• No results found

Watergebiedsplan Kleine Cronesteinse of Knotterpolder. (Ontwerp)projectplan. op basis van artikel 5.4 van de Waterwet

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Watergebiedsplan Kleine Cronesteinse of Knotterpolder. (Ontwerp)projectplan. op basis van artikel 5.4 van de Waterwet"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archimedesweg 1 postadres:

postbus 156 2300 AD Leiden

telefoon (071) 5 168 268 Versie: 1.0

Watergebiedsplan Kleine Cronesteinse of

Knotterpolder

(Ontwerp)projectplan

op basis van artikel 5.4 van de Waterwet

(2)

2 Hoogheemraadschap van Rijnland

INHOUDSOPGAVE

Projectbeschrijving ... 3

Maatregelen ... 4

Maatschappelijk draagvlak ... 9

Financiële onderbouwing ... 9

Procedure ... 10

(3)

Projectbeschrijving

In het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water zijn er voor Rijnland een groot aantal maatregelen nodig om het watersysteem op orde te krijgen. Daarom is voor de Bospolder een watergebiedsplan opgesteld.

De Kleine Cronesteinse- of Knotterpolder ligt in de gemeente Leiden en heeft een oppervlak van circa 125 ha en bestaat uit twee peilvakken en acht hoogwatervoorzieningen. Er is geconstateerd dat er diverse knelpunten in de polder aanwezig zijn. Het gebied is grotendeels ingericht als polderpark, in een deel van het zuidwesten van de polder bevindt zich een volkstuinencomplex. In het noordoosten van de polder, bevindt zich een natuurterrein nabij de spoorlijn Leiden-Alphen aan den Rijn. In het zuiden en zuidoosten wordt de polder doorsneden door de rijksweg A4. In het noordoosten van de polder bevindt zich een waterspeeltuin. Het grootste deel van de polder is bos– en recreatiegebied (Polderpark Cronesteyn).

Uit de analyse van het watersysteem in het watergebiedsplan zijn enkele knelpunten gekomen.

Oplossingsrichtingen voor deze knelpunten worden in dit projectplan verder uitgewerkt tot maatregelen. Deze knelpunten zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel 1 Knelpunten nr. Knelpunt

1 De peilvakgrens van WW-02 die wordt aangehouden komt niet overeen met het vigerende peilbesluit.

2 De Mallesloot behoort tot de boezem, deze is opgenomen als hoogwatervoorziening bij de gegevens van de polder.

3 De gemiddelde drooglegging is voor geen van de functies optimaal. Voor de functie bos op klei is deze onwenselijk (te gering). Voor een deel is deze te groot (gras op veen en bos op veen) voor de overige functies is de drooglegging te gering.

4 De gemiddelde maaiveldhoogte is sinds vaststelling van het vorig peilbesluit (1999) met 2,25 cm gedaald.

5 In de Cronesteinse- of Knotterpolder zijn 9 hoogwatervoorzieningen aanwezig, deze hebben op basis van het landgebruik bestaansrecht. Eén van de hoogwatervoorzieningen is feitelijk onderdeel van de boezem (Mallesloot).

6 De provincie Zuid-Holland geeft geregeld een negatief zwemadvies af voor de Waterspeelplaats. De oorzaak is vaak de aanwezigheid van ziekteverwekkende bacteriën (E.coli en/of intestinale enterococcen).

7 Er wordt veel water ingelaten vanuit de boezem om de aanwezigheid van ziekteverwekkende bacteriën te voorkomen. Dit heeft negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit in de delen van het polderpark met een natuurfunctie.

(4)

4 Hoogheemraadschap van Rijnland

Maatregelen Grenzen

Knelpunt 1 – Peilvakgrens WW-02 komt niet overeen met praktijk

De peilvakgrens die voor peilvak WW-02 wordt aangehouden komt niet overeen met het vigerende peilbesluit (zie figuur 1 en figuur 2). Om dit knelpunt op te lossen wordt de begrenzing aangepast aan de praktijksituatie.

Figuur 1 Peilvakgrenzen zuid west

Figuur 2 Peilvakgrenzen zuid oost

(5)

Knelpunt 2 – Mallesloot behoort tot de boezem, maar is opgenomen als hoogwatervoorziening De Mallesloot staat in open verbinding met de boezem, maar is opgenomen als hoogwatervoorziening (WW-02-HW05) bij de gegevens van de polder. In de praktijk is er een wens om deze op te nemen in het peilbesluit van de Kleine Cronensteinse- of Knotterpolder als apart peilvak. Er zijn drie

mogelijkheden om dit op te lossen:

1. De Mallesloot blijft onderdeel van de boezem, de officiële kade ligt er om heen

2. De Mallesloot blijft onderdeel van de boezem, maar wordt afsluitbaar van de boezem, zodat de mogelijkheid van compartimentering aanwezig is.

