• No results found

Onderzoeksproject landschapsdijken: tussentijds verslag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoeksproject landschapsdijken: tussentijds verslag"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onde

rzoeksproject

landschapsdij ken

Tussentijds verslag

Frederic Piesschaert

&

Jan

Mertens

Verslag van het lnstituut voor Natuurbehoud 2002.07

OF

ANÏ

UNIVERSITEIÏ

GENT

Onderzoek in opdracht van havenbedrijf Antwerpen,

uitgevoerd

door

het lnstituut voor

Natuuhehoud

en Laboratorium voor Bosbo.tw van de Universiteit Gent

Instituut voor Natuurbehoud

Kliniekstraal 25, 1070 Brussel . ,, ii :i1|r;:i:i '',:tr:iiill:l' ..:4.: ,.: r, !ii:!ii: lll::ll:rli :ii :ilrriill:':

;ii;:ii' .,..:':ti:lt;l';l'1..:r,,. .,1;!:.:);:t:::i ,,i:,:,t,.. .iiÍl:i:: 'il.r . ';.:r/\ "! . ".:,,i:r' \':::r. . i::.: 1: ... . .

.Í.,.,i'i'i';t' i;l.il',,:-,;:, 'i:a'i:' 'til:;:tl'

iii,,,,.i$x

:iii,.!f l,iif.:::iiiïj ,:ia,,'r:..' ,,1i :;;+;'-;:1;

ijiii ,i:'rlliJ.i:, ,ri :,,l:r,i;: ..':,::..'.:.:.

ili' r:;-iil ,.,Í,i.ïi;n .,,;l1',

:.): t::,:;it: ,,. ,i, i,:,,.,. i:11ïr'tt::rl

,;.:1::rL,j\t, I -r.:--1:r. ..,i. ,. .I.i)liiili::r

;: . ; .: .r -.r.:i,i:§r:,:.rr | :!ir:Ér... _.:ir.jj::lt. ,l ,r. .' :. 'ii::. r::: '-'':!:,,:,: ;..' . :', ::i .' '

,,r,i1ii"

".'.ji':I,,r .*ííi

.i,. ... ': ,,i't. i:i:;tt:tti I rijl:i;it'til

' i':' :::: : :":i '

':''"": - : l':" :

,,,'iri i.l.r, i "ii :;''r . ,;''';:'

"lijiïi,ii:,ln,u,t,,iri

.:liiiiillri ji. i: :i ;::i:l::r:it:j;;i:.iri;l\::ilil:i: ':

.tj:::.t:, :1a.: ,: :.: ; i:l :i:.i,:; :.: r?l:iii.:r:::: . rti:::ir . :::,: .,::t:rr:ii:iir:i :l1, i'i,lrii:l iii! :iii:1ï tl ."::l;.,lrrl :ri:jaj:,ii;i

,uln,.,,*Ï ilÏ,,,=,,,, ;i,,,,,,,,ii,,1 l1s

tjf

:! ..;.'::,: :r:,:::' " 'i".1t,, ,.

i'"": : :::..,1i 1. ' : ::: j::.:

;,,,,,,,i' :::'li . ;l 'i:'::i:, ' '

iii:íit:::i:::: ,:::'::.Ít;:tr ,,lirliiii ::l;iiii::r: i::i:iliii

,,,,j:;rit:i :i:it:,r:I:i.t ,tj1:i:i,,ï,:i j. i.' i ..i: :i'.:'1 t .aa - l

"1:1, id "

'i ,., " ::;,.. i .;:::.,,,.r ,1.,.,ir1-i,

,,::.:,.1'., :.. i,i :':' r:]:1 i 1;' ,i ,'r i.r,,, t:it ir laij i:i tr. :::! : i:itril::ir'i'

:.t: .t:..' l: :!l:,'l:

: . i:..i::j' .,,:1.'....' ...r1 1:::,..,, ..,

.t:.1::.:,,::;i 'r. :l'ri;: i .. .:. ;:!i!:' :rii. i'.:.:, ':ii:::r:,.i.:i.ii::.",!,, ii, i;,iliti:l:ii:r:,:,;r:,1:,,,iii:,.i:' .:.'li':,;;:

(2)

Tussentijds verslag janu an 2002 1

O nd e rzoe ksproj ect I a ndscha psd ij ke n

Tussentijds verslag

Gezamenlijk verclag - nr 3 gru-onderzoeksverstas zwz.or)

Februan 2002

Ëen studie in opdracht van:

OF ANT GEMEENTELIJK HAVENBEDRIJF ANTWERPEN Uitvoerders:

UNIVERSITEIÏ

GENT

Frederic Piesschaert

I nstituut voor Natuurbehoud

Jan Mertens

Laboratorium voor Bosbouw

(3)

Project landscha psd ij ken 2

1

Uitgevoerde werkzaamheden

1.1

Bouw van de heuvel

1.2

Opmeting terrein.

1.3

Datebank.

1.4

Foto-archief

1.5

ArcView

1.6

Analyses 1

.6.1

Bodemanalyses

1.6.2

Grondwateranalyses...r...!. ...

1.7

Beplanting en vegetatie-ondezoek 1 ,7

.1

Overleving bomen ...

1.7.2

Spontane vegetatie..

1.7.3

Maaien

2

Planning voor de volgende maanden

2.1

Beplanting en inzaaien

2.2

Zaadbankstalen

2.3

Literatuurstudie.

2.4

Analyses ...

3

Voorlopige besluiten

3.1

Aanleg van landschapsdijken

(4)

P§ect

landschapsd ij ken 4

Bemerking

vooraf

ln

dit

tussentijds verslag woden naast het ovezicht van de uitgevoede wertzaamheden en de

planning voor de volgende maanden ook een aantal eerste, voozichtige besluÍten getrokken

over het ondezoek op de Iandschapsdiik te Mageshoek. Deze besluiten zijn deels gebaseerd

op

nieuwe gegevens

en

deels

op

resultaten

van

eerder ondezoek (oa.

op

linkeroever).

