• No results found

Kunst Themanummer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kunst Themanummer"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Themanummer

(2)

Liberaal Reveil is een uitgave van de Prof Mr. B.M. Teldersstichting.

Redactie

J. J. van Aartsen, dr. R. Braams, drs. J. G. Bruggeman, H. Dubbelboer, dr. K. Groen-veld, drs. B. R. A. Gijzel (eindredacteur), drs. J. A. de Hoog, R. A. Houwing, prof. dr. S. K. Kuipers, drs. K.A. Nederlof, mr. H.C.G.L. Polak, prof. dr. U. Rosenthal, mevr. mr, Y. H. Schaefer, prof. ir. J. J. Ste-renberg, L. de Waal, drs. J. A. Weggemans (voorzitter).

Redactieadres: Koninginnegracht 55a, 2514 AE Den Haag, telefoon: 0'70-631948.

Wenken voor het schrijven van artikelen voor Liberaal Reveil zijn op het redactie-adres verkrijgbaar.

Abonnementen-administratie: mevrouw M. P. Bijlsma-Moene, Abel Tasmanplantsoen 20, 2253 KA Voorschoten. Tel. 071-768365. Giro: 240200 t.n.v. "Stichting Liberaal Re-veil" te 's-Gravenhage.

De abonnementsprijs (4 à 5 nrs.) bedraagt

f 35 per jaar. Voor jongeren onder de 27 jaar is de prijs f 25. Losse nummers f 9. Advertentietarieven op aanvraag be-schikbaar.

Bestuur

Mr. W. J. Geertsema (voorzitter), prof. dr. J. A. A. van Doorn, dr. L. Ginjaar, mevr. S. M. Hoorn, mevr. W. P. Hubert-Hage, drs. P. J. H. M. Luijten (secretaris), mr. J. J. Nouwen, drs. E. H.T. M. Nijpels, mr. J. A. Reus (penningmeester), drs. J. W. A. M. Ver! inden.

Personalia Auteurs

Prof Ir. J.J. Sterenberg is hoogleraar Wo-ningbouw en stedebouwkundige vormge-ving in Delft en lid van de redactie van Liberaal Reveil

Drs. H. van Duiken studeerde culturele an-tropologie en sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 1982 is hij als weten-schappelijk medewerker verbonden aan de Boekmanstichting

lngeborg Seelemann studeerde politicologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en is thans werkzaam als voorlichtingsmede-werkster bij de Woongroepen Vereniging Amsterdam.

Mevrouw Drs. I. Günther is lid van Gedepu-teerde Staten van de provincie Zuid-Holland (portefeuille Welzijn en Cultuur). Zij maakt tevens deel uit van de Commissie Maat-schappelijke Ontwikkeling van de VVD. Drs. P.J. Ligthart studeerde Algemene Poli-tieke en Sociale Wetenschappen, specialisa-tie economie aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1975 werkte hij bij de Federatie van Kunstenaarsverenigingen. Sinds 1983 is hij medewerker van de Boek-manstichting in Amsterdam.

Mevrouw Drs. J.Meulemans-Seelen is wet-houder van de gemeente Lisse en voorzitter van de Culturele Commissie van de VVD.

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord

Column: Beleid en Kunst

Prof. Ir. J .J. Starenberg

V erslag van een Discussie

liberale politici over kunstbeleid

Drs. H.P. van Duiken

VVD en Kunstbeleid 1948-1985

lngeborg Seelemann

Liberaal Kunstbeleid in provincie en

gemeente

Mevr. Drs. I. Günther

Kunstbeleid: Het dilemma van de VVD

Drs. P.J. Ligthart

De Carrière van een Nota

Mevr. Drs. J. Meulemans-Seelen

Cultuur, Kunst en Liberalisme

Drs. Chr.L. Baljé

Facilitair bedrijf NOS verzelfstandigd

tot luchtkasteel?

Mr. R.M.J .M. Bos

Boekbespreking:

''Illusie of monsterverbond?''

Drs. Chr.L. Baljé

Boekbespreking:

''De liberale oplossing''

Drs. E.H. T .M. Nijpels

Foto omslag Kunstobject van Adri de Fluiter, Zomertentoonstellmg in Eersel, 1983. Foto: ].]. Sterenberg.

41

43

45

50

54

57

62

66

70

74

77

Mr. R.M.J.M. Bos is sinds 1985 weten-schappelijk medewerker van de Prof.Mr. B. M. Teldersstichting

Groningen (vakgroep Eigentijdse Geschie-denis) en lid van Provinciale Staten van de provincie Groningen.

