• No results found

Reli-revival

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Reli-revival "

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Reli-revival

De functie van religie in

moderne Nederlandse literatuur

(2)

Masterscriptie Neerlandistiek, Moderne Letterkunde Eline Eelkema (s1986163)

Begeleider: dr. E.M.A. van Boven Rijksuniversiteit Groningen

8 september 2014

(3)

Religie in de moderne Nederlandse literatuur

Tegenwoordig kijkt men niet meer op van berichten uit het boekenvak over dalende

verkoopcijfers. Toch lijkt er een sector binnen de boekenbranche te zijn die wél een groeiende omzet realiseert, namelijk de christelijke boekhandel. NRC Handelsblad kopte onlangs: “Met de boekenbranche gaat het niet zo best, maar de christelijke boekhandel zit in de plus.”1 De christelijke markt verkocht in 2011 4,8 procent meer boeken dan het jaar daarvoor en in datzelfde jaar had de algemene markt te kampen met een daling van 4,6 procent; in 2013 lagen die percentages respectievelijk op plus 1,25 en min 6,4, zo laten cijfers van de Brancheorganisatie voor het Christelijke Boeken- en muziekvak (BCB) zien.2

Het zijn geen verrassende cijfers als we kijken naar de aandacht die er in de huidige maatschappij aan religie wordt gegeven. Religie is een veel besproken onderwerp en lijkt een steeds prominentere rol te spelen in onze hedendaagse samenleving. Een greep uit de media:

“Veel Europeanen zien belang religieus erfgoed in” (Reformatorisch Dagblad, 3 juni 2014),

“Verzekeraar: Geen rol voor religie bij zorg” (Trouw, 19 juni 2014), “Kerkelijke eenheid is weer een stapje dichterbij” (Trouw, 30 mei 2014), “Voetbal is eigenlijk een moderne vorm van religie” (Trouw, 15 juni 2014).

Aan de andere kant zijn er ook geluiden met betrekking tot secularisatie: steeds meer kerken krijgen te maken met leegloop.3 Er lijkt sprake van een antithese: het aantal

kerkelijken daalt, maar bepaalde geloofsgemeenschappen groeien. Zo kennen

migrantenkerken de laatste jaren een sterke groei en verstevigt de islam haar positie in de samenleving.4 Bovendien zijn alternatieve vormen van religiositeit steeds meer in trek, zoals postchristelijke spiritualiteit, op zen gebaseerde mystiek, new age, antroposofie en

mantrameditatie, maar ook hekserij en satanisme, en heerst er onder jongeren meer en meer een zoektocht naar religieuze inspiratie.5 Kortom: diverse gedaanten van een sterke

metafysische behoefte. Goedegebuure brengt in zijn boek Nederlandse schrijvers en religie 1960-2010 ook reli-shoppers ter sprake: zij die hun eigen spirituele ‘patchworkidentiteit’

samenstellen door het kiezen en combineren van datgene wat hun uit het multireligieuze aanbod het beste bevalt.6

Al met al lijkt religie steeds vaker een steeds belangrijkere rol te spelen in ons

dagelijkse leven. Samenvattend verwoordt onderzoeker van het Sociaal Cultureel Planbureau Joep de Hart dit treffend als “De kerken lopen leeg, maar de drang naar het religieuze is onblusbaar”7.

                                                                                                               

1 Yaël Vinckx, “Het Boek verkoopt beter dan het boek,” NRC Handelsblad, 16 juni 2014,

http://www.nrcq.nl/2014/06/16/het-boek-verkoopt-beter-dan-het-boek (geraadpleegd op 17 juni 2014).

2 Ibid.

3 Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laten bijvoorbeeld zien dat in 1999 nog een kwart van de volwassenen naar de kerk ging; in 2012 was dat percentage gedaald tot 16. Zie onder andere: Hans Schmeets, “Kerkbezoek neemt af,” CBS, 20 december 2013, http://www.cbs.nl/nl- NL/menu/themas/vrije-tijd-cultuur/publicaties/artikelen/archief/2013/2013-3929-wm.htm (geraadpleegd op 18 juni 2014).

4 Zie onder andere: Ronald van der Bie, “Kerkelijkheid en kerkelijke diversiteit, 1889-2008,” in Religie aan het begin van de 21ste eeuw, red. Hans Schmeets en Ronald van der Bie (Den Haag/Heerlen: CBS, 2009), 13.

5 Jaap Goedegebuure, Nederlandse schrijvers en religie 1960-2010 (Nijmegen: Vantilt en ’s Gravenhage: Jaap Goedegebuure, 2010), 9.

6 Goedegebuure, 8.

7 Peter Giesen, “De kerk loopt leeg, maar religie zal blijven bestaan,” de Volkskrant, 25 augustus, 2011.

(4)

Niet alleen als maatschappelijk debat is religie een interessant thema, ook het aansnijden ervan in de literatuur is boeiend en is bovendien op verschillende manieren van belang.

Literatuur dient als spiegel van wat er in de samenleving speelt. Daarnaast biedt literatuur meer inzicht in religie. Johan Goud stelt dat juist narratief onderzoek een waardevolle bijdrage kan leveren aan het begrip van sociale, morele en religieuze fenomenen.8 Romans zijn in vergelijking met aan instituties gebonden teksten, die naar apodictische en

dogmatische theorieën streven, completer, doordat ze bijvoorbeeld fictieve situaties vanuit meerdere perspectieven beslaan.9 De Gier verwoordt dit als het vermogen van literatuur om inzicht in het leef- en denkklimaat van de huidige maatschappij te verschaffen.10 Bovendien wijst Ricoeur op de directe relatie tussen taal en religie, namelijk de creatieve dimensie van taal: literatuur reflecteert op religie; religie doet een beroep op taal om de ervaring van het transcendente uit te drukken.11

Bovenstaande krijgt nog eens extra gewicht wanneer we kijken naar de frequentie van het thema in de moderne Nederlandse literatuur. Religie – in de breedste zin van het woord – lijkt de laatste jaren meer dan ooit te fascineren en steeds vaker geïntegreerd te worden in moderne Nederlandstalige romans. Een voorbeeld hiervan is de in oktober 2012 verschenen roman Dit zijn de namen van Tommy Wieringa, waarmee hij in 2013 de Libris Literatuurprijs won. Mijn nieuwsgierigheid naar religie in de literatuur is door dit boek, en mijn analyse ervan, groter geworden. Religie vormt het centrale thema van Dit zijn de namen. De zoektocht en de identiteitsontwikkeling van het hoofdpersonage zijn exemplarisch voor de moderne mens die steeds vaker op zoek is naar zijn of haar herkomst om daarmee invulling te geven aan wie hij of zij is. Wieringa laat met Dit zijn de namen zien dat religie daarbij een

belangrijke rol kan spelen. Hij behandelt de vraag naar het ontstaan van religie en de betekenis ervan. Wieringa: “Mijn boek heb ik geschreven vanuit die vraag: hoe ontstaat religie, wat is de kiem van religie, wat beweegt mensen ertoe. We moeten niet vergeten dat 96 procent van de mensheid gelooft in een opperwezen.”12 Uit mijn analyse van Wieringa’s roman bleek religie vooral troost en geborgenheid voor het individu en voor groepen individuen te betekenen.13

Wieringa is echter niet de enige die het thema religie in zijn werk integreert. Predikant en publicist Evert Jan de Wijer laat in zijn boek God op het boekenbal zien dat de meeste moderne literatuur varieert op christelijke en Bijbelse thema’s, bewust of onbewust.14 Ook Liesbeth Eugelink, auteur van Niets in mij gelooft dat. Over religie in de moderne

Nederlandse literatuur, toont aan dat religie op een of andere manier een rol speelt in het                                                                                                                

8 Johan Goud, Vijf redenen om naar religie en zingeving in literatuur te vragen: het voorbeeld van Vestdijk. Prepaper voor Cross-over congres Leiden Balans en perspectief van de interdisciplinariteit in de letterkundige neerlandistiek 12 januari 2011 (Leiden: Universiteit Leiden, 2011).

