• No results found

Besluit van provinciale staten van Zeeland houdende wijziging van de

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Besluit van provinciale staten van Zeeland houdende wijziging van de"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Besluit van provinciale staten van Zeeland houdende wijziging van de Omgevingsverordening Zeeland

Besluit

2018

vanprovincialestatenvanZeelandvan (datum), (kenmerk),totwijzigingvande Omgevingsverordening Zeeland2018.

ProvincialestatenvanZeeland,

gelezen het voorstelvangedeputeerdestatenvan ,nr ; geletopartikel143 vandeProvinciewet;

overwegende datopgrondvandeWetnatuurbeschermingprovinciale statenregelsstellen of kunnen stellenvoorde onderwerpen zoalsopgenomen indeze verordening;

overwegende dat provincialestatenop de BeleidsnotaNatuurwetgeving,Meer prioriteit voor ZeeuwseBiodiversiteit hebben vastgesteld;

overwegende dat dit leidttoteen wijziging van deOmgevingsverordening Zeeland2018, Provinciaal Bladvan 2018,nr ;

besluitenvast te stellen de navolgendewijzigingOmgevingsverordeningZeeland2018:

Artikel I Wijziging Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening Zeeland 2018 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6.1 wordt onder verletteringvan de onderdelenc tot en met m totd tot en met n een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. duisternisgebieden'. gebieden waar zichtbaar kunstlicht zoveel mogelijk ontbreekt;

B

Na afdeling6.1 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 6.1a KERNKWALITEIT DUISTERNIS

18928135

(2)

Artikel 6.1aAanwijzing duisternisgebieden

1

.

De gebiedenwaarvoor de zorgplicht geldtter bescherming vanduisternis zijn als zodanigaangewezen op de bij deze verordening behorende kaarten aangegeven in bijlage 17 en 18

.

2

.

Gedeputeerde staten kunnen een opde kaart aangegeven grens nader bepalen

.

Artikel 6.1b Zorgplicht

leder dieweet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten in of in de nabijheidvan een gebied dat overeenkomstig artikel 6.1a is aangewezen,licht wordt verspreidin zodanige mate dat dit nadelige gevolgen veroorzaaktvoor de heersende duisternis in dat gebied,is verplicht dergelijk handelen achterwege telaten behoudens voor zover dat ingevolge deze verordening nadrukkelijk is toegestaan dan wel,indien dat achterwege laten redelijkerwijs niet kan worden gevergd,de

noodzakelijke maatregelen te treffenom die gevolgen tevoorkomen,ofvoor zover die gevolgen nietkunnen worden voorkomen,deze zoveel mogelijk tebeperken of

ongedaan temaken

.

C

Artikel 6.19 komt te luiden:

Artikel 6.19 Vrijgestelde handelingen

1

.

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.1,tweede en derde lid,van dewetis hetaan de grondgebruiker toegestaan om opzettelijknesten,rustplaatsen en eierenvan dein bijlageJ bij deze verordening genoemde schadesoorten te vernielen of te beschadigen,te rapen endeze onder zich tehebben op de door hem gebruikte gronden,tervoorkomingvan in het lopende of daarop

volgende jaar dreigende schade op deze gronden,ofin het omringende gebied,voor zover deze gronden zijngelegen binnen het werkgebiedvan de faunabeheereenheid inde provincie Zeeland

.

2

.

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.1,eerste lid,enartikel 3.10,eerste lid,van dewetis hetaan de grondgebruiker toegestaan om dein bijlage K bij

(3)

deze verordening genoemde schadesoorten opzettelijk tedoden opde door hem gebruikte gronden,tervoorkomingvan in het lopende of daarop

volgende jaar dreigende schade op deze gronden,of in het omringende gebied,voor zover deze gronden zijngelegen binnen het werkgebiedvan de faunabeheereenheid inde provincie Zeeland

.

3

.

De in het eersteen tweede lidvan dit artikel bedoelde vrijstellingen gelden ten behoevevan de in bijlageJ en K bijdeze verordening bij de betreffende soort genoemde belangen,voor het hierin genoemde gebied,onder gebruikvande hierin genoemde middelen en/of methoden en onder de hierin genoemde voorschriften en beperkingen

.

D

Artikel 6.20 wordt als volgt gewijzigd:

1

.

In het eerste lid wordt ‘hetvervangen dooreen

.

2

.

Het tweede lid komt teluiden:

2

.

Over de uitvoeringvan de vrijgestelde handelingen,bedoeld inartikel 6.19,eerste en tweede lid,wordt elk kwartaal gerapporteerd aan de faunabeheereenheid door middelvan het faunaregistratiesysteem (FRS)

.

E

Artikel 6.21 wordt als volgt gewijzigd:

1

.

Aan de koptekstvan dit artikel wordtna ‘bestendigbeheer of onderhoud’ toegevoegd ‘en bestendig gebruik’

.

2

.

Het eerste lid,onderdeel a,komt teluiden:

a

.

de ruimtelijke inrichting of ontwikkelingvan gebieden ofvan kleinschalige bouwactiviteiten,met inbegripvan het daarop volgende gebruikvan het gebied ofhet gebouwde;

B

.

Onder vervangingvande puntaan het slotvan onderdeel d door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd,luidende:

e

.

bestendig gebruik

.

F

(4)

Na artikel 6.24 wordt eenartikel ingevoegd,luidende:

Artikel 6.24a Vrijstelling voor vervoer van ziek of gewond dier

1

.

