Sint-Niklaas dialect
Dit woordenboek Sint-Niklaas bevat 1272 gezegden, 2517 woorden en 7 opmerkingen.
1272 gezegden
∙ aan wat ben je nu weer aan het denken? - wa stodde doar nô weer in ô broek te kraan? zidde ô overuren ont uitrekenen?
∙ aardappelen oogsten - puttette steken; puttetten uitdoen
∙ afgelegd zijn - in lijk liggen
∙ afgunst opwekken - iemand doûgen uitsteken
∙ afsnauwen - de neus afbijten
∙ al langs om meer - oe langer oe meer
∙ al slepend (met de voeten) gaan - sloefen
∙ al spelend met een stoppelbaard op de wang van een kind wrijven - een bordje (= baard) zetten
∙ al zijn geld verkwisten - al zè gaalt opdoen
∙ allemaal tesamen - allemoal tuggoar
∙ alles gaat tegen - alles sloag tegen
∙ alles is in orde met mij - alles is in dun oak mè mij
∙ alles is van hem - ei eé geel dun utsekluts
∙ alles of alles wat er overschiet - geel den annekkusnest
∙ alles ongegeneerd opeten - alles opfretten
∙ alles opeten - alles opeten mè oren en poten
∙ alles wat er is - geel den batteklang
∙ als de koffie te slap is zegt men... - ge kunter ô gazet deur lezen
∙ als die ergens is kan hij niet naar huis gaan - das een trekploster
∙ als die vrouw praat of lacht hoort men haar van ver - da vramengs is een echte schetteras
∙ als dieren van haar of pluimen veranderen - ze zin ont ruiven
∙ als een ouder het in 't hoofd krijgt om te trouwen, is er geen tegenhouden aan - as een ou schuur ont brangen gerokt is er geen blussen oan
∙ als ge dat maar weet! - as ge (ache) da mor wit!
∙ als ge ontevreden bent.... - leigt er ô kop (ô neus) bè als ' t ô nie oastot
∙ als het gratis is komt iedereen er op af - as 't vur niet is loûpe ze de benen van onder older gat
∙ als het kietelt in je handpalm.... zegt men... - de boter zal gon opsloagen
∙ als het regent en ook de zon schijnt - 't is duvelkeskermès
∙ als het van mij afhangt.... - vur mè port....
∙ als het weer goed blijft gaan we.... - as 't weer meesloagt gommen...
∙ als iemand de deur niet sluit - ge ziddier nie in de keirk zulle
∙ als iemand de soep even laat staan omdat ze te heet is....zegt men - éed ô moeder ô nie leren bloazen tèn
∙ als iemand een boer laat .... (zegt men dikwijls) - gift dien boer ne stoel
∙ als iemand eerst zegt wat jij wou zeggen...: - ge pakt mé de worden uit minne mongd
∙ als ik - azukkik
∙ als ik in uw plaats was zou ik... - ak van ô was zuk (zunnuk) ....
∙ als je dat maar weet! - a ge da mor wit
∙ als je zo verder doet zal ons geld rap op zijn - zoû goddur dun eirmen tijd in bringen
∙ als men iemand tegenkomt of begroet zegt men dikwijls - dzjuir
∙ als men iets naar iemand toegooit ....zegt men - zoe smijte ze de konink zèn andschoenen oûk
∙ als men vreest dat iets verkeerd gaat aflopen - 'k mag er nie goed op (ô) peizen
∙ altijd bereid zijn tot een wederdienst - 't éé plezier is 't ander wjeird
∙ altijd opnieuw - va kom vurdrom
∙ alvorens dat te gaan doen gaan we eerst.... - veurdammen da gon doen gommen eest....
∙ amateursharmonie (=al spottend) - 't muziek van Temst
∙ bang zijn - schoeft zin, mette poepers zitten
∙ bedrieglijk opdringen - opsolferen
∙ beestig doen - zènnen bjeir (beer) uitloaten
∙ beet nemen - ne kloot afdrjaan
∙ begrijp je mij? - verstodde mè?
∙ behangpapier met lijm instrijken - pappen
∙ bekaf zijn - pompaf zin; kèn op min tong getrapt; 'k ben de leuter af; ze kunne me vangen onder een klak
∙ bemesten met aalt - bjeiren
∙ ben je helemaal gek geworden? - zidde gè nô gelemoal op ô kop gevallen?
∙ bezig zijn - in de weer zin
∙ bij de rechter moeten komen - moete veurkommen
∙ bij die lukt alles - die ka vliege vangen mè zè gat
∙ bij die man duurt het niet lang - die mokt er korte metten mee
∙ bijna voor niets (koopje) - vur nen appel en een ei
∙ binnen het jaar - bingst tjoar
∙ blauw oog (van vechtpartij) - bla sie
∙ buiten adem zijn - op zènnen oasem trappen
∙ buiten adem zijn - op zèn tong getrapt ein
∙ Christelijke jeugdopvang, jeugdbeweging - paternozjie
∙ coîtis interuptus - veur ' t zingen uitte keirk goan; den trein nor Antweirpen pakken en in Beveren afstappen
∙ daar bemoei ik mij niet mee - dor breekuk minne kop nie mee
∙ daar ben ik het niet mee eens - zoe zimmen nie getraat
∙ daar ben ik niet bezorgd om - das 't minste va min zurgen
∙ daar ben ik niets mee - dor bennuk vet mee
∙ daar ben ik nooit mee overeen gekomen - dor ben uk nog nooit mee omgekunnen
∙ daar ga je nog problemen mee krijgen - dor godde nog leinen mè roûn
∙ daar gaat iets verkeerd - da t (d) eugt tor nie
∙ daar heb ik geen medelijden mee - doar ék geen kompassie mee
∙ daar heb ik wat beleefd (tegengekomen)! - dor bèk wa tegen gekommen!
∙ daar is het altijd plezant - doar is altit leven in de broarij
∙ daar is het proper - dor kunde van de vloer eten
∙ daar is iets mis (daar scheelt iets) - doar is stront on de knikker, dor schuld iet
∙ daar is niks meer aan te doen, het is gedaan - 't schoap is de preut af
∙ daar kan je niet op rekenen - dor kunde gene stoat op moaken
∙ daar krijg ik zenuwen van - dor kréégk de wubbers van
∙ daar moet ik nog aan wennen - da foart
∙ daar moet men hard werken - doar moete travakken, doar moet ô kloten nogal afdrjaan zulle
∙ daar schrok ik van - doar verschoot ik van, da was verschietachtig
∙ daar verschoot ik van - 'k verschoot mè ne bult
∙ daar was eens... - dor (dur) was ies...
∙ daar was er ruzie - doar zit een oar in de boter; doar zitte kat in dorlozjie; doar ange ze in de trapees
∙ daar wil ik ook over meebeslissen - doar wullekik ook minne zeg over ein
∙ daar zal hij voor moeten boeten - da sal ei moeten uitzweten
∙ daarom, dat is de reden dat het hier.... - 't ka nie missen dant hier....
∙ dat ben ik niet - dasinnekiknie
∙ dat bier heeft een flauwe, slechte smaak - da bier is precies schotelwoater
∙ dat brood is muf geworden - da brood is verduft
∙ dat doet veel pijn - da toe neig zeer
∙ dat eet ik graag - das minne meug
∙ dat eten brandt in mijn keel - 't eten is pikant
∙ dat gaat nog slecht aflopen voor hem - doar got è nog lijnen mee roûn (ruun)
∙ dat gaat traag vooruit - da go furruit gullèk bone knopen
∙ dat gaat voor u verkeerd aflopen (moeilijkheden mee krijgen) - doar godde lijnen mé roûn
∙ dat geloof ik niet - mok ta de kiekens wijs
∙ dat had ik nooit van hem gedacht dat hij dat zou doen? - wie zud em da noargegeven ein?
∙ dat hebben ze graag - das (u) olderen foar
∙ dat heeft geen zin, dat helpt toch niet - das geen avangs
∙ dat huis is vervallen - da uis is onderkommen
∙ dat is bijna gratis - das bukkan verniet
∙ dat is een brave mens - das ne goeie loebas
∙ dat is een eenvoudig meisje - das een seut (seutebees, seutemie)
∙ dat is een ferme vrouw - das e prompt vramengs
∙ dat is een flauwerik, die kan niet lachen - das nen drogen apostel
∙ dat is een gierigaard - die is steeg van afgoan
∙ dat is een heel gierige man - das een echte pees
∙ dat is een losbandig meisje - das nogal e pateéken
∙ dat is een magere mens - das ne sprinkoan (spierink)
∙ dat is een stipte, veeleisende men, een perfectionnist - das ne pezewever
∙ dat is even wennen.... - da foart...
∙ dat is flauwe praat - das zever in pakskes; das fla kul
∙ dat is heel lekker - da smokt nôr den trog om nog; t is om ô duimen en vingers af te lekken (
∙ dat is heel oud - dassoe aat as de stroat
∙ dat is heel zout - das precies borrak
∙ dat is het beste, dat is goed - das 't manneken
∙ dat is het toppunt! (=afkeurend) - 't zal nog gô verschoûnen!; kust noa min oûr!
∙ dat is hetzelfde, daar is geen verschil tussen - das zo breed ast lank is
∙ dat is hij niet gewoon - da sal zè gat foaren
∙ dat is iets naar mijn smaak - da stô mè oan
∙ dat is jammer - dassonde
∙ dat is kwaliteit... - das marsjangdies...
