke diagnose stellen, weergegeven. Tabel 9

Resultaat vragenlijst 1, onderwerp 2.1: kenmerken auditieve verwerkingsproblemen (AVP; N=5) en luisterproblemen (LP; N=5). Totaal N=10.

2.1.1 Auditieve en/of visuele gedragskenmerken Totaal 2.1.1.1 Probleem met auditieve aandacht AVP 2 (40%)

LP 2 (40%) 4 (40%) 2.1.1.2 Slecht verstaan in rumoer AVP 3 (60%)

LP 5 (100%) 8 (80%) 2.1.1.3 Beter verstaan in 1-op-1 situatie AVP 4 (80%)

LP 1 (20%) 5 (50%) 2.1.1.4 Navragen AVP 3 (60%)

LP 1 (20%) 4 (40%) 2.1.1.5 Moeite met luisteren AVP 2 (40%)  2 (20%) 2.1.1.6 Moeite met telefoneren AVP 2 (40%)

LP 2 (40%) 4 (40%) 2.1.1.7 Moeite met lokaliseren geluid AVP 2 (40%)

LP 1 (20%) 3 (30%) 2.1.1.8 Moeite onthouden mondeling verkregen informatie AVP 1 (20%)  1 (10%) 2.1.2 Cognitieve gedragskenmerken/taalvaardigheidsgedragskenmerken/leesvaardigheid

2.1.2.1 Moeite met hakken en plakken AVP 3 (60%)

LP 2 (40%) 5 (50%) 2.1.2.2 Zwakke lezer AVP 2 (40%)

LP 1 (20%) 3 (30%) 2.1.2.3 Moeite met spellen AVP 1 (20%)

LP 2 (40%) 3 (30%) 2.1.2.4 Spreekt in korte/eenvoudige zinnen AVP 2 (40%)

LP 1 (20%) 3 (30%) 2.1.2.5 Trekt zich terug AVP 2 (40%) 2 (20%) 2.1.2.6 Snel afgeleid AVP 1 (20%)

LP 1 (20%) 2 (20%) 2.1.2.7 Moeite opvolgen lange opdrachten AVP 4 (80%)

LP 1 (20%) 5 (50%) 2.1.3 Elektroakoestische/elektrofysiologische auditieve kenmerken

2.1.3.1 Geen perifeer gehoorverlies AVP 1 (20%)

(26)

26 de auditieve aandacht kenmerkend is voor de diagnose. Dit kenmerk wordt ook éénmaal (11%) toegeschreven aan ADHD en tweemaal (50%) aan dyslexie.

Het kenmerk slecht verstaan in rumoer wordt driemaal genoemd als kenmerk van auditieve verwerkingsproblemen (60%) en van dyslexie (75%), vijfmaal als kenmerk van luisterproblemen (100%) en eenmaal als kenmerk van ADHD (11%). Voor het beter verstaan in een 1-op-1 situatie geldt dat vier van de experts (80%) die auditieve verwerkingsproblemen als diagnose stellen, dit gedrag als kenmerk van deze stoornis zien. Eén expert (20%) die de diagnose luisterproblemen stelt geeft aan dat het beter verstaan in een 1-op-1 situatie hoort bij luisterproblemen. Eén expert (11%) schrijft dit kenmerk toe aan ADHD en één expert (25%) aan dyslexie. Van de vijf experts die aangeven dat er mogelijk sprake is van auditieve verwerkingsproblemen, zijn er drie (60%) die van mening zijn dat navragen kenmerkend is voor deze problemen. Eén expert (20%) noemt dat navragen kenmerkend is voor luisterproblemen, één dat het kenmerkend is voor ADHD (11%) en één dat het kenmerkend is voor dyslexie (25%).