We willen benadrukken dat het

hier een recent opgestart langere-termijn ondezoek betreft en dat er bijgevolg nog weinig en

slechts voorlopige besluiten kunnen getrokken

woden.

Voor gefundeerde uitspraken over

bijvoorbeeld lange termijn-evoluties in de beplantingen en de spontane vegetatie of over de

pollutie van het baggerslib en

de

mylieuhygiënische risico's voor het ecosysteem, moet het

(5)

Tussentijds verslag januari 2002 5

1

U

itgevoerde

we

rl<zaam

heden

7.7

Bouw

van

de

heuvel

De heuvel heeft nu zijn definitieve vorm. De werken aan het tweede en derde niveau werden

gestart begin juli en afgerond eind oktober 2001 (Íiguren 1-4). Het eerste niveau, dat vorig jaar

reeds werd aangelegd, heeft een hoogte variërend van 11 tot 16 meter TAW, het tweede niveau

14

tot

15.5 m TAW en het

dede

niveau 17.5

tot

18 m TAW. Het tweede en derde niveau

hebben elk een oppervlakte van ongeveer 1.2 are. Het oppervlak van het tweede en dede

niveau

wed

onmiddellijk na voltooiing genivelleerd en gerijfd (Íiguur 4).

Figuur

í

Start

van

de

bouwwerken

aan het

Figuur 2

tweede en derde niveau. Hiervoor werd

het baggerslib aan de oostkant van de

dijk terug weggegraven

Figuur

3

Zicht op de oostkant van het tweede

en

Figuur 4

derde niveau

na

profilering en nivellering

Het

afgegraven baggerslib

werd

met

dumpers bovenop

het

eerste niveau

gestort en geprofileerd met de bulldozer

Zicht

op

het

genivelleerde

en

gerijfde

bovenoppervlak van het tweede en derde

niveau. Ook het referentiegrid is goed te

(6)

P§ect

landschapsdUken

Met de resten van het mechanisch ontwaterd slib uit het Betech-experiment wetd een tweede

kleine heuvel gemaakt parallel met de heuvel die vorig jaar reeds wed aangelegd (figuren 5-6).

Op deze heuvel zullen dit voorjaar ook beplantingen gebeuren met het oog op de evaluatie van

de

mogelijkheden

van het

mechanisch ontwaterd

slib als

substraat

voor

boomgroei en

plantengroei in het algemeen (figuren 7-E).

6

Figuur

5

Perskoeken van baggerspecie net

na

Figuur 6

de ontwatering met een kamerfilterpers

De

eerste

proefheuvel

die

werd

aangelegd met mechanisch ontwaterd slib

Figuur

7

Wilde reseda op mechanisch ontwaterd

slib. De structuur van de perskoeken is

nog duidelijk zichtbaar

Figuur

8

Es met bladrandnecrose op mechanisch

(7)

Tussentijds verslag janu an 2002

1.2

Opmeting

terrein

Op 24 oktober werden de x-, y- en z-coödinaten van de volledige proefheuvel ingemeten door

het Havenbedrijf met behulp van een GPS-systeem (Íiguur 9). Ook de coördinaten van de

peilbuizen weden ingemeten. Tegelijkertijd werd het referentiegrid uitgebreid naar het tweede

en derde niveau (figuur 4).

Figuur 9 Contourplot met grid en hoogtelijnen van het terrein zoals opgemeten op 24110101. De hoogte

wordt aangegeven in m TAW. De rechthoeken geven de positie aan van de drie niveau's. De

witte zones linksonder geven de positie van de grote poel en de (grotendeels droogstaande)

afwaterin gsgracht aan.

1.3

Databank

Alle

genummede punten, voomerpen

en

ondezoeksresultaten wolden opgeslagen

in

een

gecentraliseerde databank. De structuur van deze databank werd de voorbije maanden op punt

gezet. De databank is opgebouwd rond drie centrale tabellen voor de basisgegevens, monsters

en meetresultaten:

o

ln

de

tabel

met

basisgegevens

woden de

verschillende punten

(bv

fotopunten,

staalnamepunten), vooruerpen

(bv

lysimeters, peilbuizen, bomen)

en

blokken (bv

beplantingsblokken) opgeslaan zoals

die op

het tenein

woden

aangetrofÍen. Deze

punten krijgen een unieke nummer, de

x-

en y-coordinaten

woden

bewaard, samen

met de

datum waarop

het

punt

of

het

voorwerp

werd

geplaatst

en

eventuele

opmerkingen.

De tweede tabel bevat alle stalen die op het tenein worden genomen (bodem-, blad-,

hout, kruid-, water§alen) en die bedoeld zijn voor chemische analyse of voor andere

metingen

of

proeven. Veschillende stalen kunnen gelinkt

zijn

met één punt uit de

eerste

tabel.

Op die

manier

zijn

van

elk

monster automatisch

ook

de

x-

en

y-coodinaten bekend. Andere informatie die wordt opgeslagen is bijvoorbeeld de aard

van het staal en de datum waarop het staal genomen werd.

7

(8)

P roj ect Ia ndschapsd ij ke n

I

o De derde tabel bevat de eigenlijke analyse- of meetresultaten (bv pH van de bodem,

Cd-concentratie van lysimeterstaal, ...). Belangrijk is het veld 'vlag'waarin informatie

over

de

bruikbaarheid

van

de

gemeten

waarde

wordt

bewaard

(bv:

'onder

bepaalbaarheidsgrens').