Aan eenieder wordt vrijstelling verleendvan de verboden,bedoeld in de artikelen 3.1,eerste lid,3.2,zesde lid,3.5,eerste lid,3.6,tweede lid,en 3.10,

eerstelid,onderdeel a,van dewet voor het opzettelijkvangen en onder zich hebben van een zieke of gewonde vogel of een ziek of gewond ander dier,met het oogop hetvervoeren van de vogel of het dier,anders dan met een

dierenambulance

.

2

.

De vrijstelling,bedoeld inhet eerstelid,geldt uitsluitend,indien:

a

.

de vogel of het andere dier binnen twaalf uurwordt overgedragen aan personen of instanties die krachtens dewet en deWet dieren gerechtigd zijn uit het wildafkomstige dieren onder zich tehebbenvoor opvang en verzorging; en

b

.

indien het een zieke of gewonde ree,edelhert,damhert of wild zwijn betreft,vóór hetvervoer meldingis gemaakt bijde meldkamer vande politievan het aantal,de vindplaats en de soort zieke of gewonde dieren enhetvervoer geschiedt door een door de politie aangewezenvervoerder

.

3

.

De vrijstelling,bedoeld inhet eerstelid,geldt nietvoor het opzettelijkvangen van een zieke of gewonde gewone zeehond of grijze zeehond

.

G

Artikel 6.28,onderdeel c komt als volgtteluiden:

c

.

de herbeplante houtopstandvormtbinnen een periodevan vijf a tien jaar een geslotenkronendak,waarbijin geval vanrijbeplanting de plantafstandniet groter dan 10 meter mag zijn;

H

In bijlageIworden in alfabetische volgorde ingevoegd: ‘damhertenree

.

I

BijlageJ komtte luiden:

(5)

Schadesoorten als bedoeld inartikel 6.19,eerste lid,van dezeverordening:

Soort Grauwe gans (Anser Anser)

Belang: Tervoorkomingvanbelangrijkeschadeaan gewassen,vee, bossen,visserij,wateren

Gebied: DegeheleprovincieZeeland

Periode: Van1 5 februaritot1 april daaropvolgend Toegestanemiddelen/methoden

Specifiekevoorschriften: Ingebiedeninbeheer bijeenterreinbeherendeorganisatie maximaal1 keerinde periodevan 1 apriltot 1 5april daaropvolgenddoor ofin aanwezigheidvande

terreinbeherende organisaties, indiener geenrisico is op verstoring vanter plekke broedende moerasvogels (kiekendiefenroerdomp).Beoordelingvanditrisicovindt plaatsdoor de betreffende terreinbeherendeorganisatie aan de handvan eenjaarlijkseinventarisatie vankwetsbare broedvogels

J

Bijlage K komtte luiden:

Schadesoorten als bedoeld inartikel 6.19,tweede lid,van dezeverordening

Soort Grauwe gans (Anser Anser)

Belang: Tervoorkomingvanbelangrijkeschadeaan gewassen,vee, bossen,visserij,wateren

Gebied: DegeheleprovincieZeeland

Periode: Van1 5 februaritot1 november daaropvolgend Toegestanemiddelen/methoden Geweerenlokvogels

Specifiekevoorschriften: Nietinde periodevan1 5 februaritot1 april daaropvolgend binnen deaangewezenganzenrustgebiedenaangegeven in bijlage19.

(6)

Soort Grauwe gans (Anser Anser)

Belang: Tervoorkomingvanbelangrijkeschadeaan gewassen,vee, bossen,visserij,wateren

Gebied: Oppercelenkwetsbaregewassen(alletevelde staande landbouwgewassenmetuitzonderingvan overjariggrasland (ingezaaidvóór 1 augustusvoorafgaand aande betreffende winterperiode), groenbemestingsgewassen enoogstresten) inde geheleprovincieZeeland,metuitzonderingvande ganzenrustgebiedenaangegeveninbijlage19

Periode: Van1 novembertot15 februari daaropvolgend

Toegestanemiddelen/methoden Hagelgeweervan een halfuur voorzonsopkomsttot1 2.00 uur

Specifiekevoorschriften: Devrijstelling geldtalleen alsophet betreffende

schadeperceelminimaaléén Visueel middel(involdoende aantallen verspreidoverhet perceelaanwezig)enminimaal één akoestisch middel(involdoende aantallen

controleerbaarinhet veldaanwezig eninwerking) aanwezig is.

Per 3hectare schadeperceelmogen3jachtaktehouders tegelijkertijd gebruikmakenvande vrijstelling.Voor

schadepercelengroterdan3hectare magvoorelke hectare aansluitend schadegewas1 extrajachtaktehouderworden ingezet.

Per verjaagactie mogenmaximaal2 grauwe ganzen geschotenworden.Bestrijdingvan grauwe ganzendieop het schadeperceelaanwezig zijnofinvallennoemen we een verjaagactie.Nadezeactiezullen denietgeschotendieren

weggaan.Wanneeropnieuw grauwe ganzeninvallen begint eennieuwe verjaagactie.

Devrijstelling geldtnietbinnen deaangewezen ganzenrustgebiedenaangegeveninbijlage19.

