-Polinenten in paling in Vlaanderen
2. Polychloorbiphenylen en pesticiden (1994-_1 999).
C. Belpaire
1,G. Van Thuyne
1,K. Cooreman
2en W. De Cooman
31
Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer
Dubaislaan 14
1560 Hoeilaart
2Polloenten in paling in Vlaanderen
2. Polychloorbiphenylen en pesticiden (1994-1999).
C. Belpaire
1,G. Van Thuyne\ K. Cooreman
2en W. De Cooman
31
Instituut
voor
Bosbouw en Wildbeheer
Dubaislaan 14
1560 Hoeilaart
2Departement Zeevisserij (Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek)
Ankerstraat
1
8400 Oostende
3Vlaamse Milieumaatschappij
A. Van de Maelestraat 96
9320 Brembodegem
oktober 2000
Conceptnota
MINISTERIE
VLAAMSE GEMEEN CJIAP
AMINAL-Institl ut voo
r
Bosbouw en
.
ld
D b ·
'
VIPhee·
u 01slaan
14
1
'
1. Inleiding
De jongste
jaren
wordt
er
in Vlaanderen meer en meer aandacht besteed aan de verspreiding
van toxische stoffen in het milieu (cfr de milieu en natuurrapporten (1994
,
1996 en 1999). Dit
gebeurde mede onder druk van internationale conventies van onder andere de Oslo en Parijs
commissies en
de Noordzeeconferenties,
die wijzen op
de
negatieve impact van sommige van
deze substanties op mens en milieu, en ijveren voor een reductie van deze polluentvrachten.
Monitoring van de emissietoestand van verontreinigende stoffen
Traditioneel worden in Vlaanderen polluenten zoals PCB 's en pesticiden gemeten in de
waterkolom
en
in de waterbodem (Mira-T rapporten, VMM Meetnet Water
,
Ministerie van de
Vlaamse Gemeenschap,
De Cooman
et al. (1998)). Het meten van deze polluenten in water en
waterbodem gaat
echter gepaard
met enkele moeilijkheden. Het opsporen van de toxische
stoffen in water
geeft
enkel een beeld van de polluentvracht op een specifiek moment. De
concentraties van
deze
stoffen kunnen echter danig variëren
over
de tijd. Bovendien is het
meten van deze
organische
micropolluenten zoals PCB 's en organochloorpesticiden in water
ze
.
er moeilijk omwille van hun lage wateroplosbaarheid. Metingen in de waterbodem bieden
het voordeel
dat
hierdoor informatie verkregen wordt over de effectie,-e vuilvrachten van
deze stoffen
over een
langere termijn. Ook deze methode kent echter een aantal
moeilijkheden inzake methodologie, interpretatie en vergelijkbaarheid van de metingen. Bij
waterbodemanalyses
zal
de
struktuur
(partikelgrootte)
en
samenstelling (TOC waarde) van
de
bodem
en
de bezinkingssnelheid op
de meetplaats in belangrijke mate de accumulatie van
polluenten in
de bodem beïnvloeden. De
homogeniteit van de ruimtelijke verdeling van
de
polluenten
op de
meetplaats
en de
struktuur van de bodem beïnvloeden de
bemonsteringstechniek
en meetmogelijkheden. Deze
faktoren bemoeilijken de interpretatie,
de standaardisatie
en de
vergelijkbaarheid van
de
gegevens.
Aanvullend worden
daarom
metingen
uitgevoerd
naar de verspreiding van polluenten
in
biota.
Deze
toxische
stoffen zijn meestal
vetoplosbaar en
accumuleren
in
de aquatische
organismen
doorheen
de voedselketen. Eén van
de
meest geschikte indicatoren hiervoor is
de
Europese
paling
(Anguilla
anguilla)
die omwille
van zijn
hoog
vetgehalte
bijzonder goed
deze vetoplosbare
polluenten bioaccumuleert. Zijn ruime
verspreiding, zijn
sedentair gedrag
(althans
in de gele
aal
faze) en zijn
trofische niche
en habitat zijn bijkomende elementen die
de
paling bijzonder bruikbaar maken als monitoringsorganisme.
Internationaal wordt
geadviseerd de waarde
van het
gebruik
van
paling als indicator
van
de
bronnen en evoluties van spatiële en temporele patronen
in vrachten van
bioaccumuleerbare
substanties te erkennen (Knights (1991, 1997), ElF AC (1991), de Boer en Brinkman (1994)).