Bij de

chemische

analyseresultaten

worden

bepaalbaarheidsgrenzen, datum

van

de

analyse, uitvoerend laboratorium

en

de

methode bewaard.

o

Figuur

í0

Voorbeeld van het voorlopige startscherm (a) en de andere onderdelen van het switchboard (b en c), waarbij de verschillende mogelijkheden van de databank aangegeven worden

foc

ts

wegm

punhn

of

W

tr

TwrvilboÍïïen

J reenmwr vàn lvsitïEÍErs

J rw,YareibltÈn

J rwr vil ptrÍnfl1enË hra*affii

J rrc,r Yan bH*en rr bbklasurmnsr

J fmwnvanfubg.nEn

J roet ffii Y;rt sËulhaÍngufiEn

El r*rmry, ïtrr Bulffir trr YÍrtrrspen

J rrervarstahl (trw analre)

J fwrían ÍÏEtEsultaEn

illrr

htebàou

tfltrdout

J o*aisewhdmY dË

h

bc

rrslgmil

rtn

f,l rw*wryranahrctrBarlaun

J

roaYwrflfu

rneergf,Jlffit

wnmËupgcrens

ffir. .*if,,*F;;f,;,i;ii:;'':'r''ii:,, l.:",,.', ; .. :. l, :'.' . : .' 1'-lg|ëI

DlBOD120 [1BOD1z] lrBoD120 lí BoD120 lr BoD121 lÍBoD12 l1BOD123 l1 BOD123 l1BOD123 11800123 Uitwisselbaar C: gloeiverlies ct Totaal N-§eldal cl ct ct ct ct cl LB SOF M.2 LE SOP IV.CI LB SOP IV.3 LE SOP M.CI LE SOP M.CI LE SOP M.CI LE SOP M.CI LE SOP IV.CI LE SOP M.CI 5212.8 9 1725ffil:l 425.5 25m.m4113 218.fr 137.5 w2.5 5r.5 7A 16.9 0

Laboratorium ïoor Boebotm

Laboratorium Yoor Elosbouru Laboratorium Yoor Bosbou$, Lahoratonum ïoor Bosbour

Laborilorium Yoor Bosbourr

Laboratonum Yoor Bosbou*

Laboratorium Yoor Bosbo§+

Laboratorium voor Eosbou*

Laboratorium Yoor BoEbotr*

Laboratonum vÍlor Eosbou* mgkg % mgí<g rnylg mrytg rnrylg rng4«g rnilkg rng/kg rng/kg LB SOP M.Ca-CEC

(9)

Tussentijds verslag janu an 20A2

I

o o o o o o o o e

7,4

Foto-archief

Op geregelde tijdstippen worden er Íoto's of dia's genomen van de proefsite, bijvoorbeeld om

de evolutie van de vegetatiesamenstelling in de tijd beter te kunnen volgen. ln de weÍkeet te

Magershoek

is

een kopie van dit fotoarchief

ter

inzage beschikbaar gesteld. De negatieven

kunnen opgevraagd worden op het lnstituut voor Natuuröehoud. Een korte beschrijving van de

foto's wodt opgenomen in de databank.

1.5

ArcView

Op dit moment zijn volgende lagen in ArcView beschikbaar (zie Íiguur 12):

staalnamepunten van de bodemstaalnamecampagnes

positie van de peilbuizen

teneÍngrid

hoogtemetingen van het terrein

beplantingsschema beheerscondities

positie permanente kwadraten

orthofoto van het gebied

topografische kaart

Het is de bedoeling om ook de meetgegevens rechtstreeks beschikbaar te stellen in ArcMew

Hiervoorwodt in de volgende maanden een link gelegd met de Access.database.

7.6

Anaíyses

1.6.1

Bodemanalyses

1.6.

1.1

Methodiek

Zie tussentijds verslag 2 (september 2001)

1.6.

1.2

Resultaten

Er waren tot nog toe drie staalnamecampagnes om de nulsituatie vast te leggen: één in juni,

één in september en één in december 2001. De eerste twee campagnes hadden plaats op het

eerste niveau, de laatste op het tweede en

dede

niveau (zie figuur 13). De tweede staalname

gebeurde

enkel

in

de

bovenste

0-15

cm. De

gemiddelde

waarden

voor

de

drie

(10)

Project la ndscha psd ijken 10

Ete Efl lfgu §urfaca Elaplics leffiw

il Trrrcln eerstr staalnemr.dbf

il Terreín trrecde rteelnems,dbÍ

o

il Tcrrcln stealneme 3-dbÍ o

t Teohntsohe grgtvens p.ÍlbuÈrn.dbÍ

@

t Griír.dbr

J Trnrin eerrt hoogtemctiog.dbí

7 24A - g.OO7 s.007 - 11.181 . {í.{61 - 18. 2 r í33ffi - 16.*27 . 16.927 - {8.84 J T:rcin twrtdr hoo{hmrting.dbÍ 7 É-.79 - 8.6e6 n 9.58Ë - 12.A51 * í2O§l . í3.882 r l3.BÉ2 - 1Ë.121 | íË.12Í - 18.m8 J Trrcio dctds hooglemrting 3,dbÍ 8.46 í . 0.002 gfrE?- íí.4í8 . 'l1.418. í3.849 r í3.849 - í0,01t§ " í8r,76 . 18.m5 fi Terrrin bomrn.dbÍ 'es O hzelmr g lgtstc,l a sleedesrn * wilg + zeolrte btr am erc t ÍI Orthoíato.ffi

J

OÍthoíoto2.tff

Figuu r

12

Het ArcView-project in zijn huidige vorm

Tussen

de

drie campagnes bleken enkel significante verschillen

te

bestaan voor chloride,

conductiviteit, gloeiverlies en totaal fosfor (tabel 2). ln september was er een daling opgetreden

van het chloor- en het zoutgehalte. Op het tweede niveau bleek het zoutgehalte even hoog als

deze zomer op het eet§e niveau, maar het chloorgehalte was lager. Ook het gloeiverlies en het

totaal fosforgehalte zijn veschillend op het tweede niveau. Hiedoor

wodt

vergelijking tussen

de

verschillende niveaus moeilijk, zoals eerder reeds werd vooropgesteld (zie tussentijds

(11)