Drs.Chr.L.Boljé is wetenschappelijk hoofd-medewerker aan de Rijksuniversiteit van

(3)

Voorwoord

Het tweede nummer van 'Liberaal Re-veil' in de jaargang 1985 is een thema-nummer over het kunstbeleid. Gerui-me tijd is in 'Liberaal Reveil' geen aan-dacht aan dit onderwerp besteed. Enige tijd terug heeft de Boekmanstichting de Teldersstichting benaderd om een acti-viteit te organiseren over "Liberalisme en kunstbeleid".

De Boekmanstichting - de naam is ont-leend aan Dr. E. Boekman, die vóór de Tweede Wereldoorlog wethouder van kunstzaken in Amsterdam was en zich een onvermoeibaar pleitbezorger toon-de van het toneel, toon-de muziek, het mu-seum, de beeldende kunst - is een sociaal- wetenschappelijke studie- en voorlichtingscentrum over kunst en cultuur. De stichting is er ook voor kunstenaars en hun vakbonden en richt zich voorts met voorlichting en docu-mentatie tot een groot publiek. Door de Boekmanstichting en de Tel-dersstichting zal later dit jaar, medio november, een symposium worden ge-organiseerd over kunstbeleid. De di-verse bijdragen in dit nummer zullen daarbij ondermeer dienen om de dis-cussie op dat symposium te stimuleren. Dit themanummer opent met een co-lumn van redactielid J.J. Sterenberg

over "Beleid en Kunst': Is er sprake van een liberaal kunstbeleid? Volgens Ste-renberg is kunstbeleid in liberale kring moeilijk te bespeuren en ook elders in de samenleving mankeert het aan be-leid op dit terrein. De staat mag geen beoordelaar van kunst zijn, maar de zorg om iets te stimuleren, om iets van de grond te krijgen, is wel degelijk een regeringszaak. Maar stimuleren bete-kent niet: verzorgen. De aanwezige creativiteit en de wil tot eigen werk-zaamheid en ontplooiing moeten weer maximale kansen krijgen. Sterenberg somt als voorbeeld een groot aantal mogelijke maatregelen in die geest op. Zo kan een andere wijze van besteding van de overheidsgelden voor de kunst worden bevorderd, ook al is het aan-deel op de rijksbegroting (0,5%) op zich niet hoog, als wij zien wat kunst voor de samenleving kan betekenen. Dan volgt een weergave van een

dis-cussie tussen enkele liberale politici

(mevrouw Van Heemskerck. mevrouw Veder, de heer Vonhoff en de heer Van der Werff) met medewerkers van de Boekmanstichting en de Teldersstich-ting. De tekst is samengesteld door

Hans van Duiken van de

Boek-manstichting. In dit zeer

lezenswaardi-ge verslag komen diverse uitinlezenswaardi-gen over kunst die van liberale zijde in het verle-den zijn gedaan, weer eens tot leven. Welke accenten zijn gelegd door libera-len, confessionelen en liberalen en hoe frequent hebben liberale bewindslieden (Vonhoff, Wallis de Vries) iets kunnen doen op dit veelal in confessionele han-den zijnde beleidsterrein? Zowel de spreiding van kunst onder de bevolking als de keuzevrijheid van het publiek zijn aan te merken als liberale accen-ten. De vraag is of het marktmecha-nisme van toepassing is bij kunst. Ook komt aan de orde of de organisatie van het ministerie van WVC al dan niet gunstig is voor het kunstbeleid, terwijl - het kan haast niet anders - ook de af-faire rond de P.C. Hooftprijs ("een be-drijfsongeval") aan snee komt. Lof voor de Boekmanstichting, die veel tijd en energie aan het welslagen van deze discussie heeft besteed.

