• No results found

Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleidingen Duitse Taal en Cultuur Faculteit der Letteren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleidingen Duitse Taal en Cultuur Faculteit der Letteren"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleidingen

Duitse Taal en Cultuur

2018-2019

Faculteit der Letteren

(2)

INHOUDSOPGAVE

DEEL I ALGEMENE BEPALINGEN ... 3

Paragraaf 1. Algemene bepalingen ... 3

DEEL II ALGEMEEN DEEL ... 7

Paragraaf 2. Toegang opleiding en onderwijs ... 7

Paragraaf 3. Inrichting en vormgeving ... 8

Paragraaf 4. Toetsing ... 12

Paragraaf 5. Studievoortgang, -begeleiding en -advies ... 15

Paragraaf 5a Onderwijsevaluatie... 15

DEEL III OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL ... 16

Paragraaf 6. Algemene Bepalingen……… 16

Paragraaf 7. Propedeuse………17

Paragraaf 8. Postpropedeutische fase……….………23

DEEL IV OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN ... 26

Paragraaf 9. Overgangsbepalingen ... 26

Paragraaf 10. Slotbepalingen ... 26

Bijlage 1: Judiciumregeling ... 27

Bijlage 2: Regeling Bindend Studieadvies ... 28

Bijlage 3: Regeling Fraude tentamens en examens ... 30

(3)

DEEL I ALGEMENE BEPALINGEN Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Reikwijdte van de regeling

1. Deze onderwijs- en examenregeling (hierna verder: regeling) is van toepassing op de initiële bacheloropleidingen (hierna verder: de opleidingen) die in de faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit zijn ingesteld. Deel II van de regeling omvat bepalingen die van toepassing zijn op alle opleidingen; in deel III zijn aanvullende specifieke bepalingen per opleiding opgenomen. Deel IV beschrijft in het kort de overgangs- en slotbepalingen.

2. De regeling geldt voor alle studenten die in het studiejaar 2018-2019 voor de opleiding zijn ingeschreven.

Artikel 1.2 Begripsbepalingen

De in deze regeling voorkomende begrippen hebben, indien die begrippen ook voorkomen in de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (hierna verder: de WHW) de betekenis die de WHW daaraan geeft.

1. De in deze regeling voorkomende begrippen hebben, indien die begrippen ook voorkomen in de structuurregeling, of in de wet, de betekenis die de structuurregeling respectievelijk de wet daaraan geeft.

2. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. belanghebbende: de student die staat ingeschreven voor het examenprogramma van deze Onderwijs- en examenregeling, en meer specifiek, bij inzage van tentamens, de student die het betreffende tentamen heeft afgelegd.

b. bindend studieadvies: advies dat aan alle studenten aan het eind van het eerste jaar van de bacheloropleiding wordt verstrekt over de voortgang van hun studie, waarbij een negatief advies een bindend karakter heeft

c. Commissie Studieadvies Eerste Jaar: commissie die namens de decaan na het eerste semester het voorlopig, en aan het eind van het eerste jaar het definitieve, bindend, studieadvies uitbrengt. Deze commissie bestaat uit drie leden met als voorzitter de onderwijsdirecteur. De overige leden zijn in beginsel leden van de facultaire examencommissie

d. core curriculum: een door alle studenten van de geesteswetenschappelijke faculteiten verplicht te volgen pakket in de bacheloropleiding met een omvang van 15 studiepunten1

e. deeltentamen: een tentamen van een examenonderdeel dat in gedeelten wordt afgelegd.

Tenzij anders vermeld wordt in het vervolg van deze onderwijs- en examenregeling met

1 Voor studenten die voor 1 september 2011 zijn begonnen met een bacheloropleiding aan de letterenfaculteit maakt het core curriculum geen deel uit van het programma.

(4)

een tentamen ook een deeltentamen bedoeld. De geldigheidsduur van een deeltentamen wordt door de opleiding bepaald

f. docent: de medewerker die verantwoordelijk is voor het verzorgen van onderwijs g. examen: toetsing waarbij door de examencommissie wordt vastgesteld of alle tentamens

van de tot de propedeuse behorende onderwijseenheden resp. van alle tot de opleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, voor zover de examencommissie niet heeft bepaald dat het examen tevens omvat een door haar zelf te verrichten onderzoek naar de kennis, inzicht en vaardigheden van de examinandus alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek

h. examencommissie: de facultaire examencommissie van de Faculteit der Letteren. Zie ook Structuurregeling Radboud Universiteit Nijmegen en het Reglement Examencommissie Faculteit der Letteren RU

i. (examen)onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet j. examinator: degene die door de examencommissie wordt aangewezen ten behoeve van

het afnemen van tentamens

k. fraude: onder fraude wordt bij de RU verstaan elk handelen of nalaten van een student dat naar zijn aard is gericht op het geheel of gedeeltelijk onmogelijk maken van een juist oordeel over kennis, inzicht en vaardigheden van de student, of van een andere student (zie Regeling fraude bij tentamens en examens, paragraaf 2, art.4, bijlage 3) l. instelling: Radboud Universiteit te Nijmegen

m. minor: een door het bestuur van de faculteit goedgekeurd en in de facultaire minorgids opgenomen pakket van samenhangende onderdelen met een omvang van 15 studiepunten2

n. onderwijseenheid: elke georganiseerde activiteit die getoetst wordt en waaraan studiepunten gekoppeld zijn (in de praktijk meestal cursussen, maar ook stages of seminars kunnen onderwijseenheden zijn). Onderwijseenheden worden volgens de wet afgesloten met een tentamen; opleidingen (die bestaan uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden) worden afgesloten met een examen

o. plagiaat: het bij het maken van werkstukken, scripties en andere schriftelijke toetsen geheel of gedeeltelijk overnemen of parafraseren van teksten van andere auteurs zonder adequate bronvermelding en zonder dat duidelijk het begin en einde van citaten op adequate wijze is aangegeven

p. praktische oefening: een praktische oefening als bedoeld in art. 7.13 lid 2 onder d van de wet, in één van de volgende vormen:

i. het maken van een scriptie

ii. het verrichten van een literatuurstudie iii. het deelnemen aan veldwerk of een excursie

2 Voor studenten die voor 1 september 2011 zijn begonnen met een bacheloropleiding aan de letterenfaculteit geldt een omvang van 20 studiepunten per minor; voor studenten die beginnen per 1 september 2018 met een bacheloropleiding aan de letterenfaculteit kan een andere indeling van het minorstelsel ingevoerd worden.

(5)

iv. het maken van een werkstuk v. het verrichten van een stage

vi. het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden

vii. de door de docent voorgeschreven opdrachten ter voorbereiding op een werkcollege.

q. propedeuse: de propedeutische fase als onderdeel van de opleiding, als bedoeld in de wet

r. student: hij of zij3 die is ingeschreven aan de Radboud Universiteit te Nijmegen voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding

s. studiegids: de gids voor de opleiding, bevattende de specifieke informatie voor de opleiding

t. studiekeuzecheck: activiteit als beschreven in de Regeling Studiekeuzecheck:

www.ru.nl/opleidingen/bacheloropleidingen/aanmelden/studiekeuzecheck/

u. studiepunt (afgekort: ec): studiebelastingseenheid conform het European Credit Transfer System (ECTS), waarbij één studiepunt gelijk is aan 28 uren studie

v. studierichting: een opleidingsvariant binnen de bacheloropleiding

w. tentamen: het onderzoek naar en de beoordeling van kennis, vaardigheden en inzicht van de student met betrekking tot een bepaalde onderwijseenheid, ongeacht de vorm waarin dit onderzoek plaatsvindt, door ten minste één daartoe door de examencommissie aangewezen examinator

x. toelatingscommissie: de commissie die namens de decaan beslist over de toelaatbaarheid van de student tot een opleiding (aan de hand van vooropleidings-, toelatings- en taaleisen)

y. werkdag: maandag t/m vrijdag met uitzondering van de erkende feestdagen en door het College van Bestuur vastgestelde verplichte vrije dagen.

Artikel 1.3 – De opleidingen

1. In de faculteit zijn de volgende bacheloropleidingen met een studielast van 180 ec. ingesteld:

a. Algemene Cultuurwetenschappen

b. Communicatie- en Informatiewetenschappen c. Duitse Taal en Cultuur

d. Engelse Taal en Cultuur e. Geschiedenis

f. Griekse en Latijnse Taal en Cultuur g. Kunstgeschiedenis

h. Nederlandse Taal en Cultuur i. Romaanse Talen en Culturen j. Taalwetenschap

3 In deze tekst worden met de termen student/hij/hem/enz. zowel mannelijke als vrouwelijke studenten bedoeld

(6)

2. De bacheloropleidingen omvatten een propedeutische fase van 60 ec.

Artikel 1.4 – vorm van de opleidingen

Alle opleidingen worden uitsluitend voltijds verzorgd.