9 Willem Witteveen en Sanne Taekema, “Wat juristen moeten lezen,” in Verbeeldingsmacht: wat juristen moeten lezen, red. Willem Witteveen en Sanne Taekema (Den Haag: Boom Juridische uitgevers, 2000), 341-344.

10 Dr. J. de Gier, Provocatie en inspiratie. De plaats van God en de Bijbel in de naoorlogse literatuur (Heerenveen: Groen, 2010), 23.

11 J. Verheyden, “Introduction,” in Paul Ricoeur: Poetics and Religion, red. J. Verheyden et al.

(Leuven, Paris, Walpole: Uitgeverij Peeters, 2011), XVIII.

12 Nieuwsuur, “Interview met Libriswinnaar Tommy Wieringa,” 6 mei 2014,

http://nieuwsuur.nl/video/504017-interview-met-libriswinnaar-tommy-wieringa.html (geraadpleegd op 31 december 2013).

13 Eline Eelkema, Culturele identiteit in Tommy Wieringa’s Dit zijn de namen, ongepubliceerde Bachelorscriptie begeleid door dr. E.M.A. van Boven, Rijksuniversiteit Groningen, 25 april 2013.

14 Evert Jan de Wijer, God op het boekenbal. Bijbel & bestsellers (Vught: Skandalon, 2013).

(5)

werk van veel Nederlandse schrijvers.15 Bij auteurs als Willem Jan Otten en Désanne van Brederode, die openlijk katholiek zijn, is de religieuze thematiek misschien voor de hand liggend. Wellicht interessanter, zo stelt Johan Snel in zijn bespreking van God op het boekenbal, zijn schrijvers waar dit minder vanzelfsprekend is, die juist vanuit hun literaire thematiek met God en religie in aanraking komen, zoals Tommy Wieringa. “Literatuur zonder religie? God is vaker op het boekenbal dan we denken,” aldus Snel.16

Interessant is het omslagpunt dat zich heeft voorgedaan in de literatuur. Tijdens een groot deel van de twintigste eeuw leek religie in de literatuur nauwelijks een rol te spelen, of hoogstens in kritische zin, maar in de jaren tachtig was er sprake van een verandering.17 Niet alleen in de maatschappij zien we dan een herbeleving van religie, ook in de literatuur werd God weer ter sprake gebracht. De uitgave van Over God is hiervoor een concrete aanwijzing.18 Over God verscheen in 1983 bij uitgeverij Tabula en is een boekje met korte beschouwingen “over de allergrootste Abstractie in ons bestaan”19 van zeven auteurs: Kester Freriks, A.F.T. van der Heijden, Oek de Jong, Frans Kellendonk, Nicolaas Matsier, Doeschka Meijsing en Geerten Meijsing. Het literair-historisch belang van Over God is dat het woord is aan de generatie die wordt geassocieerd met het tijdschrift De Revisor, dat in 1975 werd opgericht en in ieder geval de eerste jaren van zijn bestaan het belangrijkste literaire podium in Nederland was, zo stelt Goedegebuure.20 Interessanter in het kader van dit onderzoek is dat de auteurs, zich bewust van het feit dat zij een nieuwe generatie vertegenwoordigden, zich expliciet wensten uit te spreken over hun visie op God en geloof. Goedegebuure:

Het taboe op een onvooringenomen of positief gestemd spreken over de religie, dat gedurende de jaren vijftig en zestig in leven was geroepen en nauwlettend werd bewaakt door

invloedrijke opiniemakers als W.F. Hermans, Rudy Kousbroek en anderen, werd hiermee doorbroken. Daarmee stond Gerard Reve (die drie jaar eerder zijn spirituele autobiografe en geloofsapologie Moeder en Zoon had gepubliceerd) niet langer geïsoleerd.21

Het belang van Over God is dat het een begin van een omslag markeert, zo stelt

Goedegebuure.22 Bovendien laat deze uitgave dus ook zien dat dit omslagpunt niet alleen in de maatschappij zichtbaar wordt en in de secundaire literatuur wordt besproken, ook auteurs zelf geven deze verandering aan. “Het ‘God is dood’-tijdperk is voorbij”23.

                                                                                                               

15 Liesbeth Eugelink, Niets in mij gelooft dat. Over religie in de moderne Nederlandse literatuur (Nijmegen: Ten Have en Liesbeth Eugelink, 2007).

16 Johan Snel, “God op het boekenbal,” Media en Religie, 15 mei 2013,

http://mediaenreligie.nl/2013/05/15/god-op-het-boekenbal/ (geraadpleegd op 30 december 2013).

17 Hans Ester, “Godsdienst en literatuur gaan weer samen,” Soφie Stichting voor christelijke filosofie, 2011,

http://www.bewegingonline.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=1000024:godsdienst -en-literatuur-gaan-weer-samen&catid=207:april-2011&Itemid=291 (geraadpleegd op 30 december 2013).

18 Goedegebuure, 12.

19 Jeroen Koolbergen, “Voorwoord,” in Over God, ed. Kester Freriks et al. (Amsterdam: Tabula, 1983), 9.

20 Goedegebuure, 13.

21 Ibid.

22 Goedegebuure, 16.

23 Freriks et al., 7.

(6)

Veel Nederlandse romans van vandaag de dag worden gekenmerkt door een diversiteit van rollen en functies die aan religie worden toegekend.24 Een aantal auteurs, onder wie Vonne van der Meer, heeft zich bekeerd tot het rooms-katholicisme, en weer andere auteurs brengen mystiek ter sprake in hun romans, of juist de zingeving die religie kan bieden. Dit onderzoek richt zich op deze nieuwe situatie, die herbeleving van religie in de literatuur en de

verschillende functies die religie hierin uitoefent.

De vraagstelling die in dit onderzoek centraal staat luidt dan ook: ‘Welke rol of functie heeft religie in moderne Nederlandse romans?’ Bij de beantwoording van deze vraag wordt allereerst dieper ingegaan op de rol die religie de laatste decennia in de Nederlandse literatuur speelde en op het omslagpunt in de jaren tachtig, waarbij ook kort de maatschappelijke rol en beleving van religie wordt besproken, omdat deze nu eenmaal niet los is te zien van de literatuur. Deze korte historische schets is nodig om de huidige situatie in een perspectief te kunnen plaatsen en om hieraan betekenis te geven. Vervolgens wordt deze huidige situatie besproken en wordt er aan de hand van een vijftal romans van de afgelopen vijf jaar gekeken welke rol of functie religie in recente Nederlandse romans heeft. Hier is voor gekozen om een aanvulling te kunnen geven op bestaand onderzoek op dit gebied, waaronder Nederlandse schrijvers en religie 1960-2010 van Jaap Goedegebuure. Ook lijkt religie, zoals reeds gesteld, deze laatste jaren steeds meer en diverser aan bod te komen in de Nederlandse moderne literatuur. Een analyse van juist deze romans, kan meer inzicht geven in dit verschijnsel.