3. De Mallesloot blijft op boezempeil, maar wordt opgenomen binnen het peilbesluit van de Kleine Cronensteinse- of Knotterpolder als een apart peilvak, met een verbinding met de boezem via een afsluitbare duiker.

De 1e van deze opties is verreweg het duurste, de gehele omringende kade zal moeten voldoen aan de normen. Bij de 2e optie kan de kering, vanwege de compartimenteringsmogelijkheid, aan lagere eisen voldoen. Het nadeel van de 3e optie is dat het bergend vermogen van de boezem afneemt, dit moet afgeschreven worden van het BRC (Berging Rekening Courant) Rijnland.

Er is gekozen voor de 3e optie waarbij de Mallesloot een peilvak wordt binnen het peilbesluit van de Kleine Cronesteinse- of Knottepolder waarbij het peil op boezempeil blijft. De Mallesloot staat in normale situaties in open verbinding met de boezem. Hierdoor ontstaat er geen gebied waar geen peilbesluit voor van kracht is en wordt de Mallesloot niet over het hoofd gezien. Om de

instroomhoeveelheid vanuit de boezem te beperken (bij het overlopen van de kade of bij een kadedoorbraak) is er een duikerverbinding naar boezem van beperkte afmetingen benodigd.

Deze is nu aanwezig. Deze duiker moet afsluitbaar zijn, bijvoorbeeld door een instroombak met een schotbalksponning. Een afsluiter is minder geschikt, omdat deze in reguliere situaties niet wordt gebruik en er daardoor een grote kans is dat deze niet functioneert op het moment dat als het nodig is.

Door de standaard open verbinding is er sprake van een “afsluitbare duiker” en niet van een inlaat (bij een inlaat is per definitie peilverschil aanwezig en deze heeft alleen een wateraanvoerfunctie).

Om dit knelpunt op te lossen wordt de Mallesloot (WW-02-HW05) opgenomen als peilvak WW-02B in het peilbesluit van de Kleine Cronesteinse- of Knotterpolder, het peil blijft op boezempeil.

Het huidige peilvak WW-02 van de Kleine Cronesteinse of Knotterpolder wordt peilvak WW-02A.

De duikerverbinding naar de boezem wordt afsluitbaar gemaakt met een instroombak met een schotbalksponning. En de afname van het bergend vermogen van de boezem moet worden afgeschreven van de BRC (Berging Rekening Courant) Rijnland.

Instroombak met schotbalksponning

Om de bestaande duiker die de verbinding vormt tussen de boezem en de Mallesloot afsluitbaar te maken wordt een instroombak met een schotbalksponning geplaatst, zie figuur 3.

(6)

6 Hoogheemraadschap van Rijnland Figuur 3 Locatie afsluitvoorziening

De afsluitvoorziening moet aan de volgende voorwaarden (STOWA) voldoen:

- Met betrekking tot de kerende hoogte dient de afsluitvoorziening voldoende hoog te zijn om een maatgevende waterstand van NAP -0,30 m te kunnen keren.

- De constructie dient gedimensioneerd te worden om gedurende de technische levensduur een maatgevende waterstand van NAP -0,30 m. te kunnen keren.

- Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de sluiting moet het instromend volume geborgen kunnen worden in de polder en niet tot erosie leiden. De constructieonderdelen dienen robuust uitgevoerd te worden en er wordt rekening mee gehouden met mogelijke toekomstige

peilverlaging in het de Mallesloot en dat de inlaatconstructie daartoe uitbreidbaar is. Er is dan geen sprake meer van een gelijk peil aan beide kanten van de inlaat waardoor de behoefte ontstaat om de inlaat hoeveelheid te doseren waardoor andere eisen aan de inlaatcombinatie gesteld worden.

Daarnaast is het wenselijk dat de afsluitvoorziening goed zichtbaar is zodat nooddiensten zoals de brandweer makkelijk kunnen zien dat er afsluitvoorziening aanwezig is. Er moet archeologisch onderzoek uitgevoerd worden in verband met de redelijk grote trefkans op archeologische sporen.

Functie facilitering

Knelpunt 3 – De gemiddelde drooglegging is voor geen van de functies optimaal.