Tabel 10

Resultaat vragenlijst 1, onderwerp 2.2: kenmerken ADHD (N=9)

2.2.1 Auditieve en/of visuele gedragskenmerken

2.2.1.1 Auditieve aandacht 1 (11%) 2.2.1.2 Slecht verstaan in rumoer 1 (11%) 2.2.1.3 Beter verstaan in 1-op-1 situatie 1 (11%) 2.2.1.4 Navragen 1 (11%) 2.2.1.5 Moeite met luisteren 3 (33%) 2.2.1.6 Moeite met telefoneren 1 (11%) 2.2.1.7 Moeite met lokaliseren geluid 1 (11%) 2.2.1.8 Moeite onthouden mondeling verkregen informatie 1 (11%) 2.2.2 Cognitieve gedragskenmerken/taalvaardigheidsgedragskenmerken/leesvaardigheid

2.2.2.1 Moeite met hakken en plakken 1 (11%) 2.2.2.2 Zwakke lezer 1 (11%) 2.2.2.3 Moeite met spellen 1 (11%) 2.2.2.4 Spreekt in korte/eenvoudige zinnen 1 (11%) 2.2.2.5 Trekt zich terug 2 (22%) 2.2.2.6 Snel afgeleid 8 (89%) 2.2.2.7 Moeite opvolgen lange opdrachten 1 (11%) 2.2.2.8 Druk 8 (89%) 2.2.2.9 Dromerig 6 (67%) 2.2.3 Elektroakoestische/elektrofysiologische auditieve kenmerken

2.2.3.1 Geen perifeer gehoorverlies 2 (22%)

(27)

27 verwerkingsproblemen en één expert (20%) geeft aan dit kenmerk toe te schrijven aan luisterproblemen. Eén expert (11%) is van mening dat dit een kenmerk is van ADHD en één expert (25%) noemde het moeite hebben met lokaliseren van geluid als kenmerk van dyslexie. Het laatste kenmerk uit de categorie auditieve en/of visuele gedragskenmerken is de moeite met het onthouden van mondeling verkregen informatie. Dit kenmerk wordt door één expert (20%) beschreven als kenmerk van auditieve verwerkingsproblemen, door één expert (11%) als kenmerk van ADHD en door één expert (25%) als kenmerk van dyslexie.

De volgende categorie zijn de cognitieve gedragskenmerken, gedragskenmerken gelinkt aan de taalvaardigheid en gedragskenmerken gelinkt aan de leesvaardigheid. Drie experts (60%) delen het kenmerk moeite met hakken en plakken in als kenmerk van auditieve verwerkingsproblemen en twee experts (40%) delen het in als kenmerk van luisterproblemen. Eén expert (11%) is van mening dat dit gedrag een kenmerk is van ADHD, vier experts (75%) noemen het als kenmerk van dyslexie en twee (50%) noemen moeite met hakken en plakken als kenmerk van SLI. Een zwakke lezer wordt door twee experts (40%) gediagnosticeerd met auditieve verwerkingsproblemen, door één expert (20%) wordt eerder de diagnose luisterproblemen gesteld en één expert (11%) geeft aan een zwakke lezer te vinden passen bij de diagnose ADHD. Vier experts (100%) geven aan een zwakke lezer de diagnose dyslexie te geven en twee (50%) schrijven het kenmerk zwakke lezer toe aan een kind met SLI. Het symptoom moeite met spellen wordt door één expert (20%) ingedeeld bij de kenmerken van auditieve verwerkingsproblemen. Twee experts (40%) geven aan dit kenmerk in te delen bij de diagnose luisterproblemen. Eén expert (11%) is van mening dat moeite met spellen een kenmerk is van ADHD, drie experts (75%) geven aan dit kenmerk toe te schrijven aan dyslexie en één expert (25%) heeft het kenmerk ingedeeld als kenmerk van SLI. Twee experts (40%) geven aan dat het spreken in korte en/of eenvoudige zinnen een kenmerk is van auditieve verwerkingsproblemen en één expert (20%) vindt dit een kenmerk van luisterproblemen.