(7)

DEEL II ALGEMEEN DEEL

Paragraaf 2. Toegang opleiding en onderwijs

Artikel 2.1 (Nadere) vooropleidingseisen

- Besluiten over toelating worden genomen door de toelatingscommissie.

- Voor toelating tot de opleiding dient de student te voldoen aan de voor inschrijving bij of krachtens de wet gestelde (nadere) vooropleidingseisen.

Artikel 2.1a Vervangende eisen deficiënte vooropleiding

Iemand die niet voldoet aan de in artikel 2.1 genoemde nadere vooropleidingseisen, kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.25 lid 5 WHW, toch worden ingeschreven onder de voorwaarde dat blijkens een toelatingsonderzoek (colloquium doctum) is voldaan aan de inhoudelijk daarmee vergelijkbare eisen.

Artikel 2.2 Ingangseisen

Het is de student toegestaan om alle onderwijseenheden van de opleiding te volgen en de desbetreffende tentamens af te leggen, tenzij sprake is van in het opleidingsspecifieke deel van deze regeling opgenomen ingangseisen.

Artikel 2.3 Studiekeuzeadvies

Degene als bedoeld in artikel 7.31b van de wet die zich als student wil inschrijven en zich vóór 1 mei voor de eerste maal aanmeldt voor de propedeutische fase van een bacheloropleiding ontvangt een niet- bindend studiekeuzeadvies op basis van de studiekeuzecheck zoals bedoeld in de Regeling Studiekeuzecheck.

Artikel 2.4 Toelating tot postpropedeutisch onderwijs

Studenten die het propedeutisch examen nog niet hebben behaald, maar wel een positief studieadvies als bedoeld in paragraaf 2.3 hebben gekregen, mogen postpropedeutisch onderwijs volgen en de desbetreffende tentamens afleggen met inachtneming van de geldende volgtijdelijkheid zoals beschreven in het opleidingsspecifieke deel van deze regeling.

(8)

Paragraaf 3. Inrichting en vormgeving

Artikel 3.1 Examen, graad en judicium

1. Het eerste jaar van de bachelor wordt afgesloten met het propedeuse-examen.

2. De opleiding wordt afgesloten met het bachelorexamen.

3. Aan degene die het examen van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd wordt de graad Bachelor of Arts verleend, die op het getuigschrift van het examen wordt aangetekend.

4. Aan degene die het examen van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd kan door de examencommissie een judicium worden toegekend. De regels voor de toekenning van het judicium zijn vastgelegd in een universitaire richtlijn. Deze richtlijn is als bijlage 1 bij deze regeling aangehecht.

Artikel 3.2 Algemene eindtermen De opleidingen beogen de student:

a) kennis, inzicht en vaardigheden op het desbetreffende gebied bij te brengen b) academisch te vormen, en

c) voor te bereiden op een verdere (studie-)loopbaan.

Artikel 3.3 Curriculum

1. De opleiding bestaat uit het in het opleidingsspecifieke deel van deze regeling omschreven geheel van onderwijseenheden gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken.

2. De opleiding biedt voor de inpassing van onderwijseenheden van buiten de opleiding een vrije ruimte (minorruimte) van maximaal 30 ec.4 Voor Engelstalige studenten kan de examencommissie een uitzondering maken.

a. De bachelor omvat twee minoren van 15 ec elk, door de student te kiezen uit het onderwijsaanbod van de faculteit of daarbuiten.5 Voor de vormgeving van het onderwijs

wordt verwezen naar de minorgids van de faculteit:

http://www.ru.nl/studiegids/letteren/minor-bijvak/algemene-informatie-minoren-letteren/.

Voor cursussen die buiten de opleiding gevolgd worden, bijvoorbeeld in het kader van een vrije minor, geldt met betrekking tot de tentaminering etc. hetgeen bepaald is door de examencommissie van de opleiding die het onderwijs verzorgt.

b. Het totale minorpakket van een student mag niet meer dan 15 ec aan propedeusecursussen bevatten.

4Voor studenten die tussen 1 september 2011 en 1 september 2014 met de propedeuse van de opleiding zijn begonnen, is de minorruimte maximaal 45 ec. Voor studenten die beginnen per 1 september 2018 met een bacheloropleiding aan de letterenfaculteit kan een andere indeling van het minorstelsel van toepassing zijn.

5 Studenten die tussen 1 september 2011 en 1 september 2014 met de propedeuse van de opleiding zijn begonnen, volgen drie minoren van ieder 15 ec.

(9)

c. De student heeft de mogelijkheid om maximaal één minor zelf samen te stellen uit het onderwijsaanbod van de faculteit of daarbuiten. Een zogeheten ‘vrije minor’ vereist de goedkeuring van de examencommissie6. Een verzoek tot goedkeuring van een door de student zelf samengestelde minor dient in de regel zes werkweken voor aanvang van het eerste onderdeel te worden ingediend. Bij te late indiening bestaat het risico dat de examencommissie het verzoek niet tijdig kan afhandelen. In bijzondere gevallen kan de examencommissie afwijken van de genoemde termijn.

d. Indien een student in de in lid 3.2.d bedoelde minor wijzigingen wenst aan te brengen in de keuze van de onderdelen waarover reeds goedkeuring is verkregen, kan hij een verzoek daartoe indienen bij de examencommissie. De criteria die in dit artikel worden genoemd, zijn ook van toepassing op de gewenste wijzigingen.

3. Naast de onderwijseenheden als bedoeld in het voorgaande lid is het de student toegestaan om extracurriculaire onderwijseenheden van buiten de opleiding in te passen. Hiervoor is de toestemming van de examencommissie vereist.

4. In de opleiding is de student verplicht als individuele proeve van bekwaamheid een eindwerkstuk te schrijven, tenzij de examencommissie besluit dat deze verplichting wordt vervangen door deelname aan een onderzoeksproject dan wel een stage waar op wetenschappelijke wijze verslag van wordt gedaan.

5. In de opleiding is ruimte voor onderwijseenheden met een wijsgerig karakter met in totaal een omvang van ten minste 5 ec.

6. Toets academische taalvaardigheid Nederlands:

a. iedere student van een Nederlandstalige bacheloropleiding legt in het eerste studiejaar een toets academische taalvaardigheid Nederlands af

b. de toets is gericht op academische taalvaardigheid en is opgebouwd uit de aspecten:

basisspelling, academische woordenschat, taalverzorging en tekstopbouw

c. de toets academische taalvaardigheid is gekoppeld aan een in artikel 6.2 lid 3 van het opleidingsspecifieke gedeelte van deze regeling aangewezen propedeusecursus

d. als de toets academische taalvaardigheid Nederlands als enige deeltentamen van het examenonderdeel niet is behaald, dan blijven de reeds behaalde deeltentamens geldig e. als de toets academische taalvaardigheid Nederlands is behaald, maar het examenonderdeel

als geheel niet, dan blijft het resultaat van de toets academische taalvaardigheid Nederlands geldig

f. vrijstelling van de toets academische taalvaardigheid kan alleen verleend worden op basis van een gelijkwaardige universitaire taaltoets.

Artikel 3.4 Vrij onderwijsprogramma Niet van toepassing.

6Studenten die vóór 1 september 2014 met hun propedeuse zijn begonnen, mogen maximaal twee vrije minoren in hun programma opnemen.

(10)

Artikel 3.5 Indeling onderwijs en tentamens

1. De opleiding wordt verzorgd in een jaarindeling met twee semesters. In het

opleidingsspecifieke deel is tenminste geregeld in welk semester gelegenheid wordt geboden tot het volgen van het onderwijs en het afleggen van het tentamen van de onderwijseenheden.

Artikel 3.6 Vorm van het onderwijs

1. In het opleidingsspecifieke deel van deze regeling is per onderwijseenheid de (werk)vorm van het onderwijs vastgelegd.

2. In het opleidingsspecifieke deel van deze regeling is vastgelegd in welke taal het onderwijs wordt verzorgd.

Artikel 3.7 Vorm van tentamens

1. In het opleidingsspecifieke deel van deze regeling is omschreven op welke wijze het tentamineren zal plaatsvinden. De examencommissie kan in bijzondere gevallen bepalen dat van de daar omschreven tentamenvorm zal worden afgeweken.

2. Mondelinge tentamens zijn in beginsel niet openbaar tenzij de examencommissie anders beslist.

Een mondeling tentamen bestaat uit een individuele toets, waarbij in beginsel niet meer dan één persoon tegelijk wordt getentamineerd. Het mondeling afnemen van tentamens geschiedt zo mogelijk in aanwezigheid van een tweede examinator of een door de examencommissie aangewezen waarnemer. In bijzondere gevallen kan de examencommissie bepalen dat een opname wordt gemaakt van het tentamen.

