• No results found

Een typologische verkenning van permanente, stilstaande, zoete wateren in Vlaanderen op basis van sleutelvariabelen voor diatomeeën, rotiferen, macro-invertebraten en macrofyten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een typologische verkenning van permanente, stilstaande, zoete wateren in Vlaanderen op basis van sleutelvariabelen voor diatomeeën, rotiferen, macro-invertebraten en macrofyten"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

soortgegevens

(transformatie)

omgevingsvariabelen

(transformatie)

ordinatie en selectie omgevingsvariabelen

(CCA, ‘forward selection’)

gemeenschapstypen sleutelvariabelen omgevingskarakteristiek; ‘ecologisch netwerk’ samenstelling; indicatorsoorten (IndVal-analyse) naar B classificatie

(minimum variance clustering) bijsturing

A

EEN TYPOLOGISCHE VERKENNING VAN PERMANENTE, STILSTAANDE, ZOETE WATEREN IN VLAANDEREN OP

BASIS VAN SLEUTELVARIABELEN VOOR DIATOMEEËN, ROTIFEREN, MACRO-INVERTEBRATEN EN MACROFYTEN

ALGEMEEN

In Vlaanderen is betrekkelijk weinig aandacht besteed aan de indeling en karakterisering van stilstaande zoete wateren. Nochtans hebben zowel beheerders als beleid hieraan meer en meer behoefte. Ook de toepassing van de EU Kaderrichtlijn Water maakt de uitwerking van een ‘ecologisch verantwoorde indeling’ een dringende noodzaak. In 1998 werd vanuit de Universiteit Antwerpen in het kader van het Vlaams Impulsprogramma Natuurontwikkeling een onderzoeksproject hieromtrent opgezet (VLINA C97/02). Sinds 2000 wordt aan het Instituut voor Natuurbehoud op deze studie voortgebouwd. Hier wordt één van de mogelijke benaderingen toegelicht.

Opdat de typologie zo goed mogelijk de bestaande variatie in Vlaanderen zou vatten werd een gerichte selectie van stilstaande wateren over de verschillende ecoregio’s gemaakt, rekening houdend met de dichtheid, de te verwachten verscheidenheid en de resultaten van een uitgebreide veldprospectie. Uiteindelijk werden 186 wateren gekozen (Fig. 1). Deze werden éénmalig bemonsterd voor levensgemeenschappen en 3-5 maal voor fysisch-chemische variabelen, buiten de winterperiode. Verdere kenmerken zijn ter plaatse bepaald of uit GIS-bestanden afgeleid. Er werden 78 omgevingsvariabelen doorgerekend.

Om tot een ecologisch meer algemeen relevante indeling te komen werd het voorkomen van meerdere, ecologisch sterk verscheiden, organismengroepen in rekening gebracht:

- diatomeeën, zowel in oppervlakkig sediment als in aangroei (procentuele abundantie telkens op 500 getelde schaaltjes);

- macrofyten van water en oever (hydrofyten en obligate freatofyten; 5 abundantieklassen);

- rotiferen in aangroei (filtratie op 40 µm maas; procentuele abundantie op wisselend aantal individuen);

- macro-invertebraten van alle aanwezige habitats (bemonsterd met standaardnet en levend uitgezocht; abundanties omgerekend tot Prestonscores).

De aangewende methodiek om tot een typologische indeling te komen is in Fig. 2 weergegeven. In eerste instantie zijn voor elke organismengroep de sterkst met de soortensamenstelling gerelateerde omgevingsvariabelen gezocht (A). Vervolgens werden hieruit de variabelen geselecteerd die voor minstens drie afzonderlijke organismengroepen een duidelijke rol spelen. Uit het samenspel van deze laatste zijn tenslotte een beperkt aantal watertypen afgeleid, rekening houdend met de mate waarin de combinatie van variabelen het onderscheid tussen wateren bepaalt (B).