De situatie voor het omslagpunt: religie als vanzelfsprekendheid, het opkomende tegenwoord van het atheïsme en de opkomst van secularisering

God bestaat en God bestaat niet

Tot ongeveer 1850 was literatuur in Nederland vanzelfsprekend godsdienstig.25 Literatuur stelde God niet altijd centraal, maar het bestaan van God was onomstreden: hij was onbetwist de trooster bij onheil en de brenger van vreugde, straf en beloning. Ook bij de opvoeding van kinderen stonden deze ideeën centraal. Illustrerend is het werk van Hieronymus van Alphen.

In bijvoorbeeld zijn Kleine gedigten voor kinderen (1778) staan talloze verwijzingen naar

“dien goede God”26, “Gods wijsheid”27 en “Gods goedheid”28. In deze tijd was het vrijwel ondenkbaar dat iemand ongelovig was. Wel was er verschil tussen echte kerkgangers en wat vrijere gelovigen, maar van atheïsme was nog geen sprake.

Wetenschappelijke ontdekkingen in de tweede helft van de negentiende eeuw brachten echter een mentaliteitsverandering voort. Er kwam een crisis in het denken over God. Deze ontwikkelingen werden zowel in wetenschappelijke en populair-wetenschappelijke

tijdschriften en boeken bediscussieerd als in de literatuur. Literatuur kreeg de functie van debat: men overdacht hierin de consequenties van het wel of niet bestaan van God.29 Opvallend is dat de discussie in de tijdschriften een ‘grensoverschrijdend’ karakter had:

                                                                                                               

24 Jaap Goedegebuure, “Een woord vooraf,” Armada. De innerlijke ervaring. Onorthodoxe benaderingen van religie in literatuur 7, nr. 23 (augustus 2001): 4, 5.  

25 Literatuurgeschiedenis, “Godsdienst uit de literatuur,” De Nederlandse literatuurgeschiedenis in 90 hoofdstukken, http://www.literatuurgeschiedenis.nl/lg/19de/literatuurgeschiedenis/lg19011.html (geraadpleegd op 31 december 2013).

26 Hieronymus van Alphen (ed. P.J. Buijnsters), Kleine gedigten voor kinderen (Amsterdam:

Athenaeum – Polak & Van Gennep, 1998), 107.

27 Van Alphen, 88.

28 Van Alphen, 86.  

29 Literatuurgeschiedenis, “Godsdienst uit de literatuur.”

(7)

auteurs van diverse tijdschriften met verschillende inzichten reageerden vaak op elkaar.30 De tijdschriften bevestigden de woelige tijd en toonden een intense betrokkenheid bij de

theologische en maatschappelijke ontwikkelingen.31 Wat de literatuur betreft, kenmerkten de reacties op de nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen zich door diversiteit. De meeste gelovige auteurs voelden zich door de natuurwetenschappelijke berichten over de geschiedenis der soorten tot een kritische ijking van hun traditionele christelijke visies

aangespoord, zo stelt Ben Peperkamp.32 Een uitzondering was Ten Kate, die met zijn leerdicht De schepping (1866)33 de oudtestamentische voorstelling van zaken actualiseerde.34

In deze ‘crisistijd’ hadden lezers duidelijk behoefte aan literatuur waarin het

geloofsvraagstuk overdacht werd. Een belangrijke achtergrond hierbij was de opkomst van het modernisme in 1848, waarin de ‘vrije’ mens centraal stond: hij kon zelf de Bijbel lezen en interpreteren en invulling geven aan een christelijk bestaan. Ook de wet uit 1848 waarbij kerk en staat gescheiden werden, speelde hierbij een rol. Broeyer stelt dat de Nederlandse

kerkgenootschappen hierdoor voor het eerst de vrijheid bezaten zelfstandig hun inrichting en karakter te bepalen.35

Genoemde ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat de vanzelfsprekende God vanaf het derde kwart van de negentiende eeuw uit de literatuur verdween. Er kwam bovendien een scheidslijn tussen literatuur van gelovigen en literatuur van ongelovigen.36 Deze eerste scheiding van ‘God bestaat’ en ‘God bestaat niet’, gelovig en niet-gelovig, is een voorloper van het verzuilde klimaat dat aan het einde van de negentiende eeuw in Nederland overal op gang kwam. Ook in de literatuur. Iedere groepering, mede gebaseerd op godsdienst, had zijn eigen literaire tijdschrift en ook de literatuurkritiek raakte verzuild. In het literaire veld had iedere schrijver zo zijn ‘toevluchtsoord’, zijn eigen ‘huis’. Deze situatie duurde tot zo halverwege de twintigste eeuw voort.37

Secularisering

Gedurende de beginjaren van de twintigste eeuw kwam de seculariseringsgolf op gang, om in de decennia na 1960 in volle kracht los te barsten.38 Kerken liepen leeg en het was niet meer vanzelfsprekend dat men zich in de eerste plaats identificeerde met de geloofsgemeenschap waartoe men behoorde. Verschillende factoren hebben bijgedragen aan het

seculariseringsproces, maar het is moeilijk te zeggen wat de precieze oorzaak of verklaring is.

Bijgedragen heeft in ieder geval de botsing tussen strenge kerkelijke normen en nieuwe wereldse waarden die centraal kwamen te staan in de samenleving, zoals vrijheid, gelijkheid en democratische legitimatie.39 Daarnaast was ook het voortschrijden en de verbreiding van                                                                                                                

30 F.G.M. Broeyer, “Theologische en kerkelijke pluriformiteit weerspiegeld in tijdschriften. De jaren vijftig van de negentiende eeuw,” Anderhalve eeuw protestantse periodieke pers. Speciaal nummer van Jaarboek voor de Geschiedenis van het Nederlands Protestantisme na 1800 7 (1999), 14.

31 Broeyer, 45.

32 Ben Peperkamp, “‘De schepping’ (1866) van J.J.L. ten Kate,” Tijdschrift voor Literatuurwetenschap 2, 4 (1997): 307.

33 J.J.L. ten Kate, De schepping; een gedicht (Utrecht: Kemink, 1866).  

34 Peperkamp, 308.

35 Broeyer, 45.

36 Literatuurgeschiedenis, “Godsdienst uit de literatuur”.

37 Goedegebuure, 9, 10.  

38 Eugelink, 16.

39 C.J.M. Schuyt en Ed Traverne, “Secularisering en ontzuiling,” in 1950. Welvaart in zwart-wit, red.

C.J.M. Schuyt en Ed Traverne (Den Haag: Sdu Uitgevers, 2000), 356.