3. Aan de student met een functiebeperking kan de examencommissie de mogelijkheid bieden tentamens af te leggen op een wijze die aan de individuele beperking is aangepast. Alvorens hierover te beslissen kan de examencommissie deskundig advies inwinnen. Voor zover dit een voorziening bij een ‘digitale toets’ betreft, wint de examencommissie voor het vormgeven van de voorziening tevens advies in van de facultaire coördinator digitaal toetsen.

4. Ten aanzien van een tentamen dat betrekking heeft op een onderdeel dat niet in de opleiding wordt onderwezen, geldt wat daarover in de voor dat onderdeel geldende onderwijs- en examenregeling is bepaald.

Artikel 3.8 Inpassen van onderwijseenheden behaald buiten de opleiding

1. Op verzoek van de student kan de examencommissie onderwijseenheden van buiten de opleiding inpassen.

2. Het inpassen van de onderwijseenheden als bedoeld in lid 1 dient te worden aangevraagd voor aanvang van die onderwijseenheid. Tijdens de looptijd zijn er voorstellen tot wijziging mogelijk.

(11)

3. Indien de eenheden van studiebelasting en studieresultaten van de in te passen onderwijseenheden afwijken van het in deze regeling bepaalde, vindt conversie plaats. De examencommissie beslist, met inachtneming van de nota ‘Conversie van studiebelasting en studieresultaten’ van de Radboud Universiteit, over de conversie.

Artikel 3.9 Vervangen van onderwijseenheden

In bijzondere gevallen kan de student met toestemming van de examencommissie een onderwijseenheid vervangen door een onderwijseenheid van buiten de opleiding. Artikel 3.8 lid 2 is in dat geval van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.10 Vrijstelling

1. De examencommissie kan een student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, geheel of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van een tentamen indien de student:

a) hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderwijseenheid van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid

b) hetzij aantoont door relevante werk- of beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken ten aanzien van het desbetreffende onderwijseenheid.

2. Indien de opleiding generieke vrijstellingen kent, dan zijn deze opgenomen in het opleidingsspecifieke deel van deze regeling.

3. Het aantal vrijstellingen als bedoeld in lid 1 is nooit hoger dan 90 ec.

4. Het eindwerkstuk is van de in lid 1 bedoelde vrijstellingsmogelijkheid uitgezonderd.

5. De examencommissie verleent geen vrijstellingen op grond van resultaten behaald in de periode waarvoor de student wegens fraude is uitgesloten van deelname aan tentamens als bedoeld in artikel 7.12b lid 2 van de Wet.

Artikel 3.11 Geldigheidsduur behaalde tentamens

1. De geldigheidsduur van behaalde tentamens is onbeperkt tenzij in het opleidingsspecifieke deel, met inachtneming van het hierover bepaalde in de WHW, anders is bepaald.

2. De examencommissie heeft de bevoegdheid om de geldigheidsduur van behaalde tentamens in individuele gevallen te verlengen.

3. De geldigheidsduur van behaalde deeltentamens is in principe beperkt tot het academische jaar, tenzij in het opleidingsspecifieke gedeelte anders is bepaald.

Artikel 3.12 Aantal tentamens per onderwijseenheid

1. Onverminderd het bepaalde in lid 2, wordt per onderwijseenheid tweemaal gelegenheid gegeven tot het afleggen van het tentamen, tenzij anders is bepaald in het opleidingsspecifieke deel.

2. Een met goed gevolg afgelegd tentamen mag zonder schriftelijke toestemming van de examencommissie niet nogmaals worden afgelegd.

3. De datum van de eerste tentamengelegenheid dient aan het begin van het betreffende semester waarin het bij het betreffende onderdeel behorende onderwijs van start gaat, bekend te zijn. De datum van de tweede tentamengelegenheid dient bekend te zijn voordat de eerste gelegenheid

(12)

heeft plaatsgevonden. Met betrekking tot het bachelorwerkstuk, de stage en andere onderdelen die niet met een tentamen worden afgesloten, kan de opleiding anders bepalen in het opleidingsspecifieke deel van deze regeling.

4. In een studiejaar waarin het onderwijs van een onderdeel voor het eerst niet meer wordt gegeven, wordt ten minste nog eenmaal gelegenheid gegeven het tentamen van het betreffende onderdeel af te leggen.

5. Werkstukken waarvoor door de opleiding of de docent(en) geen vaste inleverdata zijn vastgesteld, dienen uiterlijk 12 maanden na afloop van het onderdeel waarop ze betrekking hebben, te worden ingediend. Overigens dienen werkstukken altijd ten minste 30 dagen voor de dag waarop het examen wordt aangevraagd te worden aangeboden aan de examinator.

Paragraaf 4. Toetsing

Artikel 4.1 Aanmelding voor tentamens

1. De student die zich via Osiris inschrijft voor onderwijseenheden behorende bij de opleiding waarvoor hij is ingeschreven, is tevens aangemeld voor de eerstvolgende tentamengelegenheid in het desbetreffende studiejaar. Indien een student niet wenst deel te nemen aan het tentamen dient hij zich uiterlijk vijf werkdagen voor de tentamendatum af te melden via Osiris. Wanneer een student zich niet tijdig afmeldt wordt het niet verschijnen als een gebruikte tentamenpoging aangemerkt, tenzij de examencommissie in bijzondere gevallen anders beslist.

2. De student dient zich uiterlijk vijf werkdagen voor de tentamendatum conform de daarvoor door of namens de desbetreffende examencommissie vastgestelde richtlijnen en aanwijzingen in te schrijven voor een herkansing. Voor de tweede gelegenheid van periode 4 kunnen studenten zich voor het laatst op 30 juni 2019 inschrijven.

Artikel 4.2 Vaststelling uitslag tentamens

1. Tenzij anders is bepaald in het opleidingsspecifieke deel van deze regeling, wordt de uitslag van een tentamen vastgesteld in hele of halve punten. Hiertoe wordt het cijfer tot ,25 naar beneden op ,0 afgerond, vanaf ,25 tot ,75 op ,5, en vanaf ,75 naar boven op .0.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de uitslag van een tentamen niet vastgesteld op 5,5 punten.

Een rekenkundige score kleiner dan 5,50 wordt in dat geval afgerond naar een 5, een score van 5,50 en groter wordt afgerond naar 6.

3. Wanneer een tentamen wordt herkanst, is in alle gevallen (ook bij herkansing op basis van artikel 3.12, lid 2) het laatst behaalde cijfer bepalend voor het behaalde resultaat.

4. Wanneer de uitslag van een tentamen hoger of gelijk is aan 6,0 wordt het tentamen geacht te zijn behaald. Wanneer de uitslag van het tentamen lager of gelijk is aan 5,0 wordt het tentamen geacht niet te zijn behaald.

(13)

5. Resultaten van deeltentamens kunnen wel worden uitgedrukt in cijfers met 1 decimaal. Bij afronding worden cijfers na de eerste decimaal genegeerd.

Artikel 4.3 De bekendmaking uitslag tentamens

1. Onmiddellijk na het vaststellen van de uitslag van het tentamen administreert de examinator het resultaat in Osiris.

2. De examinator stelt binnen tien werkdagen na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast.

3. De examinator stelt binnen vijftien werkdagen na het afnemen van een schriftelijk tentamen de uitslag vast.

4. In afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid stelt de examinator de uitslag van tentamens en herkansingen van periode 4 vast binnen vijf dagen na afloop van de betreffende tentamenperiode.

5. Voor tentamens die op een andere wijze worden afgelegd bepaalt de examencommissie of de examinator vooraf op welke wijze en binnen welke termijn de uitslag aan de student wordt bekendgemaakt.

6. In bijzondere gevallen kan de examencommissie de termijnen bedoeld in het tweede en derde lid desgevraagd verlengen dan wel bekorten.

7. Bij de bekendmaking van een tentamenuitslag wordt de student gewezen op het inzagerecht zoals bedoeld in deze regeling en op de mogelijkheid van beroep bij het college van beroep voor de examens binnen de daarvoor geldende beroepstermijn.

Artikel 4.4 Inzage- en kennisnamerecht

1. Na de bekendmaking van de uitslag van een mondeling tentamen vindt een nabespreking plaats tussen de examinator en de student, waarbij de gegeven uitslag nader wordt toegelicht.

2. Binnen een termijn van vier weken na de bekendmaking van de uitslag van een anders dan mondeling afgelegd tentamen kan de student op zijn verzoek inzage verkrijgen in zijn beoordeeld werk en aan de desbetreffende examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking vindt plaats op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip.

3. De examinator kan bepalen dat de inzage of kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste twee vaste tijdstippen. Indien de student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het tweede lid genoemde termijn.