Tabel 11

Resultaat vragenlijst 1, onderwerp 2.3: Kenmerken dyslexie (N=4)

2.3.1 Auditieve en/of visuele gedragskenmerken

2.3.1.1 Auditieve aandacht 2 (50%) 2.3.1.2 Slecht verstaan in rumoer 3 (75%) 2.3.1.3 Beter verstaan in 1-op-1 situatie 1 (25%) 2.3.1.4 Navragen 1 (25%) 2.3.1.5 Moeite met luisteren 1 (25%) 2.3.1.6 Moeite met telefoneren 2 (50%) 2.3.1.7 Moeite met lokaliseren geluid 1 (25%) 2.3.1.8 Moeite onthouden mondeling verkregen informatie 1 (25%) 2.3.2 Cognitieve gedragskenmerken/taalvaardigheidsgedragskenmerken/leesvaardigheid

(28)

28 Eén expert (11%) is van mening dat het spreken in korte en/of eenvoudige zinnen kenmerkend is voor ADHD, drie (75%) geven aan het een kenmerk te vinden van dyslexie en vier experts (100%) vinden dit kenmerk passend bij de diagnose SLI. Een kind dat zich terugtrekt is volgens twee experts (40%) een kenmerk van auditieve verwerkingsproblemen, en volgens twee experts (22%) een kenmerk van ADHD. Twee experts (50%) vinden dit gedrag kenmerkend voor dyslexie en één expert (25%) geeft aan dit gedrag kenmerkend te vinden voor SLI.

Tabel 12

Resultaat vragenlijst 1, onderwerp 2.4: Kenmerken SLI (N=4)

2.4.1 Auditieve en/of visuele gedragskenmerken

2.4.1.5 Moeite met luisteren 1 (25%) 2.4.2 Cognitieve gedragskenmerken/taalvaardigheidsgedragskenmerken/leesvaardigheid

2.4.2.1 Moeite met hakken en plakken 2 (50%) 2.4.2.2 Zwakke lezer 2 (50%) 2.4.2.3 Moeite met spellen 1 (25%) 2.4.2.4 Spreekt in korte/eenvoudige zinnen 4 (100%) 2.4.2.5 Trekt zich terug 1 (25%) 2.4.2.7 Moeite opvolgen lange opdrachten 1 (25%)

Eén expert (20%) vindt dat wanneer een kind snel afgeleid is, dit past bij de diagnose auditieve verwerkingsproblemen en één expert (20%) vindt dit gedrag passend bij luisterproblemen. Acht van de negen experts (89%) die de diagnose ADHD één of meerdere malen stelden, vinden dit gedrag kenmerkend voor de diagnose ADHD. Vier experts (80%) vinden het bij de diagnose auditieve verwerkingsproblemen passen wanneer een kind moeite heeft met het opvolgen van lange opdrachten. Eén expert (20%) geeft aan dat dit gedrag een kenmerk is van luisterproblemen. Hetzelfde geldt voor ADHD (11%), dyslexie (25%) en SLI (25%). Acht experts (89%) geven aan dat druk gedrag een kenmerk is van ADHD en zes experts (67%) geven aan dat dromerigheid een kenmerk is van ADHD. Deze twee kenmerken zijn bij geen enkele andere diagnose als kenmerk genoemd. Tot slot geeft één expert (20%) aan dat het niet aanwezig zijn van een perifeer gehoorverlies een kenmerk is voor auditieve verwerkingsproblemen. Drie experts (60%) schrijven dit kenmerk uit de categorie elektroakoestische/elektrofysiologische auditieve kenmerken toe aan luisterproblemen en twee experts (22%) geeft aan dit kenmerkend te vinden voor ADHD.

Kenmerken- vragenlijst 2

(29)

29 alarmsignaal. Zeven participanten (64%) geven aan dat vaak navragen een signaal is voor problemen in de auditieve verwerking. Onder hen zijn er twee die het een alarmsignaal noemen. Zowel slecht luisteren en moeite met telefoneren wordt door vier experts (36%) beoordeeld als signaal voor problemen in de auditieve verwerking. In beide gevallen is er één expert die het een alarmsignaal noemt. De kenmerken ‘moeite met het lokaliseren van geluid’ en ‘moeite met het onthouden van mondeling verkregen informatie’ worden beide door acht experts (73%) als signaal voor problemen in de auditieve verwerking genoemd. Onder hen is er in beide gevallen één expert die het een alarmsignaal noemt.

