• No results found

University of Groningen Antecedents of Ethical Decision Making by physician assistants and nurse practitioners: validation of instruments and their application Kuilman, Luppo

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "University of Groningen Antecedents of Ethical Decision Making by physician assistants and nurse practitioners: validation of instruments and their application Kuilman, Luppo"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

University of Groningen

Antecedents of Ethical Decision Making by physician assistants and nurse practitioners:

validation of instruments and their application

Kuilman, Luppo

DOI:

10.33612/diss.167796216

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from

it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date:

2021

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

Kuilman, L. (2021). Antecedents of Ethical Decision Making by physician assistants and nurse practitioners:

validation of instruments and their application. University of Groningen.

https://doi.org/10.33612/diss.167796216

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)

Summary in Dutch

Summary in Dutch

(3)

Chapter 7

142

7.1 Achtergrond van het promotieonderzoek

Ofschoon er al veel bekend is over de effecten van implementatie van de mastergeschoolde physician assistants en verpleegkundig specialisten in de Nederlandse gezondheidszorg, laat de situatie wat er gebeurt wanneer een moreel dilemma zou aandienen in de spreekkamers van beide zelfstandig bevoegde professionals, zich alleen nog maar raden. Met dit promotieonderzoek is een aanzet gedaan richting vervolgstudies die de fasen van het ethisch besluitvormingsproces onder deze professionals, en bij voorkeur al tijdens de opleiding, in kaart te brengen. Binnen de diverse uitgevoerde studies zijn antecedenten van (on)ethisch gedrag onder physician assistants en verpleegkundig specialisten onderzocht. Onder het motto van “meten is weten” heb ik in dit promotieonderzoek vragenlijsten landelijk uitgezet met als doel enerzijds het (on)ethisch gedrag te onderzoeken, maar anderzijds de gebruikte en ontwikkelde vragenlijsten te valideren. Dat is nooit eerder op deze wijze gedaan, noch in Nederland, noch wereldwijd. De vragenlijsten zijn voor een deel vertaald vanuit het Engels naar het Nederlands, maar ook een aantal werd zelf ontwikkeld. De ingezette vragenlijsten zijn alle indicatoren voor de verschillen constructen binnen de gehanteerde theorieën. De bestudeerde constructen zijn deels ontleend aan: 1) het Vier Componenten Model van Moreel Gedrag (FCM) van James Rest (Rest, Thoma, & Bebeau, 1999), 2) de Morele ontkoppelingstheorie (MD) van Albert Bandura (Bandura, 1999) en 3) de eigen ingeschatte beheersing van gedrag (PBC) vanuit de Theorie van Gepland Gedrag (Ajzen, 1985).

Het FCM bestaat uit vier componenten, namelijk: 1) morele sensitiviteit, 2) morele redenatie, 3) morele motivatie en 4) morele karakter. Bij morele sensitiviteit gaat het om de gevoeligheid dat iemand al dan niet heeft ten aanzien van een moreel geladen situatie. Met andere woorden, of het individu het moreel conflict herkent. Bij morele redenatie, het tweede component van het FCM, staat het niveau van redenatie centraal. Dat wil zeggen: kan het individu afwegingen en inschattingen maken over de verschillende handelingsopties op het moment dat een moreel dilemma zich aandient? De morele motivatie als derde component betreft hoofdzakelijk de wil om het moreel juiste te doen. Bij de laatste component het morele karakter gaat het om de vraag of het individu ook daadwerkelijk morele dapperheid bezit om de beredeneerde en gemotiveerde handelingsopties op basis van het geconstateerde morele dilemma weet om te zetten in daadwerkelijk handelen. Dit laatste hangt in die zin nauw samen met de persoonlijkheid van het desbetreffende individu.

(4)

7

Het handelen kan echter ook onethisch zijn en zelfs afwijken van de eigen morele standaard door allerlei oorzaken zoals externe druk. In situaties wanneer hier sprake van is kan het individu (on)bewust morele ontkoppelingsmechanismen inzetten om ondanks het onethisch handelen toch met zichzelf in het ‘reine te blijven’. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld het goed praten om antibiotica zonder indicatie toch voor te schrijven, want anders bestelt de veeleisende patient in kwestie het toch wel illegaal op een buitenlandse online webshop.

Bij PBC gaat het om een construct dat is ontleend aan de Theorie van Gepland Gedrag en is het de mate van eigen ingeschatte zelf-effectiviteit om het voorgenomen gedrag (de intentie) ook daadwerkelijk om te zetten in gedrag. Ten behoeve van (on)ethisch gedrag zijn in dit promotienderzoek twee nieuwe constructen geïntroduceerd, namelijk die van “Reporting Reprehensible Conduct” en dat van “Yielding to Pressure”. In deze Nederlandse samenvatting worden de belangrijkste bevindingen van de studies vermeld.

