• No results found

Beleid van de overheid onvoorspelbaar

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Beleid van de overheid onvoorspelbaar "

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ir W.C.M. van Lieshout

Beleid van de overheid onvoorspelbaar

In de atgelopen periode hebben de stu- denten met hun acties in ruime mate de pers gehaald. Plannen van de minister van On- derwijs en Wetenschappen op het terrein van studietinanciering en de OV-jaarkaart speelden de landelijke studentenvakbon- den in de kaart. En ook al zijn de bezettin- gen in de ogen van vel en uit de tijd en wet en de studenten er zeit ook niet goed raad mee;

toch blijken de reacties uit de maatschappij en de politiek veelal te getuigen van begrip en een zekere mate van instemming. Een- zeltde type reactie werd opgeroepen door de plannen van de overheid met betrekking tot uitkeringen aan jeugdige werklozen en de gevolgen van veranderingen in de so- ciale wetgeving voor gehandicapten. En heett de politieke besluitvorming over de Wet op de Arbeidsongeschiktheid (WAO) niet eveneens plaatsgevonden in de steer van tel verzet van betrokkenen en sympa- thie bij vele burgers en maatschappelijke or- ganisaties?

Bovengenoemde voorbeelden uit de at- gelopen jaren kunnen met vele worden aan- gevuld. Hier hoeft aileen maar genoemd te worden het beleid op het terrein van de ziek- tekosten, het beleid ten aanzien van mest- overschotten, de ruimtelijke ordening en de verkeersplanologie.

Vele burgers zijn wantrouwig geworden

Christen Democratische Verkenningen 6/93

ten opzichte van de overheid omdat waar- borgen voor continu'iteit ontbreken. Zo zijn de studenten het laatste decennium vrijwel jaarlijks gecontronteerd met nieuwe maat- regelen die hun rechten beperkten. Er zul- len weinig Nederlanders zijn die ten aan- zien van de WAO in de komende jaren niet hetzeltde verwachten. En zelts het parle- ment verwacht geen wetgeving op het ter- rein van de gezondheidszorg die voor vele jaren het beleid bepaalt.

De overheid en het parlement blijken wei- nig betrouwbare partners van de burgers.

Zij kunnen -overigens volstrekt legaal- van jaar tot jaar hun beleid wijzigen en dit aan de burger opleggen. Dit is een weinig aan- lokkelijk beeld voor een democratie. lm- mers de overheid kan niet waarmaken wat zij van elke burger verwacht: loyaliteit in de uitvoering van gemaakte atspraken.

Het bovenaangeduide euvel is een pro- bleem waar vele Westerse staten mee wor- stelen. Het lijkt alsot de werkwijze van onze parlementaire democratie niet meer goed past bij de complexiteit en de dynamiek van onze moderne samenleving.

Zijn er belangrijke oorzaken aan te wijzen waarom de overheid kennelijk zo weinig continu'iteit in haar beleid kan garanderen?

Zonder de pretentie van volledigheid zijn

223

(2)

Column

de volgende factoren ongetwijfeld van be- lang:

- In de complexe wereldsituatie waarin wij thans Ieven treden er plotseling en on- voorzien wijzigingen op die niet gepland kunnen worden door de Nederlandse overheid en die desondanks wei van in- vloed zijn op onze samenleving. De ver- slechterde economische situatie in de wereld is daarvan een voorbeeld.

- Het uiteenvallen van de politieke en mi- litaire macht van de Sovjet Unie.

- De moeilijke economische situatie van het verenigd Duitsland.

- Het onvermogen in een veelpartijenstel- sel om op basis van een lange termijn- visie op hoofdlijnen het middellange ter- mijnbeleid voor een regeringsperiode daaruit af te leiden.

Voor het terugdringen van de staatsschuld en de overheidsuitgaven blijkt het nog net mogelijk een lange termijnvisie te ontwik- kelen. Maar de lange termijnvisie voor de diverse maatschappelijke sectoren in ter- men van globale ontwikkelingen van taak- stelling, omvang van de collectieve uitga- ven en de overheidsrol op de diverse bestuurslagen wordt niet gegeven. En toch zou dat de politieke stabiliteit vergroten en meer duidelijkheid aan de burger geven. Is zoiets mogelijk en waaraan zou men dan moeten denken? Als voorbeelden enkele mogelijke uitspraken in het raam van een lange termijnvisie:

- In 2003 zal de studiefinanciering uitslui- tend bestaan uit door de overheid gega- randeerde leningen aan studenten ter hoogte van maximaal 75% van het mini- muminkomen met daarnaast extra ba- sisvoorzieningen voor getalenteerde jon- geren uit sociaal-economisch zwakke milieu's.

- In 2003 zal de WAO-uitkering afhankelijk zijn van leeftijd en het aantal werkjaren en maximaal 60% van het laatst genoten

salaris met een minimum van 90% van het minimuminkomen zijn.

- In 2003 zal de uitstoot van een aantal schadelijke stoffen in het milieu beperkt worden.

De wetgever zou in een kabinetsperiode in staat moeten zijn om op basis van een der- gelijke lange termijnvisie wetgeving te ur- geren die zich richt op die lange termijn, maar in aanpak en vormgeving rekening moeten houden met de mogelijkheden en beperkingen van de betreffende periode.

Daarnaast zouden die processen zich moe- ten lenen voor periodieke evaluatie, waar- door geleerd kan worden van gemaakte fouten en inzicht kan worden gekregen in factoren die processen bestuurbaar dan wei onbestuurbaar maken.

Het gaat om een benadering die er op ge- richt is de burger voor een langere termijn duidelijk inzicht te geven in het beleid dat door de overheid wordt gevoerd. Oat en een globalere, wetgeving kunnen de burger meervertrouwen geven in de richting en ka- ders van het beleid op lange termijn en in de stabiliteit en continu"iteit van het over- heidsbeleid.

Wellicht zou het vandaag de dag bij de

aanwezigheid van een lange termijnbeleid

van de overheid mogelijk zijn geweest om

grote groepen studenten vanwege hun

eigen toekomstbelang ervan te overtuigen

dat de voornemens van de minister van On-

derwijs en Wetenschappen noodzakelijk

zijn en passen in een rol van de overheid

die binnen de sociaal-economische voor-

waarden voor ons land als het meest wen-

selijk moet worden gezien.

(3)

Dr. J.R.T.M. Peters

, Christendom en Islam

Zowel het gesprek over de mogelijkheden en onmogelijkheden van integratie van moslims in de westerse maatschappij, als de discussie over de islamitische Ianden in de internationa/e po/itiek worden te zeer ge- domineerd door een beperkt aantal alge- mene vooronderstel/ingen over de rechten van ongelovigen, de positie van de vrouw en de relatie tussen staat en godsdienst.

Om de dia/oog tussen mos/ims en christe- nen vruchtbaar te kunnen voeren is kennis van de diepere achtergronden van elkaars visie op mens en maatschappij noodzake- lijk.

Als illustratie van zijn diepe overtuiging dat christendom en islam een sterke verwant- schap met elkaar vertonen heeft de Franse islamoloog Louis Gardet ooit opgemerkt, dat juist de dialoog tussen bloedverwanten of verwante geesten tot de grootste verras- singen en de diepste spanningen leidt.

Een gesprek tussen moslims en christenen over de Rechten van de Mens is in veel ge- vallen een voorbeeld van een dergelijke dia- loog.ln dit gesprek, dat hier en daar in kleine kring en soms ook publiekelijk gevoerd wordt, duikt telkens een fundamenteel ver- schil van mening op over twee punten: de rechten van de ongelovigen en de positie van de vrouw. Christenen krijgen van isla-

Christen Democratische Verkenningen 6/93

Godsdienst

mitische kant het verwijt te horen, dat de ul- tieme pluriformiteit die doorklinkt in de Ver- klaring van de Rechten van de Mens tekort doet aan de rechten van God, en dat devol- ledige gelijkberechtiging van man en vrouw in strijd is met het door God in de natuur ge- geven onderscheid tussen de geslachten.

Terwijl christenen overwegend het stand- punt huldigen, dat de Verklaring naadloos aansluit bij de christelijke traditie, neigen moslims tot de mening dat ook christenen door het onderschrijven van de Verklaring van de Rechten van de Mens tekort doen aan hun eigen religieuze traditie. Deze stel- lingname vraagt om een nadere beschou- wing van de diepere achtergronden van de islamitische (en de christelijke) visie op mens en maatschappij. Daarnaast is zo'n beschouwing nodig om enige nuance aan te kunnen brengen in lopende politieke dis- cussies. Te zeer immers worden het ge- sprek over de mogelijkheden en onmoge- lijkheden van integratie van moslims in de westerse maatschappij, alsmede de dis- cussie over de islamitische Ianden in de in- ternationale politiek gedomineerd door een beperkt aantal algemene vooronderstellin- gen.

