• No results found

Archeologische begeleiding Spaarne 90, Haarlem. HOLLANDIA reeks 415

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Archeologische begeleiding Spaarne 90, Haarlem. HOLLANDIA reeks 415"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HOLLANDIA reeks 415

(2)
(3)

Titel: Archeologische begeleiding Spaarne 90, Haarlem

Toponiem: Spaarne 90

Gemeente: Haarlem

Onderzoeksmeldingsnummer Archis: 51713

Gemeentelijke code: SPA.0.1202

Hoek coördinaten: 103.956/488.155 103.956/488.147 103.945/488.148 103.945/488.155

Auteur: E. Poulus, MSc

Uitvoering: Drs. T. Hoogendijk, E. Poulus, MSc

In opdracht van: Dhr. P.A.M. Winkel

Spaarne 90 2011 CL Haarlem 06-53473784

pamwinkel@hotmail.com

Contactpersoon opdrachtgever: Dhr. S. van Asseldonk,

Architectenbureau van Asseldonk Zijlweg 267

2015 CL Haarlem

023-5313812/ 06-30338611

vanasseldonk@xs4all.nl/servaas@vanasseldonkarchitect.nl Wetenschappelijke leiding: Drs. S. Dautzenberg

Defi nitieve versie: 2012

Oplage: 6

ISSN: 1772-3151

© Hollandia archeologen, Zaandijk 2012

HOLLANDIA archeologen

tuinstraat 27a 1544 rs zaandijk ( 075 - 622 49 57

* info@archeologen.com

(4)
(5)

1. Inleiding 9

2. Vooronderzoek 11

3. Resultaten 13

4. Beantwoording vraagstelling 15

5. Conclusie 17

6. Literatuur 19

Bijlage 1: Legenda spoor-/boorbeschrijvingen 23

Bijlage 2: Sporenlijst 25

Bijlage 3: Boorresultaten 27

Afbeeldingen

Afbeelding 1: Ligging plangebied op de topografi sche kaart en in Nederland 9 Afbeelding 2: Geplande en bestaande bouw in plattegrond en dwarsdoorsnede 10

Afbeelding 3: Locatie geplande aanbouw 12

Afbeelding 4: Vlakfoto S1 12

Afbeelding 5: Aansluiting zuidelijk eind S1 op pand 14 Afbeelding 6: Aansluiting noordelijk eind S1 op pand 14 Afbeelding 7: Vlaktekening met spoorbeschrijvingen 16

(6)
(7)

Samenvatting

Op donderdag 3 mei 2012 werd de aanleg van een bouwput ten behoeve van een uitbrei- ding aan de woning op Spaarne 90 archeologisch begeleid. Hierbij is de bodem over een oppervlak van 2,71 x 4,53 m tot ca. 0,7 m onder het maaiveld verdiept. Zoals de opdracht- gever al had aangegeven was de bodem zowel horizontaal (bij werkzaamheden in de tuin) als verticaal (bij de aanleg van drainagebuizen) grotendeels vergraven. Er werd echter wel een parallel aan de bestaande uitbouw lopende funderingsmuur aangetroff en, waarvan de bovenste steen op het niveau van de maximale ontgravingsdiepte lag en die op de hoekpun- ten met de bestaande bebouwing verbonden was. Vanaf dit niveau zijn de archeologische strata hoogstwaarschijnlijk nog intact. Waarschijnlijk gaat het hier om een fundering van een oudere uitbouw die later weer is afgebroken.

Hoewel de ondergrond van dit gebied zeer interessant blijft is de bouwput - behalve ter hoogte van de oude muur - niet tot op de een archeologisch relevant niveau ontgraven. Er zijn geen vondsten gedaan.

(8)
(9)

1. Inleiding

Op 3 mei 2012 werd een archeologische begeleiding (protocol opgraven) uitgevoerd bij het uitgraven van een bouwput ten behoeve van een uitbreiding van het souterain van de woning op Spaarne 90 te Haarlem. De opdracht hiertoe werd verstrekt door dhr. Van Asseldonk (Architectenbureau van Asseldonk) namens dhr. Winkel, eigenaar van het pand.