∙ dat is lang geleden - das lank (ge) leen
∙ dat is mijn favoriet liedje - das mè lijflieken
∙ dat is niet juist - da klopt langst geen kanten
∙ dat is nu geen nieuws meer - das aa fuil
∙ dat is om moe van te worden - das om 't speen van te krijgen
∙ dat is ons jongste kindje - das ons kakkenestje
∙ dat is ook een speciaal figuur - das oûk ne galjaar
∙ dat is straf bier (koffie) - das steirk bier (kaffie)
∙ dat is te duur voor mij - da ka minnen bruinen nie trekken
∙ dat is toch wel erg - da sin nogal lappen
∙ dat is verleden tijd - das gepasseerd
∙ dat is voor elkaar - das in de sjakos
∙ dat is wat - das geéne kattepis
∙ dat is wel zo - bajaat jong
∙ dat is zeker - vaneiges da
∙ dat is zeker, daar moet men niet aan twijfelen - da sto gullèk ne poal bove woater
∙ dat kan iedereen gedaan hebben - da kan eenderwie gedoan ein
∙ dat kan ik goed gebruiken - da kom goe fa pas
∙ dat klein kind schreit bijna de hele dag - da klei kind is een schreemuil ('nen bleiter)
∙ dat maakt veel verschil - da schul nogal wa
∙ dat resultaat valt tegen - das nie fet; das gene vetten
∙ dat schiet niet op; dat gaat slecht vooruit - da gô furruit gelèk bone knoûpen
∙ dat valt gunstig uit - da fal mee
∙ dat van haar - teur
∙ dat van hem - tsijn
∙ dat van hen - tolder
∙ dat van mij - tmijn
∙ dat van ons - tongs
∙ dat van U - toan
∙ dat verveelt mij - dad ang min keel uit
∙ dat was bijna raak - da schulde geen oar
∙ dat was emotioneel - dadee mè gepakt
∙ dat was er bijna op - das was bekangs kadeé
∙ dat was hoegenaamd niets - da was een scheet in een fles, da was een scheet in nen netzak
∙ dat was vorige week - dawas passeede week
∙ dat weet ik ook wel - da wit me gat ook
∙ dat werkt (gaat) automatisch - da gô vantsaalf (s)
∙ dat wil ik niet - zoe gotte vlieger nie op
∙ dat wordt nu nog erger; wat krijgen wij nu weer - 't zal nog gô verschoûnderen
∙ dat zal ik eens onderzoeken - da gonnik ies uitvissen
∙ dat zal niet goed aflopen - doar (dor) komme vodden van
∙ dat zal nooit gebeuren - da gebeur vaz (j) ulleven nie
∙ dat zal op niets eindigen - da zal op niet endigen gullèk Wannes zè wezen
∙ dat zal wel niet waar zijn... - me gat zei bakker...
∙ dat zal wel, dat geloof ik niet - lot gè me gezond
∙ dat zal zo niet gebeuren hoor - zoe gotte vlieger niet op zulle
∙ dat ziet er versleten uit - dat ziet er mor kaduuk uit
∙ dat zijn bijkomstigheden, onbelangrijke dingen - da zé fantelatieren
∙ dat zijn oude spullen - das aa nest
∙ dat zijn uw zaken niet - dor edde gè geen afjeiren mee
∙ dat zijn uw zaken niet! - dor edde gè niet mé te moaken!, dor edde geen affjeire mee!
∙ dat zit stampvol - da zit proppudde vol
∙ dat zit verstrengeld - da zit in de knossel
∙ de aardappelen zijn gaar gekookt - de petetten (puttettun) zè zocht
∙ de baas vleien (bij de baas slijmen) - een bazepoeper
∙ de bloemen in de vaas zijn aan het verwelken - de blommen in de foas zin ont vurslunsen (vurslengsun)
∙ de boer ging naar huis en de straatjongens kwamen fruit stelen - den boer ging nor uis en de stroatjongens kwammun boogoarden (bunderen)
∙ de boter is sterk - de boter is rengs (rangs)
∙ de dag van vandaag.... - surreworrig
∙ de dag waarop een vereniging een feestmaal houdt - de smjeirdag (' t smjeirfeest)
∙ de deur gaat moeilijk open en dicht - de deur prompt
∙ de dokter heeft mij goed onderzocht - den doktoor éé me goe gevisiteerd
∙ de dokter heeft mijn vader niet goed behandeld - den doktoor ee min vodder mismeesterd
∙ de duiven inkorven om te vervoeren - de duiven inkeven (in de keef steken)
∙ de fruitbomen bloeien - de fruitboûmen zin ont blommen
∙ de grond lichtjes omspitten - de grond omdoen
∙ de grote broodkruimels aan de zijkant van een huishoudbrood - gebuurkes
∙ de juiste som, met pasgeld betalen - ' t is gepast
∙ de kermis vieren - kèrmessen
∙ de kinderen spelen nog als het al donker is - ze spelen nog in den donkeren
∙ de kinderen staan daar te lachen - de kinderen zin ont giechelen
∙ de klokken luiden - de klokken luin
∙ de kraag van mijn hemd - de kol van minnem
∙ de kraan in een vat bier slaan - 't vat oansteken
∙ de manke Peer kwam daar binnen - de manke Peer kwam dor binnengepikkeld
∙ de melk is geschift - de maalk kabbelt
∙ de mouw vegen - flemen
∙ de pompbak is weer verstopt - de pompbak is weer verstropt
∙ de regen pletst tegen de vensters - de regen kletst tege de ruiten
∙ de regen zal lang duren - ' t regent van omoôg, ' t zal drei doagen duren
∙ de spiegel is een beetje vuil - de spiegel is wa bekeuzeld
∙ de stoof doen uitdoven - kotert de stoof ies uit
∙ de top van mijn duim doet pijn - dun stjoep van minnen duim doe zeer
∙ de volgende dag - sanderdogs
∙ de volgende keer - te (de) noste keer
∙ de waterketel kookt - de moûr zoût
∙ de wortelen kuisen - de wurtelen schrepen
∙ de zaak is gelukt - lot de boere mor dussen (=dorsen)
∙ de zon brandt - de zon stikt
∙ denken dat alles in orde is - er grust in zin
∙ deze avond - van den oavut
∙ deze middag - van de noen
∙ deze morgen - van de morgut
∙ deze namiddag - van den achternoen
∙ deze week - van de week
∙ diaree hebben - on den dunnen zitten
∙ die appel is droog en smakeloos - dien appel is zo voos as een roap
∙ die bij stak mij - die bie stikte mè
∙ die doet alles heimelijk, het is een stiekemerd - die doedalles in 't geniep, 't is ne geniepigoard. da is nen achterdumsen.
∙ die ervoor - die dorveur
∙ die gaat graag naar de kermis - das ne kermisvogel
∙ die gehoorzaamt niet meer - dor edde niets nie meer on te zeigen
∙ die heeft er bij mij gelegen - den denen eed in min roapen gescheten
∙ die heeft geluk - die boft, die boft nogal, die é sjangs
∙ die heeft mij een loer gedraaid - die é mè ligge gat; die é mè ne kloot afgetrokken; die é mè een pee gestoofd
∙ die hond (mens) floddert met iedereen - das nen allemanswies
∙ die is altijd heel netjes gekleed - dies altit afgebusteld
∙ die is dik geworden - die is struis gewurren
∙ die is heel slim - das ne slimmerik
∙ die is lang en mager - das een panlat
∙ die is slim - das gene mutten
∙ die is stipt en zet de puntjes op de i - die is sukkuur
∙ die kan het goed uitleggen (...kan niet zwijgen) - die eed e lank blad
∙ die kan niet stil liggen in bed - die lig daltit te krawietelen in 't bedden
∙ die kan over alles meepraten - die kan over alles meeklappen
∙ die kan veel bier drinken - die kan nogal pintelieren
∙ die kerel heeft vlooien - die kjeirel éé vloûn
∙ die koffie is veel te sterk - die kaffie is echten brak
∙ die man (vrouw) eet altijd zo gulzig - das ne schoefeljeir (schoefelas)
∙ die man is een onderkruiper - die zit in 'nen anderen zèn roapen
∙ die man is lichtjes mentaal gehandicapt - die ees alle vijf nie, die eé tur mor twee en nen bezekoek, die is nen toer te lank op de meulen blijven zitten
∙ die niet heeft kan niet geven - ge kun ne kei 't vaal nie afstropen
∙ die oude man gaat nog kaarsrecht - das nog ne stuken
∙ die peer is veel te rijp - die pjeir is mater
∙ die persoon maakt alles defect (is een prutser) - das ne moûskloût
∙ die rook hindert mij - dien dikke rook pakt me
∙ die schoenen zijn te groot - die schoenen slokken
∙ die soep is dun - die soep is wiep
∙ die van haar - den euren
∙ die van hen - den olderen
∙ die van mij - de mijnen
∙ die van ons - den onzen
∙ die van u - den uwen
∙ die vrouw is heel arm - die vra is een eirm schoap
∙ die vrouw is zeer vuil - die vrou is oageroest
∙ die vrouw snoept veel - das een snoepdoos
∙ die weet het niet - die wit van toeten of bloazen
∙ die zak is te zwaar, we gaan hem lichter maken - die zak is te zwoar, we gon èm verlochten
∙ die zieke man ziet af - die zieken zie zijne peéren nogal
∙ die ziet er braver uit dan hij is - die zuddons Heer geve zonder biechten
∙ dik en lui - opgebloazen gulllek een padde
∙ dikke borsten - veel volk in de stoassie / e ferm schap / ne fermen toog / dor kunde blompotten op zetten
∙ doe alsof men iets niet gehoord of gezien heeft - va krommenoas geboaren
∙ doe het maar eens na dat kunnen er niet veel - doent mor ies noar dor meugen der veel achterkommen
∙ doe het maar van elkaar (uit elkaar) - doent mor vaneen
∙ doe je best maar - wjeirdô mor
∙ doelloos rondwandelen - rongddrevelen
∙ doelloos van over en weer lopen - van ot nor jeir loûpen, va Peer nor Kljaas loûpen
∙ doet het pijn? (bij kinderen) - doent zeerkus (zeer)?