Soort Brandgans (Branta leucopsls)

Belang: Tervoorkomingvanbelangrijkeschadeaan gewassen,vee, bossen,visserij,wateren

Gebied: WerkgebiedvandeWBESchouwen-Duiveland,WBE De

Gouwe,WBETholenen St.Philipsland,WBEWolphaartsdijk e.o.,WBE De Poel-Heinkenszande.o.enWBEZuid-West- Zuid-Beveland

Periode: 1 meitot1 november daaropvolgend

(7)

Soort Brandgans(Branta leucopsls) Toegestanemiddelen/methoden Geweerenlokvogels

Specifiekevoorschriften:

Soort Kolgans (Anseralblfrons)

Belang: Tervoorkomingvanbelangrijkeschadeaan gewassen,vee, bossen,visserij,wateren

Gebied: Oppercelenkwetsbaregewassen(alletevelde staande landbouwgewassenmetuitzonderingvan overjariggrasland (ingezaaidvóór 1 augustusvoorafgaand aande betreffende winterperiode), groenbemestingsgewassenenoogstresten) enoppercelenoverjariggrasland(graslanddat isingezaaid vóór 1 augustusvoorafgaand aande betreffende

winterperiode) inde geheleprovincie Zeeland,met uitzonderingvande ganzenrustgebiedenaangegevenin bijlage19

Periode: Van1 novembertot1 5 februari daaropvolgendoppercelen metkwetsbaregewassen

Van1 5 februaritot1 april daaropvolgend oppercelen overjariggrasland

Toegestanemiddelen/methoden Hagelgeweervan een halfuur voorzonsopkomsttot12.00 uur

Specifiekevoorschriften: Devrijstelling geldtalleen alsophet betreffende schadeperceelmetkwetsbaregewassen minimaaléén Visueel middel(involdoende aantallen verspreidoverhet

perceelaanwezig)enminimaaléén akoestisch middel(in voldoende aantallen controleerbaar inhet veldaanwezig en inwerking) aanwezig is.

Deevrijstelling geldtalleen alsophet betreffende schadeperceelmetoverjariggraslandverjagingdoor menselijke aanwezigheidplaatsvindt.Gedurendede periode

na12.00uurdienenerpreventieve maatregelenteworden getroffen indevorm van verjagingdoor middelvan mensen inhet veld, honden ofvogelafweerpistolen.

Per 3hectare schadeperceelmogen3jachtaktehouders tegelijkertijd gebruikmakenvande vrijstelling.Voor

schadepercelengroterdan3hectaremagvoorelke hectare aansluitend schadegewas1 extrajachtaktehouderworden ingezet.

Per verjaagactie mogenmaximaal2 kolganzengeschoten worden.Bestrijdingvankolganzendie ophet schadeperceel aanwezig zijnofinvallennoemen we een verjaagactie.Na

(8)

Soort Kolgans(Anseralblfrons)

dezeactiezullen de nietgeschotendierenweggaan.

Wanneeropnieuwkolganzeninvallen beginteennieuwe verjaagactie.

Devrijstelling geldtnietbinnen deaangewezen ganzenrustgebiedenaangegeveninbijlage19.

Soort Damhert(Damadama)

Belang: Ten behoevevande beperkingvandeomvangvande populatieinverbandmetdoor deze dierenterplaatseenin het omringende gebied veelvuldig veroorzaakte schade ofin verbandmetde draagkrachtvanhet gebiedwaarinde dieren zich bevinden

Gebied: In en inde directeomgeving vande Kop vanSchouwenen de MantelingvanWalcheren zoalsaangegevenin bijlage20 en21.

Periode: Van1 januaritotenmet 31december daaropvolgendvoor wat betreft mannelijkedieren.

Van1 septembertot 1 maartdaaropvolgendvoorwat betreft vrouwelijkedieren

Toegestanemiddelen/methoden geweervan een uur voor zonsopkomsttoteen uur na zonsondergang

Specifiekevoorschriften: Binnende aangewezenNatura 2000-gebiedenzoalsin bijlage20 en 21 aangegevenalleeninde periodevan 1 novembertot 1 maartdaaropvolgendalsvoordeze activiteiteninhet kadervanhoofdstuk2 vandeWet natuurbeschermingeen vergunningisverleend dan wel dezeactiviteitenplaatsvinden overeenkomstigeen vastgesteldNatura 2000 beheerplan

Soort Damhert(Damadama)

Belang: Inhet belangvande volksgezondheid, de openbare

veiligheid ofandere dwingende redenenvangrootopenbaar belang,metinbegripvanredenenvansociale of

economische aardenmetinbegripvan voorhet milieu wezenlijke gunstigeeffecten(verkeersveiligheid)

Gebied: Gronden gelegenopWalcheren, westelijk Noord-Beveland enSchouwenzoalsaangegeven inbijlage 22,23 en 24.

Periode: Gehelejaar

(9)

Soort Damhert(Damadama) Toegestanemiddelen/methoden Geweer

Specifiekevoorschriften:

Soort Haas (Lepus europaeus)

Belang: Tervoorkomingvan ernstigeschadeaanmet namede gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden,waterenof anderevormen vaneigendom

Gebied: Oppercelencichoreitot 4-blaadjes-stadium, bietenen peulvruchten, bloemen, koolsoortenenvollegronds groenten, boomgaardenenboomkwekerijeninde gehele provincieZeeland

Periode: Van1 apriltotenmet 14 meidaaropvolgendoppercelen cichoreitot4

-

blaadJes-stadlum

Van1 maart totenmet30 junidaaropvolgendoppercelen bletenen peulvruchten,bloemen,koolsoortenen

vollegrondsgroenten

Van1 januaritotenmet14oktober daaropvolgendop percelenboomgaarden en boomkwekerijen

Toegestanemiddelen/methoden Geweer

Specifiekevoorschriften: Devrijstelling geldtalleen alsophet betreffende schadeperceelmetcichoreitot4-blaa

4

Jes-stadlum,

peulvruchten enbletenminimaaléén visueel middel(in voldoende aantallen verspreidoverhet perceelaanwezig) en minimaaléén akoestisch middel(involdoende aantallen controleerbaarinhet veldaanwezig eninwerking) aanwezig is.

Devrijstelling geldtalleen alsophet betreffende

schadeperceelmetbloemen,koolsoortenen vollegronds groenten,boomgaarden en boomkwekerijeneen

afschermingisaangebracht.