Dr. J.R.T.M. Peters (1940) is vice-voorzitter van het Col- lege van Bestuur van de Katholieke Universiteit Nijmegen.

225

(4)

Godsdienst

Alvorens nader in te gaan op deze diepere achtergronden is het goed in herinne- ring te roepen, dat zowel moslims als chris- tenen in hun actuele overtuigingen, ge- woonten, vanzelfsprekendheden en vragen sterk be'fnvloed zijn door een langdurig en alomvattend historisch proces. Historisch besef maakt het mogelijk in te zien dat de overtuigingen zoals ze nu bestaan (slechts) een fase zijn in dat proces. In het algemeen is het belangrijk te beseffen dat twee ver- schillende culturen en twee verschillende religieuze tradities in hun ontwikkelings- gang zeker niet chronologisch volledig pa- rallel behoeven te lopen. Faseverschillen zijn daarbij altijd mogelijk. Een wei eens ge- opperde stelling dat de islam zeshonderd jaar na het christendom is ontstaan en dat bijgevolg de huidige ontwikkeling van de islam overeenkomt met die van het chris- tendom in de veertiende eeuw, aan de voor- avond van de Reformatie, is nonsens, maar onderstreept wei de mogelijkheid van his- torische fase-verschillen.

Wanneer we spreken over 'de' huidige is- lamitische geloofsovertuiging of maat- schappelijke instituties is dat een simplifi- catie. Vanzelfsprekend doen we hiermee tekort aan de diversiteit die er ook onder moslims bestaat. Zo zal bijvoorbeeld lang niet iedereen het boven aangehaalde tradi- tionele beeld van de vrouw als wezenlijk voor de islam beschouwen. Daarnaast moeten we voor ogen blijven houden, dat we spreken over een complex historisch proces waarin niet aileen de open baring en het geloof hun rol spelen, doch ook de in- teractie van religieuze, sociale, culturele en economische factoren.

Oat veel mensen in islamitische Ianden de neiging hebben momenteel hun cultuur 'islamitisch' te noemen en zodoende de re- ligieuze component in de cultuur te bena- drukken, terwijl velen in onze maatschappij momenteel meer geneigd zijn te spreken over een 'Westeuropese' dan over een

christelijke cultuur, zegt minderover het his- torische belang van de elementen in deze culturen dan over actuele prioriteiten in de zingeving van het menselijk Ieven.

In de islamitische wereld zijn velen mo- menteel op zoek naar een nieuw 'cultureel' zelfbewustzijn, waarbinnen meestal aan de religieuze component een belangrijke rol wordt toegekend. Oat kan gebeuren door primair terug te grijpen op - reele of gepo- neerde- historische wortels, dan wei primair in confrontatie met actuele vragen en mo- gelijkheden. Waar en hoe sterk men het pri- maat legt is bepalend voor de dynamiek van het gehele proces. Sinds de 'reformistische' beweging in de islamitische traditie gedu- rende de eerste decennia van deze eeuw is een terugkeer naar de bronnen, en vooral naar de tekst van de Koran, een dominant element geworden. Hoewel deze beweging van origine sterke dynamische kenmerken vertoonde en een reactie inhield tegen een verstarde traditie, heeft dit element later in zijn meer populaire vormgeving tot een ui- termate statische vorm van islam geleid.

Een monothe"istische traditie

Ondanks de momenteel van beide zijden soms sterk aangezette verschillen tussen christendom en islam, is de overeenkomst tussen de twee godsdienstige tradities, en die van beiden met het jodendom, nog steeds hun belangrijkste kenmerk. Aile drie beroepen zij zich op de monothe'fstische traditie van Abraham. Zij beschouwen de God van Abraham als de schepper van het heelal, die zorg draagt voor mens en we- reid en die uiteindelijk de mens zal oorde- len. Zij geloven in deze ene, zichzelf open- barende God, welke de mens oproept tot geloof en tot gerechtigheid. De oudste isla- mitische openbaringstekst spreekt dit al uit : 'Bij de naam van de Heer, uw God, die het heelal geschapen heeft,

die elke mens in de moederschoot gescha-

pen heeft;

(5)

uw Heer is allergenadigst:

Hij onderwijst de mensheid door de pen van de openbaring,

Hij leert elke mens wat hij nog niet wist.' (96, 1-5)

Voor Mohammed (circa 570-632 van onze jaartelling) was de openbaring die hij ont- ving dezelfde open baring die God had Iaten doorgeven via de joodse profeten en via Jezus van Nazareth. In zijn tijd was deze boodschap nog steeds niet echt doorge- drongen tot de Arabieren, ook alleefden zij aan de rand van de christelijke wereld. Val- gens Mohammed richtte God zich om die reden uiteindelijk - 600 jaar na Jezus - via hem tot de Arabieren. Het is dezelfde God, met dezelfde boodschap. De Koran, het openbaringsboek van de islam, refereert dan ook doorlopend aan de voorafgaande joodse en christelijke openbaring.

Wat de boodschap zelf betreft kunnen we

christendom, jodendom en islam op een lijn zetten: recht doen aan God en recht doen aan men sen

Bovendien zijn er, ondanks het tijdverschil van 600 jaar, ook duidelijke overeenkom- sten tussen de sociale omstandigheden in de tijd waarin Jezus optrad en die van Mo- hammed. Daar godsdienst belangrijke ele- menten van een cultuur veronderstelt of op- neemt, treffen we vergelijkbare elementen in beide godsdiensten aan, zoals bijvoor- beeld de ideeen over de relaties binnen de familie of de tolerante houding tegenover de

Christen Democratische Verkenningen 6/93

Godsdienst

slavernij.

Wat de boodschap zelf betreft kunnen we jodendom, christendom en islam op een lijn zetten. Allen dragen in zich de combinatie van recht doen aan God en recht doen aan mensen, 'het eerste en het tweede gebod'.

Uit de gelovige overgave aan God en het streven naar gerechtigheid onder de men- sen komt ook het beset voort dat aile men- sen voor God gelijk zijn en dat er geen on- derscheid kan bestaan tussen rassen en volkeren.

Bij aile drie de abrahamitische godsdien- sten zou men kunnen spreken van een uni- versalistische tendens, omdat ze een appel doen op de mens in al diens daden en in aile levensbereiken. Ze leggen een univer- sele claim: de geloofsovertuiging laat zich niet beperken tot bepaalde momenten of aspecten van het Ieven, maar richt zich op aile facetten van het persoonlijke en soci- aal-maatschappelijke Ieven. Aileen chris- tendom en islam zijn duidelijk als universa- listische godsdiensten te benoemen, want zij richten zich met hun boodschap tot aile mensen van aile tijden.

Divergentie

T och is het zelfs voor een oppervlakkige toeschouwer duidelijk, dat er zeker op het ogenblik grate verschillen bestaan tussen christendom en islam. Beter gezegd: tus- sen de visies en de handelswijzen van mos- lims en christenen, de wijze waarop deze groepen hun schriften hanteren in hun per- soonlijke Ieven en bij politiek-maatschap- pelijke kwesties. Er is daarvoor een struc- turele oorzaak aan te wijzen waarvoor we terug moeten kijken naar de vroegste pe- riode van de geschiedenis van beide gods- diensten. Daarnaast houdt de divergentie verband met de wijze waarop met name de christelijke opvattingen omtrent de Bijbel zich de laatste decennia gewijzigd hebben.

Bij een vergelijking tussen de vroegste pe- rioden van beide godsdiensten zien we dat

227

(6)

Godsdienst

er een groot verschil is tussen de duur en de directe maatschappelijke gevolgen van het optreden van Jezus enerzijds en dat van Mohammed anderzijds. Het optreden van Mohammed als profeet strekt zich uit over een peri ode van ongeveer 20 jaar (circa 612 tot 632 van onze jaartelling); een tijdvak waarin bovendien de sociaal-maatschap- pelijke situatie van Mohammed en zijn vol- gelingen zich grondig wijzigde. Het publieke Ieven van Jezus duurde veel korter en zijn omstandigheden wijzigden zich minder drastisch. Het optreden van Mohammed in de eerste tien jaren roept het beeld op van een profeet die oproept tot geloof en tot ge- rechtigheid, daarvoor echter weinig gehoor vindt en bovendien geconfronteerd wordt met tegenwerking van de leidende klasse in de maatschappij en zelfs met lijfelijke be- dreiging. Een vergelijking met het optreden van veel joodse profeten en met dat van Jezus ligt hierbij voor de hand.