Het betrof een uitbreiding van 2,71 x 4,53 m tot ca. 0,7 m onder het maaiveld. De opdracht- gever had voorafgaand aan de werkzaamheden al aangegeven dat een groot deel van het plan- gebied verstoord zou zijn, zowel horizontaal (door werkzaamheden in de tuin) als verticaal (door de aanleg van drainagebuizen). Twee controleboringen, gezet op donderdag 26 april 2012, bevestigden dit. Om deze reden werd besloten niet de complete graafwerkzaamheden te begeleiden, maar pas bij het bereiken van de maximale ontgravingsdiepte eventuele arche- ologische resten te documenteren. Uiteraard gold dit niet indien resten van dergelijke aard werden aangetroff en, dat zij voor het bereiken van de maximale ontgravingsdiepte moesten worden verwijderd.

Na deze werkzaamheden te hebben afgerond konden afdoende conclusies worden getrokken om de vraagstellingen uit het standaard programma van eisen van de gemeente Haarlem, aan de specifi eke situatie aangepast door Hollandia archeologen, te kunnen beantwoorden (Poulus 2012b).

Afbeelding 1: De onderzoekslocatie (rood omkaderd) op de topografi sche kaart en in Nederland

102

487

103 104 105

488489490

(10)

10 Archeologische begeleiding Spaarne 90, Haarlem

Afbeelding 2: De geplande nieuwbouw (rood) en de bestaande bebouwing (zwart) , plattegrond en dwarsdoorsnede. Naar de bouwtekeningen van Architectenbureau van Asseldonk.

2,71 m

4,53 m

12,28 m2

+0.000=keukenvloer +4795

+8141 +10867

- 756 +1067

- 1186

(11)

2. Vooronderzoek

In april 2012 is een vooronderzoek uitgevoerd door Hollandia archeologen (Poulus 2012a).

Hierin werd vastgesteld welke archeologische waarden er binnen het plangebied werden verwacht. Tevens werd een indicatie geven van de te verwachten diepteligging van eventuele archeologische resten en werd er een advies (archeologische begeleiding protocol opgraven) uitgebracht.

Gebaseerd op aardwetenschappelijke gegevens, historisch kaartmateriaal en archeologisch onderzoek in de omgeving werd geconcludeerd dat op de planlocatie in theorie archeologi- sche resten vanaf het maaiveld tot ca. 2 m onder het maaiveld konden voorkomen. Hierbij zou het gaan om een laagpakket met restanten van bewoning uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd van ca. 1 m, met daaronder een pakket van ca. 1 m dik uit 12e en 13e eeuw, toen het Spaarne werd aangeplempt tot zijn huidige loop. Het perceel valt in de zone die op de indicatieve kaart archeologische waarden wordt aangeduid als een terrein met een middelhoge trefkans voor archeologische resten. Tevens heeft het op de archeologische monumentenkaart een hoge waarde omdat het binnen de historische binnenstad van Haar- lem valt. Op historische kaarten, de vroegste uit 1578, is te zien dat het perceel in ieder geval vanaf die tijd bebouwd is geweest. Op alle kaarten is de invulling van het huizenblok hetzelfde: bebouwing aan de randen met open ruimtes in het midden van het blok. Deze indeling bestaat nu nog steeds, hoewel sommige bewoners een parkeergelegenheid in plaats van een tuin hebben aangelegd. Op de open ruimtes werden vroeger vaak waterputten, afvalkuilen of beerputten aangelegd. De huidige bebouwing stamt in ieder geval uit het eind van de 16e eeuw, met een uitbouw uit 1880 (mondelinge mededeling eigenaar).

Er is relatief veel archeologisch onderzoek uitgevoerd in de directe omgeving van het plan- gebied. Van groot belang was de opgraving van het huizenblok tussen de Gravinnesteeg, de Helmbrekerssteeg en Spaarne 100-102. Hier werden een grote hoeveelheid sporen en vondsten aangetroff en die tussen de 13e en de 20ste eeuw dateerden (Jacobs, Poldermans &

Van der Zon 2002).