K

In bijlage Lvervallen ‘hermelijnenwezel

.

L

Aan de kaartbijlagen worden toegevoegd:

(10)

Bijlage 17,18,19,20,21, 22,23 en 24,zoals gevoegd bij dit besluit

.

Artikel II Wijziging Toelichting op regels Omgevingsverordening

Voor afdeling 6.2 Vrijstelling beweiden en bemesten wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 6.1a Kernkwaliteit duisternis 1.Algemeen

Voorheen werd de omgevingskwaliteit duisternisvoor beschermdenatuurmonumenten geregeldonder de Natuurbeschermingswet 1998 (onder de zogenaamde oude doelen)

.

Met de inwerkingtredingvan deWet natuurbescherming (hierna: de Wnb) zijn de beschermde natuurmonumenten en de daarbij behorende doelen vervallen

.

Door

duisternisgebieden aante wijzen en duisternis als kernkwaliteit vast te stellenvoor (delen van) sommige Natura 2000-gebiedenen op tenemen in het hoofdstukNatuur van deze verordening kan de waardevan duisternisvoor deze natuurgebieden worden beschermd

.

De aanwijzing van duisternisgebieden betreft een fysiekebegrenzing waarbij normale bedrijfsactiviteiten en de gebieden metwaardevoor duisternis elkaar niet bijten

.

Het

gaat dus nietom bestaande activiteiten die lichtemissie veroorzaken op of inde begrensde gebiedenvoor zolang ze in hun huidigevorm,locatie,omvang en tijd blijven plaatsvinden

.

Dit kan betreffen agrarische bedrijven in de buurt,wegen of recreatieve terreinen

.

Als er sprake isvan uitbreiding ofwijzigingvan dezeactiviteiten dan zijn die uitbreidingen ofwijzigingen mogelijkvergunningplichtig in het kadervan de Wnb

.

2.Artikel 6.!b Zorgplicht

In en in de nabijheidvan de aangewezen duisternisgebieden magextraalertheid en zorgvuldigheid worden verwachtvan personen en instanties die hier activiteiten ontplooiendie de kwaliteitvan de heersende duisternis negatief kunnen beïnvloeden

.

Daarom is er een (bijzondere) zorgplicht ter beschermingvan deze kwaliteit opgenomen

.

Ook al geldt er geen explicietverbod op een activiteit in een

duisternisgebied,als dieactiviteit nadelige gevolgenvoor de heersende duisternis met zich meebrengt,mag zij niet worden uitgevoerd

.

Alleen als het achterwege latenvan

(11)

dieactiviteit redelijkerwijs niet kan worden gevergd,mag deactiviteit wel worden uitgevoerd,maar dan dienen maatregelen teworden genomenom negatieve gevolgen tevoorkomen en om,als er toch negatieve gevolgen zich voordoen,die tebeperken en ongedaan temaken

.

Artikel 6.19 Vrijgestelde handelingen komt teluiden:

Artikel 6.19 Vrijgestelde handelingen

In de afgelopen jaren zijn voor diverse soorten en handelingen ontheffingen aan de faunabeheereenheidverleend

.

Dezeontheffingen zijn over het algemeen verleendvoor eenperiodevan 5 jaar en er heefteen toets plaatsgevonden aan degunstige staatvan instandhouding,de mogelijk andere bevredigende oplossingen en dein het geding zijnde wettelijke belangen

.

In de BeleidsnotaNatuurwetgeving,Meer prioriteit voor Zeeuwsebiodiversiteit,is beslotenvoor diesoorten en handelingen,waarvooral gedurendemeerdere jaren en voor een groot gebied,ontheffing isverleend een

vrijstelling teverlenen van de wettelijke verbodsbepalingen

.

Het betreft eenvrijstelling van het verbodvoor het opzettelijk doden,het opzettelijk nesten,rustplaatsen en eierenvanvogels tevernielen,tebeschadigen ofweg tenemen en om eieren van vogels te rapen enonder zich te hebben

.

In bijlageJ en Kwordt per soort aangegevenvoor welk wettelijk belang,welk gebied, welke middelen en methodenen onder welke voorschriften en beperkingen de

vrijstelling geldt

.

Voor de andereaangewezen schadesoortenmoetvolgends de provincie een zwaarder afwegingskader plaatsvinden en per situatie moetworden aangetoond dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat (zoals het opzettelijk(ver)storen)

.

Ontheffingen verdienen dan de voorkeur boven eenalgemene vrijstelling

.

Artikel 6.20 Faunabeheerplan komt teluiden:

Artikel 6.20 Faunabeheerplan

(12)

Een faunabeheerplanvoorziet in een samenhangendeaanpak vanpopulatiebeheer en schadebestrijding door faunabeheereenheden en met de inwerkingtredingvan de Wnb tevens schadebestrijding op basisvan vrijstellingen door grondgebruikers en de uitoefening van de jacht op de door de minister aangewezen wildsoorten

.

Onder regievan de faunabeheereenheid worden deze inspanningenbij het opstellen van het faunabeheerplan op elkaar afgestemd

.

Het isaan de grondgebruikers om binnen het kader van het faunabeheerplan te bepalenwat aan schadebestrijding nodig is

.

Op basis van deop grondvan artikel 3.13 van de Wnb verplicht door jachtaktehouders teoverleggen afschotgegevens en de opgrond vanartikel 6.20,tweede lidvan dit hoofdstuk teverstrekken gegevens,wordt in het faunabeheerplan richting gegevenaan de nodige inspanningen

.