In de laatste tien jaar van zijn Ieven, na de hidjra (het vertrek in 622 uit zijn vader- stad Mekka naar de oase van Medina) is de positie van Mohammed in de toenmalige maatschappij grondig gewijzigd. Hij heeft nu de Ieiding van een groeiende gemeen- schap van gelovigen, die organisatie en Iei- ding behoeft, die zich politiek en militair or- ganiseert, en die uiteindelijk een zekere dominantie verkrijgt over het Arabische schiereiland. Hij staat voor de taak om de religieuze oproep van de eerste tien jaar te vertalen in een praktisch hanteerbare so- ciale ordening en in religieuze gebruiken en regels. Bij het christendom zal de codifica- tie van een aantal regels, gebruiken en ge- loofspunten pas geruime tijd na het optre- den van Jezus tot stand komen, terwijl de eigenlijke maatschappelijke ordening op basis van het christelijk geloof wacht tot het moment van kerstening van het Romeinse rijk. Mohammed regelde dit alles nog zelf.

Veel zaken die in de christelijke traditie later of zelfs binnen een uitdrukkelijk politieke

context werden geregeld, zijn in de islam door de profeet zelf georganiseerd op basis van door hem ontvangen openbaringen welke ook weer in de tekst van de Koran zijn vastgelegd.

De uitwerking en vaak gedetailleerde re- gelgeving geven een praktische en vaak ook zeer pragmatische handleiding voor de jonge islamitische gemeenschap en de be- ginnende islamitische staat. De Koran bevat, behalve profetische aansporingen en verhalen over de voorafgaande joodse en christelijke traditie, ook een grote hoe- veelheid uitgewerkte regelgeving voor het totale persoonlijke, maatschappelijke en militair/politieke veld. De Koran is daarom, zeker in de latere passages, gemakkelijker te vergelijken met de joodse Schrift dan met het evangelie.

Oergeschrift

Deze structurele bron van divergentie, de inhoud van de openbaringsgeschriften, komt op dit moment van de geschiedenis bijzonder scherptot uiting. Oat hangt sa men met de manier waarop de geopenbaarde geschriften door enerzijds een meerderheid van christelijke theologen in de Westerse wereld en anderzijds door !eiders binnen de islamitische wereld op het ogenblik worden gehanteerd. Er zijn verschillen gegroeid in de wijze van exegese en in de mate waarin men auto rite it toekent aan concrete teksten uit de schriften. In de islam is men hierbij op het ogenblik aanzienlijk strikter dan binnen het christendom het geval is.

In beide religieuze tradities is de Schrift

het aan mensen geopenbaarde woord van

God, bedoeld tot Ieiding van de mensheid

en met een in beginsel algemene geldig-

heid. In de islamitische traditie wordt de

Koran gezien als een hemels 'oer-ge-

schrift', een document waarvan gedeelten

door de engel Gabriel op de daartoe ge-

schikte momenten aan Mohammed werden

doorgegeven, zoals dat ook bij de vroegere

(7)

profeten het geval was. De concrete aan- leiding voor de open baring van een tekst is weliswaar historisch bepaald, maar de tek- sten zeit staan los van die concrete aanlei- ding. De teksten wordt een absolute gel- digheid toegekend, aangezien zij voortkomen uit het 'oer-geschrift' van God zeit, dat zijn geldigheid heeft voor aile men- sen van aile tijden. Zo zijn en worden tek- sten uit de Koran ook vaak gebruikt: losse verzen worden toegepast op aile verschil- lende gebeurtenissen in het menselijk Ieven. Daarmee wordt de Koran een lei- draad voor het gehele menselijk Ieven. In beginsel is ailes daarin te vinden: aile ken- nis en Ieiding die de gelovige, vroeger, nu en in de verre toekomst, nodig heeft.

Ook in de christelijke theologie staat steeds de openbaring centraal en heeft het denken over de exegese en de autoriteit van de geopenbaarde teksten, mede in re- latie tot de waarde van de levende kerke- lijke traditie, steeds een fundamentele rol gespeeld. Vanuit de optiek van de huidige gesprekken tussen moslims en christenen is een vergelijking tussen de toonaange- vende islamitische visie en de op dit mo- ment dominante stroming in de christelijke theologie op zijn plaats. Hierbinnen is mo- menteel het idee van de tijd- en cultuurge- bondenheid van de openbaring breed ge- accepteerd. De openbaring wordt gezien als Gods woord dat klinkt en begrepen wordt binnen een bepaalde historische con- text; de vraag wordt vervolgens gesteld wat de boodschap in die context be'teken'de en hoe dat teken te vertalen is naar een an- dere sociaal-maatschappelijke situatie.

Daarmee valt de nadruk niet Ianger op af- zonderlijke openbaringsfragmenten, maar zoekt men naar een theologische visie waarin de goddelijke openbaring als totali- teit centraal staat. Daaraan wordt de vraag gekoppeld hoe deze openbaring opnieuw kan klinken in andere omstandigheden.

Dit verschil tussen moslims en christenen

Christen Democratische Verkenningen 6/93

Godsdienst

is echter tijd- en fase-gebonden, en niet principieel of structureel. De islam he eft ook perioden gekend waarin men het woord van de Koran meer context-gebonden interpre- teerde. En we moeten niet vergeten dat de beschreven christelijke visie op de open- baring pas van relatief recente datum is. Dit beset kan ons ervan weerhouden te ge- makkelijk op dit punt islam en christendom tegenover elkaar te zetten.

Er zijn tussen

christendom en islam verschillen gegroeid in de wijze van exegese en in de mate waarin men autoriteit toekent aan concrete teksten uit de schriften

Tegen de achtergrond van overeenkom- sten en verschillen is het begrijpelijk dat een nadere analyse van het gedachtengoed van hedendaagse moslims bij hen die in de christelijke traditie zijn opgegroeid zowel herkenning als weerstand oproept. Be- schouwen we daartoe twee kwesties die momenteel - ook internationaal - sterk de aandacht vragen: de rechten van de mens en de relatie tussen politiek en godsdienst.

Mensenrechten

Welke rechten men ook aan de mens, aan elke individuele persoon, toekent; altijd be- staat er een connectie met het beeld dat men heeft van de mens en van diens rela- tie tot de maatschappij, tot de hem omrin- gende wereld en tot God.

Het islamitische mensbeeld, zoals dat in

229

(8)

Godsdienst

de Koran te vinden is, is in de grond posi- tief: de mens is door God als goed gescha- pen, als hoogtepunt van de schepping. De Koran kent geen zondeval, die de mense- lijke goedheid in de grond zou aantasten.

Toch is het mensbeeld niet puur idealis- tisch; het is tevens uitermate realistisch. De Koran beschrijft de zwakheid van mensen, de fouten die zij begaan en bij sommigen de volharding in het kwaad. Elk individu is volgens de Koran volledig verantwoordelijk voor al zijn daden: bij het oordeel zal elke mens geconfronteerd worden met al zijn goede en kwade daden, hoe gering deze ook waren in zijn eigen ogen.

Soms lijkt de Koran het menselijk kwaad overigens eerder aan onachtzaamheid dan aan kwaadwilligheid en verstoktheid te wij- ten. Die onachtzaamheid is de reden waarom God in de loop der geschiedenis telkens zijn profeten stuurt. Zij 'herinneren' de mensen aan wat zij eigenlijk vanuit hun eigen binnenste al weten, aan de plicht tot geloof en tot gerechtigheid. De Koran han- teert vaak de term 'herinnering' om te ver- wijzen naar het proces van de openbaring en naar de tekst zelf.

In de zeer gemengde maatschappij van de handelsstad Mekka, met zijn vreemdelin- gen en slaven, was de problematiek van de verschillen tussen rassen en volkeren evi- dent aanwezig. Kijkend naar die verschillen tussen mensen, constateert de Koran dat ook die positief te duiden zijn en dat God de mensen zo divers geschapen heeft als een verrijking:

'0 mensen, Wij hebben jullie geschapen uit man en vrouw

en Wij hebben jullie gemaakt tot volkeren en stammen,

opdat jullie elkaar zouden leren kennen.' (49,13)

Op grond van dit vers is racisme voor de islam een anti-godsdienstige stellingname.

Zoals het mensbeeld in de grond positief is, zo geldt dat ook voor het islamitische we-

reldbeeld. Niet in de afwending van de we- reid ligt het ideaal, maar juist in de toewen- ding, in het afgewogen, juiste gebruik van de dingen van deze aarde.

' Gij die gelooft,

verklaar het goede dat God u geeft niet voor verboden,

maar houd bij alles de juiste maat.' (5,87) Niet aileen uit pragmatisch opzicht krijgen de gelovigen de opdracht op de juiste ma- nier om te gaan met het goede van deze aarde, ook vanuit een religieuze optiek: in de aarde en de schepping heeft God zich kenbaar gemaakt. Juist omdat de schep- ping afgewogen en goed is verwijst zij naar God, zodat de mens met zijn eigen verstand aan de hand van de tekenen in de schep- ping de weg naar God kan vinden. Vanuit deze optiek is het begrijpelijk, dat de open- baring en de profetie slechts een toege- voegde 'herinnering' zijn: zij 'herinneren' de mens aan wat hij al van nature weet.