Tussentilds verclag januan 2A02 11 Tabel

í

pH-KCI Conductiviteit cl Gloeiverlies organische koolstof Totaal N-Kjeldahl

Pla ntopn eem baar fosfor

Totaal P Totaal Al Totaal Cd Totaal Cu Totaal Fe Totaal Mn Totaal Pb Totaal Zn Uitwisselbaar Al Uitwisselbaar Ca Uitwisselbaar Fe Uitwisselbaar K Uitwisselbaar Mg Uitwisselbaar Mn Uitwisselbaar Na

Gemiddelde waarden voor de drie staalnamecampagnes samen. De referentienraarden zijn

resultaten van mengstalen uit het bos van Gontrode. Tenzij anders aurngegeven is de eenheid

van de resultaten ,-g t

g'

(behalve pH: geen eenheid)

Referentiestaal 3.5 0.07 1.2 69.4 8.7 9.2 Totaal P (mg rg-t) 7.6 146 796 7.8 1.9 2A29 133 3236 24266 7.7 70 26935 552 96 421 86 92 92 62 39 58 34 29 43 43 43 43 43 43 43 55 55 55 55 55 55 55 4073 469 942 969

Tabel2

Gemiddelden voor

de

elementen

die

een statistisch signiÍcant verschil gaven

bij

de

opeenvolgendé staalnamecampagnes. Waarden aangeduid met een verschillende letter zijn

onderling statistisch verschillend (p < 0.05)

Element

$

qrt

o

-tt

Niv. 1 juni Niv. 'l september Conductiviteit (mS/cm) 163 " 103 b 167 " Gloeiverlies ('/o) 9.5 " 7.6^b 5.9 b cl 1117 316 b rg-') 2901" gemiddelde n §§r^

,f

(12)

Project landschapsd ij ken 12 o a I o ! I o. o a o o a o to o o o I o $rlui6u5*c . o. o. ' t

.l

. ". o tta OO taa aatlt t! o ' t"a a r . r r ! o !.aaatI o .!lalaa.a ttr OO '.a c,ia.t o -lata Iatr !taar aaat ll.fl !rrtr 'laa N

h

l.lttt 5t1 Meters 6juni 2001 o september 2001 j december 2001

Figuur

í3

Positie van de staalnamepunten bij de verschillende staalnamecampagnes

1

.6.2

Grondwateranalyses

De

tweede staalnamecampagne

voor het

grondwater

vond

plaats

op

21-01-02 (voor de

methodiek wordt venrvezen naar het vorig tussentijds verslag). De resultaten van deze analyses

zijn

nog niet gekend. Op dezelfde dag

zijn

ook

de

staalnames

van

Ecolas gestart op de

peilbuizen

rond

de

baggedijk

en

op

peilbuizen

1,

2,

7

en

I

op

de

baggedijk. Alle

vooöereidingen weden getroffen om tegen de volgende Ecolas-staalname op 01-03-02 ook

percolaat en run-ofÍ stalen te kunnen nemen.

Op 22-01-2002 werd het bestaande peilbuisnetwerl« op de dijk uitgebreid met één peilbuis op

het eerste niveau en een nieuwe dwarse raai van vier peilbuizen ter hoogte van het tweede en

derde niveau.

De grondwater§anden worden nog steeds om de veertien dagen opgemeten. ln figuur 14

wodt

als

voorbeeld

de

momenteel beschikbare tijdsreeks afgebeeld

voor

10

peilbuizen

op

de

baggedijk. Echte

conclusies kunnen hierover

pas

getrokken

woden als

er

gegevens

beschikbaar zijn voor een volledig jaar, maar de globale dalende trend (ook in de winter) in de

meeste peilbuizen lijkt erop te wfzen dat het slib geleidelijk verder aan het ontwateren is. Het

peil van peilbuizen 2 en 5 staat vrijwel constant boven het maaiveld, wat zou kunnen wijzen op

de aanwezigheid van een lokale kwelsituatie.

ln figuur 15 worden de stijghoogteverschillen van het grondwater in een dwarse doorsnede van

de d'ljk schematisch aÍgebeeld ter hoogte van de twee uitgezette raaien. Ter vegelijking werd

(13)

Tussentijds verslag januan 2002 13

Tiidsreeks peil buizen baggerdijlr í.00 0.50 0.00 {}.í) -1.00 -1.í) -2.O0 E t-o ttc o É -2.fi

am M7{r 1&7{r 0@r rffi M{1 §.mr 27{H1 írlHt 2+1Et Grr{r Z-fl{r Gt24 &12{ HH2 17{t{2 314142 1&q

Figuur

í4

Voorlopige tijdsreeks voor de peilbuizen MAGP001-MAGP010. Peilen zijn weergegenren in m

onder het maaiveld. De opvallende daling in een aantal peilbuizen op 02-08-01 en 31{1-02 is

te wijten aan €en onvoldoende herstel na het leegpompen voorafgaand aan de staalnames

18.00 16.00 14.4O É, -.- naaiveH I --+ SEftoogte rai 1 -# 6133;YeH 2 -- $i§tpogÉ rmi2 3 j-12.00 10.00 8.00 6.00 0 1m afstanÍl (ml

Figuur

í5

Schematische dwarsdoorsnede door de baggerdijk ter hoogite van raai

I

(peilbuizen 1, 8, 2 en 7) en raai 2 (peilbuizen 4, 10 en 9). Zowel maaiveld als stijghoogrtevan het grondwalterworden

aangege\ren. Bemerk hoe de stijghoogÉe in raai 1 op bepaalde plaatsen boven het maaiveld

komt, wat wijst op een plaatselijke kwelsituatie. Ter hoogte van de ringdijken werden een

aantal hypothetische stijghoogtes toegevoegd om het beeld te vervolledigen. Links stoppen de

cury€6 ter hoogÉe rran de afinrateringsgracht rechts ter hoogte van hd water in de loswal.