Tabel 13

Resultaat indeling kenmerken van problemen in de auditieve verwerking, vragenlijst 2 (N=11). Geen signaal: dit is niet kenmerkend voor problemen in de auditieve verwerking. Signaal: er is mogelijk een probleem in de auditieve verwerking. Alarmsignaal: er is duidelijk een probleem in de auditieve verwerking.

Geen signaal Totaal Signaal Alarmsignaal +Alarmsignaal Probleem auditieve aandacht 1 (9%) 10 (91%) 1 (9%) Slecht verstaan in rumoer - 11 (100%) 6 (55%) Beter verstaan in 1-op-1 situatie 2 (18%) 9 (82%) 2 (22%) Vaak navragen 4 (36%) 7 (64%) 2 (29%) Slecht luisteren 7 (64%) 4 (36%) 1 (25%) Moeite met telefoneren 7 (64%) 4 (36%) 1 (25%) Moeite met het lokaliseren van geluid 3 (27%) 8 (73%) 1 (13%) Moeite met onthouden mondeling

verkregen informatie 3 (27%) 8 (73%) 1 (13%) Zwakke lezer 8 (73%) 3 (27%) - Moeite met spellen 8 (73%) 3 (27%) - Moeite met hakken en plakken 8 (73%) 3 (27%) - Spreekt in korte/eenvoudige zinnen 10 (91%) 1 (9%) - Zich terugtrekken 8 (73%) 3 (27%) - Snel afgeleid 4 (36%) 7 (64%) 1 (14%) Moeite opvolgen lange opdrachten 4 (36%) 7 (64%) 1 (14%) Geen perifeer gehoorverlies 6 (55%) 5 (46%) 3 (60%) Dromerig 5 (46%) 6 (55%) - Druk 10 (91%) 1 (9%) - Misverstaan - 1 (9%) -

(30)

30 problemen in de auditieve verwerking. Onder deze vijf experts bevinden zich er drie die het een alarmsignaal noemen. ‘Dromerigheid’ is volgens zes experts (55%) een signaal voor problemen in de auditieve verwerking. Een druk kind heeft volgens één expert (9%) mogelijk een probleem in de auditieve verwerking. Tot slot is er nog één expert (9%) die het lijstje signalen aanvult met het kenmerk ‘misverstaan’.

Oorzaken- vragenlijst 1

Het derde onderwerp dat is bevraagd, is de oorzaak van de verschillende aandoeningen. Het resultaat is te vinden in tabel 14. Zo is te zien dat één expert (8%) van mening is dat de oorzaak van auditieve verwerkingsproblemen genetisch is. Voor ADHD geldt dat vier experts (44%) aangeven dat de oorzaak genetisch is en voor SLI is dat één expert (25%). Vijf experts (39%) geven een neurologische/fysiologische oorzaak voor auditieve verwerkingsproblemen, en voor zowel ADHD als voor dyslexie is er één expert (resp. 11% & 25%) die aangeeft dat de oorzaak neurologisch/fysiologisch is. Drie experts (23%) noemen een cognitieve oorzaak voor auditieve verwerkingsproblemen. Twee experts (15%) geven voor auditieve verwerkingsproblemen aan dat de oorzaak niet aan te geven is en drie experts (23%) noemen geen oorzaak. Twee experts (22%) die ADHD als diagnose stelden geven aan dat de oorzaak onbekend is, en twee experts (22%) geven niet aan wat volgens hen de oorzaak is van deze aandoening. Voor dyslexie wordt door drie experts (75%) geen oorzaak genoemd. Voor SLI wordt door één expert (25%) aangegeven dat de oorzaak nog onbekend is en twee experts (50%) noemen geen oorzaak.