De reeds bekende verstoringen binnen het plangebied, zoals aangegeven door de opdracht- gever, sloten het voorkomen van dergelijke archeologische waarden niet uit. Om deze reden werd een begeleiding met protocol opgraven aangeraden, waar pas na of vlak voor de voltooïng van de werkzaamheden mee zou worden begonnen.

(12)

12 Archeologische begeleiding Spaarne 90, Haarlem

Afbeelding 3: De locatie van de geplande aanbouw. Het pand dateert uit het eind van de 16e eeuw, de aanbouw is uit ca. 1880 (mondelinge mededeling eigenaar).

Afbeelding 4: De muur, parallel aan de bestaande uitbouw. De door de eigenaar aangelegde drainagebui- zen zijn eveneens zichtbaar.

(13)

3. Resultaten

Werkzaamheden

Tijdens het uitvoeren van het bureauonderzoek gaf de eigenaar aan dat de bodem van het plangebied recentelijk was verstoord. Om de mate van verstoring vast te stellen werden voor- afgaand aan de werkzaamheden twee boringen gezet (afbeelding 7, bijlage 3). Deze boringen toonden aan dat de bodem vanaf het maaiveld tot een diepte van ten minste 65 cm onder het maaiveld uit recent aangebrachte tuinaarde bestond. Ook de lagen hieronder leken verrom- meld te zijn. Alleen in boring 2 was vanaf 118 cm onder het maaiveld mogelijk ongeroerde grond aanwezig. Deze afzettingen bevonden zich echter onder het niveau van de geplande maximale ontgravingsdiepte. De niveaus tussen de natuurlijke ondergrond en de tuinaarde in waren mogelijk van archeologisch belang, maar zouden waarschijnlijk bij de werkzaamheden vrijwel niet worden aangesneden. Om deze reden werd besloten om de begeleiding uit te voeren na het uitgraven van de werkput, zoals in hoofdstuk 2 besproken.

Op het moment dat de begeleiding begon waren de graafwerkzaamheden reeds afgerond:

er waren geen resten aangetroff en die voor de aanleg van de bouwput verwijderd moesten worden. De begeleiding nam hiermee meer het karakter van een waarneming aan. De muur werd schoongemaakt, waarna de bouwput en de ligging van de muur werden ingetekend en gefotografeerd. Tevens werden, wegens het ontbreken van een signaal voor GPS en bereik- bare NAP-meetpunten, de hoogtes van het vlak, maaiveld, muur en fundering van de aan- bouw bepaald aan de hand van de hoogte van de drempel van de uitbouw. De hoogte van het maaiveld wordt, op basis van de AHN en hoogtemetingen bij onderzoek op het belendende perceel (Blom & Holl 2010) op ca. 1 m + NAP berekend. Dit betekent dat de drempel zich op ca. 1,10 m + NAP bevindt.

De bouwresten werden beschreven. Er werden geen vondsten gedaan. Tevens werden geen monsters genomen.

Sporen en vondsten

Het profi el bestond uit ophogings-/verstoorde lagen, zoals op basis van de eerder gezette boring al werd vermoed. Langs het pand liep een ca. 50 cm brede goot die opgevuld was met schelpen, waarboven een plastic drainagebuis hing. Deze buis is door de huidige eige- naar aangelegd, de geul is tot 1,5 m onder het maaiveld uitgegraven. Direct langs de geul bevond zich een muur, waarvan de bovenste baksteenlaag net tot de maximale ontgravings- diepte kwam (afbeelding 4). Deze funderingsmuur (S1) bestond uit twee lagen rode/oranje baksteen (18,8x8,2 cm/18,9x9,4x4,8 cm) en zachte mortel, en dateert vermoedelijk uit de 17e/18e eeuw. Een muur die vanuit de zuidelijke kopse kant van deze muur tot in de aan- bouw liep (S3) bestond uit vergelijkbare bakstenen (19,4x9,3x4,4/17,8x4,1 cm) en mortel.