Vervolgens schrijft lngeborg

Seele-mann over "WD en kunstbeleid in de periode 1948-1985': Het artikel is ge-baseerd op haar doctoraalscriptie, die zij onder begeleiding van de Boek-manstichting over dit onderwerp heeft gemaakt. Boven alles komt naar voren dat er geen sprake is geweest van een systematisch beleid van de VVD als partij. Enkele individuen hebben zich bij tijd en wijle met kunst beziggehou-den en de teneur van hun uitspraken en stellingname in het parlement verschil-den nogal eens. Thorbeckes uitspraak "Kunst is geen regeringszaak" is wel eens misverstaan. Thorbecke heeft vooral onderstreept dat de regering geen oordeel moet vellen over weten-schap en kunst. Een overheidstaak ten aanzien van de kunst zag hij wel dege-lijk, zij het aanvullend op het particu-liere initiatief en zonder directe steun aan kunstenaars. Dit standpunt is nog steeds actueel. De schrijfster deelt haar bijdrage in op basis van een aantal historische perioden. In 1952 publi-ceerde een partijcommissie een nota over subsidieverlening aan de kunst. De toenmalige Tweede Kamerleden bepleitten veelvuldig meer subsidie voor kunst. Wijlen Mr. Van Riel zorg-de in diezelfzorg-de tijd (1951) voor op-schudding, door te stellen dat de toe-komst van het land afhangt van straal-jagers en niet van orkesten en dat der-halve het geld voor een der-halve straalja-ger belangrijker is dan dat voor een heel orkest. Diezelfde Van Riel schrijft overigens in 1958 een doorwrocht plei-dooi voor overheidssteun aan moderne

DOCUMENTATIECENTRUM

NEDERLANDSE POLITIEKE

PARTIJEN

kunst en kunstenaars. De principiële lijn is daarbij dat de overheid het parti-culiere initiatief moet steunen en niet zelf een leidende rol moet vervullen. Meer actueel is de verschijning van twee kunstnota's in VVD-kringen in 1983. De bijdrage van mevrouw Meu-lemans gaat nader op één van die nota's in en mevrouw Günther gaat hierna op de andere aangeduide nota in. Wellicht zijn dit alsnog bijdragen tot een herle-ving van de aandacht in de VVD voor kunst in liberale kring.

"Liberaal kunstbeleid in provincie en gemeente" van mevrouw drs. I. Gün-ther, is vooral een praktijkartikel van

een bestuurder. Mevrouw Günther is daarnaast betrokken geweest bij de tot-standkoming van een nota over kunst van een onderafdeling van de VVD-Den Haag in 1983. Trefwoorden voor een liberaal kunstbeleid zijn: waarden scheppen, stimuleren, voor-lichting tot educatie, bewustwording, toegankelijkheid. Van groot belang acht de auteur hoe het individu op de aangeboden kunst reageert. Vervolgens wordt ingegaan op het belang van kunst en op de taken van rijk, provincie en gemeente. Voor een aantal terreinen (muziek, theater en beeldende kunst) wordt een en ander uitgediept. De bijdrage van Pieter Ligthart, geti-teld "Kunstbeleid: het dilemma van de

wv·:

gaat vooral in op de steunverle-ning door de overheid. Naast de for-mulering van meningen over kunst staat de feitelijke stellingname bij besluitvorming in het parlement. In pe-rioden dat de VVD meeregeerde, was de stijging van de kunstbegroting niet kleiner dan in andere perioden. Het prijsmechanisme kan volgens Ligthart nauwelijks een signaalfunctie vervul-len op het terrein van de kunst, onder meer vanwege de arbeidsintensieve wijze van produktie van kunst. Hoe ho-ger de produktiviteitsstijging in de in-dustrie is, des te sneller is de stijging van de kosten in de kunstsector ten op-zichte van het algemene kostenpeil. Zo is de kunstbegroting van 1950 tot 1980 meer dan verdrievoudigd. Overigens zijn er meer faktoren van belang (bijv. aantal kunstenaars, omvang van pro-duktie-eenheden, aantal bezoekers). In liberale kring is omstreeks 1950 veel-al gepleit voor het particuliere mece-naat: steunverlening door de overheid via verlaging van belastingdruk (be-lastingaftrek) of via aanpassing van schenkings- en successierechten.

(4)

42

vullend kan sprake zijn van steun aan mensen met lagere inkomens. Ondanks de stijging van de belastingdruk heeft de VVD de weg van belastingaftrek. e.d. sinds omstreeks 1960 verlaten ten gunste van directe overheidssteun. Consumentensubsidies blijken relatief veel terecht te komen bij hogere inko-mensgroepen. Indien kunstspreiding via bijvoorbeeld het onderwijs niet lukt. belemmert dit het welslagen van particulier initiatief bij de bevordering van kunst. De vraag is vervolgens of het kunstbeleid als producentenbeleid kan worden opgevat.