Tabel 14

Resultaat vragenlijst 1, onderwerp 3: Oorzaken auditieve verwerkingsproblemen (AVP; N-=13), ADHD (N=9), dyslexie (N=4) en SLI (N=4). 3.1 Oorzaken AVP 3.1.1 Genetisch 1 (8%) 3.1.2 Neurologisch/Fysiologisch 5 (39%) 3.1.3 Cognitief 3 (23%) 3.1.5 Oorzaak onbekend 2 (15%) Geen oorzaak genoemd 3 (23%) 3.2 Oorzaken ADHD

3.2.1 Genetisch 4 (44%) 3.2.2 Neurologisch/Fysiologisch 1 (11%) 3.2.5 Oorzaak onbekend 2 (22%) Geen oorzaak genoemd 2 (22%) 3.3 Oorzaken dyslexie

3.3.2 Neurologisch/Fysiologisch 1 (25%) Geen oorzaak genoemd 3 (75%) 3.4 Oorzaken SLI

3.4.1 Genetisch 1 (25%) 3.4.5 Oorzaak onbekend 1 (25%) Geen oorzaak genoemd 2 (50%)

Oorzaken – vragenlijst 2

(31)

31 veroorzaakt worden door genetische factoren. Acht experts (73%) menen dat de oorzaak van neurologische en/of fysiologische aard is en vier experts (36%) vermoeden dat de oorzaak op cognitief gebied te vinden is. Volgens vier experts (36%) is de oorzaak van problemen in de auditieve verwerking gelegen in gedrag, drie experts (27%) vermoeden dat de oorzaak van deze problemen tot op heden nog niet bekend is en twee experts (19%) geven aan niet te weten welke oorzaak ten grondslag ligt aan problemen in de auditieve verwerking.

Figuur 8

Resultaat vragenlijst 2, onderwerp oorzaak van problemen in de auditieve verwerking, in percentage (N=11).

Gevolgen- vragenlijst 1

In het tweede vragendeel over casus Erik wordt gevraagd naar de gevolgen van problemen met de auditieve verwerking. Het resultaat is te vinden in tabel 15. Drie experts (25%) geven aan dat kinderen met auditieve verwerkingsproblemen ten gevolge van deze aandoening algemene leerproblemen kunnen ontwikkelen. Eén expert (8%) noemt specifiek problemen met de spellingsvaardigheid ten gevolge van problemen met de auditieve verwerking en één expert (8%) problemen met de leesvaardigheid. Twee experts (17%) geven aan dat problemen met de auditieve verwerking problemen met sociale vaardigheden kunnen veroorzaken. Drie experts (25%) zijn van mening dat auditieve verwerkingsproblemen geen gevolgen hebben. Eén expert gaf twee antwoorden. De overige drie experts gaven aan dat er wel mogelijke gevolgen zijn, maar gaven hier geen toelichting bij. Tabel 15

Resultaat vragenlijst 1, onderwerp 4: Gevolgen auditieve verwerkingsproblemen (N=12)

Gevolgen Auditieve verwerkingsproblemen

(32)

32

Gevolgen- vragenlijst 2

Van de elf experts die de tweede vragenlijst ingevuld hebben, zijn er tien (91%) die aangeven dat problemen in de auditieve verwerking een belemmering voor prestaties op school vormen. In figuur 9 is weergegeven op welke gebieden er slechtere prestaties verwacht worden (N=10). Zes van de tien experts (60%) vermoeden dat problemen in de auditieve verwerking kunnen leiden tot problemen met lezen en zeven experts (70%) menen dat er problemen met spellen kunnen ontstaan.

Figuur 9

Resultaat vragenlijst 2, belemmering schoolprestaties ten gevolge van problemen in de auditieve verwerking (N=10).

Drie experts (30%) geven aan te denken dat problemen in de auditieve verwerking problemen met rekenen tot gevolg kunnen hebben en twee experts (20%) denken dat taal in het algemeen een probleem zal opleveren ten gevolge van problemen in de auditieve verwerking. Zeven experts (64%) geven aan te vermoeden dat problemen in de auditieve verwerking ervoor kunnen zorgen dat er ook problemen op sociaal vlak ontstaan. Een kind kan zich terugtrekken doordat het niet alles meekrijgt en het kan zich hierdoor geïsoleerd voelen. Ook wordt genoemd dat een kind negatieve feedback kan krijgen van anderen omdat het lijkt alsof het kind niet luistert. Tot slot wordt genoemd dat een kind het als negatief ervaart dat hij meer moeite heeft met taken of situaties dan anderen.