Deze muur hoorde hoogstwaarschijnlijk, samen met S1, bij een eerdere (en reeds afgebroken) aanbouw (afbeelding 5).

In het noorden van het plangebied liep de muur tegen de fundering van het pand aan. Of hij er ook onderdoor liep was niet te zien. Hij was echter niet, zoals aan het andere uiteinde, duidelijk met het pand verbonden: er leek een ruimte tussen de muur en de fundering (S4, voor baksteenmaten zie S5) te zitten (afbeelding 6). Dit leidt tot de conclusie dat de muur ouder is dan de aanbouw uit 1880, wat op basis van het soort bakstenen en mortel al werd vermoed (zie boven).

Tevens waren de funderingen van het bestaande pand zichtbaar. Die van de aanbouw uit 1880 (S6) bestond uit een onderlaag van hergebruikte rode baksteen, met daarboven een laag industrieel gevormde bakstenen. De fundering van de muur tegen het noorden van het plangebied (S4, S5) bestond uit een vierlaags getrapte muur van rode baksteen (10,1x5,2 cm) met trasmortel (afbeelding 7).

(14)

14 Archeologische begeleiding Spaarne 90, Haarlem

Afbeelding 5: Aansluiting van het zuidelijk uiteinde van S1 op het pand.

Afbeelding 6: De fundering van het pand en het noordelijk eind van S1 de twee structuren lijken niet aan te sluiten.

Op de kaart van Nautz uit 1822 heeft het pand een andere vorm dan tegenwoordig. Dit is logisch, aangezien de uitbouw pas in 1880 is toegevoegd (mondelinge mededeling eigenaar).

Er is ook een uitstulping op zichtbaar waarvan het aangetroff en fundament (S1) mogelijk afkomstig is. Of het op deze kaart om dezelfde of een latere uitbouw gaat is echter niet vast te stellen (Poulus 2012a).

Er zijn geen vondsten verzameld.

(15)

4. Beantwoording vraagstelling

In het programma van eisen voor de archeologische begeleiding werden een aantal onder- zoeksvragen geformuleerd. Deze vraagstellingen (cursief ) zijn hier onder vermeld, met daarbij de antwoorden die konden worden gegeven na de archeologische begeleiding:

1. Hoe is de horizontale en verticale gaafheid van het bodemarchief ter plaatse?

Zowel de horizontale als de verticale structuur van het bodemarchief binnen de omvang en diepte van de geplande aanbouw is recentelijk geheel vergraven.

2. Hoe en in welke mate is de bodemopbouw van het plangebied verstoord door recente grondwerkzaamheden?

De bodemopbouw is geheel verstoord door zowel horizontale (tuinwerkzaamheden) als verticale (aanleg drainagebuizen) graafwerkzaamheden. Vermoedelijk loopt de meest recente horizontale verstoring, het aanbrengen van tuinaarde, door tot vrijwel op de maximale ontgravingsdiepte (0,7 m onder het maaiveld), waaronder zich oudere verstoringen/opho- gingslagen bevinden. Deze conclusie is op basis van de twee boringen die ter voorbereiding op de begeleiding zijn gezet (zie afbeelding 7 en bijlage 3).

3. Hoe is de conservering van vondsten en grondsporen?

De muur was in redelijk goede staat, er leken geen grote gaten in te zijn gevallen. Ook de bakstenen zelf waren vrij goed geconserveerd. Dit waren de enige vondsten en grondsporen die aanwezig waren.

4. Wat is de aard, omvang, en het verloop van aanwezige archeologische sporen en sporen- clusters?

Het enige archeologische spoor was een muur van 28 cm breed, die parallel aan de huidige bebouwing over de hele lengte van de put liep (rode/oranje baksteen, twee lagen, zachte mortel) (afbeelding 4).

5. Uit welke periode dateren de sporen?

Deze muur dateerde waarschijnlijk uit de 17e/18e eeuw, en was zodoende ouder dan de uitbouw uit 1880.

6. Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welk vondsttypen of vondstca- tegorieën behoren zij?

Er zijn geen vondsten verzameld. Op het oppervlak lagen enkele scherven industrieel wit aardewerk, die vermoedelijk uit de 19e eeuw dateren. Het was niet te achterhalen waar deze scherven precies vandaan kwamen, maar in ieder geval uit reeds uitgegraven bovenste 0,7 m grond.

7. Zijn er binnen eventueel aanwezige bebouwingsresten faseringen te herkennen?

De muur is ouder dan de uitbouw uit 1880. Deze uitbouw is jonger dan het pand zelf, waarvan de kern uit het eind van de 16e eeuw stamt.

8. Wat is de relatie tussen de huidige bebouwing en eventuele voorganger(s)?

De kern van het pand zelf stamt uit het einde van de 16e eeuw en lijkt weinig veranderd te zijn, is zelfs door de eigenaar zorgvuldig onderhouden. De muur die tijdens de begeleiding werd gedocumenteerd is vermoedelijk afkomstig van een eerdere uitbouw (uit de 17e/18e eeuw), die daarna weer is afgebroken.

(16)

16 Archeologische begeleiding Spaarne 90, Haarlem

9. Kan op basis van de onderzoeksresultaten een verband gelegd worden met in de directe nabijheid van de vindplaats uitgevoerd onderzoek?

Hoewel in de directe omgeving van het plangebied uitgebreid archeologisch onderzoek is gedaan (zie bv. Jacobs, Poldermans & Van der Zon 2002) is de bodem van het plangebied tot op dusdanige diepte verstoord dat er vanaf het maaiveld tot de maximale ontgravings- diepte (0,7 m onder het maaiveld) geen archeologische waarden zijn aangetroff en die kunnen vergeleken met deze onderzoeken. Het enige dat aangetoond kan worden, is dat het gebied bewoond was, net als op de locaties van ander onderzoek. Het nu nog bestaande pand is hier echter een duidelijker voorbeeld van dan de waarschijnlijk jongere muur die tijdens de begeleiding is gedocumenteerd.

10. Wat kan gezegd worden over de materiële cultuur in de verschillende gebruiksperioden?

Op basis van de resultaten van deze begeleiding kunnen geen conclusies worden getrokken over materiële cultuur.

Afbeelding 7: Vlaktekening met spoorbeschrijvingen en locaties van de boringen (in groen). Zie ook bijla- gen 2 en 3.

S6

S7

S1 schelp S4

S5 4 traps

3 traps

S3

DH 60 cm (drempel), NAP-hoogte drempel:

1,1 m + NAP, hoogtes gegeven in m NAP S1: ro/or BST

18,8x8,2 cm 18,9x9,4x4,8 cm

muur 17e/18e eeuw, zachte MO, 2 lg S2: Kz4 dobr + SCH1 + Puin1 S3: ro/or BST, zachte MO, 3 lg 19,4x9,3x4,4 cm 17,8x4,1 cm S4: ro/or BST gebr BST, 4 lg S5: ro BST >4 lg trasmortel 10,1x5,2 cm S6: Aanbouw 1880 hergebr ro BST onderin daarboven indust BST S7: rec. schelp, goot/drain S2

+ 0,32 + 0,4

+ 0,45

+ 0,33

+ 0,93

+ 1 +1,1 afleespunt + 0,92

+ 0,4 + 0,58

0 1m

N

B1

B2

(17)

5. Conclusie

Hoewel er binnen dit gebied een zeer grote kans bestaat op het aantreff en van archeo- logische resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd bleek tijdens de begeleiding dat de bodem van het plangebied tot op de maximale ontgravingsdiepte is verstoord. Op de 17e/18e eeuwse muur waarvan de bovenste laag stenen na het uitgraven van de bouwput net aan het oppervlak lag (en de fundamenten van de huidige bebouwing) na zijn er binnen het plangebied geen archeologische resten aangetroff en. Het sterke vermoeden bestaat dat de waargenomen verstoring van de bovenste 70 cm van het bodemarchief zich over de hele tuin van het perceel uitstrekt.