De auteur gaat verder onder meer in op de positie van de Raad voor de Kunst en op de positie van de kunstenaar. Wie moet over de kunst oordelen als het marktmechanisme niet werkt en als de rijksoverheid geen rol als beoordelaar toekomt'? Opmerkelijk is de kantteke-ning van Ligthart dat het trendvol-gersprincipe van de toenmal i ge minis-ter van Binnenlandse Zaken. de heer Toxopeus. wel eens van grotere invloed zou kunnen zijn geweest op de stijging van de rijksuitgaven voor kunst. dan het kunstbeleid van de verantwoordelij-ke ministers.

Mevrouw drs. 1. Meulemans-Seelen schetst in haar bijdrage. "De Carrière \'an een Nota .. de ontstaangeschiedenis van een nota van de landelijke commis-sie Cultuur van de VVD. Het Dagelijks Bestuur van de VVD had problemen met publicatie. In haar bijdrage brengt mevrouw Meulemans een aantal uit-gangspunten voor liberaal kunstbeleid naar voren. zoals die door de commis-sie zijn verwoord.

Drs. Chr. L. Ba(ié wijdt in zijn artikel "Cultuur, Kunst en Liberalisme" een beschouwing aan enkele "trends en problemen" in het spanningsveld tus-sen cultuurpolitiek en liberalisme. Hij beschrijft de wijze waarop kunst en cultuur in de verdrukking zijn geko-men onder invloed van politieke, maat-schappelijke en sociaal-economische ontwikkelingen. Vanwege een relatieve overbelichting van de sociaal-economi-sche vraagstukken - versociaal-economi-scherpt door de economische recessie - is de belang-stelling voor kunst en cultuur steeds bescheiden gebleven. Behalve doordat de politieke aandacht voor kunst en cultuur in het algemeen gering is, is deze sector ook ten prooi gevallen aan bezuinigingen doordat het "veld" in-tern vaak diepgaand gespleten is. Bin-nen het liberalisme constateert Baljé vele accentverschillen in de opvattin-gen over kunst- en cultuurbeleid, maar volgens hem ligt de gemeenschappelij-ke "ondergrens" daar waar de vrijheid

tot meningsuiting in het geding komt. Tot slot pleit hij voor een liberale in-spanning voor de noodzakelijke her-ijking van de kunst- en cultuurpolitiek. Op locaal niveau zijn volgens hem al goede aanzetten daartoe gegeven.

Het slotartikel van mr. R. M.l. M. Bos staat enigszins los van het themanum-mer en handelt over het j(ICi!itair be-drUf l'Cifl de NOS. In het kader van het op 14 februari 1985 gepresenteerde wetsvoorstel voor de Mediawet is er veel discussie over zeggenschap. finan-ciering en marktsegmentering binnen het mediabeleid. De auteur gebruikt het onderwerp "operatie verzelfstandi-ging Facilitair Bedrijf' als voorbeeld om te laten zien hoe onduidelijk de voornemens van minister Brinkman kunnen zijn. Dreigen de financiële risi-co's van deze verzelfstandiging te wor-den afgewenteld op de omroepen'? Is het meest wezenlijk een machtsver-schuiving van Hilversum naar "Den

Haag"'?

Daarna volgen nog twee boekbespre-kingen. De fractieleider van de VVD in de Tweede Kamer. drs. E. H.T. M. NUpels. hespreekt "De liberale oplos-sing'' (Uitgeverij Lannoo. Tielt en Weesp). van Guy Sorman. Het is de vertaling van het boek "La Solution Li-bérale". De kern van de boodschap van Guy Sorman is: geef het particuliere initiatief en de democratie meer kans. en de liberale oplossing van vele maat-schappelijke vraagstukken wordt ge-realiseerd. Sorman bepleit tal van maatschappelijke hervormingen bij-voorbeeld op gebieden als de belasting-heffing. overheidsfinanciën, interne en externe debureaucratisering, flexibili-teit van beloningen, democratisering, privatisering en hervormingen in de gezondheidszorg en onderwijs. De tweede boekbespreking is van drs. Chr. L. Ba(ié, die het boek "Illusie of monsterverbond, Mogelijkheden en grenzen aan een PvdA-WD-coalitie" bespreekt. (Uitgeverij De Bataafsche Leeuw, Dieren/Amsterdam, 1984). Volgens Baljé zullen socialisten en li-beralen vooralsnog geen voordeurde-lers zijn in het Catshuis.

Het boek is gepresenteerd tijdens het symposium van de Teldersstichting naar aanleiding van haar 30-jarig be-staan in 1984. Tal van Nederlandse po-litici bespreken facetten van een moge-lijke samenwerking tussen VVD en PvdA in de toekomst. In 1984 heeft "Liberaal Reveil" een nummer gewijd aan de verschillen en overeenkomsten tussen PvdA en VVD op economisch terrein. Het aantal onderwerpen dat in

de bundel wordt aangestipt is aanzien-lijk groter. Voor een relatief groot le-zersbestand zal kennisname van het boek zeker interessant zijn.