Evenals dat het geval is bij de beschouwing over de mens, is de Koran ook bij de be- schrijving van de aarde zeer realistisch: de aarde is goed, maar problemen en rampen dienen aanvaard te worden en niet weg-ge- theoretiseerd. De Koran onderkent ze en duidt ze vervolgens als een 'beproeving' van de kant van God voor de mens.

'Wij zullen u beproeven met vrees en hon- ger, met gebrek aan bezit, mensen en vruchten. Maar troost hen die het door- staan.' (2, 155)

Vrouwen en ongelovigen

Gezien dit mens- en wereldbeeld, waarin

beide goed geschapen zijn, waarin de mens

van God de opdracht krijgt om zorg te dra-

gen voor de aarde en rechtvaardig met zijn

medemensen om te gaan, waar verschillen

tussen mensen als verrijking worden ge-

duid en waarin de persoonlijke verantwoor-

delijkheid van elke mens zo sterk benadrukt

wordt, ligt hetvoorde hand dat moslims wei-

nig problemen zullen hebben met de Rech-

(9)

ten van de Mens. lntegendeel, deze wor- den feitelijk door de Koran bevestigd. Van- waar dan de problemen met de rechten van de vrouw en de rechten van de ongelovi- gen?

Het gaat te verde positie van de vrouw in aile facetten aan de orde te stellen. Wat hier het meest relevant is, is de constatering dat de Koran enerzijds de gelijkwaardigheid van man en vrouw in Gods ogen benadrukt maar tegelijkertijd zeer expliciet is over de rolverdeling tussen de geslachten. De tekst be vat zowel gedeelten die de verhoudingen in de toenmalige Arabische maatschappij bevestigen (met een aantal verbeteringen in de juridische positie van vrouwen) als ge- deelten die benadrukken dat man en vrouw in godsdienstig opzicht een gelijkwaardige plaats innemen. Aan de teksten die in feite de sociale positie van de vrouw op het ze- vende-eeuwse Arabische schiereiland weerspiegelen, wordt echter dezelfde nor- matieve kracht toegekend als aan die tek- sten waarin de gelijkwaardigheid van vrouw en man wordt gestipuleerd. Dit leidt tot con- frontaties in een discussie over de Rechten van de Mens, maar ook tot conflicten bin- nen de islamitische wereld zelf.

Vergelijkbare stellingnamen komen we ook wei onder christenen tegen, zij het dat uitspraken in het evangelie over de maat- schappelijke rol van de vrouw minder ex- pliciet aanwezig zijn dan in de Koran. Een verschillende vorm van exegese en schrift- gebruik onder christenen leidt ook tot een verschillende stellingname aangaande de positie van man en vrouw.

Moeilijker nog ligt de discussie waar het de rechten van de ongelovigen betreft. De Koran maakt een duidelijk onderscheid tus- sen gelovigen en ongelovigen. Zeker in de oudere teksten is het duidelijk dat onder de categorie van de gelovigen ook de joden en de christenen vallen: zij geloven immers in dezelfde God en volgen profeten die God heeft gezonden. Wanneer Mohammed in

Christen Democratische Verkenningen 6/93

Godsdienst

de latere periode van zijn Ieven problemen ondervindt met de joden in Medina, worden ook joden en christenen opgeroepen zich tot de islam te bekeren. Maar door de eeu- wen heen is er in islamitische Ianden steeds ruimte geweest voor joodse en christelijke minderheden, die het recht behielden vel- gens hun eigen regels en overtuigingen te Ieven en hun gemeenschap in te richten.

Voor de ongelovigen ligt dat anders. Omdat God zich aan iedere mens leert kennen in de schepping en Hij bovendien nog zijn pro- feten stuurt om die kennis in herinnering te roepen, kan ongeloof niet anders zijn dan het gevolg van bewuste volharding, van be- wust verzet tegen Gods tekenen in schep- ping en openbaring. Een dergelijke ver- stoktheid in het kwaad kan geen enkel recht op erkenning of bescherming claimen.

Enerzijds benadrukt de Koran de gelijkwaardig- heid van man en vrouw in Gods ogen, tegelijkertijd is men zeer expliciet over de rolverdeling tussen de geslachten

Aangezien God een universele claim legt op elk mensenleven en daarmee op de maatschappij als geheel dient het maat- schappelijk Ieven in al zijn aspecten door- trokken te zijn van het geloof. Voor ongelo- vigen is er niet echt een plaats. Voor hen is het maximaal haalbare dat zij zich volledig aanpassen aan het islamitisch karakter van de maatschappij. Waar joden en christenen als gelovigen binnen een islamitische maat- schappij naar hun eigen voorschriften kun-

231

(10)

Godsdienst

nen handelen, zonder dat dit door islamie- ten gevoeld wordt als een tekort doen aan het gelovige karakter van de maatschappij, geldt dit niet voor de ongelovigen.

Sterker nog: hun ongeloof tast de wortels van de maatschappij zelf aan. Toen Mo- hammed zijn nieuwe maatschappij stichtte in Medina, na het jaar 622, deed hij dat op basis van de openbaringen die hij de tien jaar tevoren had ontvangen en op basis van de oplossingen die hem in nieuwe openba- ringen werden aangereikt gedurende de laatste tien jaar. Deze gingen in feite de grondwet van de staat vormen. Voor Mo- hammed was het geloof de basis voor de nieuwe maatschappij en bijgevolg is onge- loof een aanval op de maatschappij en de staat zelf.

De Verklaring van de Rechten van de Mens, waarin aan ongelovigen het recht wordt gegeven om naar hun eigen waarden en regels te Ieven binnen een islamitische natie, tast vanuit islamitische optiek de grondslag van deze natie aan en is boven- dien in strijd met het soevereine recht van God dat vereist dat het geloof het totale per- soonlijke en maatschappelijke Ieven door- dringt.

Staat en godsdienst

Vooral bij de opvattingen over de ideale staat speelt de historie van beide gods- diensten een doorslaggevende rol. Binnen de christelijke theologie wordt een schei- ding van kerk en staat, godsdienst en poli- tiek momenteel mede verantwoord op basis van Jezus' woord: 'Geef aan de keizer wat de keizer toekomt, en geef aan God wat God toekomt'. Gezien het feit dat het chris- tendom is ontstaan en in de eerste eeuwen is gegroeid in confrontatie met de macht van de staat is dit stand punt vanuit de vroegste christelijke periode gemakkelijk te duiden.

In de latere eeuwen geeft de kerkgeschie- denis blijk van een wisselend machtseven- wicht tussen kerkelijke autoriteiten en chris-

telijke politieke machthebbers, waarbij van kerkelijke zijde ook theologische argumen- ten werden aangevoerd, gebaseerd op de universalistische pretentie van de openba- ring. Toch ligtjuist in het Nieuwe Testament de bron voor de momenteel alom aan- vaarde scheiding tussen kerk en staat.

Bij de islam ligt dit volkomen anders. De ge- meenschap die Mohammed de laatste tien jaar van zijn Ieven opbouwde had aile ka- rakteristieken van een (primitieve) staat, de rol van Mohammed strekte zich uit tot aile terreinen van het Ieven van die gemeen- schap, van de religieuze bijeenkomsten tot de contracten met politieke tegenstanders, van de rechtspraak tot de strijd. Ook hier weerspiegelt de visie van de Koran de his- torische situatie. De ideale maatschappij is een wereldwijde gemeenschap van aile ge- lovigen, welke zich richt naar het woord van God en die door de profeet wordt geleid.

Het islamitische den ken in onze tijd over de ideale staat spreekt tegen die achtergrond over 'de utopie van Medina'. Deze term ver- wijst naar de maatschappij die Mohammed tussen 622 en 632 opbouwde in Medina.

Omdat de opbouw gestuurd werd door de hand van God zelf, die in de openbaring de grondstructuren vastlegde, wordt die maat- schappij gezien als de ideale voor die tijd en voor dat gebied. Datgene wat letterlijk in de tekst van de Koran geregeld is, wordt meestal als in de grond onveranderlijk ge- zien. Daarom wordt ook in onze tijd wei ge- zegd, dat islamitische staten geen afzon- derlijke grondwet nodig hebben, aangezien deze al vastligt in de Koran. De term 'uta- pie' duidt hier niet op een onbereikbaar ide- aal, maar meer op het voorbeeld dat nog een eigentijdse adaptatie moet vinden.

Toch is dit staats-ideaal in de loop van de

geschiedenis nooit meer werkelijkheid ge-

worden.lntegendeel: de droom van het ene

wereldwijde islamitische rijk viel snel uiteen

onder de druk van tegen gestelde politieke

belangen en de kaliefen, de opvolgers van

(11)

Mohammed, werden al snel teruggeworpen op hun maatschappelijke en politieke rol. Zij namen het staatsbestel van het byzantijnse rijk en later het perzische rijk in grote lijnen over. Toch bleef de droom dat het eigenlijk anders zou moeten voortleven en stak deze van tijd tot tijd de kop op. Met name in tij- den van sociale en politieke malaise klonk de roep om een zuiver islamitische maat- schappij.