4. In verband met de beperkte tijd tussen tentamenperiode 4 en herkansingsperiode 4 en tussen herkansingsperiode 4 en het uitbrengen van het bindend studieadvies, vindt inzage van een tentamen uit deze periodes plaats op de dag van bekendmaking van de betreffende resultaten.

5. In afwijking van het eerste en tweede lid kan de examinator bepalen dat de inzage collectief geschiedt op een vooraf vastgestelde datum, tijdstip en plaats. Indien een student aantoonbaar door overmacht verhinderd is de collectieve inzage bij te wonen kan desgevraagd afzonderlijk inzage worden verleend op een ander tijdstip, bij voorkeur binnen de termijn genoemd in het eerste lid.

(14)

6. Indien een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, kan de student een verzoek als bedoeld in het tweede lid pas indienen, wanneer hij bij de collectieve nabespreking aanwezig is geweest en zijn verzoek motiveert, of indien hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collectieve bespreking aanwezig te zijn.

7. Het bepaalde in het vorige lid is ook van toepassing wanneer de examencommissie dan wel de examinator aan de student de gelegenheid biedt om zijn uitwerking te vergelijken met modelantwoorden.

8. Gedurende de in het tweede lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van het tentamen en zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.

9. In alle gevallen vindt de inzagemogelijkheid zo snel mogelijk plaats, maar in de regel uiterlijk vijf werkdagen voorafgaand aan de herkansingsmogelijkheid van een tentamen.

Artikel 4.5 Vaststelling uitslag examen

1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast zodra de student de tentamens van de onderwijseenheden behorende bij de desbetreffende opleiding of fase van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd. De examendatum is in dat geval de datum waarop het laatste tentamen is afgelegd.

2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderwijseenheden of aspecten van de opleiding.

Artikel 4.6 Regels en richtlijnen examencommissie

1. De examencommissie heeft in het bijzonder tot taak het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens.

2. In het Reglement Examencommissie Faculteit der Letteren stelt de examencommissie regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens en met betrekking tot de in dat verband te nemen maatregelen.

3. De examencommissie kan aan de examinatoren richtlijnen en aanwijzingen geven met betrekking tot de beoordeling van degene die het tentamen aflegt en met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van het tentamen.

Artikel 4.7 Fraude en plagiaat

- De definitie van fraude en de procedure en sancties bij (een vermoeden van) fraude is conform de Regeling fraude bij examens en tentamens van de Radboud Universiteit (zie bijlage 3).

- Het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van de Regeling fraude bij examens en tentamens (zie bijlage 3) wordt binnen de faculteit der Letteren als volgt uitgevoerd:

o Binnen 10 werkdagen na de melding door de docent of examinator wordt de ontvankelijkheid van de melding door de examencommissie vastgesteld; wanneer de melding ontvankelijk is, wordt de student terstond ingelicht

(15)

o Binnen 10 werkdagen vanaf de ontvankelijkheidsvaststelling wordt de student gehoord, en neemt de examencommissie een besluit over eventuele maatregelen

o Wanneer examencommissie en student nog in gesprek zijn, kan de termijn genoemd in lid 2b verlengd worden met ten hoogste tien werkdagen.

- In aanvulling op de Regeling fraude bij examens en tentamens (zie bijlage 3) kan de examencommissie van de Faculteit der Letteren de student extra verplichtingen opleggen (zoals het schrijven van een reflectieverslag of een werkstuk).

Paragraaf 5. Studievoortgang, -begeleiding en -advies

Artikel 5.1 Studievoortgang en studiebegeleiding

- De decaan draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat de examencommissie aan elke student desgevraagd binnen een redelijke termijn een overzicht kan worden verschaft van de op dat moment behaalde resultaten.

- De decaan draagt zorg voor een adequate studiebegeleiding.

Artikel 5.2 BSA-regeling

De nadere uitvoeringsregels betreffende het bindende studieadvies (BSA) zijn als bijlage 2 bij deze regeling aangehecht.

Paragraaf 5a. Onderwijsevaluatie

Artikel 5a.1 Wijze van onderwijsevaluatie

Met inachtneming van het kwaliteitszorgstelsel van de instelling, zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitszorg Onderwijs Radboud Universiteit, draagt de decaan ervoor zorg dat het onderwijs van de opleidingen op systematische wijze wordt geëvalueerd.

(16)

DEEL III OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL Paragraaf 6. Toegang opleiding en onderwijs

Artikel 6.1(a) Vervangende eisen bij deficiënte vooropleiding Niet van toepassing.

Artikel 6.1(b) Gelijkwaardige vooropleiding Niet van toepassing.

Artikel 6.1(c) Toelating op grond van HBO-propedeuse diploma

1. Bezitters van een HBO-propedeuse diploma worden desgevraagd vrijgesteld van de vooropleidingseis bedoeld in artikel 7.24 WHW, mits zij aantonen te beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden om de opleiding met goed gevolg af te ronden.

2. Aan de in lid 1 bedoelde eis is in ieder geval voldaan indien:

- de HBO-propedeuse binnen een jaar is behaald, en - het gemiddelde behaalde cijfer minimaal een zeven is.

Artikel 6.1(d) Colloquium doctum Niet van toepassing.

Artikel 6.2 Opleidingsspecifieke ingangseisen

In afwijking van het bepaalde in het algemeen deel van deze regeling kan aan het onderwijs en de tentamens van de hierna te noemen onderwijseenheden niet eerder worden deelgenomen dan nadat aan de navolgende ingangseisen is voldaan:

1. Voor deelname aan het onderwijs en de tentamens in het Nederlands is een voldoende beheersing van het Nederlands vereist. Aan deze eis is voldaan indien de student ofwel:

a. in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, behaald aan een Nederlandstalige instelling van voortgezet onderwijs binnen of buiten Nederland, ofwel

b. in het bezit is van een diploma hoger beroepsonderwijs van een dergelijke instelling, ofwel c. in het bezit is van een toelatingsverklaring tot het wetenschappelijk onderwijs in Nederland, ofwel d. in het bezit is van een van de hierna te noemen diploma’s of certificaten:

i. het diploma van het Staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma II (NT2-II) ii. het RU-certificaat Nederlands als tweede taal (RU-NT2)

iii. het certificaat Nederlands als vreemde taal, profiel Academische Taalvaardigheid óf profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs

iv. International Baccalaureate: Nederlands als Language A of Language B (Higher Level);

v. Europees Baccalaureaat: Nederlands als tweede taal

vi. Verenigd Koninkrijk: Nederlands op GCE A-level (vanaf 1998) vii. International GCSE First Language

viii. Duitsland: Zeugnis der Allgemeinen Hochschulreife met Nederlands als Leistungs- of Grundkurs

ix. Suriname: VWO-diploma, propedeuse Anton de Kom universiteit

(17)

x. België: Diploma van Secundair Onderwijs (ASO), of

xi. Overzeese gebiedsdelen: VWO-diploma met Nederlands als eindexamenvak dan wel een Nederlands diploma hoger onderwijs.

2. Voor deelname aan cursussen die in het Engels worden aangeboden, en voor deelname aan de bijbehorende toetsen, is een voldoende beheersing van die taal vereist. Aan deze eis is in ieder geval voldaan wanneer de student:

- in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, of

- in het bezit is van een diploma van voortgezet onderwijs, behaald aan een Engelstalige instelling van voortgezet onderwijs binnen of buiten Nederland, of

- in het bezit is van een diploma hoger beroepsonderwijs, of - een van de onderstaande toetsen heeft afgelegd:

a. de Test of English as a Foreign Language (TOEFL) met een score van 550 punten of hoger (paper based), 213 punten of hoger (computer based) of 79 punten of hoger (internet based) b. de International English Language Testing System( IELTS) met een score van 6.0 of hoger c. Cambridge Certificate of Advanced English met een score van 60% of hoger of Cambridge Certificate of Proficiency in English minimum level B2.

3. Toets academische taalvaardigheid Nederlands

- de toets academische taalvaardigheid Nederlands is gekoppeld aan de cursus Sprachpraxis Deutsch (LET-DTCB107). Deze cursus kan alleen afgerond worden wanneer ook de toets academische taalvaardigheid is behaald.

Paragraaf 7. Inrichting en vormgeving

Artikel 7.1 Opleidingsspecifieke eindtermen

1. De afgestudeerde heeft uitgebreide kennis van de relevante thema’s van de Duitse taalwetenschap, de Duitse literatuur, cultuur, geschiedenis en maatschappij, in het bijzonder in een Nederlands-Duits en Europees perspectief.

2. De afgestudeerde kan in grote mate van zelfstandigheid vraagstukken uit het vakgebied van Duitse taal, cultuur en literatuur analyseren waarbij analyse en onderbouwing getuigen van een onderzoekende houding en een methodische en kritische verwerking van de kennisbasis van het vakgebied.