∙ door een beroerte getroffen - een gerokteid krègen
∙ door elkaar gooien - overhoop smijten
∙ door en door nat zijn van de regen - mesnat zin
∙ door iets getroffen zijn, verdriet hebben - 'k was gepakt as ik oordun da zèn broer dood was
∙ door niemand bezocht worden en geen vrienden hebben - va geenen oantrok zin
∙ door zijn eigen fouten gestraft worden - deur zèn eige luizen gebete wurren
∙ draaierig worden - ongemakkelijk wurren (wegdrjaan, oardug wurren)
∙ dronken vrouw - zatte loet
∙ dronken zijn - stuk in zèn kloten ein
∙ dwars liggen, niet willen antwoorden - dwjeis zin; mè zèn ure zitten
∙ dwarsliggende mens - nun dwjeisachtuggen
∙ een appel waar een worm heeft ingezeten - 'nen appel mè een mjasteek
∙ een arme, simpele mens - nen duts va ne mengs
∙ een beetje keukenzout dat men tussen duim en wijsvinger kan vasthouden - e snufke zaat
∙ een beetje ziek zijn - ziekskes zin
∙ een beetje... - wa...
∙ een belofte maar gedeeltelijk nakomen - iemand pjaan mè een doo mus
∙ een bits antwoord krijgen - een scheef antwort krijgen; de neus afbijten
∙ een blaam (vermaning, verwittiging) krijgen - onder zèn vijs krijgen
∙ een blauw oog (= door vechtpartij) - een blaa sie
∙ een boer (= geluid) maken - zènne mutten loate keren
∙ een boterham zonder beleg - ' nen drogen botterram
∙ een brood van tarwemeel - e grof brood
∙ een dik, onstoken, ooglid - een pinkoog
∙ een ei van een kip - een tikenei
∙ een erfenis krijgen - eirven; delen
∙ een flater begaan - ne kemel schieten
∙ een flauwte hebben - steirrukkus zien
∙ een gemakzuchtige vrouw - mie gemak
∙ een gespierde man - een kleérkas va ne vent
∙ een gierige man of vrouw - een pin; ne gierugoard; ' nen droak
∙ een glas kapot slaan - e glas in gruizelingen (gruizelmengten) sloagen
∙ een groot vet, rond gezicht - e wezen gullèk een volle moan
∙ een grote man en een kleine vrouw (= gestalte) - ne frangen alf
∙ een grote mond opzetten - een franke toot (smoel) ein
∙ een harde, moeilijke ontlasting hebben - steeg moeten afgoan
∙ een heel, heel dikke vrouw - das e noasiepjeird
∙ een hond die met alle mensen bevriend is - 'nen allemanswies
∙ een hoovaardige vrouw - een schitkont
∙ een hovaardige man - ne zjaarman; ne strekevent
∙ een jongen die vowassen wil doen... - ei kan nog nie alleen pissen; ei is nog nat achter zèn oûren
∙ een kind - e kind
∙ een kinderloze oom of tante waar men van kan erven - ne suikernonkel, een suikertante
∙ een klein beetje gehakt eten - e piellukke gekapt eten
∙ een klein kind met speeksel van moeder inwrijven - moederkeszalf
∙ een klein sierdoekje in het zakje, linksboven, van een herenvest - stoeferken, vloekurken, nogndudzjuuken
∙ een kleine hoeveelheid - ne kluts
∙ een kleur waar men eigenlijk geen naam voor heeft - appelblaazeegroen
∙ een kloosterlinge die terug naar de wereld gaat - ze eed eur kap over de wjeir gesmeten
∙ een knap meisje - een ferme mok
∙ een kraan in een biervat steken om te kunnen tappen - e vat steken
∙ een kwade vrouw - een tang van e wiijf
∙ een lieve baby - e lief boeleke
∙ een losbandig leven leiden - ne flierefluiter
∙ een loskomend velletje naast een vingernagel - ne nijnoagel
∙ een man die liegt - , ne leugenjeir
∙ een mes laten slijpen - e mes loate wetten
∙ een moeilijke, bazige vrouw - een pikketijn
∙ een nors persoon - nen azijnziëker, nen nurk
∙ een nukige man, een dwarsligger - ne neur van ne vengt
∙ een onbetrouwbare, dubbelzinnige man - 'nen tweezak, 'nen jassendrjaar
∙ een ongeduldige, onrustige mens - nen eirentrapper
∙ een opschepper zijn - nen dikke nek ein
∙ een oude man - een ou peeken
∙ een pakje slaag geven - een poeierink (rammelink, koterink) geven
∙ een pretentieus iemand - ne strongtkloût, ne jan min kloûten, ne zjaarman
∙ een rijk iemand - ene mè kluiten
∙ een slag in het gezicht krijgen - een muilpjeir krijgen
∙ een slanke, kleine man met een dikke, grotere vrouw - Ne ronker op een eps
∙ een slecht gedacht van iemand hebben - e slecht oog in iemand ein
∙ een snede (sneetje) kaas - een schaal (schalukke) koas
∙ een spaarzame mens - ne potter
∙ een strenge vrouw - een pieketein
∙ een stuk taart - een spie toert
∙ een trage, irriterende stem - een lamijnige stem
∙ een vals reden opgeven voor iets - 't kingd moet ne noam ein
∙ een valsspeler - 'nen oarzak
∙ een venijnige, onbetrouwbare vrouw - wa een serpent
∙ een verwend, onhandelbaar kind - ne (n) bedorve strongt, ne (n) bedeirfstrongt
∙ een vrouw die alles bewaart en niets kan wegdoen - een aa koar
∙ een vrouw die altijd modieus gekleed is - een modepop
∙ een vrouw die liegt - een leugenas
∙ een vrouw met zeer kleine of bijna geen borsten - eur tetten angen op euren rug; zee twee punijzen
∙ een weduwe die het niet aan haar hart laat komen - een lustige weef
∙ een wind laten - ene loate vliegen
∙ een zak met boterhammen meenemen naar het werk - zènne schoofzak meepakken
∙ een zeer koppige man - ne steenezel
∙ een zeer lange neus hebben - ' nen neus ein gullek ne kapstok
∙ een zeer magere mens - ne spriet
∙ een zenuwachtige man die vlug kwaad is - een buzzukke vloon; iemand die rap op zè pjeird zit
∙ eerst voor zichzelf zorgen en dan voor iemand anders - wie datter eerst vur zijn eige zurgt en ten vur een ander zurg vur ne goeie vriend
∙ eierdooier - een door van een ei
∙ eindelijk is hij vertrokken - endulluk is ei voors gegoan
∙ eindelijk waren ze dan toch akkoord - op den duur woare ze toch takkort
∙ en al de rest ook - en eel dun annukkusnest
∙ en opeens vertrok hij - op één, twee, drei (in ene keer) was ei de piest in
∙ er hangt ijs, buiten aan de ramen - er angen prekels on de vengsters
∙ er is een ongeval gebeurd - dur is e maleur gebeurd
∙ er is een regenvlaag op komst - 't zal go speten
∙ er is een velletje naast mijn vingernagel gescheurd - kè ne nijnoegal
∙ er is gekrakeel (ruzie) - zangen in de trapees
∙ er is nog een beetje bier over - dur is nog ne klets bier over
∙ er komt niks van - 't van de kloûten, 't is va 'k zal ô gon ein
∙ er maar op los raden - dur nor sloagen gelèk nen blengden nor een ei
∙ er moet betaald worden - dur moet boter bè de vis zin
∙ er nauw op aan komen - na steken
∙ er schiet nog wat soep over - der is nog ne klets soep over
∙ er staat ons nog wat te wachten - we zimmen nog nie on de nief petetjes
∙ er staat schimmel op de muur - de muur is bochtig
∙ er vaart achter zetten om iets in orde te kijgen - de benen van onder zè gat lopen
∙ er voor (het vorige) - dorveur
∙ er was eens... - er was ies...
∙ er wordt slecht weer verwacht - kikt ies naar de lucht dur is wa op komst
∙ ergens een klein bezoek afleggen, terloops binnenlopen - ieverangst noargoan
∙ ergens langzaam naartoe gaan - stjeirten
∙ ergens overbodig zijn - dur bijzitten gelèk nen uil op ne kluit
∙ ergens rondhangen - paleuteren
∙ ergens veel tijd (moeite, geld...) aan iets besteden - er veel tijd insteken
∙ ergens welkom zijn, van pas komen, we hebben je juist nodig - gelegen kommen
∙ eten geven aan beesten - voeieren
∙ etenstijd op het werk - we gô schoven ('t is schooftijd)
∙ even iets aanraken of lichtjes aanstoten - tegen iets titsen
∙ feest van een vereniging - de smjeirdag
∙ fietsen - per vielo rijn
∙ fijntjes glimlachen - gremelen
∙ flauw van smaak - flets
∙ flauwe praat vertellen - lullen, zeveren
∙ flauwekul verkopen - zever é pakskes verkoûpen
∙ ga je eens...? - godde ne keer...?
∙ ga maar verder - go mor voors
∙ ga uit de weg - mikt ô
∙ ga verder - gô foûrt
∙ gaat ge nu zwijgen! - godde no ô muil (bakkes) aan!