Onze tijd vormt geen uitzondering op die historische wetmatigheid: de islamitische wereld vormt allerminst een (politieke) een- heid en het overgrote deel van de islamiti- sche staten heeft de afgelopen eeuw een westerse staatsvorm overgenomen. In veel van deze Ianden zijn er grote sociaal-eco- nomische problemen, en het ligt dan ook in de lijn van de geschiedenis dat de roep naar het islamitische ideaal weer toeneemt. Er wordt vee I gepubliceerd over het ideaal van de islamitische staat en de islamitische economie en er worden banken en verze- keringsmaatschappijen opgericht die pro- beren te werken volgens de islamitische principes. De totstandkoming van een isla- mitische maatschappij zou een einde moe- ten maken aan aile problemen die de isla- mitische Ianden op dit moment kennen.

Maar sterker en veel zichtbaarder naar bui- ten dan de wetenschappelijke en economi- sche discussies is het groeiende beroep van de hervormers op de emoties van de volksmassa. Dit beroep op de emoties is nauwelijks inhoudelijk onderbouwd en daarom vaak ook veel gevaarlijker dan de wetenschappelijke discussie over het wezen van de islamitische staat.

De emoties van het brede publiek zijn in de islamitische wereld gemakkelijker te be- spelen voor iedereen die daar heil in ziet, omdat de islam als godsdienst geen geau- toriseerde religieuze !eiders kent die een te- genwicht zouden kunnen vormen tegen de politieke !eiders enerzijds en diffuse, ex- treme verzetsbewegingen anderzijds. De

Christen Democratische Verkenningen 6/93

Godsdienst

rol die de kerken in de christelijke wereld spelen als tegenhangers van de politiek en als kanalisator van bewegingen tot veran- dering kan op een vergelijkbare manier daar niet tot stand komen door het ontbreken van afzonderlijke religieuze structuren. Deze passen immers niet in de gedachte aan de ene gemeenschap van gelovigen die in al haar facetten in een structuur wordt gevat.

Zo is het directe beroep op 'het volk' zowel de enige mogelijkheid voor de hervor- mingsgezinden als de reden van het sterk emotionele karakter van de huidige bewe- ging. Het is ook deze emotionele lading die het dreigende karakter geeft aan deze ont- wikkeling in de islamitische wereld en die zeker ons in het westen sterk beroert.

Slotconclusie

Uit de hier beschreven voorbeelden moge blijken, dat - ondanks de sterke verwant- schap tussen islam en christendom- er wei degelijk enkele diepe verschillen van op- vatting liggen, met name waar het de visie op de maatschappij betreft. Toch leert ons de geschiedenis van beide religieuze tradi- ties dat zij perioden van grote flexibiliteit hebben gekend, afgewisseld met perioden van striktere en meer formele interpretatie.

Op dit moment lijkt deze periodisering in beide tradities niet parallel te !open. Oat dit leidt tot onbegrip en tot wederzijdse span- ning ligt voor de hand; inzicht in het histori- sche proces en inhoudelijke elementen van beide godsdiensten zal bijdragen aan het verminderen van de spanning. Oat is een noodzakelijke voorwaarde om de dialoog tussen moslims en christenen vruchtbaar te kunnen voeren.

233

(12)

Norm beset

Dr. J.P.A. Zuidgeest

Plus- en minpunten van een nieuwe aanpak

De toename van de criminaliteit en de ver- loedering van het publieke dome in baart mi- nister van Justitie Hirsch Ballin zorgen. Hij bepleit in dat verband een nieuwe publieke moraal en roept kerken en maatschappe- lijke organisaties op deugdzaamheid aan te kweken. Zo'n nieuwe moraal is er echter nog lang niet. Er is nog te weinig duidelijk- heid over terminologie en diagnose. Het wachten is op praktische uitwerkingen voor- dat er van een 'nieuw normbesef' sprake kan zijn.

AI weer jaren is de toename van allerlei vor- men van kleine criminaliteit een hot item in Nederland. Een toename die geleid heeft tot wat wei wordt aangeduid als de verloe- dering van het publieke domein. Eveneens al weer jaren houden allerlei mensen zich hiermee bezig, niet in het minst de politiek verantwoordelijken. Van Agt (CDA) in de jaren '70 en '80, met zijn oproepen tot et- hisch reveil, Roethof (PvdA) als voorzitter van een commissie die in 1984 en 1986 rap- porten uitbracht met suggesties hoe de kleine criminaliteit terug te dringen, en Kort- hals Altes (VVD) die als minister van justi- tie in 1985 tekende voor het beleidsplan 'Samenleving en Criminaliteit'.

Met het aantreden van E. Hirsch Ballin als minister van Justitie in het kabinet Lubbers

Ill werd natuurlijk niet alles anders. Er werd voortgegaan op een lijn die al eerder was uitgezet: verbetering van wetgeving, scher- per handhavingsbeleid, verbetering van be- staande diensten (bijvoorbeeld politie) en het scheppen van nieuwe (bijvoorbeeld stadswacht). Maar er werden ook nieuwe elementen ge·introduceerd. lk beperk me hier tot de twee met de meeste gevolgen.

Oat is allereerst zijn pleidooi voor 'een nieuwe publieke moraal, waarbij het weer vanzelfsprekend is dat burgers de normen naleven'. En vervolgens zijn appel op met name kerken en andere levensbeschou- welijke verbanden 'om hun koudwatervrees voor zedenmeesterij van zich af te schud- den en een van hun taken, namelijk op- voeding tot deugdzaamheid, weer ter hand te nemen'. lk ga straks iets dieper in op wat de minister met deze twee zaken voor ogen staat, voor dit moment volstaat deze aan- duiding ervan.

Drie soorten reacties

Zelfs de oppervlakkige krantelezer zal het niet ontgaan zijn dat de minister met deze

Dr. J.P.A. Zuidgeest (1935) is stalmedewerker van de

KLVMA (Katholieke Landelijke Vereniging Voor Maat-

schappelijk Activeringswerk). Tevens is hij voorzitter van

he! Landelijk Katholiek Diaconaal Beraad

(13)

twee beleidspunten, iedere keer veel man- den en pc's in beweging brengt. Het is hier niet de plaats daar uitvoerig verslag van te doen, hoewel het heel openbarend is goed te analyseren water allemaal gezegd wordt.

lk volsta met te signaleren dat er een drie- tal typen reacties te onderscheiden zijn. Ten eerste de geheel afwijzende. Daarin gaat het heel vaak vooral om het tweede van de hierboven genoemde elementen, namelijk de rol die de minister toebedeelt aan ker- ken en andere levensbeschouwelijke ver- banden. Maar ook het eerste element, na- melijk het idee dat er een nieuwe moraal zou moeten komen, moet het nogal eens ontgelden. lk kom op beide punten dadelijk terug. Die afwijzende reactie wordt soms rustig en onder aanvoering van redenen ge- presenteerd, veel vaker met een verhoogd adrenalinegehalte van het bloed. Hetgeen waarschijnlijk ook veelbetekenend is. Een tweede type reactie is de verbaal instem- mende met winstoogmerk. Die komt uiter- aard vooral uit de hoek van kerkleiders en woordvoerders van levensbeschouwelijke verbanden. Zij reageerden een aantal keren vooral met te onderstrepen dat de overheid dus op moet houden de rol van godsdienst, kerk en andere levensbe- schouwelijke verbanden te marginaliseren, juist omdat die belangrijke publieke taken hebben. Een derde type reactie is de coo- peratieve reactie. Zonder dat men zich on- voorwaardelijk schaart achter alles wat de minister terzake naar voren brengt, steunt men zijn Anliegen, namelijk de tweeledige overtuiging data) het publieke dome in weer veilig dient te worden mede doordat burgers zich weer 'gaan gedragen', en b) dat aller- lei maatschappelijke verbanden daaraan moeten bijdragen. En men spant zich ver- volgens ook metterdaad in om daar werk van te maken. lets waaraan enig eigenbe- lang natuurlijk niet helemaal vreemd is, al was het maar om het eigen bestaansrecht te bewijzen en/of de legitimiteit van het

Christen Democratische Verkenningen 6/93

Norm beset

overheidssubsidie. Maar goed, het gaat in elk geval om meer dan aileen lippendienst.