Omdat de vrijgestelde handelingen als bedoeldin artikel 6.19 moetenworden

uitgevoerd overeenkomstig een goedgekeurd faunabeheerplan en over deuitvoering van de vrijgestelde handeling als bedoeld inartikel 6.19,tweede lidper kwartaal moet worden gerapporteerdaan de faunabeheereenheid door middelvanhet

faunaregistratiesysteem,wordt het risicovoor het behoudvan de vogelstand beperkt

.

Artikel 6.21 Vrijstelling ruimtelijke inrichting of ontwikkeling,bestendigbeheer of onderhoud komtte luiden:

Artikel 6.21 Vrijstelling ruimtelijke inrichting of ontwikkeling

,

bestendigbeheer of

onderhoud en bestendig gebruik

De soorten diein dit artikel zijn genoemd,zijn soorten die onder het regimevan de Flora- en faunawetwaren vrijgesteld en op grondvan de Wnb als nationale soorten zijn beschermd

.

Voor deze soorten handhaaft de provincieZeeland de vrijstellingen die onder de Flora- en faunawet golden

.

Deze soorten komen algemeen voor en de

populaties van deze soortenverkeren in een gunstige staatvan instandhoudingen er is opvoorhand geen sprakevan een dalende trend

.

Tevens is het,juistbij soorten die zeer algemeen voorkomen,niet gewenst datvoor elke ruimtelijke ontwikkeling of ingreep in het kadervan beheer enonderhoud en bestendig gebruik een ontheffing aangevraagd moetworden

.

Uiteraard blijftwel de algemene zorgplicht(artikel 1.12 van

(13)

de Wnb) van toepassing

.

Dit betekent dat het opzettelijkvangen en dodenvan de vrijgestelde diersoorten zoveel mogelijk voorkomenmoetworden

.

De vrijstellingis niet van toepassingindienvoor de betreffende handeling wordt gewerkt met een door de minister goedgekeurde gedragscode als bedoeldin artikel B

.

B1,eerste lid,van de Wnb

.

Indieneen gedragscode opwerkzaamheden van

toepassingwordt verklaard dan wordt daarmeetevens nadere invulling gegevenaan de zorgplichten worden de werkzaamheden uitgevoerdop een wijze die het zorgvuldig omgaan met natuurbelangen borgt

.

Het werken viaeen dergelijke gedragscode heeft daarom de voorkeur boven het gebruikmakenvan de onderhavige vrijstelling

.

Na artikel 6.24 Vrijstellingvoor onderzoeken onderwijs wordt eenartikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.24a Vrijstelling voor vervoer van ziek of gewond dier

Het vangen,onder zich hebben en vervoeren van beschermde soorten is verbodenop grondvan de Wnb

.

Provincies zijn bevoegd gezagvoor het verlenenvan ontheffing of vrijstellingvan deze verboden

.

De minister is bevoegdvoor het verlenen van ontheffing of vrijstellingin plaats van provincies voor hetvervoer van zieke of gewonde dieren met dierenambulances

.

De minister is tevens bevoegd gezagvoor allevormen van vervoer van zieke of gewonde gewone en grijze zeehonden

.

In de gevallenwaarin de minister bevoegd gezag is voorziet de Regeling natuurbescherminginvrijstellingenvan deze verbodsbepalingen(artikel 3.22a)

.

Aan deze vrijstelling zijn eenaantal

voorwaarden verbonden

.

Zomoet onder andere de vogel of het andere dier binnen twaalfuur worden overgedragen aan een dierenarts of opvangcentrum dat krachtens de Wnb en deWet dieren gerechtigdis het dier op tevangen

.

Op grondvan de Regeling houders vandieren is het opvangcentraenkel toegestaan om dierenvan beschermde soorten op tevangenindien de opvangcentravoldoen aan het Protocolopvang verboden diersoorten en beschermde diersoorten

.

Als iemand nu een zieke of gewonde vogel of ander dier aantreftmag hij of zijdeze,op basisvan deze vrijstelling,netals onder de voormalige Flora- en faunawet,zelfnaar een opvangcentrumof dierenarts brengen en is het nietnodigom eerst een

(14)

dierenambulance tebellen

.

Voor deze vrijstelling gelden dezelfde voorwaarden alsvoor de vrijstellingvoor de dierenambulance

.

Artikel 6.28 komt te luiden:

Artikel 6.28 Bosbouwkundig verantwoordewijzevan herbeplanting

Dit artikel maakt inzichtelijk aanwelke eisen eenbosbouwkundigverantwoordewijze van herbeplanting dienttevoldoen

.

Houtopstanden kunnen meerdere functies hebben en hiermee moet bij de

herbeplanting rekeningworden gehouden

.

Voorbeeldfuncties zijnnatuur,landschap, houtproductie en recreatie

.

Gelet op dezepunten,verdient het begrip “bosbouwkundig verantwoord”,om breed uitgelegd teworden

.

Het gaat nietalleen om de

houtteeltkundige kwaliteitvan de houtopstand,maar ook om de natuur- en landschappelijkewaarde

.

Het kan voorkomen dat functieverandering van een huidigehoutopstand beoogd is, bijvoorbeeld van houtproductienaar recreatie

.

Artikel 6.28 biedt hier de ruimtevoor, door te stellen dat de te herbeplanten houtopstandtenminstevergelijkbare ecologische enlandschappelijkewaarden ten opzichte vande gevelde of teniet gegane houtopstand dient tevertegenwoordigen

.

De teherbeplanten houtopstand hoeft dus niet identiek te zijnaan het tenietgegane of gevelde

.

Wel moet de waardeten minstevergelijkbaar zijn

.

Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om een soortenrijk loofbos tevervangen door een soortenarmepopulierenplantage

.

Het vellenvan een houtopstand kan een groteimpact op de omgeving hebben

.

