fo/çrœp van Olympia
Uit de. geschiedenis van de
onder redactie van
Heleen Sancisi-Weerdenburg
en
Thomas van Maaren
Uitgave van de Universiteit Utrecht
in samenwerking met NOC*NSF
Inhoud
Ten geleide van ANDRÉ BOLHUIS 5 Inleiding 7
HELEEN SANCISI-WEERDENBURG
De Spelen tussen 393 en 1896 9HELEEN SANCISI-WEERDENBURG
Internationaal of Olympisch? 16GERALDA JURRIAANS-HELLE
De fakkel en het Olympische vuur 21
H.W. PLEKET
De beloning van de antieke atleet 27
MARIJE BOSMAN
Het stadion van Olympia 31
THOMAS VAN MAAREN
Apite: Af ... 36 KARIN KIKKERS
Hippische onderdelen 40
J.J.V.M. DERKSEN
Worstelen, boksen en het pankration 46
THOMAS VAN MAAREN
De twee werpnummers 52
J.J.V.M. DERKSEN
De Olympische vijfkamp 58
HELEEN SANCISI-WEERDENBURG
De marathon: een legende op de voet gevolgd 63
H.T. WALLINGA
Wedstrijdroeien was geen sport! 70
GUIDO VAN DONGEN
Records en eeuwige roem 75
S. WIERSMA
Roem geeft geluk! 79
H.W. PLEKET
De sociale status van de antieke atleet 85
H.C. TEITLER
De Olympische Spelen in Antiochië 94
JEROEN A.E. BONS
Het Moment 99 Auteursgegevens 103 Bibliografische verantwoording 104 Lijst van illustraties 106 Inhoudsopgave 107
Inspanningen en pijn
Sport, geneeslqmde en fysiotherapie
Bij de moderne sportbeoefening is de geneeskunde niet weg te denken. Artsen begeleiden professionals en amateurs, sport wordt door artsen aanbevolen als een middel om de gezondheid te bevorderen, maar anderzijds zijn sportbles-sures oorzaak van veel ziekteverzuim. Fysiotherapie speelt bij de moderne sportbeoefening een belangrijke rol. Hoe was dat in de oudheid?
Aan de basis van de antieke geneeskunde ligt het inzicht dat gezondheid het resultaat is van evenwicht tussen de
humores, de lichaamssappen (afb. l ), en dat verstoring van
de balans leidt tot ziekte. De levenswijze en de levensom-standigheden van de mens oefenen invloed uit op zijn gezondheid. De precieze oorsprong van deze leer is nog altijd onduidelijk, maar in de tijd van Hippokrates, de vader van de Griekse geneeskunde (eind vijfde eeuw voor Christus), is zij reeds volledig ontwikkeld en zij zou tot diep in de negentiende eeuw na Christus de geneeskunde blijven beheersen. De dieetleer hield zich niet alleen bezig met het voedsel van de patiënt, maar ook bijvoorbeeld met diens slaap, seksualiteit en beweging. De diëtetiek (het Griekse woord diaita betekent zoveel als 'levenswijze') bemoeide zich met het hele levenspatroon. Medici gingen zich dan ook met sportbeoefening bemoeien en trainers ontwikkelden medische theorieën: het begin van een langdurige competen-tiestrijd.
Dro-H.F.J. HORSTMANSHOFF
want hij werd twee keer, in 484 en in 480 voor Christus, Olympisch overwinnaar. Op de vraag of seks en topsport kunnen samengaan had de atleet Ikkos van Tarente om-streeks het midden van de vijfde eeuw voor Christus een duidelijk antwoord. Gedurende zijn hele carrière heeft hij nooit een vrouw of een jongen aangeraakt. Bovendien was hij matig met spijs en drank. De 'maaltijd van Ikkos' werd spreek woordel ij k.
Aft), l : Het schema van de vier elementen.
Herodikos van Selymbria (vijfde eeuw voor Christus) verbond de geneeskunde en de gymnastiek met elkaar, al was niet iedereen het eens met de manier waarop hij dat deed. 'Herodikos heeft koortspatiënten om het leven gebracht door ze te laten hardlopen en worstelen en door ze zweetbaden te laten nemen' verklaart Hippokrates. 'Herodi-kos van Selymbria gelooft dat de ziekten ontstaan door de manier van leven. Die is in overeenstemming met de natuur, als inspanningen en pijn in gepaste mate aanwezig zijn en als op die manier het voedsel wordt verteerd' zegt een anonieme Griekse medische auteur.