Bovendien bevelen ook o.a. OSP ARCOM en de Derde Noordzeeconferentie het
gebruik van
metingen in biota aan voor de monitoring van polluenten. Ook de
recente
Kaderrichtlijn
inzake
Waterbeheer (Europese Unie, 2000) vermeldt de noodzaak
van
metingen
van
polluenten in biota, alsook van de noodzaak van kwaliteitsnormstellingen.
verzameld in Vlaanderen tussen
1994
en 1999.
Het rapport
bundel
t
de reeds gerapporteerde
resultaten met nieuwe analysegegevens.
Volksgezondheid
Naast
het meten van de emissietoestand
van
stoffen zoals PCB
'sen organochloorpesticiden
heeft dit onderzoek vanzelfsprekend toepassingen naar
volksgezondheid. Paling is nog steeds
één
van de door sportvissers meest gegeerde en geconsumeerde
zoetwater vissoorten.
Omwille van hoger vermelde redenen kan zijn lichaam zeer
veel en
in
h
oge concentraties
verontreinigende
stoffen bevatten.
In
bepaalde gevallen kan (overma
ti
ge
)
consumptie
van
paling dan ook schadelijk zijn voor de mens
.
In
een
nota '
7an de
Vlaamse
Gemeenschapsminister
voor Leefmilieu en Landbouw
wordt
de consump
ti
e van zelfgevangen
paling op de zwaarst vervuilde meetplaatsen sterk ontraden
(Dua,
1
999
).
Bovendien werden
een
aantal parlementaire vragen gesteld naar de consumptiekwalitei
t '
'an vis
in
enkele
specifieke waters
(Belpaire en Van Thuyne, 2000 a, b en c
)
.
Naast
een actualistaie van de lijst met zwaarst vervuilde plaatsen
beoogt dit rapport
ook
de
basisinformatie aan te reiken
voor
het
vastleggen van wettelijke
n
ormen van
paling
(
ecotoxicologische normen - tolerantienormen -
handelsnormen
)
zoa
ls
vermeld
in
het
"Actieprogramma
micropolluenten in paling" (Heirman, 2000)
.
2.
Materiaal en methoden
2.1.
Bemonstering
De bemonstering van de palingstalen gebeurde in
het
kader
van Yisbestandsopnamen
die
sedert
1996 door het
mw,
vaak in samenwerking met andere diensten
zoals
de Provinciale
Visserijcommissies
en de Afdeling Bos en Groen, op systematische
basis uitgevoerd worden.
De
keuze
van
de bemonsteringslocaliteiten waarvan de meetgege
v
ens
in dit rapport
voorgesteld
worden, werd niet bepaald in functie van mogelijke verontreinigingshaarden maar
gebeurde
op basis van vispopulatie criteria. Voor de ligging van
de bemonsteringsplaatsen,
hun
typologie en de beschrijving van de bemonsteringsmetbodes
Yerv.ijzen wij
naar Van
Thuyne et al. (2000). Onderhavig rapport compileert de
resultaten ,
-
an
analyses van
palingen
bemonsterd
in de periode 1994-1999 van 75 staalnameplaatsen
verspreid
over Vlaanderen.
Sommige meetpunten werden herhaaldelijk op verschillende tijdstippen bemonsterd.
Omwille van standaardisatie en vergelijkbaarheid wordt steeds gepoogd om de analyses uit te
voeren
op palingen uit dezelfde lengteklasse (35-45 cm). Omwille van praktische
overwegingen moest hiervan in sommige gevallen afgeweken
worden. Na
monometrisch
onderzoek (lengte, gewicht) worden de palingen gevild, gefileerd, gelabeleden ingevroren in
afwachting van chemische analyse. Momenteel zijn van 253 palingen afkomstig van 75
staalnameplaatsen (verdeeld over 62 verschillende wateren) tussen 1994 en 1999
analyseresultaten beschikbaar voor een aantal PCB's en pesticiden. De gemiddelde lengte van
de 253 geanalyseerde palingen was 46.1 cm met een minimum van
24.0
en een maximum van
86.5 cm.
2.2 Analyses
De gehaltes aan polychloorbiphylen en pesticiden werden geanalyseerd
in
de
laboratoria van
het Departement Zeevisserij (Oostende).
·
20 polychlorbiphenylen en biociden werden geanalyseerd (Tabel 4). Het betreft gevaarlijke
stoffen die om hun bioaccumuleerbaarheid bekend staan en beschouwd
worden
als toxisch en
persistent
(Dynamec,
1999). De meesten
worden internationaal vermeld als prioritaire
substanties o.a. in de lijst
van
prioritaire stoffen erkend door de Derde
Noordzee Conferentie
(HCH,
dieldrin, aldrin, HCB, DDT derivaten),
in
de
lijst van
stoffen
voor internationale
actie
(UNEP-POP programma) (PCB's, drins, HCB, DDT's, chlordaan),
in
de OSP
AR lijst van
of
potentiële
endocriene
verstoorders (PCB's, drins, HCB, DDT's, chloordaan),
...