Omdat de gemiddelde drooglegging voor geen van de functies optimaal is, voor een deel is deze te groot en voor een deel is deze te gering, wordt voorgesteld om het huidige peil continueren. Het belangrijkste grondgebruik in de polder is gras, voor deze functie is de gemiddelde drooglegging te klein. Vanwege het aflopen van de maaiveldhoogte in zuidwestelijke richting is er een grote variatie in de drooglegging, de drooglegging is voor gras in het westelijke deel en zuid westelijke deel van de polder te klein terwijl de drooglegging voor gras in andere delen van de polder juist weer te groot is.

Het verhogen van het peil heeft een negatieve invloed op de wateropgave. Een kleinere drooglegging betekent minder bergingscapaciteit. Er wordt daarom voorgesteld om het peil niet te verhogen. De gemiddelde maaiveldhoogte is sinds vaststelling van het vorig peilbesluit (1999) met 2,25 cm gedaald.

Omdat de drooglegging voor gras in delen van de polder te groot is, ligt het ook niet voor de hand om het peil te verlagen en wordt de maaivelddaling dus niet gevolgd. Door het continueren van het

(7)

huidige peil wordt het beste recht gedaan aan de verschillende belangen met betrekking tot de drooglegging in de polder.

Knelpunt 4 – Maaivelddaling

De gemiddelde maaiveldhoogte is sinds vaststelling van het vorig peilbesluit (1999) met 2,25 cm gedaald. Het huidige peil wordt gecontinueerd in peilvak WW02A, omdat de drooglegging voor gras (belangrijkste functie) in delen te groot is en in andere delen van de polder juist te klein.

De maaivelddaling wordt dus niet gevolgd.

Peilafwijkingen

Knelpunt 5 – 9 hoogwatervoorzieningen

Alle hoogwatervoorzieningen in de Kleine Cronensteinse- of Knotterpolder hebben bestaansrecht, de vergunningverlening hiervan zal na vaststelling van het peilbesluit in een aparte procedure worden geregeld. Hoogwatervoorziening WW-02-HW05 (Mallesloot) wordt opgenomen als peilvak WW- 02B.

Waterkwaliteit en ecologie

Knelpunt 6 – aanwezigheid van ziekteverwekkende bacteriën (E.coli en/of intestinale enterococcen)in de Waterspeeltuin

De waterkwaliteit in de waterspeelplaats Cronesteyn is, in de zomerperiode, onvoldoende. Het probleem betreft onvoldoende zwemwaterkwaliteit; de oorzaak ligt in de aanwezigheid van het voorkomen van de Ecoli-bacterie (fecaliën).

Cronesteijn wordt gevoed met water vanuit het Rijn-Schiekanaal. Met dit water worden ook de achterliggende polder(s) gevoed. Het inlaatwater wordt circa 250 m zuidwestelijk vanaf de zwemlocatie ingelaten naast de camping Stochemhoeve, splitst zich in verschillende waterlopen richting polders en zwemplas. Het water voor de zwemplas wordt aangevoerd via de waterloop parallel aan het Rijn-Schiekanaal, langs het zogenaamde reigerbos. Vlak voor het water de zwemplas in stroomt wordt het over een al eerder aangelegde cascade gevoerd (beluchten water).

Ter plaatse van de inlaat en langs het reigerbos zijn periodiek hoge concentraties Ecoli gemeten. Wat de bron hiervan is, is niet met zekerheid te zeggen, al suggereert het woord Reigerbos, dat de oorzaak ligt in de uitwerpselen van de Reigers. In de zwemplas zelf is sprake van weinig stromend, modderig, grijs water waarin periodiek ook blauwalg wordt aangetroffen.

De oevers zijn sterk begroeid en op de recreatielocatie staan dixies als sanitaire voorziening.

Om de kwaliteit van het zwemwater te verbeteren dient de Ecoli-bron te worden achterhaald of dient een nieuwe inlaatlocatie bepaald te worden. Tevens dient er voor een betere doorstroming van de zwemgelegenheid te worden gezorgd. Dit zal ook leiden tot een hogere afvoer in het achterliggende poldergebied, aangezien de zwemplas aflaat in de achterliggende polder.

Alvorens de hiervoor genoemde maatregelen te treffen dient de zwemplas opgeschoond te worden om voor een betere doorstroming te zorgen; hiervoor dient de oeverbegroeiing kort gehouden te worden, dient de slappe modderlaag verwijderd te worden en dienen de vissen (brasems) afgevangen te worden. Bovendien is het verstandig ook een behoorlijke toiletvoorziening nabij de zwemplas aan te leggen (momenteel staan er dixies).