∙ gaat het lukken? lukt het? - zalt goan? gont?
∙ gaat u maar zitten - zettô mor
∙ gapende wonde - gabbe
∙ ge moet een oudere, meer ervaren man geen raad geven - nen aan oap moete geen toten leren trekken
∙ gebroken koekjes die gewoonlijk onderaan in de doos liggen - mikmak, brokkelingen
∙ geef dat eens - gifta ies
∙ geef eens een mooi handje (tegen kinderen) - gif ne keer een schoo pollukken
∙ geef hem een schop onder zijn achterste - gif dèm 'nen trok onder zè gat
∙ geef mij maar een glas bier op kamertemperatuur - gif mè mor e flesken bier van 't schap
∙ geef mij maar een halfgekookt ei - gif mè mor e nis ei
∙ geef mij maar een jenever - gif mè mor nun druppel (nun borrel)
∙ geen enkele - genen enen
∙ geen geluk hebben - malsjangs ein
∙ geen honger (zin) hebben - geen goestink ein
∙ geen rooie duit hebben - gene rotten bal ein
∙ gehaast zijn - ostug zin
∙ gehaast zijn - gepresseerd zin
∙ gehurkt zitten - op zèn uksen zitten
∙ geluid dat hennen maken als ze een ei leggen - kokkedein
∙ geluid maken als men eet - smakken
∙ geluk hebben in het spel - ne konijnepoot in zènne zak zitten ein
∙ geweldige vaak hebben - uit zijn ogen nie zien van de voak
∙ gierig zijn - op zènne zak zitten
∙ gij denkt dat ik geld teveel heb zeker - ge peist da gaalt 't op minne rug groeit zeker
∙ gij durft ook niets - gi zè ne zeéker
∙ gij hebt verkeerd gegeven (kaartspel) - gè misgeven
∙ gij hoort niet goed zeker? - edde gè spruiten in ô oren?
∙ gij komt op een slecht moment - ge komt ongelegen
∙ gij moet beginnen spelen (kaartspel) - gè moet uitkommen
∙ gij moet de kaarten goed dooreen schudden - ge moette korten goe schrangsen
∙ gij moet zo niet reklameren - gè moet zo nie van ô kjeis (neus) moaken
∙ gij weet het precies zelf niet goed meer - ge wit zaalf mor den aalft van 't schoon weer nie meer; gètte klok ore luin mor ge witte klepel nie angen
∙ gij ziet er zo bleek uit - gè zè precies botermaalk
∙ gij zijt ook een speciaal geval - gè zid oûk wa gescheten
∙ gij zijt zot zeker? - zidde gè va Lotje getikt?; zidde gè op ô kop gevallen?
∙ gij, jullie (meer dan 1 persoon) gaan... - gulder got....
∙ goed eten en drinken - goe smjeiren
∙ gramschap die niet lang duurt - kattekoljeiren
∙ grootpraat of overdrijven - mè spek schieten
∙ grote handen hebben - anden ein gelèk koolschuppen
∙ grote honger hebben - schjaal zien van den onger
∙ gulzig eten - sloeberen, schrokken
∙ gunstig weer om de oogst binnen te halen - oestweer
∙ haar boek... - euren boek
∙ haar schoenen... - eur schoenen
∙ haast je maar, laat het maar vooruit gaan - gif mor buzze (n) Zjeraar
∙ haast u maar wat - spoeiddo môr wa
∙ haastig afwerken - aflappen, flikken
∙ haastig soep eten - de soep binnesjoefelen
∙ half zot zijn - ne slag van de meulen gat ein
∙ hard zweten - zweten gullèk nen das
∙ heb je dat al ooit meegemaakt! (gehoord, gezien) - edde da vazjeleven al meegemokt (geweten)!
∙ heb je het begrepen? - eddet verstoan?
∙ heb je je werk afgemaakt - zidde kljeir gekommen?
∙ heb jij dat allemaal opgegeten? - edde gè da allemoal in ô boal geslogen?
∙ heb jij iets? - eddiet?
∙ heeft u dat graag? - edde da gjeiren?
∙ heel afgelegen wonen - dor kom God è klein Peerke nie ; dor kunde mè ô gat bloot lopen
∙ heel dom zijn - zo lomp zin as 't achterste van e veirken
∙ heel fijne, zachte regen - 't is ont zeveren; 't is mor muggepis
∙ heel grote honger hebben - ze zien vliegen
∙ heel hard lachen - ne floeren oap lachen
∙ heel hard overvegen - zè leéf uitspoagen
∙ heel nieuwsgierig zijn - ne kurieuzeneus
∙ heel snel lopen - loûpen dan ô kloûten gelijk angen
∙ heel veel - neig veel
∙ heel veel, heel vuil, heel warm... - vree feel, vree fuil, vree weirm...
∙ hees praten - ne puit in zèn keel ein
∙ hem moet je zoiets niet wijsmaken - bè èm pakta nie
∙ het baat niet - 't is geen avangs, 't is nie genodderd
∙ het bed opschudden - 't bed opschudderen
∙ het beeld bovenop de Onze Lieve Vrouw kerk in Sint Niklaas - Marja Vergult
∙ het bewustzijn verliezen - va zè zaalve goan, va zène suus goan, oardug wurren, wegdrjaan
∙ het breigaren is verward - 't breigoaren zit in de knossel
∙ het doet een beetje pijn - 't piekt een bitsjen
∙ het doet heel veel pijn - toe neig zeer
∙ het duurt weer lang voor je er mee gedaan hebt hé! - zidder weer ne nannekes nest van ont moaken tèn?
∙ het een en het ander - teen en tander
∙ het eten is heel fel gezouten - 't is precies borak
∙ het gaan - de gank
∙ het gaat er niet in, het is verstopt - 't stropt ieverangst
∙ het geeft niet - da gif nie, tgif nie
∙ het geld wil altijd bij dezelfde zijn - den duvel schit alt op de groetsten oûp
∙ het geluid van de zwemmers in het water - ' t geplets van de zwemmers int woater
∙ het geluid van spelende kinderen - 't gurravot van de kinderen
∙ het glas is helemaal kapot - 't glas is geelegans kapot
∙ het glas loopt bijna over (= tot de rand gevuld) - Beverse moat
∙ het gras maaien - 't gras afrijn (afdoen)
∙ het haalt niets uit - of dadde no sprikt of schit, 't is allemôl 't zaalfde
∙ het heeft goed gesneeuwd - té straf gesneet
∙ het helpt (baat) niet - 't is geen avangs, 't is niets genodderd
∙ het helpt niet - das zoveel as pist er ies tegen
∙ het hout is verstikt - 't aat is verduurt
∙ het iemand kwaadwillig zeer lastig maken - iemand koejoneren
∙ het is aan de zijkant - 't is vanstei; 't is opzij
∙ het is aan het vriezen - de vriezeman is dor
∙ het is af te wachten of hij goed gezind is - 't is te zien oe da zèn muts stot
∙ het is beklemmend weer - 't is doef
∙ het is een dommerik, dwaze snul - 't is ' nen annewuiten
∙ het is een gemene kerel - 't is ne schurfterik
∙ het is een gulzige eter - 't is ne slokkoard
∙ het is een moeilijke, ontevreden persoon - ' t is nun ertefretter
∙ het is een onderkruiper - ei zit in een andermans kloavers
∙ het is een schele - ei kikt zoe schjaal as nen otter
∙ het is er enen zonder complimenten - ei is effenaf
∙ het is er nevens, naast - 't is er neffust
∙ het is gedaan met regenen en het wordt lichter - 't is over mè regenen en 't kleird al op
∙ het is genoeg geweest - 'k èn dur min bekomst van
∙ het is gratis, daarom zijn wij hier - vur niet stenen dood é
∙ het is hard aan het regenen - 't is ne goeie speet ontoen
∙ het is hard aan het regenen - 't regent neig, 't regent aa wijven
∙ het is heter aan het worden - 't is ont vurreten
∙ het is hier pikdonker - 't is ier zo donker as een aal
∙ het is hier zo donker, ik zie niets - 'k zien ier geen steek vur min ogen
∙ het is kwart voor 1 - 't is kort van den enen
∙ het is maar een kleine regen - 't is mor een vloûg
∙ het is me niet opgevallen - ken dur geen eirig in gat
∙ het is me wat - 't is teen en tander
∙ het is mislukt - ' t is nor de kloûten
∙ het is niet bedorven - dor is niets oan
∙ het is niet erg - 't ka géé koat
∙ het is niet erg - 't gif nie, da gif nie
∙ het is nu elf uur - 't is nô aalf uren
∙ het is om zot van te worden - dor wurruk onnozel van
∙ het is roest geworden - 't is broest gewurren
∙ het is twaalf uur - 't is twalf uren
∙ het is van hen - ' t is van ulder
∙ het is vermengd geraakt - 't is ondereen gerokt
∙ het is volledig afgewerkt - 't is gelemoal af
∙ het is zwoel weer - 't is laf weer
∙ het kan hem niks schelen - ei giftur nie om
∙ het kan mij niks meer schelen! - ze kunnen allemoal minnen zak opbloazen, ze kunnen de pot, dasse nor de kloûten loûpen!
∙ het kind bevuilde zich tijdens het eten - da kind is on 't smokkelen
∙ het krakken - 't gekrak
∙ het lichaam in de doodskist leggen en ze sluiten - kisten
∙ het lievelingskindje van de schooljuffrouw - 't kakke nestje
∙ het lukt je niet hé? - ô jeirink brjaa nie hé?