(8)

moderne wetenschappelijke inzichten invloedrijk. God was niet meer de vanzelfsprekende beschermer. Illustrerend is het voorbeeld dat Schuyt en Traverne aanhalen: “Waar in de vroege jaren vijftig nog in een boerengezin werd gebeden voor de bescherming tegen blikseminslag, kwam spoedig daarna op de boerderij een bliksemafleider.”40

Nadien hebben veel auteurs uit de twintigste eeuw, mede geïnspireerd en beïnvloed door het gedachtegoed van Nietzsche en Freud, expliciet gebroken met de christelijke traditie.41 Voorbeelden zijn Jan Wolkers en Maarten ’t Hart, beiden opgegroeid in een christelijk en kerkelijk gezin.42 Het verzet van deze auteurs tegen hun christelijke achtergrond paste in de heersende tijdsgeest van taboedoorbreking en normverruiming.43 Een voorbeeld uit de literatuur dat het geseculariseerde klimaat voelbaar maakt is de volgende passage uit Nooit meer slapen van W.F. Hermans, die De Gier eveneens aanhaalt:

- Heb jij een zusje?

- Ja, zes jaar jonger dan ik. Een raar meisje, mooi om te zien, maar erg dom. Ze is namelijk gelovig, om niet te zeggen bijgelovig. Ben jij religieus opgevoed?

- Gelukkig niet.

- Wij evenmin. Ik ben niet eens gedoopt (...)44

Geheel tegen deze beweging in was de bekering van Gerard Reve. Goedegebuure zegt hierover: “De overgang van Reve naar het rooms-katholicisme anno 1966 was niet alleen uitzonderlijk, maar ook nagenoeg onbegrijpelijk. Geloofsafval en –kritiek paste in de geest van die tijd, bekering juist niet.”45

Het omslagpunt: religie terug op de literaire agenda

De godsdienstkritiek van een hele generatie schrijvers als Jan Wolkers, Rudy Kousbroek, Jan Blokker, W.F. Hermans en Maarten ’t Hart was lange tijd dominant, maar sinds de laatste decennia van de vorige eeuw lijkt zich een omslag te hebben voorgedaan binnen de

Nederlandse literatuur. Godsdienstkritiek is niet langer overheersend; er zijn ook schrijvers opgestaan die God juist ter sprake willen brengen in hun eigen scheppend werk. Zij willen nadenken over God, over de mogelijkheden en onmogelijkheden om God te benoemen, over zijn rol in de geschiedenis, zijn bemoeienis met de mens, over zijn verantwoordelijkheid tegenover het kwaad, over het raadsel van de dood en over de aantrekkelijkheid en aandoenlijkheid van Jezus Christus.46

Het omslagpunt werd concreet met de eerder genoemde verschijning van het boekje Over God in 1983. De auteurs van Over God uitten hun visie op God en het geloof expliciet en daarmee was religie in de literatuur niet langer taboe of not done.47 Interessant is dat deze bundel laat zien dat het omslagpunt dus ook door auteurs zelf werd uitgedragen. Er was sprake van een nieuw tijdperk, een nieuwe generatie: het taboe op religie was doorbroken.

Religie stond, en staat ook vandaag, weer op de literaire agenda.

                                                                                                               

40 Schuyt en Traverne, 356.

41 De Gier, 15, 16.

42 De Gier, 16.

43 Goedegebuure, 12.

44 Willem Frederik Hermans, Nooit meer slapen (Amsterdam: De Bezige Bij, 1966), 74.  

45 Goedegebuure, 12.

46 Ester, “Godsdienst en literatuur gaan weer samen”.  

47 Goedegebuure, 13.  

(9)

De situatie na het omslagpunt: diverse rollen en functies voor religie

Na een periode van desinteresse, verzet en marginalisering, na het genoemde omslagpunt begin jaren tachtig van de vorige eeuw, genoot religie weer literaire belangstelling. Er wordt ook wel gesproken van een ‘geestelijke heroriëntatie’.48 Deze situatie wordt door sommigen wel gezien als een herhaling van de geschiedenis. Goedegebuure stelt dat het typerend is voor het fin de siècle van 1900 “dat alle vormen van religie en religiositeit opborrelen uit een ondoorzichtige smeltkroes waarin ook ingrediënten als christelijke mystiek, boeddhisme en vrijmetselarij mee pruttelen”49. Eenzelfde proces lijkt tegenwoordig gaande te zijn.

Verschillende religieuze tradities vormen namelijk een samenspel.50 Nieuw is echter het individualistische karakter van de herbeleving van religie. Goedegebuure: “Bij dit alles overweegt een zeer individualistische oriëntatie op alternatieve vormen van religiositeit en spiritualiteit, waartegen de collectief beleefde religie van de traditioneel-christelijke kerken het steeds vaker moet afleggen.”51 Een mogelijke verklaring voor de individuele

geloofsbelevenis kan zijn dat er geen zuil meer is waarmee men zich kan identificeren of waartoe men zich kan wenden.

Noemenswaardig in dit kader is ook het gegeven van buitenkerkelijkheid in onze hedendaagse maatschappij. Dit verschijnsel geeft aan dat religie zich niet enkel in de kerk afspeelt, maar ook daarbuiten plaatsvindt. Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau wijst uit dat een deel van deze buitenkerkelijken bepaalde christelijke geloofswaarheden op een individuele wijze beleeft en in het eigen leven inhoud geeft. Vaak spreekt men van het besef dat er ‘iets’ moet zijn buiten de waarneembare wereld, ‘een vage religiositeit’ aangeduid met ‘ietsisme’.52

Kijken we naar de literatuur, dan zien we het individualisme met betrekking tot religie terug in de zin dat verschillende auteurs voor zich hebben bekend dat zij zich niet kunnen ontdoen van het geloof. Weer andere auteurs hebben zich nadrukkelijk gemanifesteerd als belijdend gelovige. Een groot verschil met het verleden is dat – conform de maatschappelijke tendens – ook in de literatuur het kerkelijk gezag niet of nauwelijks aanwezig is. Het geloof wordt, met andere woorden, als een persoonlijke aangelegenheid beschouwd.53

Er zijn verschillende aanwijzingen dat religie recentelijk weer als een belangrijk literair thema wordt beschouwd. Zo spreekt Désanne van Brederode in 1996 al van een “reli-hype”54. Ook het thema van de Boekenweek in 1997 – ‘Mijn God’ – benadrukt de rol van religie in de maatschappij. Eugelink merkt de opleving zo midden jaren negentig en in de loop van 2000 op, met geluiden uit de media als ‘Religie staat weer op de agenda, ook in de letteren’ (HP/De Tijd, zomer 2007). In de secundaire literatuur lezen we ook veel over het belang van Knielen op een bed violen van Jan Siebelink uit 2005. Volgens velen is met deze roman religie definitief terug in de Nederlandse literatuur.55 Toch moeten we relativeren dat religie ‘terug                                                                                                                

48 Goedegebuure, Armada, 5.  

49 Goedegebuure, Armada, 4, 5.

50 [Anoniem], “Religie in kunst en literatuur,” Universiteit Utrecht,

http://www.uu.nl/university/minors/nl/religie-in-kunst-en-literatuur/Pages/default.aspx (geraadpleegd op 31 december 2013).

51 Goedegebuure, 9.

52 De Gier, 15.

53 Goedegebuure, 9.

54 Désanne van Brederode, Credo. Bezielde verhalen uit de Nederlandse literatuur (Amsterdam:

Prometheus, 1997), 5.

55 o.a. Eugelink, 176.