De gemeente Leiden heeft aangegeven een toiletgebouw te willen plaatsen als Rijnland waterkwaliteit verbeterende maatregelen treft. Binnenkort worden er afspraken gemaakt tussen de gemeente Leiden en Rijnland en worden er acties ingezet.

Om het knelpunt op te lossen wordt er dus gezorgd voor een toiletgebouw, daarnaast gaat Rijnland de Ecoli-bron achterhalen of een nieuwe inlaatlocatie bepalen. Ook wordt de zwemplas opgeschoond.

(8)

8 Hoogheemraadschap van Rijnland

Knelpunt 7 – negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit in de delen van het polderpark met een natuurfunctie van grote hoeveelheid inlaatwater.

De Kleine Cronensteinse- of Knotterpolder polder biedt vanwege het extensieve gebruik potentie voor goede ecologische kwaliteit. Door het doorspoelen van de waterspeelplaats, wordt de rest van de polder belast met het water afkomstig hiervan. Om de invloed hiervan te beperken kan de stromingsrichting van het water, afkomstig van de waterspeelplaats, gewijzigd worden zodat het om de moerastuin en de heemtuin geleidt wordt.

Om de stromingsrichting te veranderen moeten verschillende werkzaamheden uitgevoerd worden (zie figuur 4). Er zal één stuw geplaatst moeten worden evenals een duiker om de watergangen aan weerszijden van het Polderpad met elkaar te verbinden. Eventueel moet een bestaande duiker

afsluitbaar gemaakt worden. Op deze wijze wordt het water afkomstig van de waterspeelplaats zoveel mogelijk om de moerastuin en de heemtuin heen geleid. Er moet archeologisch onderzoek uitgevoerd worden in verband met de redelijk grote trefkans op archeologische sporen.

Figuur 4 Maatregelen veranderen stromingsrichting

Stuw

Er wordt gekozen om een afsluitbare stuw te plaatsen zodat er in perioden met veel neerslag er ook via de stuw water afgevoerd kan worden. De stuw zorgt er voor dat het water niet meer in zuidelijke richting kan stromen.

Duikers

Om de verbinding te maken zodat het water naar het westelijke deel van de polder kan stromen wordt een verbinding gemaakt tussen de watergangen aan weerszijden van het Polderpad. De duiker krijgt een diameter Ø 1000 mm en een lengte van circa 20 meter. De duiker moeten voor 2/3 deel gevuld zijn met water, de binnenkant onderkant van de buis (b.o.b.) komt op NAP -2,84 m te liggen.

De bestaande duiker die eventueel afsluitbaar gemaakt moet worden om te zorgen dat het water niet in zuidelijke richting stroomt maar door de nieuwe verbinding, heeft een diameter Ø 1000 mm.

Afhankelijk van het oordeel van de beheerder wordt deze afsluitbaar gemaakt.

(9)

Resulterend moeten de volgende maatregelen met betrekking tot het watergebiedsplan Kleine Cronesteinse of Knotterpolder worden genomen:

1. De begrenzing van peilvak WW-02 aanpassen aan de praktijksituatie.

2. De naamgeving van WW-02 aanpassen naar WW-02A.

3. Hoogwatervoorziening WW02-HW05 (Mallesloot) wijzigen in peilvak WW-02B.

4. De duikerverbinding tussen WW-02B (Mallesloot) en de boezem afsluitbaar maken met een instroombak met een schotbalksponning.

5. De afname van het bergend vermogen van de boezem afschrijven van de BRC (Berging Rekening Courant) Rijnland.

6. Procedure vergunningverlening voor acht hoogwatervoorzieningen.

7. De Ecoli-bron van de waterspeelplaats achterhalen of het bepalen van een nieuwe inlaatlocatie voor de waterspeelplaats

8. Het opschonen van de waterspeelplaats.

9. Afspraken maken met de gemeente Leiden voor het plaatsen van een toiletgebouw bij de waterspeelplaats.

10. Aanleggen stuw en duiker en het eventueel afsluitbaar maken van een duiker om de stromingsrichting te veranderen.

Maatschappelijk draagvlak

Op 15 december is er een overleg geweest over het concept van het peilbesluit en het concept van dit projectplan voor de Kleine Cronesteinse of Knotterpolder met de gemeente Leiden, de Vereniging Vrienden van Polderpark Cronesteyn en de Tuinvereniging Cronesteyn. De conclusie van dit overleg was dat het peilbesluit en het projectplan verder in de procedure gebracht kon worden en er dus geen bezwaren zijn.