Het is

daaromvan belangom deze op zo kort mogelijketermijn te herstellen,zodat de functiedie de houtopstand vervult ook snelweer hersteld wordt

.

Derhalve worden er eisen gesteldaan de bodemkwaliteit,waterhuishouding,gebruikvan soorten en hetin sluitingkunnen komen vanhet kronendak

.

Dit laatste behelst dater voldoende en kwalitatief goedplantmateriaal gebruikt dient te worden of datervoldoende zaailingen aanwezig zijn

.

Hierbij is aansluiting gezocht bij de huidige jurisprudentie die stelt dat de aangebrachte beplanting binnen een redelijketermijn (maximaal 10jaar) in sluiting moet zijn

.

In de praktijk blijkt deze eis bij herbeplantingvan rijbeplantingen (van meer dan 20 bomen)onduidelijk en ishet moeilijk meetbaar voor zowel de terreineigenaar

(15)

als toetser/handhaver of hier aan wordt voldaan

.

Om die reden wordt bij het herbeplanten van rijbeplantingen tevens eenmaximale plantafstandvan 10 meter aangehouden

.

Het beeldbepalende uiterlijk van een rijbeplantingblijfthierbij intacten verschralingvan het landschap wordttot een minimum beperkt

.

Met het oog op een evenwichtige functievervullingworden sierheesters,tuinsoorten en soorten die een gevaar vormen voor de biodiversiteit uitgesloten

.

Eenvoorbeeldvan het laatste is Amerikaanse vogelkers(prunus serotina) die,gezien het woekerende karakter,inheemsevegetatiesvolledig kan verdringen

.

Een spontanenatuurlijkeverjonging dieaan deeisen voldoet zoals in artikel 6.28van dit hoofdstukis beschreven is een toegestanevorm van bosbouwkundigverantwoorde beplanting

.

Met een spontanenatuurlijkeverjongingwordt bedoeld eennatuurlijke aanwas van houtopstandenuit zaden en/ofvruchten

.

Opschotuit gevelde bestaande houtopstanden zoals hakhout wordt niet gezien als natuurlijkeverjonging

.

Artikel III Inwerkingtreding

Dit besluit treedt inwerkingmet ingangvan de eerste dag nade datumvan uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst

.

Aldus vastgesteld in de vergaderingvan [bestuursorgaan] van [datum besluit]

.

Drs

.

J

.

M

.

M

.

Polman,voorzitter Drs

.

P

.

Joosse,griffier

Uitgegeven [datumuitgifteprovinciaal blad] De secretaris,A

.

W

.

Smit

(16)

TOELICHTING BU DE WIJZIGING OMGEVINGSVERORDENING ZEELAND 2018

Algemeen

Op 2018 hebben provinciale staten de Beleidsnota Natuurwetgeving,Meer prioriteit voor Zeeuwse biodiversiteit,vastgesteld

.

Dit betreft eenherzieningvan het provinciaal beleid als gevolgvan de inwerkingtredingvandeWet natuurbescherming

.

Deze beleidsherzieningleidt tot een wijziging van (hoofdstuk 6 Natuurvan) de OmgevingsverordeningZeeland 2018

.

Voor eenbeschrijvingvan de noodzaaken de motivering van de beleidsaanpassing wordt in hoofdzaakverwezen naar de Beleidsnota Natuurwetgeving,Meer prioriteit voor Zeeuwsebiodiversiteit

.

Onderdeel B

Voorheen werd de omgevingskwaliteit duisternisvoor beschermdenatuurmonumenten geregeldonder de Natuurbeschermingswet 1998 (onder de zogenaamde oude doelen)

.

Met de inwerkingtredingvan deWet natuurbescherming zijn de beschermde

natuurmonumenten en de daarbij behorende doelen vervallen

.

Door duisternisgebieden aan te wijzen enduisternis als kernkwaliteit vast te stellenvoor (delenvan) sommige Natura 2000-gebieden en opte nemen inhet hoofdstukNatuur van deze verordening kan de waarde vanduisternis voor deze natuurgebieden worden beschermd

.

In en in de nabijheidvan de aangewezen duisternisgebieden magextraalertheid en zorgvuldigheid worden verwachtvan personen en instanties die hier activiteiten ontplooiendie de kwaliteitvan de heersende duisternis negatief kunnen beïnvloeden

.

Daarom is er een (bijzondere) zorgplicht ter beschermingvan deze kwaliteit opgenomen

.

Ook al geldt er geen explicietverbod op een activiteit in een

duisternisgebied,als dieactiviteit nadelige gevolgenvoor de heersende duisternis met zich meebrengt,mag zij niet worden uitgevoerd

.

Alleen als het achterwege latenvan dieactiviteit redelijkerwijs niet kan worden gevergd,mag deactiviteit wel worden uitgevoerd,maar dan dienen maatregelen teworden genomenom negatieve gevolgen

(17)

tevoorkomen en om,als er toch negatieve gevolgen zich voordoen,diete beperken en ongedaan temaken

.

De aanwijzing van duisternisgebieden betreft een fysiekebegrenzing waarbij normale bedrijfsactiviteiten en de gebieden metwaardevoor duisternis elkaar niet bijten

.

Het gaat dus nietom bestaande activiteiten die lichtemissie veroorzaken op of inde begrensde gebieden voor zolang ze in hun huidigevorm,locatie,omvang en tijd blijven plaatsvinden

.

Dit kan betreffen agrarische bedrijven in de buurt,wegen of recreatieve terreinen

.

Als er sprake isvan uitbreiding ofwijzigingvan dezeactiviteiten dan zijn die uitbreidingen ofwijzigingen mogelijkvergunningplichtig in het kadervan deWet natuurbescherming

.