(10)

van weggeweest’ is. Eugelink spreekt dan ook over een “revivalgedachte”56: religie was de decennia hiervoor vooral taboe, het was not done, maar het is niet zo dat religie al die tijd afwezig was.57 “Religie is (...) vooral uit het verdomhoekje getreden. En religie was al die tijd niet afwezig, maar juist aanwezig, alleen zagen we het niet,”58 aldus Eugelink.

Een gebeurtenis in het literaire landschap van Nederland die volgens Eugelink de vraag naar de relatie tussen literatuur en religie opnieuw onder de aandacht bracht, was dat een aantal gerenommeerde schrijvers zo midden jaren negentig toetrad tot de rooms-

katholieke kerk, of er voor uit kwam sterk geïnspireerd te worden door de christelijke traditie, in het bijzonder de katholieke.59 Auteurs die zij tot “het ‘bekeringsgolfje’”60 rekent zijn Vonne van der Meer, Désanne van Brederode en Willem Jan Otten: ‘nieuwe getuigen’. Ook Oek de Jong is een auteur die begin jaren negentig over de mystieke traditie van het

christendom schreef, en later over religieuze kunst.

In onze tegenwoordige cultuur is religie niet meer van oude vormen afhankelijk. Religie komt vaak op onverwachte manieren ter sprake en uit voorbeelden uit de kunst en literatuur blijkt dat religie in ongewone verbindingen wordt geplaatst.61 Uiteenlopende religieuze tradities, maar ook het ongeloof en het geloof, het atheïsme en religieuze tradities, gaan coalities met elkaar aan, vergelijkbaar met de smeltkroes uit het fin de siècle.62 Kortom: de invulling van religie in de moderne literatuur wordt gekenmerkt door verscheidenheid.

In wat volgt, zullen de verschillende functies en rollen die religie kan hebben in moderne Nederlandse romans worden besproken. Deze functies van religie zijn gebaseerd op wat Goedegebuure en Eugelink in de moderne literatuur hebben waargenomen, wat zij in hun analyses van de ‘nieuwelingen’ naar voren hebben gebracht. Religie als basis van culturele identiteit is afgeleid uit mijn eerder genoemde onderzoek naar dit thema in Dit zijn de namen van Tommy Wieringa.

Religie als basis van culturele identiteit

Religie is in de context van culturele identiteit een belangrijk aspect. Het kan gaan om een individuele dan wel een collectieve culturele identiteit. Op individueel niveau kan religie een grote rol spelen in de invulling van wie je bent. Deze bepaling is niet per se dominant, maar is afhankelijk van de vraag in hoeverre het individu zijn of haar identiteit aan religie ontleent.

Buitelaar wijst in dit kader op de emotionele en motiverende kracht van religie: “de meest fundamentele waarden en hoogste idealen en aspiraties worden erin tot uitdrukking gebracht, en dat is belangrijk voor een positief zelfgevoel”.63

De mogelijkheid tot identiteitsontlening aan de hand van religie is ook op collectief niveau van toepassing. Buitelaar stelt dat religie, specifieker: religieuze tradities, vooral zeer geschikt zijn om een groepsidentiteit vorm te geven, omdat ze in de regel betrekking hebben op aspecten van alle levensterreinen, waardoor ze optimale mogelijkheden bieden voor                                                                                                                

56 Eugelink, 11.

57 Eugelink, 11, 13.

58 Eugelink, 13.

59 Eugelink, 172.

60 Ibid.

61 Universiteit Utrecht, “Religie en zingeving.”

62 [Anoniem], “Religie in kunst en literatuur,” Universiteit Utrecht,

http://www.uu.nl/university/minors/nl/religie-in-kunst-en-literatuur/Pages/default.aspx (geraadpleegd op 31 december 2013).

63 Marjo Buitelaar, Islam en het dagelijks leven (Amsterdam: Atlas, 2006), 18.

(11)

psychische en sociale integratie.64 Die identiteit definieert Buitelaar als exclusief en positief, omdat de groep wordt gedefinieerd in relatie tot een hogere, machtige werkelijkheid en omdat religieuze tradities verhalen en mythen bevatten die men op het eigen leven kan toepassen en die zodoende houvast kunnen bieden.

De keerzijde van een dergelijke groepsidentiteit gebaseerd op religie, is uitsluiting, waarbij het othering-mechanisme werkzaam is. Buitelaar wijst op het grote vermogen van een religieus vertoog, wat volgens haar mensen ertoe kan bewegen de gelederen te sluiten en groepsbelangen te verdedigen.65

Religie als gemeenschapsvorming

Een functie van religie die voortvloeit uit de zojuist genoemde collectieve culturele identiteit, is gemeenschapsvorming. Religie heeft te maken met verbondenheid. Het woord zou afgeleid zijn van ‘religare’, wat ‘opnieuw binden’ of ‘verbinden’ betekent. Dat religie een binding tussen mensen tot stand kan brengen, verklaart Burggraeve als volgt: “Iets wordt als

gescheiden (sacer) ervaren en hierdoor met een absolute macht bekleed (ab-solvere betekent letterlijk los-maken). Dit absolute gegeven vordert de mens in zijn begeerte en affectiviteit op, het bindt de mensen rond zich.”66 Het individu kan zijn of haar identiteit aan deze binding ontlenen.

In het kader van religie als gemeenschapsvorming spreekt Goedegebuure over het verlangen van verschillende auteurs naar een organische gemeenschap die bezield is door ‘een religieus ideaal, een metafysisch doel’.67 In de mens schuilt een diep geworteld verlangen naar gemeenschap.68 Hij noemt onder andere Marsman en Kellendonk die deze wenselijkheid van een collectief geïnspireerd door religie postuleren. Het geloof moet ertoe strekken een dergelijke utopie leven in te blazen. Over Kellendonk stelt Goedegebuure: “Zelf zei hij te geloven ‘in de heilsgeschiedenis, dat we op weg zijn naar het paradijs’”.69

Religie als zingeving aan het bestaan

Het bestaan van romans die het zoeken naar een leven met zin centraal stellen, is van belang voor zowel christenen als niet-christenen, omdat deze romans een algemene menselijke problematiek aansnijden en een scherpe analyse bieden van aspecten in onze moderne maatschappij, zo stelt De Gier:

Een literaire kunstenaar ziet scherp en legt dingen bloot waarvoor wij blind kunnen zijn. Juist door zijn kunstenaarschap kan een literator, ook al heeft hij geen christelijke achtergrond, aspecten van de wereld van nu op indringende wijze onder onze aandacht brengen.70

                                                                                                               

64 Buitelaar, 18.

65 Ibid.

66 Roger Burggraeve (m.m.v. Luc Anckaert & Didier Pollefeyt), “Tussen nationaliteit en nationalisme.

Kansen en risico’s van het volksnationalisme,” in Is God een Turk? Nationalisme en religie, red.

Roger Burggraeve & Johan de Tavernier (Leuven: Davidsfonds, 1995), 70, 71.