Comorbiditeit- vragenlijst 1

In tabel 16 is te zien of en op welke manier auditieve verwerkingsproblemen met andere aandoeningen kunnen samenhangen. Eén expert (8%) geeft aan dat auditieve verwerkingsproblemen voor kunnen komen met ADHD, en één expert (8%) meent dat ADHD de oorzaak is van auditieve verwerkingsproblemen. Zes experts (46%) noemen de mogelijkheid van het voorkomen van auditieve verwerkingsproblemen met dyslexie en één expert zegt dat dyslexie ten grondslag kan liggen aan auditieve verwerkingsproblemen. Vijf experts (39%) zeggen dat auditieve verwerkingsproblemen voor kunnen komen met SLI. Er zijn tien experts (77%) die overige aandoeningen noemen die samen voor kunnen komen met auditieve verwerkingsproblemen, en twee (15%) zijn van mening dat er overige

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

(33)

33 stoornissen zijn die auditieve verwerkingsproblemen tot gevolg hebben. Tot slot geeft één expert aan te denken dat er geen comorbiditeit is bij auditieve verwerkingsproblemen.

Tabel 16

Resultaat vragenlijst 1, onderwerp 5.1: comorbiditeit auditieve verwerkingsproblemen (AVP; N=13)en luisterproblemen (LP; N=5). 5.1 Auditieve verwerkingsproblemen 5.1.1 AVP = 5.1.1.1 ADHD 1 (8%) 5.1.1.2 Dyslexie 6 (46%) 5.1.1.3 SLI 5 (38%) 5.1.1.4 Overig 10 (77%) 5.1.3  AVP 5.1.3.1 ADHD 1 (8%) 5.1.3.2 Dyslexie 1 (8%) 5.1.3.4 Overig 2 (15%) 5.1.4 Geen comorbiditeit bij AVP 1 (8%)

Comorbiditeit- vragenlijst 2

Het volgende onderwerp is de comorbiditeit. De vraag is of problemen in de auditieve verwerking samen voor kunnen komen met problemen in de auditieve verwerking en zo ja, hoe de relatie tussen twee stoornissen is. In figuur 10 is weergegeven met welke stoornissen problemen in de auditieve verwerking volgens de experts voor kunnen komen. In tabel 17 is te zien welke relaties er volgens de experts zijn tussen twee stoornissen in het geval van comorbiditeit.

Figuur 10

Resultaat vragenlijst 2, comorbiditeit problemen in de auditieve verwerking met de stoornissen ADHD, dyslexie en SLI (N=11).

Zo geven negen experts (82%) aan dat ADHD en problemen in de auditieve verwerking samen voor kunnen komen. Van deze negen experts zijn er acht (89%) die ervan uitgaan dat problemen in de auditieve verwerking onderdeel zijn van ADHD. Eén expert (11%) is van mening dat ADHD problemen in de auditieve verwerking veroorzaakt.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

ADHD Dyslexie SLI

(34)

34 Tien experts (91%) denken dat problemen in de auditieve verwerking gepaard (kunnen) gaan met dyslexie. Onder hen zijn er acht experts (80%) die menen dat problemen in de auditieve verwerking onderdeel zijn van dyslexie. Eén expert (10%) gaat uit van een relatie gebaseerd op toeval en één expert (10%) zegt dat auditieve verwerkingsproblemen leiden tot dyslexie.

Negen experts geven aan dat problemen in de auditieve verwerking samen kunnen gaan met een primaire taalstoornis (SLI). Vier van hen (44%) zeggen dat de problemen in de auditieve verwerking onderdeel zijn van deze taalstoornis. Drie experts (33%) menen dat de relatie tussen de twee stoornissen gebaseerd is op toeval, één expert (11%) meent dat SLI kan leiden tot problemen in de auditieve verwerking en één expert gaat ervanuit dat problemen in de auditieve verwerking kunnen leiden tot SLI.

Tabel 17

Resultaat vragenlijst 2, de relatie tussen twee stoornissen in het geval van comorbiditeit problemen in de auditieve verwerking met ADHD (N=9), dyslexie (N=10) en SLI (N=9).