Enkele projecten

Tot het laatstgenoemde type reactie beho- ren de projecten 'Burgerschap, Levensbe- schouwing, Criminaliteit' (verder aangeduid als BLC) en 'de Stenen Tafelen' (verder aangeduid als ST). BLC is een samenwer- kingsproject van de Katholieke Raad voor Kerk en Samenleving, het Oecumenisch Multidisciplinair Centrum voor Kerk en Sa- menleving en het Humanistisch Studiecen- trum Nederland; een project dat subsidie heeft gekregen van het ministerie van jus- titie. Het kent twee fasen. In de eerste is in beeld gebracht hoe vanuit die diverse stro- mingen wordt aangekeken tegen de kwali- teit van de huidige samenleving. Het resul- taat daarvan - een bundel met 20 beschouwingen van in totaal zo'n 350 dicht- bedrukte bladzijden- verscheen in februari 19921 . De tweede fase gaat eind 1993, begin 1994 van start en bestaat uit ge- spreksbijeenkomsten binnen allerlei le- vensbeschouwelijke verbanden over mo- gelijkheden om opnieuw tot een publieke moraal te komen. Op het ogenblik wordt er -vanuit de drie eerder genoemde denomi- naties- gewerkt aan materiaal voor ge- spreksgroepen dat daarbij van dienst kan zijn, en aan het uittesten van dat materiaal in enkele proefpolders.

ST is een project van de Thomas More Aca- demie, een samenwerkingsverband van katholieke verbanden op academisch ni- veau. Het speelde van medio 1991 tot medio 1992. Op een aantal plaatsen in Ne- derland werd een lezingencyclus georgani- seerd, met de bedoeling 'daarmee een aan- zet te geven voor een debat over de vraag of een beroep op burgerzin en op een pu- blieke moraal een antwoord kan zijn op ken- nelijke symptomen van verminderde be- trokkenheid van burgers bij behoud van de waarden en normen die aan onze samen-

235

(14)

Normbesef

leving ten grondslag (moeten) liggen.' Die lezingen werden gebundeld en gepubli- ceerd onder de titel 'De Stenen Tafelen; een nieuwe moraal voor burgers en overheid?'2.

In een tussenbalans zijn er pluspunten, maar ook minpunten te noemen. lk begin met twee pluspunten.

Nieuwe publieke moraal

Positief acht ik het feit dat de minister zo duidelijk en zo herhaaldelijk heeft Iaten blij- ken dat hij niet gelooft dat een ingewikkelde samenleving als de onze, ooit goed zal kun- nen functioneren zonder een flinke dosis publieke moraal of burgerzin. Daarmee ant- kent hij niet het belang van overheidsop- treden. Volstrekt niet, en hij kan op dit punt goede papieren tonen als hem daarom ge- vraagd zou worden. Maarterecht benadrukt hij steeds dat dit aileen niet voldoende is, dat er meer moet gebeuren. En dat 'meer' zal opgebracht moeten worden door de bur- gers zelf.

Een probleem is dat het niet zo eenvou- dig is goed onder woorden te brengen wat het precies is, dat door de burgers moet worden ingebracht, opgebracht. De minis- ter probeert het zelf op diverse manieren.

Nu eens door te zeggen wat niet meer zou moeten, dan weer door te zeggen wat wei nodig is. In de negatieve benadering val len dan omschrijvingen als normverval, verloe- dering van de moraal en de daarmee sa- menhangende criminaliteit, gebrek aan plichtsbesef, individualistisch ethos, ge- brekkige gewetensontwikkeling. In de posi- tieve benadering duiken de volgende om- schrijvingen op: geen restauratie van zuilen, maar wei een cultuuromslag, een cultuur van verantwoordelijkheid, een cul- turele vernieuwing in normatief opzicht, een nieuwe deugdenleer, een reveil van le- vensbeschouwelijke waarden (christelijk, humanistisch of onderwerp-gebonden, bij- voorbeeld milieu), nieuwe integratie- en zin- gevingskaders, nieuwe vitale verbanden,

een nieuwe publieke moraal waarbij het weer vanzelfsprekend wordt dat het publiek de normen naleeft, herboren burgerschap, vervanging van de 'moet kunnen-cultuur' door een 'dat kun je niet maken-cultuur'.

Veel van die woorden hebben voor velen allerlei negatieve connotaties en het ge- schamper is dan ook vaak niet van de Iucht.

Maar ik ben ervan overtuigd dat het ge- schamper vaak vooral bepaalde uitwerkin- gen betreft en dat er over de zaak als zo-

Het is niet zo eenvoudig goed onder woorden te brengen wat precies door de burgers moet worden ingebracht

danig weinig verschil van mening bestaat.

In Christen Democratische Verkenningen 2/92 schreef Jos van Gennip een beschou- wing over Normen, waarden en verant- woordelijkheid3 . Hij constateert dat er niet in algemene zin gesproken kan worden van normvervaging, maar dat op het zoge- noemde gemeenschapsniveau, dat van de anonieme samenleving, zich wei degelijk een fundamentele verandering voordoet.

Hij typeert die onder andere als volgt: 'Te-

genover die anonieme samenleving be-

staat fatsoen noch verplichting, noch soli-

dariteit.' In het verleden heeft men daar

oplossingen voor gevonden die nu echter

niet Ianger bruikbaar zijn. Er moet dus een

nieuw publiek ethos gevonden worden

waarin het private en korte termijn-belang

van individuen niet gediend wordt ten koste

van het algemeen belang en van het lan-

gere termijn-belang. Mij dunkt dat deze

(15)

diagnose en deze medicatie veler instem- ming zullen hebben. Ook al is daarmee nog niet nauwkeurig aangegeven hoe die me- dicatie gerealiseerd zal moeten worden.

In hetzelfde nummer van Christen De- mocratische Verkenningen staat een even- eens zeer lezenswaardige bijdrage van E.

Brinkman4. Hij herinnert daarin aan een sig- nalering die Herman Vuijsje eerder deed met betrekking tot onze huidige samenle- ving in twee karakteristieken. Ten eerste de toegenomen complexiteit en grootschalig- heid van de huidige samenleving die het steeds moeilijker maakt voor mensen en in- stellingen om de voile consequenties te overzien van hun handelen. En ten tweede het 'prisoners dilemma' waarin veel men- sen verkeren doordat ze enerzijds wei voor het publieke be lang willen kiezen, maar an- derzijds weten dat ze daarmee een dief wor- den van hun eigen portemonnee omdat an- deren (concurrenten) dit ongestraft kunnen nalaten. Oat zijn inderdaad enorme handi- caps om tot een publieke moraal te komen.

En het zijn niet de enige. Ben Knapen stelde in een toespraak bij gelegenheid van het af- scheid van Mr. B.J. Asscher als president van de arrondissementsrechtbank in Am- sterdam, de vraag aan de orde hoe in een sceptische democratie een ethisch funda- ment gevonden kan wordens. Een vraag waar je noodzakelijk op uitkomt als je de vraag aan de orde stelt wat een samenle- ving doet tegen de fatale neiging van zijn burgers om zichzelf minder als deel van het democratisch systeem te verstaan, maar voornamelijk als klant van een diensten- concern dat slechts tot taak heeft burgers te verzorgen en zo mogelijk te verrijken?'.

Een beschouwing die enkele dagen later J.L. Heldring tot een column bracht waarin onder meer de volgende passages: 'de ant- woorden die de door Knapen geciteerde po- litici erop geven, zijn niet bevredigend. In feite zien zij de ethiek van de democratie geworteld in het eigenbelang van de bur-

Christen Democratische Verkenningen 6/93

Normbesef

ger, en dat lijkt op zijn minst geen stevige basis .... De samenleving -want daar heb- ben we het over: de asociale mens heeft geen ethiek nodig- heeft dus een ethiek nodig waarvan de bron buiten haar ligt, dus buitenmenselijk is. We komen aldus uit op de religie -welke religie dan ook- zonder welker noemer de democratie tenslotte in moeilijkheden raakt6.' Heldring geeft ver- volgens een zekere verantwoording van die laatste bewering, die blijkens een ingezon- den brief in NRC Handelsblad van 8 mei 1993 niet iedereen overtuigd heeft. Maar dat is eigenlijk bijzaak. Hoofdzaak is dat voor steeds meer mensen het telkens dui- delijker wordt dat het zonder een zekere 're- ligion' niet kan, al zou het slechts een reli- gion civile zijn, en dat het een heidens karwei zal blijken. Misschien nog niet zo- zeer het ontwikkelen van zo'n religie, als wei het ingang doen vinden ervan. Kortom, er zijn de nodige forse barrie res te overwinnen op de weg naar een nieuwe moraal voor het forum publicum. Desondanks zie je steeds meer mensen ervan overtuigd raken dat daaraan dringend behoefte bestaat en dat zoiets niet vanzelf ontstaat en ook niet zon- der dat een ethos dat mensen van binnen- uit beweegt tot sociaal gedrag, daar deel van uitmaakt. En daarom is het positief dat minister Hirsch Ballin deze kernkwestie niet ontloopt.

Beroep op maatschappelijke verban- den

Positief is ook het feit dat de minister niet schroomt om bij herhaling een beroep te doen op individuele burgers, en vooral op maatschappelijke verbanden van burgers, zich bewust te zijn van hun verantwoorde- lijkheid voor het totstandkomen en vooral voor het naleven van die publieke moraal.