67 Goedegebuure, 39.

68 Goedegebuure, 37.

69 Goedegebuure, 39.  

70 De Gier, 27.  

(12)

Religie als zingeving veronderstelt een voorafgaande fase van zinloosheid. Eugelink constateert dit gevoel van zinloosheid bij Willem Jan Otten.71 Het geloof, zo stelt zij, is in zekere zin een buffer tegen deze ervaring van zinloosheid. Zelfs als het geloof telkens moet worden bevochten op de twijfel, komt het geloof tegemoet aan een verlangen naar

zingeving.72 In het geval van Otten, en waarschijnlijk in veel meer gevallen, hangt zingeving nauw samen met erkenning van zijn bestaan. Eugelink stelt dat een zinvol bestaan alles te maken heeft met een weten dat je gezien wordt, met het vertrouwen dat je leven niet onopgemerkt is gebleven. “Zinvol zijn is gezien worden,” aldus Eugelink.73 Goedegebuure verwoordt zingeving in de literatuur als een deur openhouden voor het onbekende dat nog komen kan, iets dat geen opdracht inhoudt, maar een aanbod behelst.74

Religie als getuigenis: getuigenisliteratuur

Een functie die religie ook in de moderne Nederlandse literatuur kan vervullen, is die van getuigenis. Eugelink spreekt in dit verband over ‘getuigenisverhalen’: publicaties van auteurs waarin ze expliciet spreken over en getuigen van hun geloof.75 Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een dagboek of een essay waarin auteurs schrijven over wat het geloof voor hen betekent.

Als voorbeeld noemt Eugelink Willem Jan Otten, Désanne van Brederode en Oek de Jong, die naast hun literaire werk allen een dagboek hebben gepubliceerd en ook in essays

regelmatig schrijven over de betekenis van het geloof voor hen. Eugelink stelt dat het geloven an sich bij de desbetreffende auteurs de behoefte oproept aan het afleggen van getuigenissen in autobiografische notities.76 “Het voert misschien te ver om te reppen van een nieuw genre als ‘getuigenisliteratuur’, maar opvallend is het wel,”77 aldus Eugelink.

Religie als getuigenis is werkzaam op een persoonlijk niveau. Met andere woorden: de individuele geloofsbelijdenis, de eigen ervaring en de persoonlijke betekenis van het geloof staan centraal. Otten bijvoorbeeld, probeert te begrijpen waar hij in gelooft als hij zegt dat hij gelooft, waarbij hij het credo van de katholieke kerk niet klakkeloos beaamt, maar op zoek gaat naar wat de afzonderlijke artikelen hem persoonlijk te zeggen hebben.78 Eugelink spreekt ook wel van “ervaringsgeloof”79.

Religie als mystiek

Mystiek heeft betrekking op de persoonlijke vereniging met God of met ‘het hogere’.80 Het betreft de poging om één te worden met God door volkomen overgave, waardoor er in de geest van de mysticus ruimte ontstaat waarin God kan binnenkomen. Zijn binnenkomst staat echter niet vast; het is een geschenk van God en niet een beloning die verdiend kan worden

                                                                                                               

71 Eugelink 179.

72 Eugelink, 180.

73 Ibid.

74 Goedegebuure, 145.

75 Eugelink, 174.

76 Eugelink, 175.

77 Ibid.

78 Eugelink, 179.

79 Eugelink, 207.

80 Eugelink, 215.

(13)

door ijverig bidden.81 Een mystieke ervaring, volgens Georges Bataille82 ook wel innerlijke ervaring of transgressie, doet zich voor als het redelijk denken de mens plotseling ontvalt en hij terechtkomt op een plaats van ‘niet-weten’. Maarten van Buuren stelt:

Omdat [de mens] zich moeilijk aan het redelijk denken (en zijn synoniemen: begrip, kennis, weten, taal, logos, discours) kan onttrekken, moet hij manieren bedenken om zich uit zijn eigen denken te laten vallen. Hij moet zijn denken dienstbaar maken aan een ervaring van niet-denken (...).83

Mystieke literatuur wordt wel gezien als een poging om in woorden te vatten wat eigenlijk niet gezegd kan worden.84 Toepasselijk in dit kader is het werk van dichter Hans Faverey dat Goedegebuure typeert als “beoefenen wat zich verbergt”85. Volgens Goedegebuure besefte Faverey maar al te goed dat het geheim zich alleen kenbaar maakt als je erover zwijgt, maar niettemin bleef hij verbeten op zoek naar dat ene gedicht waarin het zich zou openbaren.86 Dit verborgene wordt zichtbaar in Favereys werk door het wit wat hij gebruikt, dat per definitie aanwezige afwezigheid en sprekende stilte behelst, “een leegte die het Al oproept; het Al dat oneindig veel meer behelst dan wordt aangeraakt door de woorden en zinnen die het wit omsluiten”.87

De eenwording met God of met een hogere macht, die inherent is aan de mystieke functie die religie in literatuur kan bekleden, kan ook letterlijk worden opgevat. Zo spreekt Goedegebuure bij de karakterisering van religie in het werk van Van Brederode over de op het lichaam gerichte mystiek waarbij Christus en minnaar inwisselbaar, zo niet identiek zijn.88 Eugelink stelt dat het in Van Brederodes werk centraal staande waarlijk mens-zijn van Jezus, naast het God-zijn, het mogelijk maakt van hem, en daarmee van God, te houden met net zo’n passie en overgave als je van een ‘gewone’ geliefde houdt.89 In dit kader past ook het gebruik van thematiek en vormentaal van de hoofse minnepoëzie, of toespelingen op erotiek of seksualiteit, wat al in de middeleeuwen gebeurde. Goedegebuure karakteriseert ook (deels) het werk van Gerard Reve binnen de mystiek en stelt hem daarbij in een lange traditie.90

Religie als normering

Religie kan ook een normerende en ordenende functie hebben. Het credo of de

geloofsbelijdenis, de meest korte samenvatting van datgene waar de gelovige in gelooft, geldt daarbij als bepalend.91 Het credo behoort tevens tot een van de kerkelijke rituelen: het heeft                                                                                                                

81 Literatuurgeschiedenis, “Brabantse mystiek,” De Nederlandse literatuurgeschiedenis in 90 hoofdstukken,

http://www.literatuurgeschiedenis.nl/lg/middeleeuwen/literatuurgeschiedenis/lgme041.html (geraadpleegd op 5 juli 2014).

82 Georges Bataille, Laurens ten Kate [vert.] L’Expérience intérieure (Hilversum: Gooi & Sticht, 1989).

83 Maarten van Buuren, “Woordenlijst van de innerlijke ervaring,” Armada. De innerlijke ervaring.

Onorthodoxe benaderingen van religie in literatuur 7, nr. 23 (augustus 2001): 6.

84 Literatuurgeschiedenis, “Brabantse mystiek”.

85 Goedegebuure, 147.

86 Ibid.

87 Ibid.

88 Goedegebuure, 94.

89 Eugelink, 213, 214.

90 Goedegebuure, 36.

91 Eugelink, 182.

(14)

een rituele functie, omdat de woorden uitgesproken worden bij de toetreding tot een bepaald geloof en later ook verschillende keren opnieuw beleden worden.92 De officiële opvattingen van de kerk zijn de norm en kunnen ingezet worden om een bepaalde orde in de samenleving tot stand te brengen. Ook kan deze geloofsleer dienen om macht uit te oefenen.

Gerelateerd aan eerder genoemde mogelijkheid tot gemeenschapsvorming door religie, is de (wens tot) ordening van de samenleving. Religie kan deze ordening tot stand brengen.