7.2 Samenvatting van de belangrijkste bevindingen

In hoofdstuk 2 worden de resultaten van een valideringsstudie gerapporteerd. Met

het oorspronkelijke plan om een contextspecifieke versie van de Moral Sensitivity Questionnaire (MSQ) te valideren bleken de bevindingen echter totaal anders te zijn dan die aan het begin van de studie werden verwacht. Terwijl Lützén et al. met hun MSQ zes dimensies van morele sensitiviteit (MS) meetten, werden in dit promotieonderzoek via zowel exploratieve factor analyse als confirmatieve factor analyse geen aanknopingspunten gevonden om deze dimensies te handhaven. In ieder geval niet voor het instrument dat wij afnamen onder Nederlandse physician assistants en verpleegkundig specialisten. Echter, in plaats daarvan construeerden we twee nieuwe schalen uit de verkregen data die twee soorten attitudes meten, namelijk die van een moreel deliberatieve houding (MSQ-DELIB) en die van een paternalistische houding (MSQ-PATER). Beide schalen vertonen een goede construct validiteit en de juiste mean-inter-item-correlatiecoëfficiënten als waarborg voor voldoende homogeniteit van de schalen. Terwijl we vooraf verwachtten een aangepaste MSQ te valideren als een indicator voor het FCM construct van MS, hebben we nu twee afzonderlijke indicatoren die proxies kunnen zijn voor het aangeven van moreel (on)gevoelige houdingen. Hiervoor hebben we een vervolgstudie uitgevoerd om de voorspellende waarde van beide schalen te beoordelen. De resultaten van die studie

(5)

Chapter 7

144

In hoofdstuk 3 hebben we het effect van persoonlijkheid op morele redeneren (MR)

onderzocht, en getoetst in hoeverre die verklaard wordt door morele ontkoppeling (MO). Voor het meten van MR hebben we de Nederlandse versie van de Defining Issues Test gebruikt. Ten aanzien van persoonlijkheidskenmerken werd de alom bekende Big Five Inventory afgenomen en omgezet naar de twee meta persoonlijkheidskenmerken Stabiliteit en Plasticiteit. De meta-persoonlijkheidskenmerk Stabiliteit weerspiegelt de mate waarin een individu consistent is in motivatie en sociale interacties en stemmingsstoringen vermijdt, terwijl Plasticiteit de mate weergeeft waarin een persoon actief op zoek is naar nieuwe en lonende ervaringen, of op een flexibele manier nieuwe dingen verkent en ermee omgaat, zowel intellectueel als sociaal. De houdbaarheid van deze twee meta-persoonlijkheidskenmerken werd aangetoond met confirmatieve factor analyse. Verder werd met behulp van een pad-analyse binnen een structureel statistisch model aangetoond dat het meta persoonlijkheidskenmerk Stabiliteit inderdaad een significante voorspeller bleek van post-conventioneel morele redenatie en blijkt eveneens dat morele ontkoppeling op die relatie een medierend effect heeft. Met andere woorden, individuen met een stabiele persoonlijkheid laten zich in hun morele argumentatie leiden door rechten, waarden, plichten of principes die universeel toepasbaar zijn en hoeven hierin noodzakelijkerwijs niet moreel te ontkoppelen. Met deze studie is het meta-persoonlijkheidskernmerk Stabiliteit geïntroduceerd in het wetenschappelijke gebied van medisch ethisch besluitvormingsonderzoek.

In hoofdstuk 4 hebben we het nieuw geïntroduceerde concept van Ethics Advocacy

getest. Ethics advocacy (EA) verwijst naar het belang dat individuen hechten aan ethiek binnen de specifieke context van gezondheidszorg. Meer specifiek gaat EA over de mate waarin zorgprofessionals het belangrijk vinden om aandacht te besteden aan de ethische aspecten van de zorg binnen hun organisatie en tijdens patiëntencontact. In dit onderzoek hebben we onderzocht of het rapporteren van moreel verwerpelijk gedrag van een collega (reporting reprehensible conduct) verklaard kan worden door de mate van EA. Uit de studie blijkt dat hier alleen sprake van is op het moment dat het individu bij zichzelf een hoge mate van gedragscontrole (BCPH) ervaart. Deze bevinding draagt bij aan het inzicht dat het ethische besluitvormingsproces niet alleen een rationele exercitie is, maar dat ook persoonlijke gevoelens en percepties een verklarende rol kunnen spelen in het ontstaan van (on)ethische keuzes.