∙ het mes snijdt niet - 't mes is bot
∙ het niet afwachten - er nie op schoven
∙ het opnemen van vocht - iets opdoppen
∙ het past bij elkaar - ' t gô bijeen
∙ het regent hard - 't regent bloskus
∙ het scheelde niet veel - da schol nie veel
∙ het spel winnen (kaartspel) - uit zin
∙ het stinkt hier naar iets - nor wa stinktadier
∙ het valt me nu niet te binnen - kan dur nô nie opkommen
∙ het varken slobbert alles op - 't veirken sloebert alles op
∙ het verveelt mij - tang minne rekker ier uit
∙ het vlees was droog - 't vlees was gullèk oûrn
∙ het vordert niet - da gô furruit gelèk bone knopen
∙ het was allemaal moeite voor niets - 't was allemoal vur den hond zèn botten; 't is geen avangs gewist
∙ het was bijna zo ver (gebeurd) - da schulde nie feel; da was op ' t nippurken
∙ het was niks - 't was een scheet in een fles
∙ het water in de ketel begint te koken - 't woater in de moûr begint te zoûn (broebelen)
∙ het wijfjeskonijn zal gaan bevallen - de vooi zal jongskus gô krijgen
∙ het wordt heter buiten - 't is ont verdoefen
∙ het wordt stilaan kouder - twurd allangsom kaar
∙ het zal seffens gaan regenen - ze zin dor boven wa ont kljeirmoaken; 't zal subiet ne speet gôn doen, ze zé weer een schupken ont ljaan
∙ het zal wel straks wel overgaan - dor tegen ist waal over
∙ het zal wel vanzelf bedaren (overgaan) - 't zal waal koelen zonder bloazen
∙ het zat daar helemaal vol - da zat dor helemoaal volgepropt
∙ hier heb ik erg veel pijn - ier kunde me doûdnijpen
∙ hier is er plaats genoeg - ier is plek (plots) zat
∙ hier is iets niet juist (niet pluis) - ier makeerdiets
∙ hij (zij) lispelt - ei (zè) eed e voddeken ô zèn (eur) tong
∙ hij (zij) zit in het krankzinnigengesticht - hij (zij) zit in de mafkeet, hij zit bij de broeders, zij zit in de poapennakkers
∙ hij bemoeit er zich weer mee - è sloagt er zènne gaffel weer tussen
∙ hij bemoeit zich met alles - 't is ne moeial
∙ hij bloedde heel hard - ' t bloed zeékten dur uit
∙ hij deed een grote inspanning - ei deé toch zèn duvvoûren
∙ hij deed het onmiddellijk - ei deent mittunnenen
∙ hij denkt er zelfs niet aan om... - ei eet furza nie om...
∙ hij die pijn voorwendt - karoatentrekker
∙ hij doet geen moeite - ei voagt er zèn kloûten oan
∙ hij doet zijn best op school - ei doe goe zèn duvvoren int school
∙ hij draait met de auto af zonder de richtingaanwijzer aan te zetten - è draait af zonder te pinken (zonder zènne pinker oan te zetten)
∙ hij eet weer teveel - zèn ogen zè groter as zènnen buik
∙ hij gaat moeilijk - ne mankepoot; ei mankt; ei inkt; ei pîkkelt
∙ hij gaf hem een niet mis te verstaan antwoord - ei gaf èm ne goeie stek
∙ hij gelijkt heel erg op zijn vader - ei trekt eel goed op zè vodder
∙ hij goot alles bij bij elkaar - ei was alles ont bijeenkletsen
∙ hij heeft een heel dikke buik - ei eéd een dikke pengs
∙ hij heeft een heel rood gezicht - ei zie so roût as ne kalkoen
∙ hij heeft een koortsblaasje op de lip - ei eed een makkefie
∙ hij heeft een trage, vervelende stem - ei eed een lamijnige stem
∙ hij heeft eetlust - ei is in zènnun eet
∙ hij heeft grote honger - zènnun bjeir grolt (dangst)
∙ hij heeft het zelf gezegd - ei eént zaalf gezeet
∙ hij heeft het zitten, ze hebben hem liggen - ei éént ô zè zeel
∙ hij heeft iets teveel gedronken - ei eed een bees oan
∙ hij heeft moeten toegeven - ei é zènne stjeirt moeten intrekken
∙ hij heeft veel pijn, ziet erg af - ei zie zènne pere nogal
∙ hij heeft zijn hoed op - ei éé zènnen tist op
∙ hij is al naar bed (gemeenzaam) - ei is al nor zènne nest
∙ hij is begraven - der groei gras op zènnen buik
∙ hij is bewusteloos - ès van zènne suus
∙ hij is bijna klaar - ei is omtrent gereed
∙ hij is boos en niet aan te spreken - ei zit mè zèn uren
∙ hij is dood - ès dun ongd gô voeieren
∙ hij is een stijfkop, een moeilijke vent - ' t is ne nurk van ne vent
∙ hij is er vlug bij - ei slopt er nie op
∙ hij is halfweg - ei is alverwegen
∙ hij is heel hoovaardig - ei eent oog in zèn steir
∙ hij is heel mager - ge kundèm onder de deur schuiven
∙ hij is in ongenade gevallen / hij is de schuldige - ei eette boter geten
∙ hij is net overleden - ès zjuust gepasseerd
∙ hij is niet dom - das genen uil
∙ hij is niet meer zo jong - ei is niemmeer zoe jonk
∙ hij is niet op de afspraak gekomen - ei é mè geplakt
∙ hij is niet zo slim - ès zoe stom as 't achterste van e veirken
∙ hij is nog jong - ès noch nis achter zèn oûren
∙ hij is nog veel te jong, te onervaren - ei kan nog nie alleen pissen
∙ hij is op zijn tenen getrapt - ès in zè gat gebeten
∙ hij is oud maar nog heel gezond - ès aat môr noch kloek
∙ hij is overleden - ès gepasseerd
∙ hij is slecht te been en mankt wat - ei goa kramakkug
∙ hij is verbitterd en kwaad op jou - ei is op a gebeten
∙ hij is weer aan het overdrijven - ès weer mè spek ont schieten
∙ hij is weer met zijn schoenen (pantoffels) aan het slepen - ès weer ont sletsen
∙ hij is weer veel geld aan het verdienen - zènne meulen draai weer goed
∙ hij is zeer arm - ei eé gene noagel om in zè gat te kraan
∙ hij is zeer mager - ès mor ' t vaal over de benen, ès groatmoager
∙ hij kan beter eten dan leren - ès beter van innemen as van oanemen
∙ hij kan bijna niet gaan van zattigheid - ei zwenselt over 't stroat va zattigeid
∙ hij kan de fietsers niet bijhouden (volgen) - ei verachtert
∙ hij kan geen enkele vrouw met rust laten - 't is ne vrouzot
∙ hij kan goed zijn plan trekken - ei trekt goe zènne streng
∙ hij kan het altijd slim oplossen - 't is ne plangtrekker
∙ hij kan het niet vergeten - 't blift in zènne kop steken
∙ hij kan niet langer wachten om te beginnen eten - ei springt erop gullèk nun bok op doaverkist (=
haverkist)
∙ hij kijkt haar begerig aan - zèn oûgen drjaan nor 't ol van zè gat
∙ hij komt stil (ongemerkt) voorbij - ei kom daf op zèn zokken
∙ hij krijgt een oprisping krijgen bij het eten - zèn moag keert, ei lot een boerken, ei lot ne mutten
∙ hij ligt heel hard te snurken - ei lig te ronken gulllèk e veirken
∙ hij ligt niet stil in bed - ei lig te wietelen
∙ hij lispelt - ei eéd e voddukkun ôn zèn tong
∙ hij loopt helemaal krom - ei loûpt soe krom as ne zichel
∙ hij loopt helemaal krom - ès zoe krom as een zichel
∙ hij loopt mooi rechtop - ei loopt soe recht as een kjeis
∙ hij loopt onrustig rond - ei loopt rond gullèk e kieken dad een ei moet gô leigen
∙ hij loopt ver vooruit op de groep - vurrop lopen
∙ hij luistert weer niet - lankst die kant oort ei nie goed
∙ hij mag eens naar de kapper gaan - ei mag zèn kalot ies loaten afdoen
∙ hij moet gelijk hebben - ei go geen oar achteruit
∙ hij pakte mij bij de kraag - ei pakte mî bè mènne schabbernek
∙ hij pist veel - die kan nogal zeeken
∙ hij slaapt rustig en vast - ei slopt gullèk een roûs
∙ hij slikt ongemanierd zijn eten binnen - 't is ne slokkop
∙ hij staat naakt - ei stod in zènnun bloten, ei stod in zènne paddurrun
∙ hij staat op het punt om te beginnen wenen - ei eé ne krop in zèn keel
∙ hij staat vol blaasjes - ei sto fol mè wuffels
∙ hij trekt een lelijk gezicht - ei trekt e vies wezen; ei kikt koat
∙ hij verblijft in het gekkenhuis - è zit in de Niesstroat (bè de Broeders)
∙ hij vertrekt - ei kuist zèn schup af
∙ hij viel en had twee builen op zijn hoofd - ei viel en at twee boebels op zènne kop
∙ hij viel van de trap - ei stukte van den trap
∙ hij volgt mij overal - ei angdon min sleppen
∙ hij wankelt en kan moeilijk gaan - ei loopt rond gullèk ne puit op nun erte wegel
∙ hij was ineens weg - in enen keer was ei riebedebie, in enen keer was ei de piest in
∙ hij werkt zeer hard - ei werkt tege de steiren op
∙ hij wou het vlug verstoppen - ei wulde 't rap wegfoefelen
∙ hij wou mij weer iets verkopen - ei wulde mè weer iets opsolferen
∙ hij wou zich vlug verwijderen - ei wulde rap wegstjeirten
∙ hij zal daar niet lang blijven werken - ei zittor op ne schupstoel
∙ hij zal niet lang meer leven - zèn pijp is veir uit; ès veir den ond gô voeieren
∙ hij zegt niets - ei moeft nie
∙ hij zit daar weer eens niets te doen - ès weer ies zèn kloten ont schuren
∙ hij zit gehurkt - ei zit op zènnun nuk
∙ hij zit op de schommel - ès ont biezebeèzen
∙ hoe heet jij? - oe eette gè?