Tabel4:
Lijst
van
de
geanalyseerde PCB's en
pesticiden.
Polychloorbiphenylen
PCB 28/PCB 31, PCB 52; PCB
101,
PCB
105,
PCB
118,
PCB
138, PCB153, PCB 156, PCB 180
Hexachloorcyclohexanen a-HCH,
y-HCH (Lindaan)
Cyclodienen ( drins)
Dieldrin, Aldrin, Endrin
Polychloorbenzeen
Hexachlorobenzeen
(HCB)
Chicroethanen
p,p'-DDD (TDE), p,p'-DDT, p,p'-DDE,
trans Nonachloer
( Chlordaancomponent)
Het
vetgehalte werd bepaald via totale vetextractie
volgens
Bligh and Dyer
(1959)
De
analysemethodologie
voor de PCB 's en de biociden staat beschreven
in
Roose et al.
(1998).
De analyse
werd
uitgevoerd op een Carlo Erba 8000 GC gas chromatograaf
met
een
electron
en
detector en een 60m DB-17 en DB-5 kolom, beide met een
film
van 0.25
J.Lil1
en
interne
diameter
van
0.25 mm. De detectielimiet bedraagt 0.1 ng/g
(vetbasis).
De kwaliteitsgarantie van de analyses werd
verzekerd
door de
analyse
van
blanco's, testen
naar
reproduceerbaarbeid en herhalingen, analyse van standaard oplossinge
en
analyse van
gecertifieerd referentiemateriaal (BCR CRM 349). Het laboratorium analyseert routinematig
stalen in het kader van een internationaal
-
netwerk voor analysekwaliteitsgarantie
(QUASIMEME
voor analyse
van
organochloor componenten in biologische stalen).
Analyseresultaten onder de detectielimiet werden beschouwd als 0.05 ng.g-
1vet.
De resultaten
worden
uitgedrukt in ng.g-
1lichaamsgewicht ('B
,
W' body weight) of
vet
('FW
fat weight).
De
meetresultaten worden voorgesteld voor elk van de individuele stoffen, met uitzondering van
de congeneren PCB28 en PCB31 waarvan hun som aangegeven wordt. De resultaten werden
tevens
omgerekend en uitgedrukt in totaal PCB (Som PCB)(= som van de gemiddelden van
de 10 congeneren vermeld in Tab. 4) en totaal DDT (som van de gemiddelden van de DDT
isomeren
vermeld in Tab. 4).
3. Resultaten
Per staalnameplaats en -datum wordt voor elke stof het gemiddelde berekend
voor
de
analysegegevens van de individuele palingen.
Tabel 5: Spreiding van de concentraties aan PCB's en
pesticiden (Waarden uitgedrukt in
ng.g-1lichaamsgewicht behalve * in ng.g-
1vet).
spreiding van de
spreiding voor de individue
l
e
gemiddelden per locatie en
palingen
(N =253)
bemonsteringsdatum (N =
79)
nun
ma x
nun
max
I
PCB 28
+PCB
31
0.19
77.91
0.008
255.3
PCB52
1.07
348.2
0.28
624.4
I
PCB
101
0.92
832.2
0.61
1505.8
PCB
105
0.58
240.2
0.42
411.8
I
PCB 118
2.77
786.3
1.26
2076.4
I
PCB 138
4.85
2044.8
3.66
2924.2
I
PCB
153
7.35
3201.2
4.99
5098.7
I
PCB 156
0.28
116.3
0.20
180.8
I
PCB 180
3.05
1221.7
1.82
1705.7
I
Som PCB
21.78
8862.3
14.99
13071.4
I
Som
PCB*
147.15
46840.2
102.4
74316.7
I
a-HCH
0.0076
13.76
0.0008
17.0
I
y-HCH (Lindaan)
0.69
1286.33
0.51
1521.3
I
Dieldrin
0.22
89.51
0.022
208.8
I
Aldrin
0.002
11.39
0.0008
13.9
l
Endrin
0.002
183.89
0.00075
495.8
I
Hexachlorobenzeen
0.15
39.62
0.017
45.8
j
(HCB)
p,p'
-DDD (TDE}
0.009
306.13
0.0015
498.3
I
p,p'-DDT
0.001
23.95
0.0008
102.0
j
p,p'-DDE
8.10
741.10
3.11
1055.9
!
.
SomDDT
10.21
1028.83
3.51
1554.3
trans
Nonachloor
0.001
10.43
0.0009
27.0
l
4.