ADHD Dyslexie SLI Problemen auditieve verwerking veroorzaken … - 10% 11% … veroorzaakt problemen in auditieve verwerking 11% - 11% Relatie gebaseerd op toeval - 10% 33% Problemen auditieve verwerking onderdeel van … 89% 80% 44%

Enkele experts vullen de lijst van comorbide stoornissen aan. Zo wordt door vier experts (36%) aangegeven dat autisme/autisme spectrumstoornissen (ASS) samen kunnen voorkomen met problemen in de auditieve verwerking. Drie van hen gaan ervanuit dat problemen in de auditieve verwerking onderdeel zijn van autisme en één geeft aan van mening te zijn dat autisme kan leiden tot problemen in de auditieve verwerking. Vier experts (36%) geven aan dat een concentratiestoornis,

attention deficit disorder, (ADD) samen kan voorkomen met problemen in de auditieve verwerking. Eén van hen is van mening dat ADD kan leiden tot problemen in de auditieve verwerking, één van hen gaat ervanuit dat problemen in de auditieve verwerking onderdeel zijn van ADD, één zegt dat de relatie is gebaseerd op toeval en één zegt dat problemen in de auditieve verwerking kunnen leiden tot ADD.

Disciplines- vragenlijst 1

(35)

35 psycholoog in te schakelen en nog eens drie experts (60%) kiezen voor de hulp van een audioloog. Eén expert (20%) geeft aan een orthopedagoog in te schakelen. Het komt erop neer dat vier (80%) experts kiezen voor het inschakelen van een multidisciplinair team in het geval van luisterproblemen. Tabel 18

Resultaat vragenlijst 1, onderwerp 7: disciplines betrokken bij auditieve verwerkingsproblemen (AVP; N=5), luisterproblemen (LP; N=5), en AVP + LP (N=10). 7.1 AVP Totaal 7.1.1 Logopedist AVP 3 (60%) LP 4 (80%) 7 (70%) 7.1.2 Psycholoog AVP 3 (60%) LP 3 (60%) 6 (60%) 7.1.3 Audioloog AVP 1 (20%) LP 3 (60%) 4 (40%) 7.1.4 Orthopedagoog AVP 3 (60%) LP 1 (20%) 4 (40%) 7.1.5 Klinisch linguïst AVP 1 (20%)  1 (10%) 7.1.6 Multidisciplinair team AVP 3 (60%)

LP 4 (80%) 7 (70%)

Disciplines- vragenlijst 2

Ook in vragenlijst 2 is gevraagd naar benodigde disciplines in het geval van kinderen met (vermoedelijk) problemen in de auditieve verwerking. Het onderwerp is opgesplitst in onderzoek en behandeling, waarbij voor beide onderwerpen door de experts aangegeven is welke discipline(s) hierbij betrokken zouden moeten worden.

Figuur 11

Resultaat vragenlijst 2. Percentages te betrekken disciplines voor onderzoek bij kinderen met

vermoedelijk problemen in de auditieve verwerking (N=10).

Tien experts (91%) geven aan dat onderzoek naar eventuele problemen in de auditieve verwerking door een multidisciplinair team uitgevoerd dient te worden. In figuur 11 is weergegeven welke disciplines betrokken zouden moeten worden in dit team. Zo geven alle experts die een multidisciplinair team verkiezen (N=10) aan dat een logopedist betrokken dient te worden. Negen

(36)

36 experts (90%) zouden het multidisciplinair team aanvullen met een psycholoog en negen experts (90%) met een audioloog. Zeven experts (70%) geven aan de orthopedagoog te willen includeren in het team, vier (40%) zouden de hulp inroepen van een klinisch linguïst en drie (30%) zouden ook een maatschappelijk werker willen betrekken. De expert die heeft aangegeven geen onderzoek door een multidisciplinair team te willen laten uitvoeren geeft aan dat het onderzoek naar eventuele problemen in de auditieve verwerking door een logopedist dient uitgevoerd te worden.