B keuze van ‘algemene’ sleutelvariabelen: minimaal 3 van de 4 organismengroepen

ordinatie wateren (PCA) op basis van de gekozen omgevingskenmerken

classificatie volgens PCA-scores, gewogen naar relatief belang op basis van de eigenwaarden

(minimum variance clustering);

eventuele bijsturing a.d.h.v. PCA-resultaat

watertypen

abiotisch karakter; verspreiding

optredende gemeenschapstypen; potentiële ‘referenties’;

evt. indicatorsoorten voor typen

Geselecteerde variabelen Diatomeeën Rotiferen Invertebraten Macrofyten

aangroei sediment aangroei

A B C A B C A B C A A B C zand1 leem1 klei1 veen1 natte bodems1 oppervlakte omtrek/oppervlak oeverontwikkeling breedte maximale diepte oeverhelling natrium chloride elektrisch geleidingsvermogen zuurgraad aluminium ijzer calcium kalium magnesium sulfaat silicaat

totale anorganische koolstof alkaliniteit

totale anorganische stikstof nitraat (maximum of mediaan) nitriet

ammonium Kjeldahlstikstof

organische stikstof (maximum of mediaan) totaalfosfaat (maximum of mediaan)

zuurstofverzadiging chlorofiel a zuurstofproduktiepotentieel Biochemische zuurstofproductie netto zuurstofproductie biochemisch zuurstofverbruik chemisch zuurstofverbruik

chemisch zuurstofverbruik particulaire stof (particulair)

chemisch zuurstofverbruik opgeloste stof absorbtie 254 nm

absorbtie 440 nm

absorbtie 420 nm opgeloste stof absorbtie 440 nm opgeloste stof daeofytinen

pigmentindex

bedekking submerse macrofyten bedekking emerse macrofyten aandeel van oever met opslag

bebouwd2 infrastructuur2 water2 grasland2 populier2 loofbos2 naaldbos2 heide2 moeras2 duin2 A2a A2b A1c A1b A1a B1 B2 C1a C1b C2b C2a component 1 co mpo n en t 2 -0.4 +0.7 -0. 5 + 0. 5 co mpo n en t 2 component 1 -0.9 +0.7 -0. 8 + 0. 7

tot ale anorganische koolstof

pH

natrium tot aalfosfaat

heide

zand silikaat chemisch zuurstofverbruik

aluminium

zuurstofproductiepot ent ieel

natte bodems zuurstofverzadiging duin opp ervlak diepte ijzer opslag # # # # # # # ## # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # ## # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # ## # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # ## # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # S S S S S SS S S S S S S S S S S S S S SS SS S S S S S SS SS SS Fig. 1. Verspreiding in Vlaanderen van de 186 tussen 1998 en 2000 onderzochte wateren waarvan de gegevens hier verwerkt zijn (volle symbolen). De 35 in een lopende vervolgstudie opgenomen wateren zijn eveneens aangegeven (lege symbolen).

Fig. 2. Methodologische stappen. A. Het afleiden van sleutelvariabelen en het beschrijven van gemeenschapstypen voor elke organismengroep afzonderlijk. B. Het onderscheiden van watertypen op basis van de sleutelvariabelen en het karakteriseren hiervan volgens abiotische en biotische kenmerken.

RESULTATEN

Een vrij groot aantal omgevingsvariabelen is gerelateerd aan de soortensamenstelling van één of meerdere organismengroepen (Tabel 1). Sommige variabelen, in het bijzonder zuurgraad en totale anorganische koolstof (de

som van [CO2], [HCO3-] en [CO32-]), spelen echter duidelijk een meer algemene en doorslaggevende rol. Er werden

17 variabelen weerhouden als uitgangspunt voor de typologie. Deze staan vooral in verhouding tot dimensies, bodemgesteldheid, bufferend vermogen, zoutgehalte en metabolisme.

Tabel 1. Omgevingsvariabelen die bij de CCA-analyses als betekenisvol (p < 0,05) weerhouden werden. A en grijstint: analyse(s) op volledige gegevensset; B en rode tint: analyse(s) van wateren met lagere zuurgraad; C en blauwe tint: analyses van wateren met hogere zuurgraad. De kleurintensiteit geeft het relatief belang van de desbetreffende variabele weer. Bij herhaalde meting is doorgaans de mediaanwaarde gebruikt. 1 Oppervlakteaandeel met inbegrip van een bufferstrook van 50 m rond de oever. 2 Oppervlakteaandeel in 50 m buffer.