(6)

7

In hoofdstuk 5 werd een indicator van (on)ethisch gedrag geïntroduceerd middels

het construct van zwichten voor druk (“Yielding to Pressure”). Het voornaamste doel was het valideren van de voorspellende waarden van respectievelijk de MSQ-DELIB- en MSQ-PATER-schalen richting het zwichten voor druk, waarbij dit laatste een proxy is voor (on)ethisch handelen. De belangrijkste bevinding in deze studie is dat een moreel deliberatieve houding invloed heeft op de mate waarin zorgverleners toegeven aan druk uitgevoerd door patiënten. De? richting van die invloed hing echter af van het specifieke gedragsscenario dat hen in het onderzoek werd n voorgelegd. In een scenario waarin het ging om een direct professional-patiënt interactie, verhoogde morele deliberatie de mate waarin men zwichtte voor druk. In een scenario waarin het ging om het handelen op druk uitgeoefend door collega’s inzake het moeten handelen op een patiënten-probleem, verlaagde morele deliberatie juist de mate waarin men zwichtte voor druk. Een verklaring voor deze post-hoc bevinding zou in een vervolgstudie moeten worden onderzocht. Echter, met de MSQ-DELIB is er een nieuwe indicator van morele sensitiviteit c.q. moreel bewustzijn toegevoegd aan het internationale aanbod van literatuur over bruikbare indicatoren binnen het FCM. Het hebben van een ogenschijnlijk morele eigenschap, namelijk in sommige gevallen de druk van de patiënt, kan juist ook leiden tot het overtreden van de morele regels.

7.3 Conclusie

De uitkomsten van de diverse studies die ik heb verricht in het kader van mijn promotieonderzoek hebben, zoals ik deze heb samengevat in Chapter 6, duidelijk praktische implicaties. De uitkomsten kunnen tot op zekere hoogte invloed hebben op de opleidingsinhouden van zowel de Master Physician Assistant alsook op die van de Master Advanced Nursing Practice. Op zijn minst, en in alle bescheidenheid, kan worden gezegd dat er een begin is gemaakt met het onderzoeken van delen van het ethische besluitvormingsproces onder PA’s en NP’s. Verdere evaluaties en discussies over deze belangrijke en niet te verwaarlozen onderwerpen in het gezondheidsonderwijs zijn in mijn beleving al een zeer belangrijke verdienste van dit promotieonderzoek. In zijn algemeenheid mag worden geconcludeerd dat ik de gestelde onderzoeksdoelen die de basis vormden van dit huidige promotieonderzoek heb geadresseerd. Daarbij heb ik alle instrumenten kunnen identificeren als valide indicatoren van de constructen voor “morele gevoeligheid”, “moreel redeneren”, “morele motivatie”, “moreel karakter en implementatie”, naast ook die voor “morele ontkoppeling “en” waargenomen gedragscontrole gericht op het voorkomen van

(7)

Chapter 7

146

schade ”. Daarnaast zijn in dit promotieonderzoek vier vignetten ontwikkeld om verschillende soorten van (on) ethische keuzes te beoordelen, namelijk die van: “het rapporteren van laakbaar gedrag” en “toegeven aan druk”.

(8)

7

REFERENCES

Ajzen, I. (1985). From Intentions to Actions: A Theory of Planned Behavior. In J. Kuhl, & J. Beckmann (Eds.), (pp. 11-39) Springer Berlin Heidelberg. Retrieved from http://dx.doi.org/10.1007/978-3-642-69746-3_2

Bandura, A. (1999). Moral disengagement in the perpetration of inhumanities. Personality and Social Psychology Review, 3(3), 193-209.

Rest, J. R., Thoma, S. J., & Bebeau, M. J. (1999). Postconventional moral thinking: A neo-Kohlbergian approach Psychology Press.

(9)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The research described in this thesis was performed at Research Institute Science in Healthy Ageing and healthcaRE (SHARE) of the University Medical Center Groningen, University

According to the level of one’s moral judgment skill the model states from within that a person can be classified to be within one of the three major levels: (i)

Do the retained scales confirm discriminant or convergent validity as hypothesized when correlated with the following scales, which are known to tap moral aspects of

With this study, we aimed to discover whether there is a relationship between the personality meta-traits Stability and Plasticity and the level of moral reasoning and to

Rationale, aims and objectives: The aims of this study are as follows: 1) to establish whether a relationship exists between the importance that healthcare professionals attach

Regarding this (un)ethical conduct as examined in this doctoral research, two novel constructs are also introduced to the international pile of literature regarding

Jullie aanhoudend vragen naar de stand van zaken rondom mijn promotieonderzoek bleven stimuleren en ik wil jullie dan ook danken voor het blijvend vertrouwen (ook in mij

This research was among the first to systematically investigate and be published abroad and in South Africa on several topics, including the a dispositional