Afwijkingen t.o.v. referentiewaarden
De gemeten gemiddelde concentraties PCB 's en pesticiden in paling afkomstig
van
de 75
staalnameplaatsen werden ingedeeld in vier klassen gebaseerd op de mate
van
afwijking t.o.v
.
referentiewaarden.
Als referentiewaarden werden de gemiddelden van de 12 laagste gemeten
gemiddelde concentraties beschouwd. Voor iedere gemiddelde meetwaarde wordt de
verhouding
t.o.v. de referentie berekend, variërend van 1 tot 100.
Waarden
<
1 of> 100
worden respectievelijk als 1 of 100 beschouwd. Het logaritme van deze
verhouding
('log V')
varieert tussen de grenzen 0 en 2, waartussen 4 klassen gedefinieerd
werden..
De indeling in
klassen van gemiddelde concentraties PCB 's en pesticiden in paling
en
de gebruikte
Tabel 6: Referentiewaarden voor zware metalen in s
p
ierweefsel van paling en de berekende
overeenkomstige klassengrenzen.
Polluent
Referentiewa
log V< 0.4
0.4
~logV< 0.8
~logV<
log
V~1.2
arde
0.8
1.2
ng/g
lichaamsgewi
V~
~A,
ro
ebt
PCB 28+PCB 31
2
V< 5
.
02
5
.
02 ~V<
1
2
.62
12
.
62 <
~31.70
<V~200
31.70
PCB 52
5
·
V< 12
.
56
12.56 ~V<
31.55
~V<79
.
24
~V<500
31.55
79
.
2
4
PCB 101
10
V< 25
.
12
25.12
~V< 63.10~V<158.49
~V<63.10
158.49
1000
PCB 105
5
V< 12.56
12.56~V<31.55
~V<79
.
24
~V<500
31.55
79.24
PCB 118
20
V<50
.
24
50.24~V<
126
.
19
~V<316.98
~V<126.19
316.98
2000
PCB 138
20
V<50
.
24
50.24~V<126.19
~V< 316.98~V<126.19
316
.
98
2000
PCB 153
20
V<50.2
4
50.24~V< 126.19~V<316
.
98
~V<126.19
316.98
2000
PCB 156
2
V<5.02
5
.
02
~V<12
.
62
12.62
<V~31.70
< V
~200
31.70
PCB 180
10
V< 25.12
25.12~V<63
.1
0
~V<15
8
.49
~V<63.10
158.49
1000
Som PCB
100
V< 251.19
251.19
~V< 630.96~V<
1584.89
~V<630
.
96
1584.89
10000
a-HCH
0.5
V< 1.26
1.26
~V<3
.
15
3.15 ~V<
7
.
92
7.92~V<50y-HCH (Lindaan)
10
V< 25
.
12
25.12 ~V<
63.10~V<158.49
~V<63.10
158.49
1000
Dieldrin
5
V< 12
.
56
12.56 ~V<
31.55 ~V<
79
.
24 ~V<
500
31.55
79.24
Aldrin
0.1
V<0.25
0.25
~V< 0
.
63
0.63
~V<1.58
1.58~V<10Endrio
0
.
5
V< 1.26
l.26~V<3.153.15 ~V<
7.92
7.92
~V<50
Hexachlorobenzeen
2
V<5.02
5
.
02
~V<12.62
12.62 <
~31.70
<V~200
(HCB)
31.70
p,p'-DDD (TDE)
V< 2.51
~.51 ~V<6.31
6.31
~V<15.85 15.85
~V<100
p
,
p'-DDT
0.1
V<0.25
0.25
~V<0.63
0.63
~V<1.58
1.58~V<10p
,
p
'
-DDE
30
V<
75.36
75.36~V<
189.29.~V<
475.47 ~V<
189.29
475.47
3000
Som DDT
30
V<
75.36
75.36~V<
189.29 ~V<
475.47 ~V<
189.29
475.47
3000
Trans Nonachloor
0.1
V
<0.25
0.25
~V<
0.63
0.63
~V<1.58
1.58
~V<10
Klasse
niet
afwijkend
licht
afwijkend
AfWijkend
Sterk afwijkend
Voor elk
der polluenten werd voor elke meetplaats de overeenkomende afwijkingsklasse
volgens
een specifieke kleurcode cartografisch
weergegeven
(Zie kaarten in bijlage, Figuren 1
tot
21). Uit Fig 1 kunnen wij besluiten dat
voor
de beschouwde polluenten gemiddeld 15
%
100%
90%
80%
-
70%
~-
Cl60%
.5
~
~
50%
cP!
cP40%
:::s
l
30%
20%
10%
0%
..-
N..-
1/) CIC) CIC) ("') ("') 1/) 0 0..-
("') 1/)m m
0
..-
m m m m m
..-
..-
..-
..-0
a.