Voor de behandeling van een kind met problemen in de auditieve verwerking geven vijf experts (46%) aan een multidisciplinair team te willen inschakelen. In dit team zou volgens alle experts (N=5) zowel een logopedist als een audioloog geïncludeerd moeten worden. Vier experts (80%) zouden ook een orthopedagoog willen inschakelen, drie experts (60%) een psycholoog en twee (40%) een klinisch linguïst. Tot slot zou één expert (20%) een maatschappelijk werker willen includeren in het team en één expert noemt de dyslexiespecialist als aanvulling. De overige zes experts (55%) geven aan geen multidisciplinair in te willen zetten als het gaat om de behandeling van een kind met problemen in de auditieve verwerking. Drie van hen (50%) geven aan dat behandeling bij deze problemen volgens hen geen zin heeft, maar dat slechts adviezen gegeven kunnen worden aan ouders en leerkrachten. De adviezen moeten gericht zijn op het benutten van de aanwezige kwaliteiten van het kind, zodat problemen gecompenseerd kunnen worden. De andere helft (50%) zou een kind met deze problemen laten behandelen door een logopedist en één (17%) van deze drie experts geeft aan te twijfelen tussen behandeling door een logopedist en behandeling door een psycholoog.

Figuur 12

Resultaat vragenlijst 2. Percentages te betrekken disciplines voor behandeling van kinderen met problemen in de auditieve verwerking (N=5).

Discussie

De mening van experts met betrekking tot problemen in de auditieve verwerking is onderzocht. Aan de hand van de Delphi-methode zijn deze experts onderworpen aan een tweetal vragenrondes waarin

(37)

37 verschillende aspecten van problemen in de auditieve verwerking of de mogelijke diagnose auditieve verwerkingsproblemen bevraagd zijn. Hieronder wordt besproken over welke punten de experts het na de twee vragenlijsten eens zijn geworden. Tevens worden enkele punten ter verbetering en aanbevelingen voor verder onderzoek weergegeven.

Het eerst bevraagde onderwerp is de diagnose. In de eerste vragenlijst zijn vragen gesteld aan de hand van casuïstiek. In twee casussen zijn twee kinderen beschreven die kenmerken vertonen die in de literatuur naar voren komen als kenmerken van auditieve verwerkingsproblemen. De dertien experts stelden verschillende diagnoses zoals SLI, ADHD, dyslexie en auditieve verwerkingsproblemen. Over de diagnose van de kinderen in de casussen is geen consensus bereikt. Hoewel de diagnose auditieve verwerkingsproblemen vijf maal is genoemd als diagnose, blijken de experts het er in de tweede vragenlijst over eens te zijn dat auditieve verwerkingsproblemen geen opzichzelfstaande stoornis vormen. Vanaf hier zal gesproken worden over problemen in de auditieve verwerking. Zowel de diagnose luisterproblemen als auditieve verwerkingsproblemen in de eerste vragenlijst zullen samengevat worden onder de noemer ‘problemen in de auditieve verwerking’.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

wikkeling gaf, was echter minder groot. In aansluiting aan de inleiding van de Fransman Braun bracht men van Franse zijde met meer klem een aantal wensen voor

Met een voorzichtig economisch herstel in de eurozone veerde ook de Nederlandse economie eind 2014 weer op: het reëel bruto binnenlands product (bbp) groeide, het

Door de daling van het overheidstekort (zal de schuld van de overheid minder hard groeien,) krijgen beleggers meer vertrouwen in de. kredietwaardigheid van de overheid en kunnen

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat zowel de inzet van een expert als de inzet van een bepaald type expert in kinderadvertenties geen significante invloed heeft op

Bij elke klank staat vermeld waar de instructie in de handleiding van Oren in de Knoop (gratis te downloaden) te vinden is, welke werkbladen er gebruikt kunnen worden en

38 Terwijl het voor mij vervreemdend was om via het boventoonzingen te ontdekken dat de stem kennelijk meerstemmig is, en terwijl ik mij vervolgens op die harmonischen gestort

Vanaf 1 januari 2015 is de ondersteuning die mensen thuis nodig hebben een taak van de gemeente.. Voorbeelden zijn begeleiding

Ervaringsdeskundigen kunnen verschillende rollen hebben en worden momenteel al op verschillende manieren ingezet in de zorg voor jeugd. Ervaringsdeskundigen