OnderdeelC

Met dewetswijzigingvan 25 april 2018 (Staatsblad 2018 142) is tervoorkomingvan misverstanden in de artikelen 3.5,3.6, 3.7en 3.9van deWet natuurbescherming

verduidelijkt dat de verbodsbepalingen geen betrekkinghebben op soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn (vogels)

.

Voor vogels geldt namelijkop grondvan de Wet natuurbescherming al het beschermingsregimevan paragraaf 3.1,waardoor voornoemde verbodsbepalingen in de artikelen 3.5 en 3.6van deWet

natuurbescherming voor deze soortenoverbodig zijn

.

Omdat het opzettelijk storenvan vogels nietverboden is indien deze nietvan wezenlijkeinvloed is op de staat van

instandhoudingvan de desbetreffende vogelsoort komt de vrijstellingvoor het opzettelijk (ver)storen (vanbrandgans)tevervallen

.

In de afgelopen jaren zijn voor diverse soorten en handelingen ontheffingen aan de faunabeheereenheidverleend

.

Dezeontheffingen zijn over het algemeen verleendvoor eenperiodevan 5 jaar en er heefteen toets plaatsgevonden aan degunstige staatvan instandhouding,de mogelijk andere bevredigende oplossingen en dein het geding zijnde wettelijke belangen

.

In de BeleidsnotaNatuurwetgeving,Meer prioriteit voor Zeeuwsebiodiversiteit,is beslotenvoor diesoorten en handelingen,waarvooral gedurendemeerdere jaren en voor een groot gebied,ontheffing isverleend een

vrijstelling teverlenen van de wettelijke verbodsbepalingen

.

Hetbetreft eenvrijstelling

(18)

van het verbodvoor het opzettelijk doden,het opzettelijk nesten,rustplaatsen en eierenvanvogels tevernielen,tebeschadigen of weg tenemen en om eieren van vogels te rapen enonder zich te hebben

.

Met dewijzigingvan artikel 6.19 wordt hier uitvoering aan gegeven

.

In bijlageJ en Kwordt per soort aangegevenvoor welk wettelijk belang,welk gebied, welke middelen en methodenen onder welke voorschriften en beperkingen de

vrijstelling geldt

.

OnderdeelD

Door deinvoeringvan het Faunaregistratiesysteem (FRS)wordtniet meerjaarlijks,maar per kwartaal gerapporteerd

.

Onderdeel E

Ook dit artikel is aangepastals gevolgvan dewetswijzigingvan 25 april 2018 (Staatsblad 2018 142)

.

Op de inartikel 3.10,eerstelid,neergelegdeverboden om soorten genoemdin de bijlage bij deWet natuurbescherming,die niet al onder het beschermingsregimevan de paragrafen 3.1 en 3.2 vande Wet natuurbeschermingvallen,kan eenuitzondering worden gemaakt als één van de uitzonderingsgronden uit de Habitatrichtlijn zich voordoet

.

Aan die uitzonderingsgronden is in het tweede lidvan artikel 3.10 eenaantal uitzonderingsgronden toegevoegd

.

Deze uitzonderingsgronden zijn materieel een voortzettingvan artikel 2 vanhetvroegere Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten,dat ook zagop de uitzonderingsgronden voor dezecategorie van diersoorten

.

Onderdeel a vanartikel 3.10,tweede lid,betreft de uitzonderingsgrond«de ruimtelijke inrichting of ontwikkelingvan gebieden»

.

De toevoeging«van gebieden»is nieuw in vergelijkingmet artikel 2 vanhet vroegere Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en is opgenomen terverduidelijking

.

Deze toevoegingkan echter onbedoeld de indruk wekken datmeer kleinschalige bouwactiviteiten niet onder de reikwijdte van deze uitzonderingsgrond zouden vallen

.

Dit is nietbeoogd,aangezien denotavan toelichting bijartikel 2 van hetvroegere Besluit vrijstelling beschermde

(19)

dier- enplantensoorten duidelijk maakt dat de uitzonderingsgrond«ruimtelijke

inrichting of ontwikkeling»ook zagop relatief kleine werkzaamheden als de bouw van een schuur of de verbouwingvan een huis

.

Om onduidelijkheden in deuitvoeringte voorkomen is daarom expliciet opgenomen dat ook uitzonderingvan de

verbodsbepalingen mogelijkisvoor handelingenin het kadervan kleinschalige bouwactiviteiten,met inbegripvan het gebruikvanhet gebouwde

.

Voorts is per abuis het belang«bestendig gebruik»,dat werd genoemd in artikel 2 van het vroegere Besluit vrijstelling beschermde dier- enplantensoorten,niet opgenomen

in artikel 3.10,tweede lid,van deWet natuurbescherming

.

Met de eerder genoemde wetswijzigingwordt die omissie hersteld

.

Onderdeel F

Het vangen,onder zich hebben en vervoeren van beschermde soorten is verbodenop grondvan deWet natuurbescherming

.

Provincies zijnbevoegd gezagvoor het verlenen van ontheffingof vrijstellingvan deze verboden

.

De minister is bevoegdvoor het verlenenvan ontheffing of vrijstellingin plaats van provincies voor hetvervoer van zieke of gewonde dierenmet dierenambulances

.

De minister is tevens bevoegd gezag voor allevormen van vervoer van zieke of gewonde gewone en grijze zeehonden

.

In de gevallen waarin deminister bevoegd gezag is voorziet de Regeling natuurbescherming invrijstellingenvan deze verbodsbepalingen (artikel 3.22a)

.

Aan deze vrijstellingzijn eenaantal voorwaarden verbonden

.