Uit het overleg volgde verder dat er een wens is vanuit de Vereniging Vrienden van Polderpark Cronesteyn om het waterpeil in en rondom de moerastuin te verhogen (NAP -1,97 m als max peil) en flexibel te laten zijn. Een apart peilvak hiervoor is niet mogelijk/wenselijk. Een hoogwatervoorziening inrichten hiervoor wel. Een vergunning dient te worden aangevraagd. De kosten voor het inrichten van de hoogwatervoorziening zijn voor het polderpark en de gemeente Leiden. De volkstuinen hebben last van slecht kwelwater. De gemeente gaat de riolering en de elektriciteit vervangen onder een pad waar een aantal duikers door heen liggen. Deze duikers liggen erg laag en zouden vervangen moeten worden. Dit zou de waterhuishouding rondom de volkstuinen verbeteren. De maatregelen met betrekking tot dezwemwaterkwaliteit worden in overleg met de gemeente Leiden uitgewerkt.

Het projectplan wordt ter inzage gelegd volgens de procedure beschreven in art. 3.4 Awb.

Financiële onderbouwing

Aan maatregel 1, 2, 3, 5, 6 en 8 zijn geen kosten verbonden, deze maatregelen vallen onder de normale werkzaamheden van Rijnland. De kosten voor maatregel 7 (Ecoli-bron of nieuwe inlaat) zijn nog niet te bepalen omdat de maatregel eerst verder uitgewerkt moet worden. Het uitwerken van deze

maatregel wordt opgepakt binnen een project waarbij zwemwater prioriteit heeft gekregen. Het maken van afspraken met de gemeente Leiden (maatregel 9) valt binnen de normale werkzaamheden van Rijnland, hier zijn dus geen kosten aan verbonden. De kosten voor het laatsen van een toiletgebouw zijn voor de gemeente Leiden.

De kosten voor maatregel 4 (afsluitvoorziening) bedragen circa € 7.500 en zijn als volgt opgebouwd:

Werkzaamheden kosten in euro’s

Plaatsen instroombak met schotbalksponning 6.000

Archeologisch onderzoek (200 m2) 1.500

Totaal 7.500

De kosten voor maatregel 10 (veranderen stromingsrichting) bedragen circa € 31.500 en zijn als volgt opgebouwd:

(10)

10 Hoogheemraadschap van Rijnland

Werkzaamheden kosten in euro’s

Plaatsen afsluitbare stuw 15.000

Plaatsen duiker (rond 1000 mm, lengte 20 meter) 15.000

Archeologisch onderzoek (200 m2) 1.500

Totaal 31.500

Procedure

Het projectplan wordt vastgesteld in mandaat door het afdelingshoofd Projecten. Na publicatie wordt het plan ter inzage gelegd waarna er bezwaar gemaakt kan worden tegen de plannen vervat in dit projectplan. Na de behandeling van de eventueel ingediende bezwaren kunnen de werkzaamheden uitgevoerd worden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met behulp van de opmerkingen uit de visuele inspectie, opmerkingen uit de analyse van de debietkromme, de reeks van Thiessenneerslag voor het stroomgebied, de gemodelleerde reeks

Met behulp van de opmerkingen uit de visuele inspectie, opmerkingen uit de analyse van de debietkromme, de reeks van Thiessenneerslag voor het stroomgebied, de gemodelleerde reeks

SintJansbeek te Merkem, AMWA nr. De nulhoogte van de peilschaal bedraagt sindsdien 3,581 m. De limnigraaf werd geplaatst in mei 1986 afwaarts van de brug.. De maximaal

De limnigraafpeilen kunnen niet eenduidig omgezet worden naar debiet waardoor de reeks onbruikbaar is voor de calibratie van hydrologische modellen zoals PDM.. Laten we het model

Ook voor de periode voor 1990 kan moeilijk met zekerheid gezegd worden of de limnigraaf een werkelijk hydrologische beeld geeft van de afvoer van het stroomgebied, gezien

Met behulp van de opmerkingen uit de visuele inspectie, opmerkingen uit de analyse van de debietkromme, de reeks van Thiessenneerslag voor het stroomgebied, de gemodelleerde reeks

Met behulp van de opmerkingen uit de visuele inspectie, opmerkingen uit de analyse van de debietkromme, de reeks van Thiessenneerslag voor het stroomgebied, de gemodelleerde reeks

19 Pleitnotitie voor 16 uur toegangsrecht voor kinderen van 0 tot 4 jaar opgesteld door Sociaal Werk Nederland, BK, BMK, BOinK, PO-Raad, VNG, Regiegroep Kindcentra 2020 (2020);