0
0
0
0
0
a.
a.
a.
a.
a.
a.
+
CIC) Nm
0
a.
<0 0 VJz
0:::
z
m
<( 1/) CIC)äl
~ 0
~
0
J:
..-
..-0
..JJ:
0
m m
0
w
0
0
0
a.
..Jz
J:
ö
a.
a.
E
<(w
0 VJ (!)a.
w
J:
I=
0
0
0
0
J:
a.
0
a.
w
(/)0
j:....1-
0
0
E
0 VJ~
0
z
1-•sterk
afwijkend
Datwijkend
•licht
afwijkend
•niet
afwijkend
Figuur 1
:
De procentuele verdeling van de
gemiddelde concentraties aan PCB 's en pesticiden
in
het spierweefsel van paling van 75
van de meetplaatsen sterk afwijken, terwijl gemiddeld 41 % van de meetplaatsen niet
afwijken van de referentie.
Bovenstaande figuur (Fig
1
en de kaarten
in
bijlage
)
geven een beeld
v
an de
verontreinigingsgraad in paling uit verschillende waters verspretd over Vlaanderen
.
Dit geeft
dus een indicatie van de polluentverspreiding in Vlaanderen. Met betrekking tot de
representativiteit van de meetplaatsen voor het ganse Vlaams gebied dien
t
echter gesteld dat
bepaalde bekkens of belangrijke waters ondervertegenwoordigd zijn of niet in de dataset
vervat zijn. Momenteel wordt, via gerichte staalnames, gewerkt aan een vollediger overzicht
voor Vlaanderen.
Som PCB's (op basis van versgewicht) zijn het laagst vooral in West-Vlaanderen
(IJzerbekken en Boudewijnkanaal) alsook in enkele afgesloten waters
in
het Scheldebekken
(Oude Scheldearm Spettekraai, Kalkense meersen
,
Berlare Broek, Domein Breeven,
Putten
van Niel
,
Groot Zuunbekken), op de Demer, het Kanaal van Beverlo en de Dommel.
Sterk afwijkende waters voor Som PCB situeren zich op de Zand
w
inningsput van Weerde
(met uitzonderlijk hoge waarden)
,
maar ook op de Laan (bovenloop Dijle) in 1998
. In 1999
werden de hoge waarden op de Laan echter niet terugg
e
vonden, hoogstwaarschijnlijk omdat
deze staalname in 1999 weinig representatief was (slechts één paling
v
an kleine afmeting).
Verder blijken ook een aantal waters u
i
t Antwerpe
n
en Limburg in sterk afwijkende mate veel
PCB's te bevatten (het Kanaal Dessel-Schoten te Schoten
,
het Kanaal Bocholt-Herentals
(Lommel)
,
de Wateringen te Lommel en de Maas).
Over het algemeen zijn dezelfde regionale trends merkbaar
v
oor de individuele PCB
congeneren
,
alhoewel soms plaatselijke afwijkingen kunnen bestaan. Opvallend zijn de
hogere concentraties aan laaggechlooreerde PCB-congeneren (PCB 28+31) in enkele
meetpunten in het kustgebied (Kamerlingsgeleed, Blankaart reservaat, Nieuw Bedelf en
Leopoldkanaal)(sterk afwijkend)
.
Ook de Moervaart
,
de Leie, de Oude Leie te Ooigem en de
kanalen ten Noorden van Brussel (Kanaal Brossei-Rupel en Kanaal Leuven-Dijle) wijken
voor PCB 28+ 31 en ook meestal voor PCB 52 sterk af van de referentiewaarde.
Voor hexachloorbenzeen worden slechts op het Kanaal Bocholt-Herentals sterk afwijkende
waarden gemeten. Afwijkingen ten opzichte van de referentietoestand werden gemeten te
Weerde, op de Demer (te Diest ter hoogte van het waterzuiveringsstation), op de Laan (in
.
1998) en de Dijle (stroomafwaarts de monding van de Laan, te Heverlee en te Leuven) en op
de Schelde te Doel.
Wat betreft Som DDT zijn sterk afwijkende waarden genoteerd op de Zandwinningsput te
Weerde en op de Oude Durme te Hamme. Afwijkend zijn een aantal afgesloten waters zoals
de Oude Scheldearm het Anker, de IJsebroeken te Overijse, de Scheyteput te
Berehem-Kluisbergen en de Damse Vaart, de Demer te Diesten de Loopsloot te Destelbergen.
afwijkingskiassen van de verschillende drins (zie kaarten in bijlage) blijken geen duidelijke
correlaties te bestaan tussen de:z;e polluenten onderling.