De invloed van artsen was in de palaistra (de worstel-plaats) te merken. Hippokrates raadt bijvoorbeeld aan 's winters bij de training olie te gebruiken, omdat die geen warmte aan het lichaam onttrekt, maar 's zomers zand,
INSPANNINGEN EN PIJN omdat dit het lichaam afkoelt. Zand en olie moesten na de oefening weer met behulp van een strigilis (schraper) worden verwijderd. Dat was ook het moment voor afspoelen met koud water en een spons en opnieuw inwrijven met welriekende oliën.
In en om het stadion, waar de loopnummers werden afgewerkt en de palaistra, waar de contactsporten werden beoefend, kon je heel wat medische en para-medische professionals aantreffen. Een inscriptie uit de derde eeuw na Christus bewijst dat een atletenvereniging in een stad in Klein-Azië, het huidige Turkije, een eigen sportarts in dienst had. Artsen hadden vooral tot taak verwondingen te behandelen, niet de fitte atleten. Dat lieten zij over aan de trainers.
De oudste naam voor 'trainer/coach' is paidotrihès. Het Griekse woord is samengesteld uit de elementen pais ('jongen') en trihein ('wrijven'). Dat zou wijzen op het inwrijven met olie. Misschien betekent tribein echter ook wel eenvoudig 'oefenen.' Daarnaast komen we de naam
gymnastes ('oefenmeester') tegen. Dikwijls namen
oud-atleten, die zich door hun leeftijd gedwongen zagen zich uit de actieve wedstrijdsport terug te trekken, die functie op zich. De gymnastes was de theoreticus, terwijl de
paido-trihès de praktijkman was. De aleiptès, de 'oliër,' kende de
lichamelijke toestand van zijn pupillen en wist hoe hij hun spierontwikkeling door massage kon verbeteren.
H.F.J. HORSTMANSHOFF
algemeen zal in de oudheid de medische kennis van trainers, diëtisten en masseurs niet noemenswaard van die van artsen hebben verschild.
Galenus was zelf sportarts. Hij was verbonden aan de gladiatorenschool van de stad Pergamon (het tegenwoordige Bergama in noordwest-Turkije). Hij moest daar zorgen voor de gezondheid van de gladiatoren, die elkaar in de arena op leven en dood bestreden. Hij hield een wakend oog op hun dagelijks dieet, begeleidde hun training, en lapte hen op, als zij gewond waren. Tussen de bedrijven door profiteerde hij zelf van hun gruwelijke verwondingen om zijn anatomische kennis te verrijken. In zijn geschriften doet hij uitgebreid verslag van zijn successen.
In zijn theoretische geschriften oordeelt Galenus echter allerminst positief over de sport. Beroepssport vindt hij een activiteit voor onbeschaafde wezens. Je moet een mens prijzen om zijn intellectuele en morele prestaties, niet omdat hij toevallig goed de discus kan werpen. Galenus verwoordt hier een eeuwenlange traditie van filosofische kritiek op de sportbeoefening, die tenminste teruggaat tot de zesde eeuw voor Christus. Atleten, 'slaven van mond en buik,' hebben geen deel aan de rijkdommen van de geest. Hun lichamelij-ke gezondheid wordt geschaad door de overmatige training en het overmatige eten. Zij hebben een opgeschroefde topconditie, die onmiddellijk weer instort, zodra zij stoppen met trainen. Wie moet hier niet denken aan het hedendaagse commentaar op het gebruik van anabole steroïden en andere pepmiddelen?
De enige uitzondering die Galenus voor een weldenkend mens geoorloofd acht, is 'het spel met de kleine bal,' waarover hij een aparte verhandeling schreef. Dit gaat niet gepaard met ruwheid en bevordert het reactievermogen (zie
INSPANNINGEN EN PIJN
afb. 2). Excessieve sportbeoefening gaat ten koste van de gezondheid.
Afb. 1: Grafstèle van een atleet die bezig is met een balspel. Nat. Museum, Athene (inv. nr. 873).
Als arts heeft Galenus zich niet te hoog geacht om de aan hem toevertrouwde gladiatoren goed te verzorgen. Als filosoof achtte hij hen echter beneden zijn waardigheid en vertolkte hij het traditionele standpunt van de intellectuele elite.