Rngd iik

(14)

Project la ndscha psd rj ken 14

7,7

Beplanting en

vegetati*onderzoek

1.7.1

Overleving bomen

Bij

de

beplanting

in

het voorjaar van 2001

weden de

boomsoorten es,

eik,

berk en wilg

aangeplant.

ln

december 2001 werd

een

inventaris gemaakt

van de

overleving

van

de

verschillende boomsoorten. De resultaten van deze inventaris worden weergegeven in tabel 3.

De meeste soorten kregen te maken met enige vorm van verdroging oÍ bladrandnecrose (zie

ook figuur 8). Dit heeft te maken met het zoutgehalte en de droogte van de bodem in de zomer.

In droge periodes in de zomer is er op dit soort bodems namelijk zeer weinig plantbeschikbaar

water, zeker in een dergelijke heuvelconstructie. Dit Íenomeen wordt de volgende jaren verder

opgevolgd en gekwantifïceed.

Uit de resultaten van beplantingen op ander baggerstorten en de heuvels op linkeroever blijkt

dat de droogte minder invloed heeft als de bomen enkele jaren ouder zijn.

Es is een soort die in het verleden reeds herhaaldelijk werd aangeplant op al dan niet brak baggerstib. De sterfte na aanplant was steeds zeer laag, hoewel deze soort een zeer lage groei

vertoonde in de eeste jaren. Na een 4-tal jaar wetd de groeiachterstand meestal ingehaald. Uit

tabel 3 blijkt dat es ook nu weer een zeer hoog overlevingspercentage haalt.

Eik

is een trage groeier en gaf vrij slechte resultaten op de proefdijken langs Iinkeroever. ln

andere beplantingen langs

bv het

Schipdonkkanaal

of

in

Nederland

was

eik

echter vrij

succesvol. Ook op

de

landschapsduk langs Mageshoek bleek het

íerftecijfer

van eik laag

(tabel3) in veryel'rjking met normale beplantingen.

Berk

is

een pioniersoort van droge bodems en werd voor zover bekend nog niet uitgebreid

getest op baggerslib. Vanwege zijn snelle groeigeeft berk mogelijkheden om de heuvelsnel'in

te

groenen'. Berk

is

een sooft

die

algemeen een hogere sterfte vertoont na

de

aanplant,

meestal in de otde van 20 tot 30 oó. De resultaten op de heuvel (tabel 3) zijn dus ook voor deze

soort

vrij

goed

te

noemen.

De

in

veqelijking met

de

andere soorten hoge sterfie wordt

gecompenseerd door

de

snelle groei. De beplanting was voldoende dicht

en

berekend op

hogere sterftecijfers.

Wilg is ook een pioniersoort van overuegend natte bodems. Wilg wodt via de salimat-techniek

gebruikt om hydraulisch opgespoten depots aan te planten. Op die manier wordt makkelijke tot

2

m groei per jaar opgemeten. Wilg is echter een soort die droogte of brakke bodems slecht

verdraagt. Dit blflkt duidelijk uit de resultaten van tabel 3. De bodem was bij de aanplant nog vrij

brak met een conductiviteit van gemiddeld 1100 pS/cm in juni. ln de literatuurwordt 2000 US/cm

beschouwd als de grens voor nadelige effecten aan planten

in

het algemeen. Wilgen staan

echter bekend

als

zoutgevoelige planten. Bovendien hebben ontkiemende stekken minder

reserve en zijn ze daardoor waarcchijnlijk gevoeliger dan volwassen bomen. Andezijds was de

toplaag van de bodem in de zomeÍ zeeÍ droog. Door het hoge klei- en zoutgehalte is het in

(15)

Tussentijds verslag janu ari 2002 15

waar wi§ als vochtminnende soort zeer gevoelig voor is. WIg blijkt onder deze omstandigheden geen geschikte soort voor de beplanting van baggerslibheuvels.

Aan het begin van het groeiseizoen werd vraat door konijnen vastgesteld, maar dit had weinig

invloed op de overleving van de bomen. Er was zeer weinig conelatie tussen vraat aan het

begin van het seizoen en

íerfte.

De overleving van de eerste drie soorten is dus zeer geslaagd. Dit is mede te danken aan de

aanplant

die

met zorg werd uitgevoed door

de

mensen

van de

baggerdiení

van

het

havenbedrijf en die tevens gebeude onder geschikte weersomstandigheden. Wilg daarentegen

is niet geschikt voor een heuvel die bestaat uit gelaguneed brakwaterslib. De situatie op een

deqelijke heuvel is totaal verschillend van de situatie op een hydraulisch opgespoten stort.

Hierdoor zullen de omstandigheden duidelijk geschikter zijn voor een droogteminnende soort

als berk dan voor een vochtminnende soort als wilg. ln het kader van het ondezoek naar de

nandvoonraarden voor boomgroei

zal

het vochtgehalte van de bodem en de invloed op de

boomgroei verder ondezocht worden.

Tabel

3

Aantal overlevende bomen na het eerste groeiseizoen

Soortnaam Overleving Totaal geplant

Dood

Levend

Twijfelachtig

Es Wilg Zachte berk Zomereik 0 295 18 4 119

I

90 111 1 0 12 120 304 120 120 5 1.7

.2

Spontane vegetatie

De opnames van

de

permanente kwadraten die aÍgelopen zomer werden gemaakt, werden

ingevoerd

in

Turboveg,

een

database systeem speciaal ontworpen

voor het

opslaan en

verwerken van vegetatieopnames. Er werd een voorlopige TWINSPAN-ordinatie gemaakt van

de

opnames, maar zoals venracht was een duidelijke indeling nog onmogelijk.