Voor alfa-HCH worden sterk afwijkende waarden gemeten in palingen van het
Kamerlingsgeleed (Oudenburg), het Albertkanaal, het Schelde-Rijnkanaal en het Viconia
reservaat. Bovendien scoren 23 ander meetplaatsen 'afwijkend'
.
Gamma-HCH (lindaan) is
sterk afwijkend op 9 plaatsen. Deze meetplaatsen situeren zich in het Dzerbekken, op de
Demer en op de Dijle. Verder zijn nog 15 locaties afwijkend.
5. Normen en normoverschrijdingen
Momenteel bestaan er in Vlaanderen geen specifieke normen voor toegelaten
polychloorbiphenylen- en organochloorpesticidenconcentraties in paling. Het verdient
aanbeveling deze normen uit te werken, waarbij verschillende normen onderscheiden kunnen
worden.
Ecotoxicologische normen voor de waters
Hiervoor is de paling een geschikte indicator gebleken. De voor te stellen ecotoxicologische
normen zijn grenswaarden voor de verschillende polluentconcentraties in paling waarboven
negatieve impact van de polluenten op een of meerdere andere compartimenten van het
ecosysteem te verwachten zijn. Deze normen moeten dus beschouwd worden als waarden ter
bescherming van het ecosysteem. Niet altijd zijn de noodzakelijke ecotoxicologische
gegevens beschikbaar en bij het opstellen van deze normen zal het voorzichtigheidsprincipe
gehandhaafd dienen te worden.
Tolerantienormen
Tolerantienormen
in
paling uit de binnenwateren zijn mensgerichte consumptienormen. Deze
normen dienen te steunen op de mensgerichte toelaatbare dagelijkse opname (ADI waarden of
Acceptable Daily Intake). Bij overschrijding van deze norm dienen er acties genomen te
worden om de consument te beschermen (informatieverstrekking en sensibilisatie, ontrading
van consumptie voor vis, meeneemverbod, verbod op (semi
-
)beroepsvisserij, hengelverbod,
...
).
Normen voor vis in de handel
Er zijn geen wettelijke gehaltes voor pesticides
in
vis, gezien vis niet is opgenomen in het
meest recent Koninklijk Besluit met betrekking tot deze materie (BS, 2000 a). Vis werd niet
opgenomen in de bijgevoegde lijst van dierlijke voedingsmiddelen.
Alhoewel er dus wettelijk geen normen van toepassing zijn werden in Tab. 7 onze
meetwaarden vergeleken met buitenlandse normen en met de Belgische norm voor PCB's in
dierlijke productie.
Tabel 7 : Aantal
meetplaatsen
(op 75) met normoverschrijdingen voor de polluenten (N)(op
basis van de gemiddelde waarden)(BW
=
op lichaamsgewicht (body weight), FW
=
op
vetbasis
(fat weight)). Gebruikte normen: 1- Nederlandse consumptie tolerantiewaarden (ref)
2- Internationaal (o.a. U.S.)
gebruikte
norm
,
3- Belgische norm voor PCB's in varkens en
gevogelte (Koninklijk
Besluit
tot vaststelling van de maximale gehaltes aan dioxines en
polygechloreerde bifenylen in sommige voedingsmiddelen, 19 mei 2000) , 4-. Amerikaanse
en Canadese norm (Canadian Guidelines for Human Consumption, 5- Concepttolerantienorm
Nederland)
Polluent
Norm
N
Meetplaatsen met normoverschrijding
PCB28
500ng/gBW
1l
oCO%)
-PCB 52
200 ng/gBW
11
3 (4%)
WEE
(98/99),
KBH2
,
DA (94)
PCB 101
400 ng/gBW
111 (1.3%)
WEE (98/99),
PCB 118
400
ng/gBW
11
2 (2.7%)
WEE (97 /98/99),
OSA
PCB 138
500 ng/g
BW
11
3 (4%)
WEE (97/98/99), LAA (98)
,
KDS8
PCB 153
500 ng/gBW
15 (6.7%)
WEE (97
/98/99),
KDS8, KBH2, LAA
(98), WL
PCB 180
600 ng/gBW
11
1 (1.3%)
WEE (98/99),
Som PCB
2000 ng/g BW
21
4 (5.3%)
WEE (97 /98/99), LAA (98), KDS8;
KBH2
Som PCB
200 ng/g FW
31
73 (97.3%) Zie figuur (alle meetplaatsen behalve
KOO
enVR)
a-HCH
50 ng/g
50 (0%)
y-HCH
200 ngJ'g'
6(8%)_
OAV,
KOO, LEV,
DEM3,
KNDl, KG
Dieldrin
100 ng/g
40 (0%)
Geen gemiddelden boven de
norm, wel
individuele
palingen
te WEE(97),
AB en
KKB
HCB
100 ng/g
BW
5l
oCO%)
Som p,p'-DDE
+
1000 ng/g
BW
1 (%)
WEE (97)
TDE
+
p
,
p' -DDT
Naast
deze
normen
zijn er
van
een aantal polluenten
normen
beschikbaar betreffende de
maximale
dagelijkse opname
(ADI) van
het polluent door de mens via o.a. de voeding
.