Goedegebuure signaleert in het werk van onder andere Oek de Jong en Frans Kellendonk striemende kritiek op een samenleving die gedomineerd wordt door hyperindividualisme, hedonisme en een fundamenteel gebrek aan gemeenschapszin en geestelijke waarden.93 Een religieus beleefde samenleving geldt als ideaal.

Religie als troost

Religie bekleedt in de literatuur ook veelvuldig de functie van troost. De notie van schuldig- zijn en zondebesef is een veelvoorkomend thema en religie is dan datgene waar men zich op kan beroepen voor het zoeken naar troost. Hiermee raakt deze rol van religie dicht aan de persoonlijke belevingswereld, want troost veronderstelt een intieme nabijheid.94

Een voorbeeld dat Goedegebuure naar voren brengt is het bezongen levensgevoel in de poëzie van Reve met het lijden aan het leven, het onvervulde verlangen naar troost en harmonie en de fixatie op de dood. Ook in het werk van Otten is schuld en lijden een centraal aspect, zo stelt Eugelink.95 Religie biedt dan de mogelijkheid tot verlossing en vergeving,

“een verlossing van het eeuwige schuldgevoel”.96

Operationalisering: aandachtspunten voor de romananalyses

Nu het theoretisch kader rond religie in de Nederlandse literatuur en de verschillende functies die religie kan vervullen in moderne romans zijn besproken, is het van belang om terug te komen op de vraagstelling die in dit onderzoek centraal staat, namelijk: ‘Welke rol of functie heeft religie in moderne Nederlandse romans?’ Er is gekozen voor een vijftal romans vanaf 2010, te weten: Het smalle pad van de liefde (2010) van Vonne van der Meer, Stille zaterdag (2011) van Désanne van Brederode, Pier en oceaan (2012) van Oek de Jong, Daniël in de vallei van Jan Siebelink (2013) en De woongroep (2014) van Franca Treur. Voor deze romans is allereerst gekozen om een aanvulling te kunnen geven op bestaand onderzoek op dit gebied van Goedegebuure getiteld Nederlandse schrijvers en religie 1960-2010. Daarnaast is gelet op een zo breed mogelijke spreiding van de verschijningsdata van de romans, in de hoop daarmee tot een zo getrouw mogelijke weerspiegeling van de periode 2010 – heden te komen, waarbij tevens is gepoogd om een diversiteit van functies van religie na te streven.

De hiervoor besproken functies van religie, gebaseerd op de secundaire literatuur, vormen het uitgangspunt voor de romananalyses. De operationalisering van de verschillende functies en rollen die religie kan hebben, leveren de volgende aandachtspunten en richtlijnen op voor de analyses:

                                                                                                               

92 Eugelink, 182.

93 Goedegebuure, 39.

94 Goedegebuure, 28.

95 Eugelink, 181.

96 Eugelink, 182.

(15)

Religie als:

culturele identiteit

gemeenschapsvorming

individuele identiteit

collectieve identiteit

emotionele en motiverende kracht van religie

religieuze tradities othering

binding door absolute macht van ‘iets wat gescheiden is’

verlangen naar gemeenschap

zingeving

voorafgaande fase van gevoel van zinloosheid

algemene menselijke en maatschappelijke problematiek

verlangen naar zingeving

erkenning van je

bestaan deur openhouden voor

‘het onbekende’

getuigenis

expliciet spreken en getuigen van je geloof

ervaringsgeloof

individuele geloofsbelijdenis eigen ervaring van het geloof

persoonlijke betekenis van het geloof

houvast door toepassing op eigen leven

(16)

Figuur 1: Operationalisering van de verschillende functies van religie

Methode van analyse

De verschillende functies van religie zijn geanalyseerd aan de hand van het begrippenapparaat dat geïntroduceerd wordt in Literair mechaniek. Inleiding tot de analyse van verhalen en gedichten van Erica van Boven en Gillis Dorleijn. Er is voor dit analysemodel gekozen, omdat hier de voornaamste begrippen centraal staan die het uitgangspunt vormen van vrijwel iedere romananalyse. Tevens komen hierin alle aspecten van een verhaal voor die bijdragen aan de betekenis van een tekst, het verborgene zichtbaar maken en die helpen om naar voren te halen wat een tekst de lezer toereikt.

Het eerste analysebegrip is de vertelsituatie, ofwel de manier waarop een verhaal wordt verteld en gepresenteerd. Naast dat deze vertelwijze het specifieke karakter van de tekst bepaalt, stuurt deze ook de lezersreactie.97 De weergave van gedachten, gesprekken en

gezichtspunten is een tweede onderdeel van het analysemodel. Deze kan de vorm hebben van persoonstekst, vertellerstekst of een mengvorm van beide.98 Ook focalisatie is hier een belangrijke categorie. Met deze vormen kan de verteller de lezer in een bepaalde richting sturen, zo niet ‘manipuleren’.99 Ook structuuraspecten van verhalen maken deel uit van het begrippenapparaat. Dit betreft ten eerste de tijdsstructuur, waaronder de volgorde van de gebeurtenissen, de tijd die het vertellen van het verhaal in beslag neemt en de weergave van                                                                                                                

97 Erica van Boven en Gillis Dorleijn, Literair mechaniek. Inleiding tot de analyse van verhalen en gedichten (Bussum: Coutinho, 2003), 184.

98 Van Boven en Dorleijn, 215.

99 Ibid.

mystiek

eenwording met God

God als mens-zijn

eenwording met mens liefde / erotiek / seksualiteit

normering credo /

geloofsbelijdenis

orde samenleving machtsuitoefening

troost / verlossing en vergeving

zondebesef schuld lijden

(17)

het tijdsverloop vallen.100 Daarnaast maken ook motieven, ofwel betekenis en de

totstandkoming daarvan, deel uit van het analysemodel.101 Hieronder vallen zowel concrete motieven, onderverdeeld in verhaalmotieven, vrije motieven en leidmotieven, als abstracte motieven, waaronder het hoofdmotief of grondmotief valt.102 Tevens is aandacht besteed aan symbool- en beeldgebruik en thematiek die mede gestalte geven aan de motievenstructuur of de betekenis van het verhaal.103 Tot slot zijn ook ruimte en personages onderdelen van het gehanteerde analysemodel.

Op basis van de vertelsituatie, de weergave van gedachten, gesprekken en

gezichtspunten, tijd, motieven, ruimte en personages, is gekeken hoe een bepaalde functie van religie, of meerdere functies, naar voren komen in de geselecteerde romans. De hierboven genoemde geoperationaliseerde begrippen gebaseerd op deze functies gelden daarbij als signaalwoorden. In wat volgt, worden de verschillende analyses van de betreffende romans besproken.

Religie in Het smalle pad van de liefde van Vonne van der Meer (2010)

Het smalle pad van de liefde van Vonne van der Meer gaat over een vriendschap tussen twee echtparen. Floris en Françoise wonen met hun beide dochters in de Auvergne in Frankrijk.