Dit is positief omdat het juist lijkt dat 'de over- heid' zich bewust is van de beperkte mo- gelijkheden die hij zelf terzake tot zijn be- schikking heeft, en omdat het me heel goed

237

(16)

Normbesef

lijkt dat burgers zich steeds meer gaan re- aliseren dat zo'n publieke moraal aileen maar dan echt tot stand komt indien groei- ende groepen van burgers daar van bin- nenuit zelf voor kiezen. Oat de minister zich daarbij herhaaldelijk en heel uitdrukkelijk richt tot kerken en andere levensbeschou- welijke verbanden, is iets dat iedereen is op- gevallen, maar niet door iedereen met in- stemming wordt begroet. Op dat facet kom ik straks nog even terug. Maar mij dunkt dat ook degenen die bezwaar hebben tegen deze 'voorkeursbehandeling', er goed aan doen in ieder geval positief te oordelen over het feit dat de minister niet kiest voor een aanpak waarin aileen de overheid een rol speelt.

Containerbegrippen

Er zijn -volgens mij- ook duidelijke min pun- ten in de hele aanpak te signaleren. Het eer- ste dat me opvalt is het feit dat de discus- sie vaak vertroebeld wordt door het werken met containerbegrippen, zoals waarden, normen, kleine criminaliteit, verhouding tus- sen overheid en burgers, enzovoort.

Het gaat het kader van dit artikel te buiten uitgebreid uit de doeken te doen wat hier precies loos is en waarom dit zo slecht uit- werkt, maar enige aanduiding dient toch ge- geven te worden.

- lk begin met het begrip kleine criminali- teit. Daar vallen zaken onder waarvan ie- dereen -zonder uitzondering- zegt: ja, dat is kleine criminaliteit. Maar er worden in de discussie ook zaken bij ondergebracht als het oneigenlijk gebruik van subsidies, het verzwijgen van bepaalde inkomsten voor de belasting, misleidende informatie bij het aanvragen van sociale voorzieningen. Aan de ene kant is dit terecht. Het gaat in beide gevallen over kleine crimina, geen halsza- ken, maar wei overtredingen van regels waarop straffen zijn gesteld. Het is ook te- recht witte boorden niet voor te trekken boven blauwe. En zo zijn er nog wei meer

voordelen te noemen van deze globale be- nadering. Maar toch werkt zo'n globale be- nadering vaak slecht uit. Het betreft hier im- mers zaken die in bepaalde opzichten wezenlijk van elkaar verschillen, niet aileen specifiek, maar ook generiek. Een daad

Het is opmerkelijk dat er nag zo weinig eenstemmigheid blijkt te bestaan over de diagnose

waardoor iemand direct en met zware lijfe- lijke en emotionele consequenties in zijn be- lang getroffen wordt, wordt niet slechts als anders ervaren, maar is anders dan een daad waardoor een collectief als de Neder- landse staat fl. 300.- schade lijdt; ook al is dit laatste niet goed (te praten). Zeker als bedacht wordt dat de bescherming van af- zonderlijke individuen tegen de agressie van anderen de belangrijkste taak van de overheid is. Voorts zijn niet aileen de daden vaak fundamenteel anders, ook de daders zijn in veel gevallen anderen en hetzelfde geldt in vee I gevallen voor de oorzaken die daders beweegt tot hun daden. Ergo, het is niet slim zoveel verschillends op een hoop te gooien.

- Begrippen als waarden en normen en al-

lerlei afgeleiden daarvan -zoals normver-

vaging, normhandhaving en opvoeding tot

waarden en normen- zijn -nog veel meer

dan een woord als criminaliteit- gigantische

containerbegrippen, waarin de meest uit-

eenlopende inhouden verborgen kunnen

zitten. Met name in de al genoemde pro-

jecten Burgerschap en Stenen Tafelen

(17)

wordt dat duidelijk. Oaar worden deze be- grippen vaak als synoniemen gebruikt voor cultuur in zo ongeveer al haar uitingen.

Maar ook in het dagelijkse politieke hand- werk blijkt er van alles in gestopt te worden:

normhandhaving betekent zowel controle op zwartrijden, als verzet tegen commer- cieel draagmoederschap (Hirsch Ballin), als het aanpakken van hen die niet van aan- pakken weten (de terrasjeszitters van Brinkman), als de eis dat een buitenlander aileen zijn gezin naar Nederland kan Iaten komen als hij voldoende geld heeft en in zijn onderhoud kan voorzien (Lubbers)?.

- En hetzelfde geldtvooreen gigantisch ab-

stractum als 'de verhouding tussen over- heiden burgers'.

Nogmaals, het is heel begrijpelijk dat er in discussies gewerkt wordt met dit soort ge- neralisaties, maar het gevolg ervan is vaak een Babylonische spraakverwarring. Als de probleemformulering onnauwkeurig is, dan is het meer dan waarschijnlijk dat de diag- noses mijlenver uiteen zullen lopen en ook medicaties niet vee I met elkaar gemeen zul- len hebben. Oat zie je dan ook voortdurend gebeuren. In columns en dergelijke maakt men over en weer de kachel met de ander aan. Of op zijn gunstigst praat men vrien- delijk doch onverschrokken langs elkaar heen. Zo kan in een debat in het televisie- programma Arenas pater Van Munster met het volste recht beweren dat er heel wat vooruitgang is geboekt in onze onderlinge omgang, terwijl minister Hirsch Ballin met evenveel recht staande kan houden dat onze samenleving op het punt van omgaan met elkaar hollend achteruit is gegaan. Elk van beiden heeft gelijk. Oat kan omdat elk van beiden het over iets anders heeft. En zo kan Herman Vuijsje steeds opnieuw een pleidooi afsteken voor een overheid die zichtbaar en dwingend op het publieke forum aanwezig is, en kan daaraan vooraf- gaand of daaropvolgend minister Hirsch Ballin betogen dat dit allemaal geen zin

Christen Democratische Verkenningen 6/93

Norm beset

heeft zolang degenen die zich op dat forum bewegen niet bereid zijn zich te houden aan een aantal zichzelf opgelegde regels. Elk van beiden heeft volgens mij gelijk, en toch worden beiden voortdurend ten tonele ge- voerd als elkaars opponenten.

Tijdens een vraaggesprek voor de KRO- radio op 24-12-92 zei Lubbers 'te vinden dat de discussie over de kloof tussen burgers en politiek intussen achterhaald is en dat mensen er tegenwoordig meer behoefte aan hebben de dingen die hen dwarszitten bij de naam te noemen dan aan een ab- stracte discussie over de kloof tussen bur- ger en politiek'. Oat lijkt me een uiterst zin- nige opmerking, zelfs als hier meer optatief dan descriptief gesproken zou zijn. En ik denk dat een waarden- en normendebat, moreel beraad, of wat voor soort aandui- ding men ook wil gebruiken, niets dan frus- traties zal oproepen als iedereen niet eerst zijn containerbegrip openmaakt en aan de anderen laat zien wat hij/zij -hier en nu- daar in heeft zitten.

Verkokerde wetenschap

Er is nog iets anders dat eveneens tot ge- volg heeft dat de noodzakelijke bezinning op de vraag hoe we kunnen komen tot een effectieve publieke moraal, vaak vastloopt.

lk doel op de aard van de wetenschappe- lijke bijdragen, zoals die geleverd worden in zowel het Burgerschap-project als in het Thomas More-project. Wat daarin pijnlijk ontbreekt zijn op de praktijk toegesneden voorstellen. Er staan voortreffelijke be- schouwingen in. Met name veel analyses van ontwikkelingen die antwoord geven op de vraag 'hoe het zo gekomen is'. Vanuit een veelheid van invalshoeken, nu eens heel breed bekeken, dan weer toegespitst, en door wetenschappers van diverse snit en levensbeschouwelijke signatuur. Een gevolg daarvan is dat veel lezers -na vele uren intensief lezen, want dat is nodig- waarschijnlijk wei veel wijzer zijn, maar nog

239

!

(18)

Norm beset

nauwelijks weten water nu gedaan dient te worden. Oat heeft ook te maken met het feit dat de eindverantwoordelijken zich er toch iets te gemakkelijk van hebben afgemaakt.

Zeker, er is aandacht besteed aan het maken van een raamwerk. In het project blijkt op meerdere punten (zowel bij L. La- eyendecker als bij P.A. van Gennip) dat gaten die er vielen in de oorspronkelijke opzet, zo goed mogelijk gedicht zijn. Maar het blijft toch teveel een bundeling -en niet meer dan dat- van losse bijdragen. Het ge- beurt te vaak dat de een iets beweert, dat door een ander op cruciale punten vierkant wordt tegengesproken . Zo bepleit A. Wei- ler een bepaalde aanpak om tot een nieuwe morele gezindheid te komen9, terwijl H.