Zomoet onder andere de vogel of het andere dier binnen twaalf uur worden overgedragen aan een dierenarts of opvangcentrum dat krachtens deWet natuurbescherming en deWetdieren gerechtigdis het dier op te vangen

.

Op grondvan de Regeling houdersvan dieren ishet opvangcentraenkel toegestaanom dierenvan beschermde soorten optevangen indien de opvangcentra voldoen aan het Protocol opvangverboden diersoorten en beschermde diersoorten

.

Als iemand nu een zieke of gewonde vogel of ander dier aantreftmag hij of zijdeze,op basisvan deze vrijstelling,netals onder de voormalige Flora- en faunawet,zelfnaar een opvangcentrumof dierenarts brengen en is het nietnodigom eerst een

dierenambulance tebellen

.

Voor deze vrijstelling gelden dezelfde voorwaarden als voor de vrijstellingvoor de dierenambulance

.

(20)

OnderdeelG

Het vellenvan eenhoutopstand kan eengroteimpact op de omgeving hebben

.

Het is daaromvan belangom deze op zo kort mogelijketermijn te herstellen,zodat de functiedie de houtopstand vervult ook snelweer hersteld wordt

.

Derhalve worden er eisen gesteldaan de bodemkwaliteit,waterhuishouding,gebruikvan soorten en hetin sluitingkunnen komen vanhet kronendak

.

Dit laatste behelst dater voldoende en kwalitatief goedplantmateriaal gebruikt dientte worden of dater voldoende zaailingen aanwezig zijn

.

Hierbij is aansluiting gezocht bijde huidige jurisprudentie die stelt dat de aangebrachte beplanting binnen een redelijketermijn (maximaal 10jaar) in sluiting moet zijn

.

In de praktijk blijkt deze eis bij herbeplantingvan rijbeplantingen(van meer dan 20 bomen)onduidelijk en ishet moeilijk meetbaar voor zowel de terreineigenaar als toetser/handhaver of hier aan wordt voldaan

.

Om die reden wordt bij het

herbeplanten van rijbeplantingen tevens eenmaximale plantafstandvan 10 meter aangehouden

.

Het beeldbepalende uiterlijk van een rijbeplantingblijfthierbij intacten verschralingvan het landschap wordttot een minimum beperkt

.

Onderdeel H

In artikel 6.18 (bijlageI) zijn de soortenaangewezen waarvan bekendis dat ze in de provincie Zeeland schade aanrichten en dienietin hun voortbestaan worden bedreigd ofdat gevaar lopen

.

Damhert en ree kunnen een gevaar vormen voor de

verkeersveiligheid en schade veroorzaken inhet gebied waarin ze leven

.

Om die reden worden deze soorten aangewezen en toegevoegdaan de lijst in bijlageI

.

OnderdeelI

Als gevolg van de wijzigingvanartikel 6.19en met het vervallen van de vrijstellingvoor het opzettelijk verstoren (zieonderdeel C)komt tevens de vrijstellingvoor brandgans in bijlageJ tevervallen enwordt eenvrijstellingvoor grauwe gans toegevoegd

.

Onderdeel

J

De aantalsontwikkelingen vanwilde eend (zowel broedvogels als doortrekkers) en spreeuw (alleen broedvogels)laten een significanteafname zien

.

Inmiddels scoort de

(21)

wilde eend als broedvogel matig ongunstigen als niet-broedvogel zeer ongunstig op de staatvan instandhouding

.

De spreeuw scoort als broedvogel ookmatig ongunstig op de staatvan instandhouding

.

Deze soortenvoldoen nietmeer aan dein de

BeleidsnotaNatuurwetging,Meer prioriteit voor Zeeuwsebiodiversiteit,opgenomen criteriavoor een vrijstellingen komen in bijlage K tevervallen

.

Daarnaast wordt vrijstelling verleendvoor die soortenwaarvoor aan de

faunabeheereenheid een ontheffing voor meerderejaren en voor een groot gebiedis verleend (zie onderdeel C)

.

Dit betreft brandgans,grauwe gans,kolgans,haas en damhert

.

Devrijstellingvoor deze soortenwordt toegevoegd aan bijlageK

.

Onderdeel K

In artikel bijlageL zijn de soorten opgenomen waarvoor eenvrijstelling geldtvan de verbodsbepalingen zoals genoemdin artikel 6.21van de verordeningvoor handelingen die worden verricht inverband met ruimtelijke inrichting of ontwikkeling,bestendig beheer of onderhoud en bestendig gebruik

.

Deze soortenkomen algemeenvoor en de populaties van deze soortenverkeren in een gunstige staatvan instandhoudingen er is opvoorhand geen sprakevan een dalende trend

.

Hermelijn en wezel staan echter op de Rode Lijst als “gevoelig”,wat betekent dat degunstige staatvan instandhouding eerder in het geding kan zijn,omdat er sprake is van een dalende trend

.

Deze soorten voldoen derhalve nietmeer aan decriteriavoor vrijstelling en komen inbijlage Lte vervallen

.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het gevolg is onder andere, dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn/haar handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde dier- of

Deze zorg houdt in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen heeft voor het gebied, verplicht is dergelijke

De zorg, bedoeld in artikel 191, eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten, gelet op

De zorg, bedoeld in artikel 191, eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten, gelet op

De zorg, bedoeld in artikel 191, eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten, gelet op

De zorg, bedoeld in artikel 191, eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten, gelet op

Voor schemabeheerders en CBI’s zijn de regeldrukeffecten niet door Sira Consulting gekwantificeerd omdat zij vergoedingen ontvangen voor hun werkzaamheden van respectievelijk CBI’s

Op grond van artikel 2:66, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft), nader uitgewerkt in artikel 34 van het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, kan