3. De afgestudeerde kan onder begeleiding een relevant, specifiek onderwerp uit het vakgebied van de Duitse taalwetenschap en literatuurwetenschap onderzoeken met behulp van passende onderzoeksmethoden.

4. De afgestudeerde kan een probleem afbakenen, deelvragen formuleren, deze theoretisch en empirisch onderzoeken met behulp van relevante bronnen, en in correct Duits verslag doen van de onderzoeksresultaten in een helder gestructureerde, academische stijl.

5. De afgestudeerde bezit een taalvaardigheid van het Duits op near-native niveau (GEFR niveau C2, zie: https://europass.cedefop.europa.eu/sites/default/files/cefr-nl.pdf).

6. De afgestudeerde kan de eigen werkzaamheden organiseren, zowel individueel als in teamverband waarbij hij/zij:

a) de werkzaamheden kan verbeteren, mede op basis van feedback van anderen.

(18)

b) lacunes in de eigen deskundigheid kan signaleren.

c) weloverwogen keuzes maakt voor de vervolgstudie en loopbaan.

7. De afgestudeerde kan exemplarisch benoemen hoe de ontwikkeling van het vakgebied samenhangt met ontwikkelingen binnen verwante (geesteswetenschappelijke) disciplines.

8. De afgestudeerde beschikt over voldoende cultuurreflectie en kan in het bijzonder discussies in Nederlands-Duitse context met betrekking tot deelgebieden van het vakgebied juist inschatten.

Artikel 7.2 Studielast van de opleiding De opleiding heeft een studielast van 180 ec.

Artikel 7.3 Vorm van de opleiding De opleiding wordt uitsluitend voltijds verzorgd.

Artikel 7.4 Taal van de opleiding

De opleiding wordt in beginsel verzorgd in het Duits.

Artikel 7.5a Samenstelling propedeutische fase

Met inachtneming van het bepaalde in het algemeen deel van deze regeling omvat de propedeutische fase de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast in ec7.

1. De propedeuse omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast in ec.

Vakcode Naam EC Vorm

(WC/HC)

Tentamen

(ST/MT/W)

CU

Mentoraat8 0 n.v.t. n.v.t. n.v.t.

LET- DTCB107

Sprachpraxis Deutsch9 5 WC ST + MT 3

7Voor studenten die in 2014 met de opleiding DTC zijn begonnen: Mentoraat (0), Sprachpraxis Deutsch (5), Kommunikation in Kultur und Wirtschaft (5), Wie liest man Literatur (5), Sprachwissenschaft 1: Phonetik und Phonologie (5), Sprachwissenschaft 2: Syntax und Textlinguistik (5), Pendelbus: Begegnung mit dem Ruhrgebiet (5), Geschichte der deutschen Literatur (5), Lyrik, Poesie, Poetry (5), Inleiding Literatuurwetenschap deel 1: internationale literatuurgeschiedenis (5), Wendepunkte der deutschen Geschichte (5), Grundlagen der deutschen Grammatik (5), Core curriculum: Wijsgereige reflectie: Geschiedenis van het denken (5).

Voor studenten die in 2013 met de opleiding DTC begonnen zijn: Mentoraat (0), Sprachpraxis Deutsch (5), Kommunikation in Kultur und Wirtschaft (5), Wie liest man Literatur? (5), Sprachwissenschaft 1: Phonetik, Phonologie, Morphologie (5), Sprachwissenschaft 2: Syntax und Textanalyse (5), Pendelbus: Vorbereitung und Seminar (5), Geschichte der deutschen Literatur (5), Lyrik, Poesie, Poetry (5), Inleiding Literatuurwetenschap deel 1: internationale literatuurgeschiedenis (5), Wendepunkte der deutschen Geschichte (5), Sprachlernen in Theorie und Praxis (5), Core curriculum: Geschiedenis van het denken (5).

Programma’s van vóór 1 september 2013 staan vermeld in de OER van het betreffende jaar.

8 Daartoe behoort ook de Berlijnreis

9 Daartoe behoort ook de “Intensivkurs”. Studenten met Duits als moedertaal kunnen een vrijstelling voor deze cursus aanvragen bij de examencommissie. Indien een vrijstelling wordt verleend, kan een vervangend onderdeel worden vastgesteld. Het vak wordt afgesloten met een C1-tentamen met deelcijfers voor lees-, schrijf-, luister- en spreekvaardigheid volgens de weging en beoordeling van de zgn.

“Goethecriteria”. De academische taalvaardigheidstoets Nederlands is ook verbonden aan Sprachpraxis.

(19)

LET- DTCB109

Kommunikation in Kultur und Wirtschaft 5 WC ST + 2 W 4 LET-

DTCB112

Wie liest man Literatur? 5 WC 2 W +

opdrachten 2 LET-

DTCB103

Sprachwissenschaft 1: Phonetik und Phonologie

5 WC 2 ST 2

LET- DTCB104

Sprachwissenschaft 2: Syntax und Tekstlinguistik

5 HC + WC

2 ST 4

LET- DTCB117

Pendelbus: Begegnung mit dem Ruhrgebiet 5 WC W 8 LET-

DTCB108

Geschichte der deutschen Literatur 10 HC + WC

MT 4

LET- DTCB110

Lyrik, Poesie, Poetry 5 WC 2 MT + W 2

LET- DTCB105

Wendepunkte der deutschen Geschichte 5 HC 2 ST 2 LET-

DTCB101

Grundlagen der deutschen Grammatik 5 WC 2 ST 3 LET-

LETCC100

Core Curriculum: Geschiedenis van het denken

5 HC ST 2

60

WC = werkcollege, HC = hoorcollege, ST = schriftelijk tentamen, MT = mondeling tentamen, W = werkstuk, CU = aantal contacturen

2 Aanwezigheid colleges

a. Bij colleges wordt van de studenten verwacht dat zij aanwezig en voorbereid zijn. Mocht hij/zij niet aanwezig kunnen zijn (bijv. als gevolg van ziekte), dan neemt de student tijdig, maar in elk geval voorafgaand aan het college contact op met de docent.

b. Ten aanzien van onderstaande cursussen geldt dat wanneer een student minder dan 100% maar meer dan 80% aanwezig is geweest, de docent van de cursus kan besluiten dat extra opdrachten gemaakt dienen te worden. Bij een aanwezigheid van minder dan 80% kan deze niet worden gecompenseerd en kan de cursus in het betreffende collegejaar niet worden afgesloten. Deze cursus dient derhalve in het volgende collegejaar opnieuw gevolgd te worden:

- Mentoraat

- Sprachpraxis Deutsch

- Pendelbus: Begegnung mit dem Ruhrgebiet.

3. Praktische oefeningen in de propedeuse

a. De volgende propedeuseonderdelen, als genoemd in artikel 7.5a.1 omvatten, eventueel naast het onderwijs in de vorm van hoor-, werk- of instructiecolleges, praktische oefeningen in de daarbij aangegeven vorm:

- Kommunikation in Kultur und Wirtschaft (werkwijze: mondelinge en schriftelijke opdrachten)

- Wie liest man Literatur? (werkwijze: mondelinge en schriftelijke opdrachten) - Pendelbus: Begegnung mit dem Ruhrgebiet (werkwijze: schriftelijke opdrachten) - Geschichte der deutschen Literatur (werkwijze: mondelinge en schriftelijke opdrachten)

(20)

- Lyrik, Poesie, Poetry (werkwijze: mondelinge en schriftelijke opdrachten) - Sprachpraxis Deutsch (werkwijze: mondelinge en schriftelijke opdrachten) - Grundlagen der deutschen Grammatik (werkwijze: schriftelijke opdrachten)

b. Het tentamen van een onderdeel genoemd in het eerste lid van dit artikel, kan niet worden afgelegd dan nadat de desbetreffende praktische oefeningen met voldoende resultaat zijn afgelegd: niet van toepassing.

c. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de praktische oefening als het behalen van het des betreffende tentamen:

- Pendelbus: Begegnung mit dem Ruhrgebiet.

.