∙ hoe is het mogelijk....niet waar hé? - godmariei
∙ hoe kijk jij nu weer - wa fur e wezen trekte gé no weer
∙ hoe staat gij daar nu - oe stodde dor nô
∙ hoeveel huishuur betaal je daar? - oeveel verwoonde dor?
∙ hoeveel kost dat? - wa kostta?
∙ hoovaardige man - strekevent
∙ hoovaardige vrouw - schitkongt
∙ hou je goed - aad ô struis
∙ hou maar op 't is genoeg geweest - gè dal ongderd
∙ ieder om beurt - aalk op zènnen toer
∙ iedere helft van het achterste - de koaken van 't gat
∙ iedere mens is verschillend - nie alle koeien eéte Bloar
∙ iedere week - alle weken
∙ iedereen kan missen - da kan bè nun boer oak veurvallen
∙ iedereen vindt wel iemand om mee te trouwen - op ieder potje past e schilken
∙ iemand afsnauwen - iemand de neus afbijten
∙ iemand als vijand (tegenstrever) krijgen - iemand tegen krijgen
∙ iemand bedriegen (foppen) - iemand een pjeir stoven
∙ iemand benadelen - iemand ne kloot aftrekken
∙ iemand die 's nachts lang uitblijft - das ne nachtkuil, das een nachtkoetse
∙ iemand die alles defect maakt - ne moûskloût of : ne mouspot
∙ iemand die alles juist wil hebben - ne muggezifter
∙ iemand die altijd alles beter weet - 'nen alweter
∙ iemand die bedriegt of valsspeelt - nen oarzak
∙ iemand die flauwe praat vertelt - 't is ne zeverjeir
∙ iemand die het huis binnenkomt als men over hem aan het praten is - as gê van den duvel sprikt ziede zènne stjeirt
∙ iemand die hevig stinkt - ei stinkt gullèk nen bok
∙ iemand die in zijn neus peutert - ei (zij) vang zèn (deur) pielewuiters
∙ iemand die niet erg snugger is - die é doûk tweirm woater nie uitgevonnen
∙ iemand die niet zo sterk is - iemand mè puitemacht
∙ iemand die niets anders doet dan iets kopen en het terug verkopen - 't is ne sjoefeljeir
∙ iemand die om het minste lacht - 't lacht en tsie nie
∙ iemand die onverstaanbaar, binnensmonds praat - 'nen broebeljeir
∙ iemand die overal blijft hangen en niet naar huis kan gaan - plakploster
∙ iemand die rap kwaad is - een buzzukke vloûn
∙ iemand die schrik heeft - 't is 'nen broekschijter, nen labbekakker
∙ iemand die veel naar de kerk gaat - 't is ne keirkuil, ne piljeirenbijter
∙ iemand die voortdurend liegt - die zuigdalles uit zènnen groten teen
∙ iemand die voortdurend liegt - die liegt dat ei zwart ziet
∙ iemand die wartaal uitkraamt - wa zidde noa weer in ô broek ont kraan
∙ iemand die zeurt - die kan nogal zoagen
∙ iemand een loze belofte doen - 'k zal tèn ies e vogelke vur ô vangen
∙ iemand een onbeschoft antwword geven - iemand een scheef antwort geven
∙ iemand een rammeling geven - iemand een kotering, botering geven
∙ iemand een vermaning geven - iemand een ruppriment geven iemand onder zèn vijs geven
∙ iemand foppen - iemand een pee stoven
∙ iemand foppen (bedriegen) - iemand bè den bok doen
∙ iemand goed inzepen en wassen - iemand een goeie schoddering geven
∙ iemand hebben die in nood u helpt en ondersteunt - een goei acherdeur ein
∙ iemand iets ongevraagd opdringen - iemand iets opsolferen
∙ iemand iets te veel aanrekenen - mè een dubbel vurket schrijven
∙ iemand in het gezicht slaan - iemand een toert geven
∙ iemand jaloers maken - iemand 'd ogen uitsteken
∙ iemand kennen van vroeger - iemand kennen van oanziens
∙ iemand laten vallen over je uitgestoken been - iemand poütsje schjeiren / poütsjelappen
∙ iemand liggen hebben - iemand ne poater schilderen
∙ iemand met een te korte broek - die é woater in zènne kaalder stoan
∙ iemand met kleine oren - iemand mè muizenoorkes
∙ iemand met rust laten - iemand grust loaten
∙ iemand niet kunnen verdragen - iemand nie meugen... nie moeten ein
∙ iemand niet met rust laten, moeite doen voor iets - iemand (iets) achternoarlopen
∙ iemand omhelzen - iemand tegen zènne zjiellé trekken
∙ iemand ongevraagd iets verkopen - iets oasmjeiren
∙ iemand opjagen in zijn werk - iemand achter zè gat zitten
∙ iemand prijzen, loven - iemand beboffen
∙ iemand roepen om mee te gaan - iemand meeroepen
∙ iemand slim uitvragen - nôr iets lutsen
∙ iemand spontaan helpen met iets - iemand e plezier doen
∙ iemand te rap af zijn - iemand zènnen botterram afpakken
∙ iemand teveel laten betalen - iemand stropen
∙ iemand vernederen - kleineren
∙ iemand zoveel geven als hij nodig heeft - iemand gerieven
∙ iets doen zonder veel goesting - va zèn ert ne steen moaken
∙ iets dunner maken (vloeistof) - oalengen
∙ iets gescheiden houden (iets niet tesamen doen) - apart aan
∙ iets gewoon zijn - iets gewend zin
∙ iets haastig wassen - iets uitflodderen
∙ iets houden - iets aan
∙ iets in het geniep doen - iets onderdums (al kaks) doen; 't in in de maa ein
∙ iets in het klad schrijven - iets int vuil schrèven
∙ iets in het oog houden - iets gwasloagen
∙ iets in twee gelijke stukken uiteendoen (breken) ; iets in twee stukken snijden - iets talvendeur doen
∙ iets innemen tegen de diarreé - iets pakken da stopachtig is
∙ iets lang laten duren - er een aaman uis van moaken
∙ iets langzaam doen (aarzelen) - treuzelen
∙ iets naar de vaantjes doen - iets verkwanselen
∙ iets niet durven zeggen - iets opkroppen
∙ iets niet kunnen vatten, begrijpen - dor èk gene pak op
∙ iets nodig hebben - iets vandoen ein
∙ iets om zeep helpen - iets vermoûsen
∙ iets ongevraagd rondvertellen - iets on 't zeel angen
∙ iets onhandig doen - oaneenflansen
∙ iets onopgemerkts doen - al kaks doen, al slinks doen
∙ iets regelen - iets arranzjeren
∙ iets teveel betaald hebben - dor èk min broek ô gescheurd
∙ iets uit het hoofd kennen - iets van buiten kennen
∙ iets van zin zijn (niet willen toegeven - iets in zèn steir ein ('t in zèn steir ein)
∙ iets verkopen zonder winst of verlies - er juust ôn uit kunnen
∙ iets vertellen zonder nadenken - klink ut nie zo bots ut
∙ iets vuil maken - pladesteren
∙ iets zijn gang laten gaan zonder in te grijpen - iets loate (n) betijn
∙ iets zogezegd spontaan doen - al kaks doen
∙ ik ben bijna de beste van de klas - ' k ben dun besten van de klas op een oar nô
∙ ik ben bijna falliet - 'k ston bukkangst in de Warande
∙ ik ben dikker geworden - 'k ben bègekommen
∙ ik ben direct terug - 'k ben op ne pink (wiep) terug
∙ ik ben druipend nat van de regen - 'k bè zo nat as ne messoop; k bè mesnat; 'k bè zeékende nat
∙ ik ben duizelig - 'k ben oardug
∙ ik ben er mee weg - ik gô voor (s) t
∙ ik ben heel moe - ' kbè stenendood, ' kbè poepaf, ' k ben de pin af, kèn op min tong getrapt
∙ ik ben heel stijf - 'kzî zo stijf als een bard
∙ ik ben helemaal nat van de regen - 'k bè zoe nat as ne messink; 'k bè kleddernat
∙ ik ben helemaal verstijfd van de kou - 'k bè ('k zî) vervrozen
∙ ik ben het beu - kèn der min goesting van; 'k ben tsoe beu as kaa pap
∙ ik ben misselijk van het eten - da eten is me misvallen
∙ Ik ben ongemakkelijk van te veel te eten - ' t eten ligdop min moag
∙ ik ben onpasselijk - 'k bè wa mottug
∙ ik ben platzak - ké gene rotte kluit nie meer
∙ ik ben weer heel zenuwachtig - 'k zit weer mètte wubbers
∙ ik ben zo moe - 'k ben de pin af ; ze kunnen mè vangen onder een klak
∙ ik dacht - 'k docht
∙ ik drink niet uit dat glas waar net iemand anders van dronk - 'k drink nie uit da glas worda torjuust iemand ö gezabberd eet
∙ ik ga een plasje doen - ' k gô minnen beste vriend ies e polleke geven ; 'k gô min petettjes ies afgieten, 'k gô pissen
∙ ik ga met harten (...) beginnen spelen (kaartspel) - 'k gô mè ertus (koekus, kloavurs, schippus) uitgoan (uitkommen)
∙ ik ga mij eens heel goed wassen - ' k gô mè ies goe schrobberen
∙ ik ga mij uitkleden - 'k go min kleeren uitspelen
∙ ik ga mij wassen - 'k gô mè schodderen
∙ ik ga mijn dochter de naaistiel laten leren - 'k go min dochter de noad loaten doen
∙ ik ga naar het w.c. - kgon ies kijken of dak nog een manneken ben
∙ ik ga vertrekken - kgôkik deurgoan
∙ ik geef nog een tourneé - ik schup nog ies
∙ ik geloof dat hij hier juist voorbij ging - 'k en èm zjuust mè ne schemel zien passeren
∙ ik geloof niet dat het waar is - mijn oor ja!