Daar zijn ze naartoe verhuisd om een nieuwe start te maken na het tragische ongeval met hun zoontje Björn, die daarbij om het leven is gekomen. Pieter en May, een stel uit Amsterdam, ontmoetten ze bij een bruiloft, na het ongeluk. Sindsdien komen Pieter en May met hun kinderen iedere zomer in Frankrijk waar ze gezamenlijk de vakantie doorbrengen. De vier delen een hechte vriendschap, tot die ene zomer. Floris en May worden verliefd op elkaar en proberen zo vaak mogelijk ongezien samen te zijn. Ze weten beiden dat hun verhouding de jarenlange vriendschap op het spel zet, en ook de omgang tussen de kinderen kan drastisch veranderen als de affaire naar buiten komt. Terug in Nederland is May op zoek naar een manier om in het reine te komen met zichzelf, om verlost te worden van de verkeerde dingen die ze heeft gedaan. Ze zoekt contact met Heleen, een non die ze via school kent en door hun ontmoetingen komt May in aanraking met God. Van Heleen leert ze bidden, en door haar verdiept ze zich in psalmen en andere religieuze teksten. Langzamerhand lijkt bij May een religieus besef te ontstaan.

De roman draait om de ontwikkeling van May. Vrijwel alle gebeurtenissen stellen May centraal: het overspel, het daaropvolgende schuldgevoel en de zoektocht naar vergeving, en het uiteindelijke religieuze ontwaken in haar. De personale verteller focust op Mays handelingen en ervaringen. May is, met andere woorden, voor een groot deel van de roman focalisator. Op die manier beleeft de lezer het verhaal vanuit haar gezichtspunt. Ook doordat de gesprekken tussen May en Heleen, die een belangrijk aandeel hebben in Mays proces van religieuze gewaarwording, in de directe rede worden weergegeven, wordt de lezer nauw betrokken bij Mays ontwikkeling. Al met al maken deze narratologische aspecten – de vertelsituatie, de focalisatie en de weergave van gedachten en gesprekken – en de religieuze thematiek, de visie van de roman als geheel zichtbaar. Via May en de focus op haar zoektocht naar verlossing en het uiteindelijke religieuze ontwaken in haar, lijkt de roman de lezer mee te willen geven dat religie verlossing en vergeving biedt.

                                                                                                               

100 Van Boven en Dorleijn, 240.

101 Van Boven en Dorleijn, 271.

102 Van Boven en Dorleijn, 272, 273.

103 Van Boven en Dorleijn, 283.  

(18)

Religie als verlossing en vergeving

Aanleiding voor Mays zoektocht naar verlossing en haar verdieping in het geloof, is haar zondebesef. Ze voelt zich schuldig over haar verhouding met Floris, zowel tegenover Pieter als Françoise. Doordat de personale verteller van de roman Mays handelingen, gedachten en ervaringen centraal stelt en de lezer op die manier deel maakt van Mays belevingswereld, krijgt de lezer inzicht in haar schuldgevoel en haar verlangen naar verlossing. Bij terugkomst uit Frankrijk, na de zomer van de verhouding van haar en Floris, krijgt Mays verlangen naar verlossing in eerste instantie gestalte door ‘gul’ gedrag. Zo mag haar dochter Merel na jaren soebatten weer een huisdier, doet ze op haar werk haar uiterste best zich in anderen te verplaatsen en geeft ze op school meer de ruimte aan collega’s.

Ze oefende overal, zelfs als ze op de fiets de stad doorkruiste. Ze keek niet meer iedere automobilist aan alsof hij een serieverkrachter was. Nu gaf ze een bestuurder van een

Mercedes ook wel eens voorrang als ze zag dat hij al minutenlang probeerde af te slaan maar voorbij werd gereden door slierten fietsen die daar heel erg van genoten.104

Ruimhartig zijn kost May ook wel eens moeite, “ (...) dan trok ze zich even terug, in een kamer of in zichzelf. Dan deed ze haar ogen dicht en haalde diep adem. Stamelde een vraag, vroeg om kracht bij wat ze wilde maar nog niet op kon brengen, in onaffe zinnen, losse woorden”105. We zien hier al een voorzichtige poging om tot God te komen. Mays

ruimhartigheid kunnen we kenmerken als een voorstadium van het daadwerkelijke religieuze ontwaken in haar. Het is voor haar een manier om naar verlossing te zoeken, om de

verhouding met Floris als het ware te ‘compenseren’ door goed gedrag te vertonen en zich zo van haar zonden te bevrijden.

Al snel wordt de lezer meegenomen naar de volgende fase in Mays proces. May zoekt contact met Heleen, een non die op de school waar zij stage loopt als vrijwilligster werkt. Bij haar lucht May haar hart en door haar komt May in aanraking met het geloof. Tijdens hun eerste ontmoeting vraagt May haar naar een gebed voor als er iemand ziek is of doodgaat.

Heleen schrijft vervolgens het Onzevader voor haar op, dat May diezelfde middag nog uit haar hoofd leert. Ook stelt May haar eerste vragen over het geloof aan Heleen. Van belang daarbij is de narratologische situatie: de gesprekken die tijdens deze ontmoetingen

plaatsvinden worden in de directe rede weergegeven, waardoor de lezer rechtstreeks wordt betrokken bij het proces van May: “‘Ik heb je ook van alles te vragen. Ik weet echt van niks, van geloof, bedoel ik. Op een uurtje Bijbelles op de lagere school na dan.’ ‘Als je wilt, neem ik wat boeken voor je mee. Ik zal eens denken... (...)’”106. Na deze eerste ontmoeting lijkt een eerste religieus besef bij May aanwezig. Opnieuw verschaft de vertelsituatie de lezer inzicht in Mays ervaringen:

Na haar vertrek was May blijven zitten, ze had een glas rode wijn besteld. Voor ze een slok nam, had ze zichzelf toegeknikt in de weerspiegeling van het windscherm en daarbij het glas even geheven. Ze had iets te vieren, hoewel ze niet wist hoe ze het benoemen moest, de feestdag had nog geen naam.107

                                                                                                               

104 Van der Meer, 130.

105 Van der Meer, 129.

106 Van der Meer, 136.

107 Van der Meer, 136.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Of we ons nu laten inspireren door een christelijke interpretatie van deze kosmische visie, of door een naturalistische interpretatie: we hebben de keus om samen te

Het is omdat wij door Hem gemaakt zijn 5 , en naar Zijn beeld, dat wij weten dat we moraliteit niet kunnen behandelen als slechts een uitvindsel?. Het is omdat het bestaan méér is

Laten we God niet beroven van de eer die Hem toekomt en laten we onze zielen niet beroven van een overvloedige zegen, door met onze mond te belijden dat we afhankelijk zijn van

○ Religie is ‘s mensen nutteloze poging om zich met God te verzoenen. Jezus echter biedt Zijn rechtvaardigheid voor ons aan, als een gave, door geloof. Jezus echter vervulde de

Holst Arr.: Rodney Abriol

En Abba is de mooiste naam waarmee U wordt gekend Heel mijn leven blijft U bij mij, U die mijn Vader bent.. Ik geloof in Jezus, Zoon van God, de

Met de veront- waardiging over de zware indus- triële arbeid van kinderen is de hele campagne voor de afschaf- fing van kinderarbeid destijds op gang gekomen.. Deze sector is nog

Voor deze casus geldt dat de gemeente moet aantonen dat de melkfabriek redelijkerwijs niet elders op een bestaand bedrijventerrein gevestigd kan worden.. Vraag