Artikel 7.5b Samenstelling postpropedeutische fase

Met inachtneming van het bepaalde in het algemeen deel van deze regeling omvat de postpropedeutische fase de volgende onderwijseenheden:

1. De postpropedeuse omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast in ec:

Vakcode Naam EC Vorm

(WC/HC)

Tentamen

(ST/MT/W)

CU

LET- DTCB202

Textgestaltung und Wissenschaftssprache 5 WC ST + W 2 LET-

DTCB208

Geschichte des Deutschen: historische Linguistik

5 WC ST 3

LET- DTCB206

Sprachlernen in Theorie und Praxis 5 WC ST + W 2,5 LET-

DTCB209

Unterhaltungsformen populärer Kultur 5 WC ST + W 3 LET-

DTCB201

Einleitung interkulturelle Kommunikation Niederlande-Deutschland

5 WC MT +

opdrachten 2 LET-

DTCB224

Fragen des 21. Jahrhunderts 5 HC +

WC

MT + W 4

LET- DTCB212

Grammatiken: Sprachtheorie und Unterricht (Didaktik)

5 WC ST + W 4

LET- DTCB213

Forschungsmethoden 5 WC W 2

LET- LETCC200

Core Curriculum B210 5 WC nnb nnb

Buitenlandverblijf 15

LET- DTCB311

Ältere Deutsche Literatur und Kultur (Mittelalter bis 1800)

5 WC MT + ST 2

LET- DTCB304

Forschung und Didaktik DaF (Deutsch als Fremdsprache)

5 WC W 3

LET- DTCB301

Autor und Werk 5 WC 2 W +

opdrachten 5

10 Zie artikel 37, lid 3.

(21)

LET- LETCC300

Core Curriculum B3: Geesteswetenschappen en samenleving

5 WC W 2

Minoren 30

LET- DTCB300

Bachelorwerkstuk en -tutorial 10 WC MT + W 2

120

WC = werkcollege, HC = hoorcollege, ST = schriftelijk tentamen, MT = mondeling tentamen, W = werkstuk, CU = aantal contacturen

2. Aanwezigheid colleges

a. Bij colleges wordt van de studenten verwacht dat zij aanwezig en voorbereid zijn. Mocht hij/zij niet aanwezig kunnen zijn (bijv. als gevolg van ziekte), dan neemt de student tijdig, maar in elk geval voorafgaand aan het college contact op met de docent.

3. Buitenlandverblijf

a. Het programma van het buitenlandverblijf wordt door de student in overleg met de buitenlandcoördinator van de opleiding opgesteld en dient door de examencommissie te worden goedgekeurd.

b. Er kunnen in het kader van het buitenlandverblijf en een eventuele buitenlandminor alleen cursussen worden ingebracht waarvoor een cijfer behaald is. Zogeheten ‘Teilnahmescheine’

(‘unbenotete Scheine’) worden niet erkend.

c. Voor de omrekening (conversie) van in Duitsland behaalde cijfers geldt bij de opleiding DTC het onderstaande model:

 Duits cijfer  Nederlands cijfer   Duits cijfer  Nederlands cijfer 1,0

“mit Auszeichnung”

10 2,7 6,5

1,0 9,0 3,0 6,5

1,3 8,5 3,3 6,0

1,7 8,0 3,7 6,0

2,0 7,5 4,0 6,0

2,3 7,0 5,0 ONV.

4. Praktische oefeningen in de postpropedeuse

a. De volgende onderdelen van de postpropedeutische fase, als genoemd in artikel 7.5b.1 omvatten, naast het onderwijs in de vorm van hoor-, werk- of instructiecolleges, praktische oefeningen in de daarbij aangegeven vorm:

- Textgestaltung und Wissenschaftssprache (werkwijze: mondelinge en schriftelijke opdrachten)

- Unterhaltungsformen populärer Kultur (werkwijze: logboek en actieve deelname aan het opzetten en uitvoeren van een eigen populair cultuurproduct)

(22)

- Fragen des 21. Jahrhunderts (werkwijze: mondelinge en schriftelijke opdrachten) - Grammatiken: Sprachtheorie und Unterricht (werkwijze: presentaties)

- Forschungsmethoden (werkwijze: wekelijkse opdrachten en deelname aan een experiment) - Ältere deutsche Literatur und Kultur (Mittelalter bis 1800) (werkwijze: mondelinge en/of

schriftelijke opdrachten)

- Forschung und Didaktik DaF (Deutsch als Fremdsprache) (mondelinge en schriftelijke opdrachten)

- Autor und Werk (mondelinge en/of schriftelijke opdrachten)

- Bachelorwerkstuk (werkwijze: schriftelijke opdracht en gesprek en/of presentatie. Tijdens het gesprek/de presentatie zal de mondelinge taalvaardigheid worden getoetst).

b. Het tentamen van een onderdeel genoemd in dit lid kan niet worden afgelegd dan nadat de desbetreffende praktische oefeningen met voldoende resultaat zijn gevolgd.

c. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de desbetreffende praktische oefening zoals vermeld als het behalen van het tentamen:

- Forschungsmethoden (dossier met wekelijkse opdrachten).

Artikel 7.5c Core Curriculum

1. Alle studenten die vanaf 1 september 2011 voor het eerst in de propedeuse staan ingeschreven, volgen gedurende hun studie een core curriculum van 15 ec. Dit core curriculum bestaat uit de volgende onderdelen:

Vakcode Naam EC Vorm

(WC/HC)

Tentamen

(ST/MT/W)

CU

LET- LETCC100

Wijsgerige reflectie: Geschiedenis van het denken

5

FTR-FICC200 TR-THCC200 FTR-

RTCC200 LET-

GLTCCC200 LET-

KGCC200 LET-

ACWCC200 LET-

ACWCC200- ACS

LET-

TWCC200A LET-

LETCC200

Kennis en inzichten in de humaniora Keuze uit (onder voorbehoud):

1. Theories of Interpretation: Understanding and Explanation in the Humanities 2. Intellectuele geschiedenis van het

Christendom 3. De zijderoute

4. De oudheid en haar voortleven in de Europese cultuur

5. Golden ages: Baroque Art in Italy and the Netherlands

6. Van Homerus tot Houellebecq:

meesterwerken uit de Europese letterkunde

7. Gender, Identity, Diversity: Key concepts and Debates

8. Woorden en woordgebruik 9. De academicus voor de klas

5 wisselend

per cursus

(23)

LET- LETCC300

Geesteswetenschappen en samenleving 5 HC + WC

portfolio 2 15

WC = werkcollege, HC = hoorcollege, ST = schriftelijk tentamen, MT = mondeling tentamen, W = werkstuk, CU = aantal contacturen

2. Het Core Curriculum 2-vak mag door de studenten van het tweede bachelorjaar tijdens hun buitenlandverblijf ingevuld worden. Zij dienen uit het aanbod van hun gastuniversiteit een cursus uit te zoeken die ter vervanging van één van bovenstaande cursussen kan dienen en hun keuze, voorzien van een cursusbeschrijving, ter goedkeuring aan de examencommissie voor te leggen.

Artikel 7.5d

1. De volgende cursus behoort niet tot het examenprogramma van de bachelor, maar valt wel onder de in deze OER genoemde bepalingen:

Cursussen verzorgd door de opleiding

Vakcode Naam EC Vorm

(WC/HC)

Tentamen (ST/MT/W)

CU

LET- DTCB602

Tandemkurs: Sprech- und Redewerkstatt 5 WC MT + W 2,5

WC = werkcollege, HC = hoorcollege, ST = schriftelijk tentamen, MT = mondeling tentamen, W = werkstuk, CU = aantal contacturen

Artikel 7.6 Beperking geldigheidsduur behaalde studieresultaten

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.11 gelden, onverminderd het bepaalde in de leden 3.11.1 en 3.11.2, voor behaalde studieresultaten de hierna te noemen beperkingen: geen.

Artikel 7.7 Generieke vrijstellingen

In aanvulling op het bepaalde in het algemeen deel van deze regeling verleent de examencommissie de student (generiek) de volgende vrijstellingen op grond van de daarbij genoemde eerder genoten [delen van] opleidingen: niet van toepassing.

Paragraaf 8. Toetsing

Artikel 8.1 Aantal van tentamens per onderwijseenheid

In afwijking van het bepaalde in het algemeen deel van deze regeling geldt voor de volgende onderwijseenheden dat slechts eenmaal aan het tentamen kan worden deelgenomen.

Artikel 8.2 – Volgorde van de tentamens (‘volgtijdelijkheid’)

(24)

1. Aan de tentamens en de daarbij behorende praktische oefeningen van de hierna te noemen onderdelen kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de tentamens van de daarbij vermelde onderdelen zijn behaald:11

a. propedeuse:

- onderdeel Sprachwissenschaft 2 na Grundlagen der deutschen Grammatik.

De in de cursus Grundlagen der deutschen Grammatik verworven beheersing van de vakbegrippen en van de basiskennis van de grammatica en morfologie van het Duits is nodig om de cursus Sprachwissenschaft 2, waarin (o.a.) de morfologie van het Duits centraal staat, te kunnen volgen.

b. postpropedeuse:

- onderdeel Sprachlernen in Theorie und Praxis na Sprachpraxis Deutsch.

In Sprachpaxis Deutsch verwerven de studenten de talige vaardigheden die nodig zijn om de cursus Sprachlernen in Theorie und Praxis te kunnen volgen. Bovendien benadert de student in de cursus Sprachpraxis de verwerving van de vreemde taal vanuit het perspectief van de taallerende, waarna in Sprachlernen in Theorie und Praxis het perspectief wisselt in dat van een taalonderwijzende

- onderdeel Grammatiken: Sprachtheorie und Unterricht (Didaktik) na Grundlagen der deutschen Grammatik.