∙ ik heb - keppekik
∙ ik heb bijna gedaan - ' k bè bekangst tengden
∙ ik heb een lopende neus - kè ne sneuverink
∙ ik heb een steentje op mijn hoofd gekregen - kèn e stientsjen op min steir gekregen
∙ ik heb er genoeg van - foert
∙ ik heb er geoeg van - ge kundin min zon kijken
∙ ik heb geweldige hoofdpijn - minne kop sloag 'd open en toe
∙ ik heb gewonnen bij het kaartspel - 'k ben uit (uitgerokt) ; kan uitspelen
∙ ik heb gisteren een verkoudheid opgedaan - ' k è gisteren een vallink opgeschjeird
∙ ik heb grote honger - minnen bjeir grolt
∙ ik heb heel veel pijn... - 'k zun op al eiligen roepen
∙ ik heb hem zeker (duidelijk, wezenlijk) gezien - ' k zag èm permentelijk
∙ ik heb hevige tandpijn - kè vliegende tandpijn
∙ ik heb iets niet bij - 'k mankeer iets
∙ ik heb overal pijn - kang nog mor alleen ô makoar mè oaken en oûgen
∙ ik heb rugpijn - kè steken in minnen rug
∙ ik heb verf op mijn broek gekregen - 'kèn een klad veirf op min broek gespeet
∙ ik heb zoveel geld niet hé - keppukkik geen ezelken da gaalt schit zulle
∙ ik hoor de motor van de autodraaien - 'k hoor de moteur van dun otto ronken
∙ ik kan het mij niet herinneren - kan der nie opkommen
∙ ik kan mijn glas bier niet in één keer uitdrinken - 'k kan die pint nog nie uitkrijgen
∙ ik kan niet alles zien - ' kè geen ogen op minne rug zulle
∙ ik kan op dat woord niet komen - da wort val mè nie te binnen
∙ ik ken dat niet - kèn da nie
∙ ik kon het niet verhelpen - koster niet on doen
∙ ik moet mijn deel van de erfenis nog krijgen - ' k moet mè port nog krijgen
∙ ik moet moeite (een inspanning) doen - 'k moet me wjeiren
∙ ik schrok nogal - ' k verschoot me nen bult
∙ ik verdien hier heel weinig - 'k verdien ier 't zaat op min petetten nog nie
∙ ik versta niets van wat hij zegt - ès weer on 't broebelen
∙ ik vertel de waarheid - 'k mag ier doodvallen ak lieg
∙ ik vertrouw hem niet - ' k betraan èm vur geen oar
∙ ik voel me nog goed - 'k ben in de fleur va me leven
∙ ik was aan het denken... - 'k docht bè (in) min eigen
∙ ik weet het wel - 'k wit het waal
∙ ik weet wel hoe ik mij moet gedragen hoor - kènnukkik minne wjeireld waal zulle
∙ ik wil niets meer met U te maken hebben - ge kundin min zon kèken
∙ ik wist direct waarover het ging - ne goeie verstonder éé mor éé wort nodig
∙ ik zag het heel goed - 'k zag 't permentelijk
∙ ik zal het eens verder vertellen over jou - 'k zal ô boeksken ies open doen
∙ ik zie je graag - ' k zien ô gjeiren
∙ ik zit hier al een uur te wachten op u - 'k wacht ier al een uur op aa gei zè ne schonen
∙ ik zit hier goed en rustig - 'k zit ier vree op me gemak
∙ ik zit vast (kan niet weg) - ' k zit geprangd (vernepen)
∙ ik zou denken... - op teeste zicht zuk ...
∙ ik zou graag een broek hebben zoals de uwe - 'k ze gjeiren een broek ein op 't gedacht van doan
∙ in de gevangenis zitten - in de doos (prison) zitten
∙ in de hoogte werpen - omoog roûn
∙ in de namiddag - 's achternoens
∙ in de neus plukken - in de neus koteren (pielewuiters vangen)
∙ in de plaats van - plots van
∙ in de volle stekende zon gaan rondlopen - in de blakke zon gô rongdlopen
∙ in een moeilijke situatie zitten, vast zitten - in de prang zitten
∙ in het geheim iets doen - in stilte iets uitsteken
∙ in het geniep - alkaks
∙ in het geniep iets doen - achter 't gat iets doen
∙ in het vuil (in de modder) trappelen - dèsturren, dretsen
∙ in iets grabbelen - in iets schjeiren
∙ in slechte staat - kaduuk
∙ in twee delen (breken) - talvendeur doen
∙ in wanorde staan - overoop stoan
∙ in zwijm vallen - fla vallen (van zènne suus goan)
∙ influisteren - iemand iets in 'd oren bloazen
∙ inkopen doen - kommissies doen
∙ inpakpapier (doorschijnend voor voedingswaren) - kladderken
∙ inwendig lachen - gniffelen
∙ is dat echt waar? - is da serieus?
∙ is er al boter op de boterhammen? - zin de botterrammen al gebreed?
∙ is het eten al klaar? - is 't eten kljeir
∙ is het lekker? staat het je aan? - meugdut
∙ is je vader thuis? - kunde mè zeigen ofda dô vodder thuis is?
∙ ja gij - jaag
∙ ja het - jaat
∙ ja hij - jaan
∙ ja ik - jaak
∙ ja je hebt gelijk, is het nu goed, - ja gèt gelijk, ist nô goed?
∙ ja maar... - jommer...
∙ ja zij - jaas
∙ je bent niet goed wijs - zedde gè op ô kop gevallen?
∙ je hebt een spatje verf op je broek - gèt een tiksken veirf op ô broek
∙ je kan het vergeten - ge kunse kussen
∙ je moet dringend je haar laten knippen - ge meugdô zoû (kalot) ies loaten afdoen
∙ je ziet dat hij het prettig vindt.... - ei eet er deugd van; zèn oûgen drjaan nor 't hol van zè gat
∙ jij bent een grote valsspeler, bedrieger - ge zè ne groten oarzak
∙ jij bent mijn liefste - gè zè me zoeteken
∙ jij mag beginnen (kaartspel) - gè meugd uitspelen (uitgoan, uitkommen)
∙ jong van een dier - e jongksen
∙ jong vogeltje zonder pluimen - paddere mus
∙ jonge kikvors in zijn eerste gedaante - een oekedoeleken
∙ jongens (meisjes) gek - jongus (mèskes) zot
∙ jongens met wit haar zei je niet veel meer - wittekoppen zie de bekangst ne meer
∙ jullie zijn verkeerd - goldur zè verkeerd
∙ kan het niet een beetje rapper? - ge moet er geen aaman uis van moaken hé
∙ keelgeluid van stervende - gereutel
∙ kersen met een witte vlek? - da zè wittebuiken
∙ kijk dan daar maar eens - kikt tèn doar mor ies
∙ kinderen die veel en graag zwemmen - da zè woaterratten
∙ klein en mager - wa ne paleuter
∙ knettergek - zoe zot as een mus; va Lotje getikt; zoe zot as een achterdeur
∙ knipogen - een oogske trekken; pinken
∙ kom er maar mee te voorschijn - komt er mor mè vur de pinnen
∙ kookpotten en pannen - pottekarreé
∙ kuis je mond eens af - ô toot zie fuil, wrijft er mor ies over
∙ kwaad zijn - op zè pjeird zitten
∙ kwaad zijn op, of kwaad spreken over iemand - op iemand zijn kap zitten
∙ kwart voor (na) een, twee, drie, vier.... - kort (sjen) veur (noar) den enen, den tween, den drein, de vieren...
∙ laat me met rust - lot mè grust
∙ laat mij eens door - goddies uit minne weg
∙ lakens en dekens op het bed - deksel
∙ lang geleden - lank gulleen
∙ lang moeten wachten - wurtel schieten
∙ lang vervlogen tijden - de joare stillekes
∙ langer ergens blijven dan voorzien - ieverangst blève plakken
∙ last (schade) van iets hebben - iets ô zijn been (broek) ein
∙ lastig zijn - nukkig zin
∙ lastige vent - dwjeizen
∙ laten merken dat men rijk is - veel zjaar ein (ne zjaarman)
∙ leugenaar, gij gaat recht naar de hel - leugenjeir, gè gô recht nor ' d aal
∙ lichtjes hoesten - kummen
∙ lied dat men boven alle andere verkiest - e lijfstuk
∙ lijkdienst die om negen uur plaatsvindt - 't is een negenurenlijk
∙ lijken op - er op trekken
∙ loop naar de vaantjes - ge kun minne zak opbloazen
∙ loop naar de vaantjes - kust min kloûten
∙ maak dat je weg komt - gô mor nor uis ô moeder é viskes gebakken
∙ maak je weg! - mokt da ge van onder min oûge zit!