Kunneman in de daaraan voorafgaande bij- drage betoogd heeft dat zoiets geen schijn van kans heeft10. Oat is op zich geen ramp, maar het is natuurlijk voor de ge"lnteres- seerde lezer wei lastig dat beiden geen weet blijken te hebben van wat de ander be- weert en dater dus ook niet op elkaars be- toog wordt ingegaan. En zoiets gebeurt re- gelmatig. Je krijgt als lezer als het ware een bouwpakket met een groot aantal onderde- len, maar zonder instructie hoe een en ander in elkaar gezet moet worden, terwijl je bovendien geregeld de indruk krijgt dat onderdelen niet op andere onderdelen zijn afgestemd. lk vrees dat dit te maken heeft met een fout in de opzet van het project. De eerste fase bestond uit wetenschappelijk onderzoek naar allerlei aspecten van het vraagstuk. Die inventarisatie zou materiaal moeten leveren voor iets als moreel beraad in een volgende fase. Maar de afronding van de eerste fase ontbreekt. Daarom vrees ik het ergste voor het praktisch resultaat van de tweede fase. lk vermoed dat dit gebrek aan afronding te maken heeft met een euvel dat je vaker ziet in wetenschappelijke krin- gen en ook elders, namelijk een teveel aan hooi op de vork, een verkokering in de be- nadering, de noodzaak van snelle scores,

hit and run, (weer een titel voor de lijst van publikaties, weer een quote in een ander ar- tikel), zonder dater tenslotte iemand is die zich bekommert om het antwoord op de vraag hoe de afzonderlijke bijdragen zich tot elkaar verhouden, en welke praktische conclusies er getrokken kunnen -en ook moeten- worden uit de berg van aangedra- gen materiaal. Anders gezegd, het hande- lingsperspectief heeft te weinig aandacht gekregen en gevreesd moet worden dat zich dat zal wreken in de tweede fase, waarin toch eigenlijk chocola gemaakt zou moeten worden.

Diagnose

Opmerkelijk vind ik ook dat er nog zo wei-

nig eenstemmigheid blijkt te bestaan over

de diagnose. De minister heeft daar uitge-

sproken denkbeelden over. Bij het in ont-

vangst nemen van de bundel 'Burgerschap,

Levensbeschouwing en Criminaliteit' heeft

hij die voor het eerst uitvoerig uit de doeken

gedaan. Bij diverse latere gelegenheden

heeft hij zijn mening herhaald en op onder-

delen nader toegelicht 11 . Hij is overtuigd

van het bestaan van normvervaging. Hij po-

neert de stelling dat die niets te maken heeft

met de verzorgingsstaat, maar a lies met het

proces van ontzuiling, want daardoor is er

een sociaal-culturele leemte ontstaan,

waarin het klimaat gunstig was voor het ont-

staan van een groot normenpluralisme en

voor een veel te grote permissiviteit ofwel

een verstikkende tolerantie (te veel begrip

voor de plegers van daden van kleine cri-

minaliteit; teveel goedgepraat als afwijkend

gedrag). Met als gevolg een taboe·isering

van alles wat met publieke moraal van doen

heeft, met name ook in de opvoeding. Het-

geen geleid heeft tot erosie van de vroegere

mechanismen met behulp waarvan normen

bevestigd pleegden te worden (anti-autori-

taire opvoeding). In die context hebben ook

de kerken last gekregen van koudwater-

vrees voor zedenmeester uitgemaakt te

(19)

worden en zijn bijgevolg angstig gaan zwij- gen over deze normschendingen, terwijl daar per definitie een verantwoordelijkheid en dus ook een taak voor kerken ligt. Met als gevolg daarvan, dat we nu zitten opge- scheept met een grote groep mensen met slecht ontwikkelde gewetens, die zeer indi- vidualistisch zijn ingesteld, consumentis- tisch en zelfs hedonistisch, die zich door niets of niemand nog iets Iaten gezeggen (de zogenaamde Undutchables).

Op deze diagnose is zeer vee I at te dingen.

En dat gebeurt dan ook allerwege, met name ook in de projecten Burgerschap en Stenen Tafelen, zij het indirect omdat de mi- nister zich -toen die verhalen geschreven werden- nog niet zo duidelijk met zijn me- ning gepresenteerd had. Er worden allerlei nuanceringen aangebracht op de stelling dater sprake is van normvervaging. Er wor- den overwegingen aangevoerd voor de stelling dat de opkomst en uitgroei van de verzorgingsstaat wei een rol hebben ge- speeld. Er wordt vee I afgedongen op het uit- gangspunt van de minister dat de ontzuiling de bron vormt waaruit aile ellende voort- komt. En ook dat wat de minister te berde heeft gebracht over de fasen en conse- quenties van dat proces wordt op allerlei punten en op allerlei manieren weerspro- ken. De ruimte van een artikel laat niet toe dit uitvoerig uit de doeken te gaan doen. Wat wei kan, en wat van belang is met het oog op de voortgang en op het uiteindelijk wel- slagen van het werken aan nieuw normbe- sef, is onderstrepen dat er ergens een pa- ging ondernomen moet worden om te zien of er een diagnose te stellen valt waarover 'de geleerden het eens zijn', al was het maar over de grote lijnen ervan. Of minstens een lijn te tekenen, waarop de kruispunten zijn aangegeven waarop wegen zich scheiden, zodat anderen in staat zijn zich een oordeel te vormen. Oat de minister bij het in ont- vangst nemen van een bundel een diag- nose stelt die tamelijk haaks staat op die

Christen Democratische Verkenningen 6/93

Normbesef

van veel auteurs van bijdragen aan die bun- del, is niet erg. Tenslotte kan het zijn, dat hij de bundel inderdaad nog niet eerder onder ogen had. Maar dat hij ook bij latere gelegenheden zijn verhaal blijft vertellen, zonder te verantwoorden waarom hij eraan vasthoudt tegen de argumenten van veel auteurs van de bundel in, roept opnieuw de vraag op wat de zin is van een project als iedereen gewoon zijn eigen verhaal blijft volhouden.

Medicatie

De door Hirsch Ballin voorgestelde medi- catie sluit naadloos aan op de door hem ge- stelde diagnose. Van een voormalig hoog- leraar mag dat ook verwacht worden. In grote lijnen ziet het recept er aldus uit: het is tijd voor de weg terug, terug naar een si- tuatie waarin regels met betrekking tot het publieke domein weer gerespecteerd wor- den. Niet aileen maar dankzij dwang van buitenaf, maar ook vanuit innerlijke overtui- ging. Op die weg terug is een belangrijke rol weggelegd voor kerken en andere le- vensbeschouwelijke verbanden. Zij moeten hun koudwatervrees om voor zedenmees- ter versleten te worden van zich afschud- den en weer gaan zeggen waar het op staat wat betreft de publieke moraal. Ook thuis en op scholen moet het afgelopen zijn met anti-autoritaire opvoeding.

lk heb geen stemmen gehoord die zeggen dat het geen probleem is dat mensen zich niet houden aan regels die gesteld zijn met betrekking tot het verkeer op het forum pu- blicum. Maar over de weg-terug die daarbij het best gevolgd kan worden, is het laatste woord nog niet gezegd. In beide bundels zijn er zelfs nog maar nauwelijks eerste woorden aan gewijd. Wetenschappers zijn zeer deskundig in het voorspellen van het weer van gisteren, maar aan dat van mor- gen branden zij kennelijk liever hun vingers niet. De minister verdient aile lot dat hij op dit punt zijn nek uitsteekt en voorstellen doet

241

I

i

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(c) Het verkeerde object — Veel toegepast onderzoek is te weinig kritisch over de probleemdefinitie die de opdrachtgever meegeeft. Als je naar de top tien van het in

krijgen, zijn op verzoek van de Subgroep Lekverliezen van de Werkgroep Omsehakeling Aardgas Noordoost door vijf bedrtjven (Dokktun, Oldenzaal, Oude Pekela, Sneak en Zutphen)

3 toeslagenaffaire, waarvoor het voltallige kabinet Rutte-III op 15 januari 2021 is afgetreden, laat zien hoe alle elementen uit de trias politica hebben bijgedragen aan een

Jongens scoren alleen hoger bij gymnastiek.’ Alle aandacht voor de prestaties van jongens leidt op Lek en Linge inmiddels wel tot een lichte vooruitgang, maar gelijk zijn de

Het Provinciaal Meerjarenprogramma van de provincie Friesland beperkt zich in het economische beleid voor het landelijk gebied tot twee sectoren, namelijk de landbouw en recreatie

uiteindelijk dienen op de burger als mens toegespitste besluiten te worden genomen, met inachtneming van de bijzondere omstandigheden van zijn geval, en dient de burger zijn

Deze projecten vormen de pijlers voor de digitale dienstverlening, het niet uitvoeren van deze projecten heeft verregaande consequenties voor de wettelijk verplichte trajecten..

Vereniging betekent de vereniging waarvan de interne organisatie wordt beheerst door deze statuten, te weten de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid: Landelijke vereniging