Fig. 3. Correlatieplot voor de twee voornaamste componenten. De 11 groepen die het duidelijkst uit de clusteranalyse naar voor treden zijn in het diagram voor de wateren aangegeven.

circumneutrale wateren zeer weinig anorganische koolstof weinig anorganische koolstof en silikaat weinig anorganische koolstof en zuurstof, veel ijzer alkalische wateren eerder zwak-brakke wateren natriumrijk, zeer veel anorganische koolstof fytoplanktonarme duinwateren met zeer

veel anorganische koolstof natriumrijk, zeer veel anorganische koolstof, weinig zuurstof groter, veel anorganische koolstof, meer organisch,

fytoplanktonrijker natriumarm,

veel tot zeer veel anorganische koolstof diep, groot, minder anorganische koolstof, weinig organisch, fytoplanktonarm matig zure wateren sterk zure heidewateren # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # ## # # # # # # # # # ## # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # ## # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # ## # # # # # # # ## # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # # ## # # # # # ## # # # # # # # # # # # # ## # # # # # # # # # # # # # # # # # # #

In een PCA-ordinatie met deze variabelen vatten de drie eerste

assen, met resp. eigenwaarden 0,25, 0,15 en 0,10, samen 49,3 % van de variantie (Fig. 3). Een elftal groepen - of watertypen - valt goed te onderscheiden. In Fig. 4. zijn de meest opvallende verschillen tussen deze typen weergegeven, evenals mogelijke hogere agglomeratieniveaus. Dat bij deze indeling de klemtoon op relatief stabiele kenmerken komt te liggen kan als een pluspunt

beschouwd worden. Sterk veralgemeend kunnen vier hoofdtypen herkend worden,

elk met een karakteristiek verspreidingsbeeld (Fig. 5): - natriumrijke, alkalische wateren,

- natriumarme, alkalische wateren, - circumneutrale wateren en

- zure wateren.

In de praktijk zal doorgaans echter een hogere graad van differentiatie wenselijk zijn.

Fig. 4. Voornaamste discriminerende kenmerken van de watertypen en mogelijke aggregatie tot hoofdtypen.

Fig. 5. Verspreiding van 1. natriumrijke, alkalische wateren (polders, duinen, Scheldevallei), 2. natriumarme, alkalische wateren (heel Vlaanderen), 3. circumneutrale wateren (Kempen, Vlaamse zandrug) en 4. zure wateren (Kempen).

Luc Denys, Instituut voor Natuurbehoud, Kliniekstraat 25, B-1050 Brussel (luc.denys@instnat.be)

met medewerking van:

J. Packet, Instituut voor Natuurbehoud

M. Coenen, V. Moons, B. Veraart, D. Van Pelt, L. Weiss, Universitaire Instelling Antwerpen W. De Smet, A. Das, Universitair Centrum Antwerpen

H. van der Hammen, Provincie Noord-Holland

OPZET en METHODEN

1 2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

...47 Tabel 3.21 Variabelen weerhouden door de voorwaartse selectie (deze met p-waarde die correctie doorstaat zijn in vet weergegeven): diatomeeën in sediment niet-zure wateren...48

De jongste decennia zijn in Vlaanderen reeds bij meer dan 200 stilstaande wateren, poelen niet inbegrepen, een of meerdere maatregelen genomen met het oog op ecologisch herstel..

Provinciale Dienst Bescherming Leefmilieu &amp; Provinciale Visserijcommissie Oost-Vlaanderen, Gent. Ecologisch onderzoek van de openbare viswaters in

De beschikbare vegetatiegegevens geven hiervan echter slechts een algemeen beeld, vermits uit de periode vóór 1973 enkel de aanwezigheid van bepaalde soorten bekend

Binnendijkse  brakke  en  zwak  brakke  wateren  behoren  niet  tot  een  Europees  habitattype,  maar  worden 

Eenmaal het typologische raamwerk op (sub-)landschapsniveau is uitgetekend, kunnen verdere ontwikkelingsopties voor afzonderlijke of soortgelijke wateren op een meer objectieve

Hoewel samen minder dan 2,5% van het aantal, zijn watervlakken van 1 tot 25 ha eveneens goed voor iets meer dan 40% van de volledige oppervlakte (Figuur 3).. Het grootste

Hoewel de aangebrachte wijzigingen in hoofdzaak zijn gebaseerd op het functioneren van vijvers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, werden ze in de huidige