∙ mag ik binnenkomen - is er geen belet
∙ mag ik eens? - makkies? maggekikkies?
∙ mag ik niet weten wat je vertelt - wa betekent da gefezel dor
∙ mager en gezond zijn - moager en twja gullèk de bokken va Snja
∙ magere mens - ne moagere sprinkaon
∙ magere, grote man - wieter
∙ man met heel kort geknipt haar - das ne schorrekop
∙ meisje dat op een jongen verzot is - jongeszot
∙ meisje dat zonder slipje loopt - ze loûpt mè eure sporpot bloût
∙ mensen bedriegen - mensen een oûr oanjaan
∙ mensenbeeld dat men in de maan meent te ontdekken - Janneke Moan
∙ menstrueren - zeéd ur regels ; de roo vlag stikt uit ; de Russen zin dor
∙ met de neuzen heen en weer tegen elkaar wrijven - neuze neuzen
∙ met de riek iets losser maken - iets opluchten
∙ met een draaitol met ijzeren pin spelen - nonnen
∙ met een stoofhaak in de stoof wrikkelen - in de stoof koteren
∙ met een tandenstoker zijn tanden reinigen - zèn tanden uitkoteren
∙ met half gesloten ogen naar iets kijken - nor iets spieren
∙ met half toegeknepen ogen naar iets kijken - spieren
∙ met het lichaam heen en weer bewegen - wiebelen
∙ met kracht en geweld - forsig
∙ met mest voeden - oanmessen
∙ mijn achterwerk doet pijn - me gat toe seer
∙ mijn boek is uitgelezen - kè minnen boek uit
∙ mijn kaak zwelt al minder - min koak is al ont 't ontzinken
∙ mijn linkerkaak doet wat pijn - min linkerkoak is wa vurroard
∙ mijn neus is verbrand door de zon - minnen tsjoep is verbrand
∙ mijn oog is ontstoken - kèn een pinkoog
∙ mijn spuitwater borrelt niet meer - de fuut is er uit
∙ mijn voeten tintelen - min voeten singelen, min voeten zin voûs
∙ mijn vrouw (= al lachend) - min koeketien
∙ min of meer - alvelings
∙ mis die om tien uur plaats heeft - de tienurenmis
∙ misnoegd zijn - zèn lep loaten angen
∙ moeilijk, geduldig werk - frutselweirk
∙ moelijk spreken - ne puit in de keel ein
∙ moogt gij dat wel doen? / mogen wij dat wel doen? - meugde gè da waal doen? / meugen wè da waal
doen?
∙ na elkaar - no (a) r makoar
∙ naar de andere kant opkijken - van de weirk kijken
∙ naar iets kijken met half dichtgeknepen ogen - nor iet spieren, nor iet lonken
∙ naar wat sta jij te kijken? - wat zijde gè dor ont koekeloeren
∙ nat op tijd - zjuust in tits
∙ natuurlijk heeft hij gelijk - è éé faneigens gelijk
∙ natuurlijk mag dat - da mag vaneigens
∙ nee (n) ik - neek
∙ neen (n) gij - neech
∙ neiging tot zeuren - een zoag spannen
∙ nergens te zien zijn - mè geen ogen te zien
∙ niet contant betalen - op de poef kopen (poefen, ' t is ne poefer)
∙ niet goed wijs zijn - van Lotje getikt zin; die mankeer diets; die is nie geellummoal juust
∙ niet kunnen ophouden met praten - zèn toot blijve roeren
∙ niet kunnen slapen - geen oog kunnen dichtdoen
∙ niet lang op zelfde plaats of stil kunnen zitten - gee zittend gat ein
∙ niet ophouden met aan iemand vragen te stellen - iemand 't ei uit zè gat vroagen
∙ niet rustig kunnen blijven zitten - murezeékers in zèn broek ein
∙ niet te geloven - amai mijne frak
∙ niet vast op zijn benen staan - stô swengselen
∙ niet vlug met iets akkoord zijn (eigenzinnig zijn, tegenwerken) - dwjeis zin
∙ niet zo lang geleden - overlest
∙ niets - rjein de knots
∙ niets meer - niet nie meer
∙ nieuwe lakens op het bed leggen - 't bedde verschonen
∙ nooit meer - noût nie meér
∙ nu ben ik heel kwaad - nô ben ik vree koat
∙ nu ben ik je niets meer schuldig, alles is betaald - nô stommen (zimmen) effen
∙ nu gaan wij slapen (= tegen kleine kinderen) - nô gommun doddoo kindjes doen
∙ nu heb ik een probleem - nô bennik in den oap gelozjeerd
∙ nu hebben ze mij pijn gedaan - nô èn zin min roapen gescheten
∙ nu is het genoeg geweest - nô èd op minnen teen getrapt
∙ nu is het uw beurt - nô ist on ô
∙ nutteloze, overbodige uitgaven doen - da zé kosten op ' t steirf uis
∙ och arme - och eirme, och got
∙ om de 2 (3 / 4 / ....) weken - alle 2 (3 / 4 / ...) weken
∙ om de praat van de mensen te vermijden - veur 't oog (de proat) van de mengsen
∙ om de twee dagen... - overanderen dag....
∙ om zijn bezorgdheid te uiten zegt men dikwijls:.... - mor mengs toch
∙ onbeleefd en ruw tegen iemand praten - zoe klinket zoe botset
∙ onder elkaar smijten - ondereen kletsen
∙ onder elkaar uitgieten - ondereen zjakken
∙ ongehuwde vrouw - een jonge dochter
∙ ongeveer; het is af te wachten - novunnant
∙ ongevraagd iemand iets verkopen - iemand iets oansmjeiren, opsolferren
∙ onkruid verwijderen in de tuin - 't vuil weg doen in den of
∙ onrustig rondlopen - lopen gullèk e kieken da 'd een ei moet goa leigen
∙ onverwachts iets zeggen zonder na te denken - er iets uitlappen
∙ onze dochter dient, als meid, bij groot volk - ons dochter dient bè rijke mengsen
∙ Onze Lieve Vrouw kerk - de nieve keirk
∙ op blote voeten - berrevoets
∙ op de begrafenis droegen de vrouwen een sluier - op de begroafenis droegen de vraan ne vool
∙ op de grond slapen - paljas sloapen
∙ op de rekening van...op de kosten van - op de kap van
∙ op die man kan je niet vertrouwen - das ne lekkurren
∙ op dinsdag - tistags; den distag
∙ op donderdag - tongdertags, den dondergdag
∙ op een lepe maniier iemand ondervragen om achter de waarheid te komen - lutsen
∙ op een nogal brutale manier iemand op zijn plaats zetten (terecht wijzen) - wa denkte (peizde) gè waal?; gè è ne slag van de meulen gekrege zeker?; zoe gotte vlieger nie op zulle; zidde gè op ô kop gevallen
∙ op een onbeleefde, onbeschofte manier iets zeggen - zoe klink êt zoe bots êt
∙ op gang zijn - op den trot zijn
∙ op iets rekenen - zèn bonen op iets te week leigen
∙ op maandag - smondags; de mongdag
∙ op tijd komen - in tits zin
∙ op vrijdag - tvrijdags de vrijdag
∙ op woensdag - tswoenstags de woengstag
∙ op zaterdag - tsoaterdags de zoaterdag
∙ op zijn honger blijven zitten - op zèn sjiek bijten
∙ op zondag - tsongdags; de zongdag
∙ opeens, plotseling - op ne slag en ne keer
∙ open krabben (wonde) - open pietsen
∙ openbare verkoop - vandiessie
∙ oppassen hé - gardevoo zulle
∙ opscheppen over zichzelf - eigen bof stinkt
∙ oude, moeilijk doende vrouw - een aa tang
∙ overal maakt hij schulden - è plakt overal
∙ per ongeluk iets zeggen wat men niet wou - zich verklappen
∙ per vergissing een pull met de binnenkant langs buiten dragen - nen trui binneste buiten oan ein
∙ per vergissing een pull met de voorzijde op de rug aanhebben - nen trui achterste veuren oan ein
∙ pezen in nek die naar de hersenen gaan - tfas
∙ pijn voorwenden - karoten trekken
∙ plots was hij weg - è roef è was de piest in
∙ prietpraat - zever in pakskes
∙ redelijk snel wandelen - keffen
∙ roep der hen die een ei legt - kot kot kotkedei
∙ roer eens in de soep - lutst ies in de soep
∙ ruw behandelen - er mè de grovven bustel deurgoan
∙ ruzie in het huwelijk - der is bild mor gene klank
∙ ruzie zoeken - stoken
∙ schrik hebben - benaat zin, mette poepers zitten
∙ schrikken voor iets - verschietachtig zijn
∙ Sint Niklaas kerk - daa keirk
∙ slaan (vechten) - kletsen geven
∙ slijm loshoesten - rochelen
∙ slordig drinken - zabberen
∙ sluit het raam eens - doette vengster ies vast (dicht)
∙ smakelijk, hard lachen - een oûg uitlachen
∙ smalle heupen - smal leeken
∙ snel huwelijk door zwangerschap - 't was van te moeten
∙ soort van streling met de hand onder de kin van een kind - 't kinnekken maalken, maalksen loaten drinken
∙ speelkaarten in de hand schikken - de korten steken
∙ spek met vet doorregen - geregeld spek