Dit is

een

logisch gevolg van de homogeniteit van de opnames die tijdens het eeste seizoen nog geen

(16)

Project la ndsch a psd ij ke n 16

1.7.3

Maaien

Het tenein werd voor de eerste maal gemaaid met de cirkelmaaier op 11110101 (figuur 14). Het

maaisel werd nadien machinaal afgevoerd. Om een idee te krijgen van de totale hoeveelheid

biomassa

die

rvordt afgevoerd,

werd

op

19

en

24l0gl01

in

zes

plots

van 0.5

rn2 de

bovengrcndse biomassa verwijderd. Drie plots werden ad random gekozen in de zone waar

gemaaid wordt, drie in de zone waar niet gemaaid wordt. Op die manier kijgen we een idee van

de invloed van het maaibeheer op de biomassaproductie. Het plantenmateriaalwerd gedurende

48

uur

gedroogd

in

een

droogstoof

op 70'C en

daama gewogen.

De

resultaten staan

weeÍgegeven in tabel

4.

Er

is

nog geen signiÍicant verschil tussen de zone met en zonder

maaibeheer aangezien het tenein pas na

de

meting voor het eerst werd gemaaid. Onder

normale omstandigheden leidt een regelmatig maaibeheer tot verschraling van de bodem en

daarmee gepaad een aÍname van de biomassaprcductie. Of dit effect ook op baggerstorten zal

optreden valt te betwijÍelen gezien de extreem hoge nutriëntenconcentraties in het substnaat.

Maaibeheer leidt echter ook tot structuurvariatie in de vegetatie en biedt mogelijkheden aan

soorten die zich zonder beheer moeilijk kunnen vestigen.

Figuur

í0

Begin ol(ober werden

een

aantal Figuur

17

Ovezicht van de proefdijk in november.

proefvlakken

gemaaid

met de

Het gemaaide deel is centraal duidelijk

cirkelmaaier.

Het

maaisel

werd

te zien verwijderd

Tabel

4

Biomassa van de spontane vegetatie

Droge stof/plot (g) Gemiddeld:

Maaibeheer 234,7

336.5

283.2 284.8 (=5.7

ton

DS/ha) Geen maaibeheer

291.E (=5.E

ton

DS/ha)

(17)

Tussentijds verslag janu an 2002 17

2

Planning

voor

de

volgende

maanden

2.1

Beplanting

en

inzaaien

Voor eind maart dient de beplanting van de heuvel te gebeuren. Voor deze beplanting werd een

offerteaanvraag

gestuud

naar zes Íirma's. Op

de

vlakke stukken

zal

vooral berk worden

geplant om tot een snelle begroeiing te komen. Hiertussen worden enkele blokken es geplant,

enezijds

omdat

es

goed gedflt

op

baggerslib, andezijds omdat deze soort op termijn de

pioniersvegetatie van berk kan opvolgen.

Rond deze vlakke stukken worden populieren geplant. Populier

is

ook een snelgroeiende

pioniersoort die wordt aangeplant door middel van stekken, hetgeen een veel goedkopere

techniek is, zowel door de lagere prijs per

íek

als door een lagere kostprijs voor het planten

zelf. Het is de bedoeling dat deze soort in een latere fase vedwijnt om plaats te maken voor

een ander type vegetatie. Bij wijze van test

woden

nog enkele wilgen tussen de populieren

geplant.

In de rand van de populierenbeplanting worden een aantal struiksoorten (sleedoom, hazelaar,

Gelderse

roos)

aangeplant.

Deze

soorten maken

de

beplanting ecologisch

en

visuee!

aantrekkelijker. Op termijn zullen de struiken zich inzaaien in de beboste stukken.

Zoals

op

het

eerste niveau

zullen ook

op het

nieuwe

deel

van de dijk

verschillende

beheerscondities uitgetest worden

op de

stukken

die

niet

beplant worden:

(1)

spontane

ontwikkeling zonder maaien, (2) spontane ontwikkeling met maaien en (3) inzaaien met een

grasmengsel en maaien. Op het eercte niveau weld nog een bijkomende conditie getest, met

name inzaaien

met een

mengsel

van

grassen

en

kruiden, maar gezien

het

zeer

lage

kiemingspercentage van de kruiden en de relatief hoge kostprijs zal deze conditie niet herfiaald

worden. Het inzaaien gebeurt na de beplanting om te vermijden dat het zaaigoed te diep in de

grond getrapt wordt. Bemerk dat ook tussen

de

aanplanting een grasmengsel (80oó stomp

kwelderBras, 20o/o floringras)

zal

gezaaid

woden

om

de

hoog opgaande kruidgroei wat te

ondedrukken. De kruiden belemmeren niet echt de groei van de bomen, maar het plantgoed

wordt wel scheef getrokken door

de

platvallende vegetatie (in hoofdzaak door zeeaster en

spiesmelde) op het einde van de zomer.

2.2

Zaadbankstalen

ln februari worden nieuwe zaadbankstalen genomen op de vercchillende niveau's. Ook op de

referentieteneinen

te

Noodenrval en de Kriephoek, twee oudere baggerstorten langs de Leie,

zullen zaadbankstalen genomen wolden om een idee te krijgen van eventuele evoluties in de

(18)

Project la ndschapsd ij ken 18

2.3

Litentuurstudie

Tijdens

de

afgelopen maanden

werd heel

wat

nieuwe

literatuur

vezameld.

Het

Iiteratuurovezicht dat door Mertens en Lust (2000) werd gegeven als voorbereidende nota op

het landschapsdijkenproject zal dan ook geactualiseerd worden

in

het kader van de huidige

ondezoeksdoelstellingen.

2.4

Analyses

Het volgende groeiseizoen zal vooral de evolutie van het zoutgehalte en het vochtgehalte in

detail

opgevolgd worden. Deze

twee

parameters

lijken

op

dit

moment

de

belangrijkste

randvoonraardes voor boomgrcei op baggerslibheuvels.

De

analyseresultaten

van

de

recent genomen grondwater§alen komen eer§daags ter

beschikking. De spinnen

die

afgelopen zomer op

de

dijk gevangen werden,

zijn op

naam

gebracht en zijn nu in het labo voor analyse op Àrrare metalen. Ook deze resultaten zullen dus

binnenkort beschikbaar zijn.