De in de cursus Grundlagen der deutschen Grammatik verworven beheersing van de vakbegrippen en van de basiskennis van de grammatica van het Duits is vereist om in de cursus Grammatiken:

Sprachtheorie und Unterricht de juiste beargumenteerde stellingen en hypothesen te formuleren bij het onderzoeken van lesmethodes met betrekking tot de grammatica van het Duits;

- onderdeel Forschung und Didaktik: DaF na Grammatiken: Sprachtheorie und Unterricht (Didaktik) en Sprachlernen in Theorie und Praxis.

De cursus Forschung und Didaktik: DaF bouwt inhoudelijk voort op de cursussen Grammatiken:

Sprachtheorie und Unterricht (Didaktik) en Sprachlernen in Theorie und Praxis, waarbij het thema van het onderwijs (en het in dat kader uitgevoerde onderzoek) niet alleen verdiept, maar ook verbreed wordt naar andere aspecten van Duits als vreemde taal (DaF: Deutsch als Fremdsprache). De voor de cursus Forschung und Didaktik: DaF noodzakelijke voorkennis verwerft de student in de cursus Grammatiken voor wat betreft de (vak)didaktische voorkennis, in de cursus Sprachlernen voor wat betreft taalverwerving en meer specifiek verwerving van een vreemde taal;

- onderdeel Autor und Werk na de cursussen Wie liest man Literatur, Sprachpraxis Deutsch en Forschungsmethoden.

In de cursus Autor und Werk worden (moderne) theorieën over auteurschap getoetst aan en toegepast op werken uit de Middeleeuwen en uit de hedendaagse literatuur. Om deze werken in een juiste context te kunnen plaatsen en te kunnen interpreteren zijn de vaardigheden en de kennis nodig die de student heeft opgedaan in de cursus Wie liest man Literatur. Vervolgens formuleert de student een onderzoeksvoorstel, waarbij de kennis en vaardigheden zoals verworven in de cursus

Forschungsmethoden onontbeerlijk zijn. Tenslotte dient er in correct en academisch Duits een

onderzoeksvoorstel geschreven te worden. Daarvoor dient de student tenminste het talige niveau C1 te bezitten, dat aangetoond wordt door succesvolle afronding van de cursus Sprachpraxis.

11 Deze volgtijdelijk geldt uitsluitend voor reguliere studenten Duitse taal en Cultuur

(25)

- onderdeel Bachelorwerkstuk (incl. bachelortutorial) na Sprachpaxis Deutsch en Forschungsmethoden.

Het bachelorwerkstuk dient (uiteindelijk) het taalniveau C2 te hebben. Om tot een goede afronding van het werkstuk te komen dient de student dus in elk geval niveau C1 te bezitten, dat aangetoond wordt door succesvolle afronding van de cursus Sprachpraxis Deutsch. De voor het uitvoeren van het onderzoek bij het schrijven van het bachelorwerkstuk benodigde vaardigheden dient de student in de cursus Forschungsmethoden verworven te hebben.

2. In bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat op verzoek van de student wordt afgeweken van de volgorde zoals boven vermeld.

3. Indien er bij een cursus door middel van meerdere deeltentamens getoetst wordt, geldt, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven in de studiegids en/of studiehandleiding, dat alle deeltentamens voldoende (tenminste 5,5) dienen te zijn.

4. Aan het eind van de bacheloropleiding dient de student het Duits op niveau C2 volgens het CEFR te beheersen. Dit wordt getoetst aan de hand van het bachelor werkstuk (schriftelijke taalbeheersing) en het gesprek dan wel de presentatie naar aanleiding van het bachelor werkstuk (mondelinge taalbeheersing).

5. Ten aanzien van een tentamen dat niet is genoemd in het eerste lid, omdat het betrekking heeft op een vak dat niet in het programma van de opleiding voorkomt, geldt wat daarover in de voor dat onderdeel geldende Onderwijs- en Examenregeling is bepaald.

(26)

DEEL IV OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Paragraaf 9. Overgangsbepalingen

Niet van toepassing

Paragraaf 10. Slotbepalingen

Artikel 10.1 Vangnetregeling en hardheidsclausule

1. In die gevallen waarin deze regeling niet voorziet, of niet duidelijk voorziet beslist de decaan.

2. De examencommissie of in laatste instantie de decaan is bevoegd om in geval van onbillijkheden van overwegende aard in individuele gevallen ten voordele van de student een uitzondering te maken op het bepaalde in deze onderwijs‐ en examenregeling.

Artikel 10.2 Vaststelling en wijziging

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 7 van de structuurregeling, wordt deze regeling vastgesteld of gewijzigd door de decaan nadat de opleidingscommissies daarover hebben geadviseerd en de facultaire gemeenschappelijke vergadering daarmee heeft ingestemd.

2. Deze regeling wordt in principe vastgesteld voor het gehele lopende studiejaar. Er kunnen alleen wijzigingen worden aangebracht die de belangen van de student niet onevenredig schaden.

Artikel 10.3 Inwerkingtreding

1. Deze regeling treedt in werking op 1 september 2018.

2. De eerder voor de opleiding vastgestelde onderwijs- en examenregeling komt per die datum te vervallen.

Artikel 10.4 Bekendmaking

1. De onderwijsdirecteur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling alsmede van eventuele wijzigingen.

2. Elke belanghebbende kan op het Studenten Informatie Punt een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen.

Aldus vastgesteld door de decaan op 1 september 2018.

(27)

Bijlage 1: Judiciumregeling

Artikel 1 Toekenning judicium

1. Met inachtneming van het in dit artikel bepaalde is de examencommissie het orgaan dat vaststelt of een, en zo ja welk, judicium wordt toegekend.

2. Het judicium

a. ‘cum laude’ wordt toegekend indien de gewogen gemiddelde uitslag van de eindbeoordeling van de in de lid 3 bedoelde onderdelen groter is dan of gelijk is aan 8,0, óf

b. ‘summa cum laude’ wordt toegekend indien de gewogen gemiddelde uitslag van de eindbeoordeling van de in de lid 3 bedoelde onderdelen groter is dan of gelijk is aan 9,0.

3. Het judicium wordt berekend over alle onderdelen van het examenprogramma waarvoor een cijfer is toegekend op een schaal van 1 tot en met 10, met uitzondering van de extracurriculaire onderdelen.

4. Als weegfactor bij de berekening van de gewogen gemiddelde uitslag, geldt het aantal ec’s van het onderdeel als bedoeld in lid 3, tenzij in het opleidingsspecifieke deel anders is bepaald.

5. Het judicium wordt niet toegekend indien meer dan 10 procent van de totale studielast van het examenprogramma (zijnde een of meer onderdelen) is herkanst én als tentamens meer dan éénmaal zijn herkanst, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie om gemotiveerd anders te beslissen.

6. Het judicium wordt niet toegekend indien bij een van de onderdelen van het gehele examenprogramma fraude is geconstateerd.

Artikel 2 Overgangsbepaling betreffende judicia Niet van toepassing.

(28)

Bijlage 2: Regeling Bindend Studieadvies

Artikel 1 - Studieadvies eerste jaar

1. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt namens de decaan aan het einde van het eerste studiejaar waarin een student staat ingeschreven voor de propedeutische fase van een voltijdse bacheloropleiding, uiterlijk op 31 augustus, een advies uit over de voortzetting van de opleiding, zoals bedoeld in artikel 7.8b van de wet.

2. De propedeutische fase van de opleiding omvat het programma van het eerste studiejaar van de bacheloropleiding met een studielast van 60 ec.

3. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt een positief advies uit aan de student die ten minste 45 ec van de in het tweede lid bedoelde propedeutische fase heeft behaald.

4. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt aan de student die niet voldoet aan de voorwaarde genoemd in het derde lid een negatief studieadvies uit, tenzij er sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 3. Aan het negatieve studieadvies wordt een bindende afwijzing verbonden.

5. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt een voornemen inzake een bindend afwijzend studieadvies ter kennis van de student en stelt de student in de gelegenheid te worden gehoord, voordat het bindend afwijzende studieadvies wordt uitgebracht.

6. Om te bepalen of het aantal vereiste studiepunten bedoeld in het derde lid is behaald, worden studiepunten toegekend voor vrijstellingen, niet meegerekend. De examencommissie kan bij het verlenen van de vrijstellingen anders bepalen en vervangende of aanvullende eisen stellen.

7. Het horen van studenten geschiedt door de Commissie Studieadvies Eerste Jaar.

8. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar verstrekt aan studenten die worden ingeschreven na 31 januari het bindend studieadvies aan het eind van het tweede studiejaar. De commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt enkel dan een positief advies uit indien de propedeuse is behaald.