Deze
normen
zijn
bepaald
door de 'World Health Organisation' (WHO),
'de
Joint F AOIWHO
Expert
Committee on Food Additives'
(JEFCA)
en de 'Environmental Proteetion Agency'
(EPA). (Knights,
1991 ). Deze ADI waarden bedragen
voor
totaal PCB
1
~glkglichaamsgewicht,
voor totaal DDT
·
5
~glkglichaamsgewicht, voor
lindaan
I
~glkglichaamsgewicht
en
voor
dieldrirl 0.1
~glkglichaamsgewicht.
Op
basis
van
deze normen en de gemeten concentraties op de meestvervuilde meetplaatsen
werd
nagerekend
wat
de maximaal toelaatbare dagelijkse (jaarlijkse) palingconsumptie is
Tabel 8 Maximaal toelaatbare palingconsumptie per dag
(jaar)
Yoor
de
meest
vervuilde
sites
voor Som PCB, Som
DDT,
Lindaan en Dieldrin, rekening houdend
met
de ADI
waarden
Polluent
ADI voor een persoon Meetplaats Gemiddelde
Maximaal
van 70 kg
concentratie in
toelaatbare
paling
consumptie van
paling per dag (per
jaarl
Totaal PCB
70
Jlg
WEE98
8862 n!!/2
I
7
,
8 g (2.9 kg)
Totaal DDT
350
J.lg
WEE98
1029 n!!fg
I
340
_g_{124
k_g)
Lindaan
70 J.lg
OAV
1286 ng/g
I
54.4g (19.8 kg)
(y-HCH)
Dieldrin
7J.I.g
KKB
89.5 n!!l_g_
I
78
_g_i28.5
k_g}_
De hierboven aangehaalde cijfers dienen gezien te
worden
in functie
van
het totaal
voedingpakket waarbij de blootstellingsgraad hoog
kan
oplopen. Recente gegevens
gepubliceerd door het Codex Alimentarius tonen aan dat personen met een gemiddeld dieet
van
om het even welke regio uit de wereld de ADI normen \OOr
lindaan
overschrijden met
een factor 3.8 tot
12.
De hoogste consumptie van lindaan
wordt
gemeten in een typisch
Europees dieet dat overeeenkomt met 12.4 maal de ADI norm.
Bovendien is het risico
ook
afhankelijk van de persoon zelf :
de
polluenten
worden veel
toxischer
bij kinderen, zwangere vrouwen en vrouwen die
bors
tvoeding
geven,_
Op basis van beperkte
gegevens
over het menselijk consumptiepatroon in U.K. werd er
aangenomen dat paling voor sommige individuen een significante bron van PCB inname
vertegenwoordigt
(Harrad en
Smith
,
1999).
Door het Nederlandse Ministerie voor Landbouw, Natuurbeheer en
VISSerij werd
onlangs
(20
september
2000) voorlopig
afgeraden
om paling te
consumeren
van
de
grote rivieren.
Consumptie van gemiddeld niet
meer
dan één hele paling
per
week
afkomstig
van het
IJ sselmeer werd
als
veilig geadviseerd. Aanleiding was een onderzoek van het Nederlands
Instituut voor Visserij-onderzoek waaruit
bleek
dat
paling
uit de grote rivieren en
ook- maar
in mindere mate
-
uit
het
IJsselmeer relatief hoge hoeveelheden dioxine
en
dioxine-achtige
PCB'sbevatten (Leonards et
al.
,
2000).
6. Vergelijking van
polluentconcentraties
in
paling en
metingen in
water
en
waterbodem
De actuele concentraties van
organochloorpesticides
in
opppervlaktewater
worden
gemeten
door de Vlaamse Milieumaatschappij
(VMM,
2000).