(19)

Tussentijds verslag janu an 2002 19

3

Voorlopige

besluiten

3.7

Aanleg

van

landschapsdijken

BouwtechnÍsch

De landschapsdflk te Magershoek werd aangelegd met baggerslib dat

wed

opgespoten in een

laguneringsveld in een laag van verschillende meters dik en dat daar een aantal jaren heeft

kunnen rijpen. Er weden geen stabiliserende en drainerende zandlagen gebruikt in de dijk.

Bouwtechnisch gezien blijkt het materiaal van inferieure kwaliteit te zijn. Het is onvoldoende

ontwaterd

en

kan slechts moeizaam met arraar materiaal venrverkt worden, waardoor het

bouwproces aanzienlijk vertraagd wordt. Mogelijke oplossingen zijn het gebruik van zandlagen

of mechanisch ontwatede slibkoeken als kemelement. Een kleinschalige proef te Magenshoek

heefr aangetoond dat MOS-koeken zich veel gemakkelijker laten venrverken. Bovendien wordt

het gebruik van zandige ringdijken hierdoor wellicht overbodig. Gerijfl baggerslib lijkt een beter

materiaal voor vegetatiegroei en kan als afdeklaag gebruikt worden. Op die manier blijven de

resultaten van het ondezoek te Magershoek maximaal extrapoleerbaar.

Omoevino

Om tot een ecologisch intercssante dijk te komen is het van belang om niet alleen aandacht te

besteden aan de proÍilering en inrichting van de dijk zelf, maar ook aan de directe omgeving.

Als vooröeeld

te

Magershoek kan de afirateringsgracht genoemd woden. De oorcpronkelijke

smalle, rechte gracht met steile oevers weld op een meer ecologisch verantwoorde manier

ingericht met zachtglooiende oevers en een aantal poelen (zie figuur 1&20). Deze eenvoudige

ingrepen vergroten de ecologische waarde van een landschapsdijk aanzienlijk en maken het

geheel ook visueel aantrekkelijker.

Fig uu r I

I

§Y,ï"::i::J'i:'Í:l

ifr

TJïËlii*

.:.:ïilï,fll

(20)

Pro.iect la ndscha psd Íjke n 20

Figuur

í9

Afuateringsgracht nó de herínrichting: de gracht is

aanzienlijk verbreed, de oevers werden met een

zachte glooiing aangelegd

en op

een aantal

plaatsen werden iets diepere poelen gegraven.

Voor

tal

van

organismen

is dit

een

veel

i nteressa ntere uitgangspos itie

Figuur

20

Zicht op één van de poelen tijdens de zomer. Zeer

snel na aanleg verschijnt gesteelde zannichellia,

een brakwaterpionier die een schuilplaats biedt

aan verschillende soorten wantsen, watermijten en

roofkevers. Ook verschillende vogelsoorten, zoals

bergeend, kuifeend, kleine plevier en witgatje

worden door dit soort poelen aangetrokken

3.2

Beplanting

Aloemene beoodelino

De beplanting gebeurde met zorg en is, afgaande op de overlevingspercentages na het eerste

groeiseizoen, zeer geslaagd te noemen. Opnieuw blijkt dat de vervuiling van de bodem weinig

invloed uitoefent op de groei en overleving van de bomen. De parameters die welgrole invloed

uitoefenen Iijken op dit moment het zoutgehalte en de bodemvochtigheid.

Randvoorwaarden

Op

dit

momcnt

Iijkt het

er op dat

vooral

het vocht'

en

zoutgehalte

van

de

botlem de

belangrijkste parameters zijn, eventueel ook bodemstruc'tuur. Dit zal de komende jaren meer ih

(21)

Tussentijds verslag januar;i 2002 21

beplanting mee kunnen bepalen of zodat eventueel de nodige maatrcgelen kunnen getroffen

worden om deze parameters te optimaliseren.

Soortenkeuze

Uit de overlevingspercentages één jaar na de aanplanting, blfikt dat de soorten es, eik en berk

geschikt zouden zijn. Voor de soorten es en eik werden ook op andere teneinen zeer goede

resultaten gehaald. Deze soorten zullen zeker de eerste jarcn een

wij

trage grcei vertonen

gezien de speciÍieke eigenschappen van deze soorten en gezien de eigenschappen van de

bodem.

Er zijn

geen rcsultaten bekend

van de

performantie

van

berft

op

baggerslib. Het

overlevingspercentage is normaa! en deze soort zou zeer snel moeten groeien op dit materiaal.

Hoewel

wi§

zeer geschikt is voor een snelle begrceiing van niet-brak hydraulisch opgespoten

slib via bv de salimat-techniek, blijkt deze soort totaal ongesctrikt voor landsoha@ijken met

geÍijd

baggerslib.

Dit

bleek ook uit

de

exporimenten

op

linkeroever waar

de

verschillende

soorten

en

klonen

niet

aansloegen (Mertens

en

Lust 1999).

Bij dat

ondezoek werd niet

nagegaan wat de oozaken hiervan ziJn. Vermoedelijk wordt de slechte groei vercozaakt door

de

drcogrte

en het

hoge zoutgehalte. Drcogte blijkt

op

deze bodems een een belangrijke

parameter, niettegenstaande de hoge watervezadiging in de winter. De oorzaken zullen verder

in detail ondezocht worden.

(22)

Project landscha psdrj ken 22

3,3

Spontane

vegetati*ontwikkeling

Naast de beplantingen wordt op de dijk ook de spontane vegetatie-ontwikkeling opgevolgd, en

dit onder verschillende beheerscondities (niets doen, maaien zonder inzaaien en maaien met

inzaaien).

De

pioniersvegetatie

van

het

eersle

jaar

wordt gedomineerd

door vaak

hoog

opgaande, zouttolerante ruigitekruiden, zoals rcukeloze kami!!e, spiesmelde en zeeaster. De

vegetatie is visueel aantrekkelijk en heeft een duidelijk seizoenaal aspec[: in het late voorjaar en

de

zomer

wodt

de

dijk

wit

gekleurd door

de

massaal bloeiende reukeloze l«amille terwijl

zeeaster in het najaar de paarse boventoon voert (figuur 22). Oi de vegetatie de komende jaren

attractief zal blijven, valt af te wachten. Op een proefdijk op linkeroever evolueerde de vegetatie

§nettot een weing toegankelijke bmndnetel- en distelzee.