9. De decaan is bevoegd nadere regels vast te stellen voor studenten die zijn ingeschreven voor een bij of krachtens deze Onderwijs- en Examenregeling erkende dubbelstudie.

10. Studenten die de inschrijving beëindigen vóór 1 maart ontvangen dat studiejaar geen studieadvies. Indien zij zich het daarop volgende studiejaar opnieuw inschrijven voor deze opleiding ontvangen zij het bindend studieadvies aan het einde van het tweede inschrijvingsjaar.

Het bepaalde in de laatste volzin van het achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

11. Tegen de bindende afwijzing kan een student binnen zes weken beroep aantekenen bij het College van Beroep voor de Examens. Het beroep heeft geen schorsende werking.

Artikel 2 - Voorlopig advies

1. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt na afloop van het eerste semester aan de student een voorlopig studieadvies uit op basis van de tot dan toe geregistreerde resultaten.

(29)

2. Het voorlopige studieadvies is vooral als waarschuwing bedoeld voor studenten die onvoldoende studievoortgang hebben geboekt. De daarvoor in aanmerking komende studenten worden uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur om te bezien op welke wijze het studieresultaat kan worden verbeterd dan wel welke andere opleiding een alternatief zou kunnen zijn.

Artikel 3 - Persoonlijke omstandigheden

1. Bij het besluit betreffende de bindende afwijzing betrekt de commissie studieadvies eerste jaar in de afweging de persoonlijke omstandigheden bedoeld in artikel 2.1. van het Uitvoeringsbesluit WHW, voor zover deze omstandigheden onverwijld door of namens betrokkene zijn gemeld aan de studieadviseur, een studentendecaan of een andere daartoe aangewezen persoon. Aan de student kan worden gevraagd het beroep op persoonlijke omstandigheden nader te onderbouwen of aannemelijk te maken.

2. Als persoonlijke omstandigheden komen uitsluitend in aanmerking de omstandigheden die bij of krachtens de wet zijn genoemd.

3. Indien op grond van het eerste lid nog geen negatief advies wordt uitgebracht met een bindende afwijzing, brengt de Commissie Studieadvies Eerste Jaar voor het einde van het tweede studiejaar alsnog een studieadvies uit zoals bedoeld in de laatste volzin van artikel 1, lid 8.

Artikel 4 - Duur afwijzing

Studenten die een negatief bindend studieadvies hebben ontvangen mogen zich gedurende een periode van drie jaren niet meer inschrijven voor de desbetreffende bacheloropleiding, dan wel voor door de decaan aan te wijzen bacheloropleidingen die de desbetreffende propedeutische fase geheel of gedeeltelijk gemeen hebben.

Artikel 5 - Hardheidsclausule bindend studieadvies

In bijzondere gevallen, kan de decaan, gehoord de commissie studieadvies eerste jaar, besluiten aan een negatief advies (nog) geen bindende afwijzing te verbinden.

(30)

Bijlage 3: Regeling Fraude tentamens en examens

Paragraaf 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Doel regeling

1. Ter voorkoming van fraude bij tentamens en examens als bedoeld in artikel 7.12b WHW stelt het College van Bestuur van de Radboud Universiteit (hierna verder: RU) de navolgende regeling vast.

2. Ten behoeve van de harmonisatie van de bepalingen in deze regeling tussen faculteiten is de regeling door het College van Bestuur opgesteld als pas-toe-leg-uit-regeling.

Artikel 2. Reikwijdte regeling

1. Behoudens het bepaalde in bijlage I is deze regeling van toepassing op (de studenten van) de initiële opleidingen van de RU.

2. Bij afzonderlijke beslissing van het College van Bestuur kunnen onderdelen van deze regeling mutatis mutandis van toepassing worden verklaard op overig onderwijsaanbod van de RU.

Artikel 3. Begripsbepalingen

De in deze regeling voorkomende begrippen hebben, indien die begrippen ook voorkomen in de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (hierna verder: de WHW) de betekenis die de WHW daaraan geeft.

Paragraaf 2. Definitie fraude, procedure en sancties Artikel 4. Definitie van fraude

1. Onder fraude wordt bij de RU verstaan elk handelen of nalaten van een student dat naar zijn aard is gericht op het geheel of gedeeltelijk onmogelijk maken van een juist oordeel over kennis, inzicht en vaardigheden van de student, of van een andere student.

2. Onder fraude wordt in ieder geval verstaan:

a) fraude bij het afleggen van schriftelijke tentamens, waaronder:

i. het tot zijn beschikking hebben van niet toegestane hulpmiddelen als bedoeld in de Regeling Huisregels Tentamenruimten RU

ii. afkijken of uitwisselen van informatie

iii. zich uitgeven voor iemand anders, of zich door iemand anders laten vertegenwoordigen tijdens het tentamen

b) fraude bij het maken van scripties en andere werkstukken, waaronder:

i. plagiaat in de zin van het gebruik maken dan wel overnemen van andermans teksten, gegevens of ideeën zonder volledige en correcte bronvermelding, plagiaat

(31)

in de zin van het overnemen van werk van een andere student en dit presenteren als eigen werk en overige wetenschapspecifieke vormen van plagiaat

ii. het fabriceren (verzinnen) en/of falsificeren (verdraaien) van onderzoeksgegevens iii. het indienen van een scriptie of een ander werkstuk die/dat door een ander is

geschreven.

c) overige fraude bij toetsing en examinering, waaronder:

i. zich in het bezit stellen van de opgaven, antwoordmodellen en dergelijke voorafgaande aan het tijdstip van het tentamen of examen

ii. het veranderen van antwoorden bij de opgaven in een tentamen of examen nadat het is ingeleverd voor beoordeling

iii. het verstrekken van onjuiste informatie bij verzoeken tot vrijstelling, verlenging geldigheidsduur, en dergelijke, van een tentamen of examen 3. Een poging tot fraude wordt eveneens aangemerkt als fraude in de zin van deze regeling.

Artikel 5. Procedure vermoeden fraude

1. Bij een vermoeden van fraude doet de examencommissie of de examinator hiervan terstond mededeling aan de student. Wordt het vermoeden van fraude tijdens het afnemen van een tentamen of examen vastgesteld, dan wordt de student door de examencommissie of de examinator in de gelegenheid gesteld het tentamen of examen af te maken.

2. De examencommissie of de examinator kan de student gelasten om materiaal betreffende het vermoeden van fraude ter beschikking te stellen.

3. De examencommissie of de examinator maakt een verslag op van het vermoeden van fraude. Indien de examinator verslag opmaakt, stuurt hij dit verslag onverwijld door naar de examencommissie.

4. Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1 en 2 wordt onder examinator mede begrepen de surveillant of een andere medewerker van de RU.

Artikel 6. Procedure onderzoek en vaststellen fraude

1. De examencommissie stelt het verslag als bedoeld artikel 5 onverwijld ter beschikking van de student en stelt hierop een onderzoek in. De examencommissie stelt de student in de gelegenheid schriftelijk te reageren op het verslag. De examencommissie hoort de examinator en de student.

2. Binnen vier weken na het ter beschikking van de student stellen van het verslag, beslist de examencommissie of sprake is van fraude. De examencommissie stelt de student en de examinator schriftelijk op de hoogte van haar beslissing. De termijn van vier weken kan met twee weken worden verlengd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het opleidingsspecifieke deel van deze regeling is per onderwijseenheid de (werk)vorm van het onderwijs vastgelegd. In het opleidingsspecifieke deel van deze regeling is

In het opleidingsspecifieke deel van deze regeling is per onderwijseenheid de (werk)vorm van het onderwijs vastgelegd. In het opleidingsspecifieke deel van deze regeling is

In het opleidingsspecifieke deel van deze regeling is per onderwijseenheid de (werk)vorm van het onderwijs vastgelegd. In het opleidingsspecifieke deel van deze regeling is

In het opleidingsspecifieke deel van deze regeling is per onderwijseenheid de (werk)vorm van het onderwijs vastgelegd. In het opleidingsspecifieke deel van deze regeling is

In het opleidingsspecifieke deel van deze regeling is per onderwijseenheid de (werk)vorm van het onderwijs vastgelegd. In het opleidingsspecifieke deel van deze regeling is

In het opleidingsspecifieke deel van deze regeling is per onderwijseenheid de (werk)vorm van het onderwijs vastgelegd. In het opleidingsspecifieke deel van deze regeling is

In het opleidingsspecifieke deel van deze regeling is per onderwijseenheid de (werk)vorm van het onderwijs vastgelegd. In het opleidingsspecifieke deel van deze regeling is

Het predicaat 'met lof' wordt door de examencommissie aan het bachelorexamen verbonden, indien de student voor alle onderdelen gezamenlijk gemiddeld minstens 8,0 heeft behaald,