Met
betrekking
tot
de OCP's die ook in
paling gemeten werden kan
men stellen dat deze stoffen
- wegens hun
apolaire structuur
-weinig wateroplosbaar zijn
en dus
vrij moeilijk
meetbaar zijn
in de
waterk
olom. De metingen
tonen aan
dat
voor verschillende
OCP's de individuele normen opgesteld
in
uitvoering
van
de
Europese richtlijnen
op een aantal plaatsen overschreden
worden.
Een
vergelijking van
de
meetresultaten in water
met onze metingen in paling toont aan dat :
(1) voor verschillende
polluenten de detectie van deze stoffen
in het water veel
moeilijker is
dan in
paling, bv HCB werd in
water
slechts in 2%
van
de metingen
gedetecteerd, in
paling
bedroeg het
aantal HCB metingen boven de detectielimiet
100 % (op 253
metingen)
(2)
de mate
van
overeenstemming tussen de hoogste waardes
van
OCP
in water
en in paling is
hoogste polluentvrachten van
lin~a
n in water en in paling vergelijkbaar, met voor beide de
meest afwijkende waarden in he
zer ebieden in het Demerbekken (Zie kaart figuur 12).
(3) Het feit dat Dieldrin vanuit Fra
"jk en Lindaan vanuit Franrïk en Wallonië zouden
aangevoerd worden zoals gestedl in VMM (2000), kan uit de kaarten niet bevestigd worden.
In
een vorige analyse (Belpaire et al., 2000) werden BSAF-waarden ('Biota Sediment
Accumulation Factor') of de verhouding van de polluentconcentratie in vis (uitgedrukt in ng/g
vet) en
in
slib (uitgedrukt op basis van totaal organische koolstof) berekend voor de PCB's
(PCB 28, PCB 52, PCB 101, PCB 118, PCB 138, PCB 153 en PCB 180), voor enkele OCP's
(DDE, DDD, DDT, HCB, aldrin, dieldrin en endrin). Dit gebeurde op een dataset van 11
locaties waarvan zowel de concentraties in paling als in de waterbodem beschikbaar waren.
Hieruit bleek o.a. dat lindaan en de PCB's het best accumuleren in vet. Vervolgens
accumuleren-in mindere mate-DDT -derivaten gevolgd door de drins. Gezien de
accumulatiefactoren per polluent soms danig verschillen,
kan
men de gemiddelde
concentraties van de gemeten polluenten op eenzelfde staalnameplaats niet onderling
vergelijken tenzij door met deze accumulatiefactoren rekening te houden, m.a.w
.
uit
evenwaardige concentraties aan bijvoorbeeld lindaan en endrio in paling afkomstig van één
meetplaats mag men niet besluiten dat de concentraties aan lindaan en endrin in de bodem
gelijk zouden zijn.
In
onderhavige studie werden 75 staalnameplaatsen vergeleken met monsterpunten uit de
studie "Karakterisatie van de bodems van de Vlaamse waterlopen" (Ministerie van de
Vlaamse Gemeenschap, 1995-2000; De Cooman et al., 1998). Achttien meetpunten werden
als gemeenschappelijk beschouwd (maximaal2
km
van elkaar verwijderd) (zie Tabel 9)
Tabel 9: De achttien gemeenschappelijke IDW-meetplaatsen en monsterpunten uit de
karakterisatiestudie waterbodems (maximaal2 km van elkaar verwijderd).
Water
Kanaal van Dessel naar Schoten
·
-
Kanaal van Dessel naar Schoten
Schelde
Schelde-Rijokanaal
Demer
Demer
Demer
Dommel
Laan
Ij se
Monding Ringvaart in kanaal Gent
-
Terneuzen
Eenduidige relaties tussen de concentraties van de respectievelijke polluenten
in
de bodem en
in het spierweefsel van de paling konden in deze beperkte dataset niet aangetoond worden. In
de figuren 2 en 3 zijn de relaties bij wijze van voorbeeld weergegeven voor de som van
PCB's en pp DDE,. Verschillende factoren kunnen hierin een rol spelen (te beperkte dataset;
geen exacte overeenstemming van monstername in tijd en ruimte;
v
erschillen
in
aan het slib
gebonden en biobeschikbare polluenten; dikwijls zeer lage concentraties
in
de waterbodem
( detectielimieten); ... ) en het verdient daarom aanbeveling om de beide meetnetten zoveel
mogelijk op elkaar af te stemmen.
1200,00 1000,00 Qi 800,00 > ..!2> Cl
.s
600,00w
0•
0 0. 0. 400,00 200,00I
•
•
•
0,00 02
•
•
•
3
4
56
ppDDE ( IJg/kg DS w aterbodem)
•
y
=
95,759x
+223
,
94
R2=0,324