Figuur

22

Enkele voorbeelden van soorten die goed in de

pioniersvegetatie vertegenwoordigd ziin:

bloeiende

zeeaster

(linksboven),

zilte

schijnspurrie

in de

krimpscheuren

van

het

baggerslib (rechtsboven) en vruchtdragende rode

(23)

Tussentijds verslag janu ari 20A2 23

Het inzaaien met een klassiek bloemrijk mengsel voor dijken

en

bermen had zeer weinig

suooes. Stomp kweldergras, typisch voor brakke bodems, was de enige soort die relatief goed

tot ontwikkeling kwam. Het geringe suc@s kan te wijten zijn aan het zout in de bodem of aan de

lange droogteperiode net na het inzaaien.

Ook

op

het mechanisch ontwaterd slib werd de spontane vegetatie opgevolgd. Hoewel het

substraat duidelijk minder geschikt is voor plantengroei dan het gefijpte baggerslib komen er

toch verschillende soorten

tot

ontwikkeling. Voor een

ovezicht

van alle soorten die op de

baggedijk en het mechanisch ontwated slib

weden

aangetroffen, wordt vemezen naar de appendices in het vorig tussentijds verslag.

3:4

Milieuhygiënlsche

aspecÍen

De voomaamste contaminanten in het baggerclib van de Antwerpse havendokken zijn PAK's,

EOX, PCB's, minerale

olie

en

auaÍe metalen (vooral

Cd,

Cr,

As

en Zn)

(IAUW

1998).

Organische polluenten worden onder oxiderende omstandigheden afgebroken, maar zr^rare

metalen

zijn

persistent

en

vormen dan

ook het

grootste milieurisico

bij

het

gebruik van

baggerslib in de landschapsbouw. Zoals eerder vermeld is het veel te vroeg om conclusies te

trekken omtrenl de milieuhygiënische risico's die aan baggerdijken veöonden zfin en dient het

einde van het project afgewacht te worden. We willen ons hier dan ook beperken tot een aantal

algemeen geldende opmerkingen uit de literatuur.

De drie belangrijkste verspreidings:wegen voor polluenten zijn (1) bioaccumulatie in planten en

dieren;

(2)

uitloging naar het grondwater;

(3)

run-ofÍ.

De

(bio-)beschikbaarheid

van

zluate

metalen is sterk afhankelijk van een aantal bodemparameters. Hoge pH, hoog kleigehalte en

hoog gehalte aan organisch materiaal reduceren de beschikbaarheid in grote mate (zie bv. van

Driel en Nijssen 1988;

of

Ross 1994).

ln

die

zin is

het baggerslib uit de havendokken een

relatief gunstig substraat. Hoewel uit de literatuur blijkt dat acute risico's vaak relatief beperl«t

zijn, zijn risico's op langere termijn zeer reëel. Vooral verzuring van de bodem kan de mobiliteit

(24)

Project la ndscha psd ij ken 24

4

Referenties

Mertens,

J.

&

Lust, N. (í999). Groei van bomen en bossen op brakwaterslib aangerijkt met

auaÍe metalen. Overeenkomst B 206/1. Univerciteit Gent in opdracht van Ministerie van

de Vlaamse Gemeenschap, Departement LeeÍmilieu

en

lnfrastructuur, Adminislratie

Watenregen en Zeewezen, Afdeling Zeeschelde. 109 p.

Mefiens,

J. &

Lust,

N.

2000.

Ondezoeksproject landschapsdijken: literatuurstudie.

Laboratorium

voor

bosbouw, Universiteit

Gent.

ln

opdracht

van

Gemeentelijk

havenbedrijf Antwerpen. 50 p.

Ross, S.M. í994. Toxic metals in soil-plant systems. UK, University of Bristol.45l p.

Tauw Milieu.

í99E. Analyse

van

baggerspecie van

de

loswal Zandvliet

in

het kader van

hergebruik. Rapport R9501269.002BWE. Opdrachtgever: Havenbedrijf Antwerpen.

van

Driel,W.

&

Nijssen,

J.P.J.

í9EE. Development

of

dredged material disposal sites:

implications

for

soil, flora and food quality.

ln:

Salomons,W.

&

Förstner,

U.

(etls.)

Chemislry and biology

of

solid waste. Dredged Material and mine tailings. Berlin,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 Loodrecht op zowel de cirkel als het vierkant komen allemaal gelijkbenige driehoeken.. Deze driehoeken hebben hun top op het lijnstuk

[r]

ln de zones aangeduid als wilgenbos domineert schietwilg maar komen ook andere soorten voor. ln de gemengde bosjes komt vaak ook schietwilg voor, maar nooit zo

De dijken moeten eerst en vooral zoveel mogelijk slib kunnen bergen (en dus zo hoog mogelijk zijn), maar bovendien moet ze een optimaal bufferend effect

De zwaaikom ter hoogte van de spoorwegbrug, zou mits enige aanpassir uitstekend kunnen worden aangewend als paaiplaats. Op de oevers komt riet \ maar reikt eveneens door de

Die gevolgtrekking word gemaak dat die doelstellings van die navorsing verwesenlik is, naamlik om 'n meetinstrument daar te stel, waarmee sekere vermo~ns wat 'n

Sofia en Nico en met jullie alle bewoners, vrijwilligers en mede- werkers van DrieMaashave: bedankt dat jullie hebben willen delen hoe jullie constant in beweging zijn en

Wanneer een persoon met een Wlz-indicatie daarnaast ook verpleging buiten het ziekenhuis, maar wel onder verantwoordelijkheid van de medisch specialist nodig heeft, vraagt