Dit sluit niet uit dat er op een andere plek op het perceel en/of dieper in de ondergrond wél archeologische resten voorkomen. Dat deze zeer rijk en uitgebreid kunnen zijn wees het onderzoek binnen het naburige huizenblok Spaarne 100-102 uit (Jacobs, Poldermans &

Van der Zon 2002).

Indien er echter in de toekomst binnen dit perceel grondverzet plaats zal vinden is het bijzonder aan te raden om voorafgaand aan archeologisch veldonderzoek de vermoedde bodemverstoring gedetailleerd in kaart te brengen door middel van één of meerdere borin- gen.

(18)
(19)

6. Literatuur

Blom, J.M. / J. Holl, 2010: Spaarne 82 t/m 88 en Turfsteeg 8 te Haarlem. Een Bureau- onderzoek, Amersfoort (ADC Rapport 2525)

Jacobs, J./M. Poldermans/T. Van der Zon, 2002: Spitten aan het Spaarne. Archeologisch onderzoek onder de Gravinnehof in Haarlem, Haarlem.

Poulus, E., 2012a: Archeologisch bureauonderzoek Spaarne 90, Haarlem, Hollandia-reeks 411, Zaandijk.

Poulus, E., 2012b: Programma van Eisen Spaarne 90, centrum Haarlem, Hollandia nr.

2012-02, Zaandijk (naar standaard programma van eisen voor archeologische begeleidingen en waarnemingen binnen het historisch centrum van Haarlem, gemeente Haarlem)

(20)
(21)
(22)
(23)

Grondsoort Code

grind G

klei K

leem L

veen V

zand Z

gyttja GY

Omschrijving Code bij grondsoort

kleiig KX zand

zwak kleiig K1 veen

matig kleiig K2 veen

sterk kleiig K3 veen

mineraalarm KM veen

siltig SX klei, zand

zwak siltig S1 klei, zand matig siltig S2 klei, zand sterk siltig S3 klei, zand uiterst siltig S4 klei, zand

zwak zandig Z1 grind, klei, leem, veen matig zandig Z2 grind, klei

sterk zandig Z3 grind, klei, leem, veen uiterst zandig Z4 grind

Omschrijving Code humeusiteit

zwak humeus H1

matig humeus H2 sterk humeus H3 Hoofdkleur Code

bruin br

geel ge

groen gn

grijs gr

rood ro

wit wi

zwart zw

Tweede kleur Code

bruin Tbr

grijs Tgr

rood Tro

wit Twi

zwart Tzw

Veensoorten Code

bosveen BSV

heideveen HEV

mosveen MOV

rietveen RIV

veenmosveen VMV

wollegrasveen WOV

zeggeveen ZEV

Amorfi teit van veen

Benaming Code Omschrijving

zwak amorf AV1 Niet tot zwak vergane plantenresten. Bij handpersen ontwijkt geen veen tussen de vingers matig amorf AV2 Matig vergane plantenresten. Structuur is nog zichtbaar. Veel van het veen glijdt bij

handpersen tussen de vingers door.

sterk amorf AV3 Zeer sterk vergane plantenresten. Plantenstructuur ontbreekt geheel en het grootste deel van het veen glijdt bij handpersen tussen de vingers door.

Sedimentaire

structuren Code bioturbatie BIO doorworteling DWO

homogeen HOM

kleilagen STKLX

leemlagen STLLX

veenlagen STVLX

detrituslagen STDEX gyttjalagen STGYX

gelaagd GLG

bandjes BND

vlekken VLK

ijzer FE

fosfor FOS

Archeologische

indicatoren Code aardewerkfragmenten AWF

baksteen BST

glas GLS

houtskoolbrokken HKB houtskoolspikkels HKS

metaal MXX

onverbrand bot OXBO verbrand bot OXBV slakken/sintels SLA

natuursteen SXX

verbrand leem VL

kiezels KI

Trends in een laag Code naar boven toe fi jner FUA naar boven toe grover CUA aan de basis amorf BAA aan de basis grof BAG aan de basis humeus BAH aan de basis kleiig BAK aan de basis zandig BAZ aan de top amorf TOA aan de top grof TOG aan de top humeus TOH aan de top kleiig TOK aan de top zandig TOZ aan de top oxidatie TOX

gevlekt GVLK

Consistentie klei Code

zeer slap CZSL

slap CSLA

matig slap CMSL matig stevig CMST

stevig CSTV

Bijmengingen Code kleibrokjes KLB

zandbrokjes ZDB

veenbrokjes VNB

schelpen SCH

Bijlage 1: Legenda spoor-/boorbeschrijvingen

(24)
(25)

Bijlage 2: Sporenlijst

Spoor WP Vlak Tek Beschrijving Interpretatie Datum

1 1 1 1 Ro/or BST, 2 lg, bst-maten

18,8 x 8,2 cm/18,9 x 9,4 x 4,8 cm, zachte MO

Muur 17e/18e eeuw, ass. met S3

3-5-2012

2 1 1 1 Kz4 Dobr + SCH1 + puin1 Recente verstor-

ing

3-5-2012

3 1 1 1 Ro/or BST, 3 lg, bst-maten

19,4 x 9,3 x 4,4 cm/17,8 x 4,1 cm, zachte MO

Muur 17e/18e eeuw, ass. met S1

3-5-2012

4 1 1 1 Ro/or BST, ge-br BST, 4 lg Fundament uit- bouw 1880

3-5-2012

5 1 1 1 Ro BST >4 lg, bst-maten

10,1 x 5,2 cm, trasmortel

Fundament uit- bouw 1880

3-5-2012

6 1 1 1 Hergebr ro BST onderin,

daarboven indust. BST

Aanbouw 1880 3-5-2012

7 1 1 1 Goot met schelpenvulling Recente (laatste 15 jr) goot/drain

3-5-2012

(26)
(27)

Bijlage 3: Boorresultaten

N.B: Voor de locaties van de boringen zie afbeelding 7 Boring 1:

0-70 Tuinaarde

70-75 Zs1 ge-br + Ks1 brokken 75-100 Kz4 dogr + MO + SCH 100-115 Zs1 ge-br + BST

115-130 Vk3 dogrTdobr + zandbijmenging + H2

Boring 2:

0-65 Tuinaarde

65-110 Kz4 dogr + HK + MO + BST 110-117 Kz4 brTgr + brokken Ks2 gr + fosfaat 117-118 Fijn grind

118-130 Vz3 Blgr In punt boring brokje Vkm br

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door middel van een archeologisch bureauonderzoek kan in een vroegtijdig stadium van de planvorming rekening worden gehouden met de eventuele aanwezigheid van archeologische

De bodem ter plaatse van deellocatie A bestaat voornamelijk uit zwak tot sterk siltig, zeer fijn tot matig grof zand en is bovendien plaatselijk, tot maximaal 1,5 m -mv,

Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) bevindt het onderzoeksgebied zich binnen een zone met hoge en middelhoge archeologische verwachting (afbeelding 5).. Tevens is

Op de oeverafzettingen van de Nederrijn kunnen ar- cheologische resten vanaf de Vroege Middeleeuwen worden aangetroffen en op de afzettingen van de overige stroomgordels

Ten behoeve van het onderzoek is gebruik gemaakt van bodemkaarten en van geologische, topografische en historische kaarten, het Archeologisch Informatiesysteem (Archis2) van de

Omdat de locatie zich bevindt in de historische dorpskern van Zaandijk, waar zowel een hoge cultuurhistorische waarde voor het dorpsgezicht en een hoge archeologische waarde voor het

Gezien de relatief jonge datering van het materiaal, kunnen de historische en car- tografische bronnen die bij het archeologische bureauonderzoek zijn geraadpleegd worden gebruikt

De onderzoekslocatie heeft op de indicatieve kaart archeologische waarden een middelhoge tot hoge trefkans, vanwege de ligging van het terrein aan de voet van de haakwal.. Op