(5)

Column

Beleid en Kunst

~ .... ,.~""-'~>-'

.~·

J.J.

STERENDERG

In dit seizoen lijkt alles bij elaar en te-gelijkertijd te komen:

na de elfstedentocht, de lang op zich laten wachtende lente; de discussie rond de Staatsprijs voor de letteren, de P.C. Hooftpr(js, met een minister in een mede-libe-raal kabinet die het bestond een ei-gen afweging te maken, in na\'0/-ging van één zijner voorgangers, Minister Cals b(j een reisstipen-dium voor liln het Reve;

de spreiding van kunstbeleid, door het architectuurmuseum aan Rotter-dam toe te wijzen op een moment dat hetzelfde kabinet de tevoren af gesproken overige spreidingen wil stoppen omdat "zoiets geen resul-taat geeft·:

In dit seizoen durft Liberaal Reveil met een nummer te komen over liberaal kunstbeleid, alsof deze er was en is' Eén der schrijvers - Ingeborg Seele-mann - relativeert in haar artikel het li-beraal kunstbeleid met te stellen, dat het gaat om beleid of opvattingen van enkele liberalen in de periode I948-I985. Hiermede is goed aangegeven wat het kunstbeleid van liberalen was: enkele individuele liberalen durfden zich erover uit te laten, omdat zij er verantwoordelijkheid voor voelden, of omdat zij vonden dat het politiek gezien nodig was. Waarvoor? J.Jils het voor de politici zelf of de image van de partij, of was het voor het 'verheffen van het volk; zoals liln Duiken in zijn artikel stelt als mogelijke beweegreden in vroegere tijd. Naar wij aannemen, was het nauwelijks vanuit de overtuiging

dat kunst en kunstuitingen een integre-rend onderdeel zijn van de samenle-ving.

Ook in dit seizoen hmm de weinig in-spirerende nota 'Museumbeleid I985' van het Ministerie Welzijn, Volksge-zondheid en Cultuur uit. Onomwonden wordt hierin gesteld, dat er weinig ini-tiatieven voor nieuw beleid zijn, en waar zij zijn -architectuurmuseum, fo-tografiemuesum - er geen geld is om ze op te bouwen; de initiatieven van de laatste 20 jaren zijn steeds van particu-liere zijde gekomen, en voor spreiding van het beleid naar de provincies is 5% van het beschikbare geld over! En tenlatte had in dit seizoen de jaarlij-ke boejaarlij-kenweek plaats, een zeer lovens-waardig initiatief van de schrijverswe-reld én de producenten en verspreiders van literatuur, waarmee zij inzien dat om een markt te krijgen - zie het artikel mn Baljé - hier op zijn minst aan werkt moet worden, en als het kan ge-zamenlijk! Dit is een voorbeeld voor de andere vormen van kunst. In deze boe-kenweek had de columnist Nico Scheepmaker de goede gedachte om onze media - televisie en radio - te vra-gen wat zij hieraan deden. Aandacht voor kunst mag dan helaas matig zijn, aandacht voor recente gebeurtenissen is toch bij uitstek het onderwerp van radio en televisie. Het resultaat van de enquête was zevenmaal venvondering over de vraag, of absoluut geen ant-woord, viermaal het antwoord te laat gereageerd, (een tip voor deze media: de boekenweek I986 is nu reeds in data vastgelegd) en éénmaal een reactie in een uitzending plus tweemaal toevallig in een vaste rubriek een schrijver aan-wezig!

Is het kunstbeleid in liberale kring moeilijk te bespeuren, ook elders in de Nederlandse samenlel'ing mankeert het aan beleid op het terrein van de kunst. Wat is kunst? Kort gedefinieerd is kunst de weergave van essentiële zaken uit het menselijk leven. Via klank of kleur, verbeelding of vorm worden abstracte belevenissen als bijv. geluk, vrede, achterdocht, droefenis, hulpeloosheid uit het leven van de mens als individu, of uit de samenleving weergegeven om te beleven en te beseffen, te gedenken of te stimuleren.

Met Thorbecke is te stellen, dat de staat geen oordelaar over kunst mag zijn. Dat wilniet zeggen dat kunst geen regeringszaak is, zoals vaak in liberale

kring abusievelijk de opvatting van Thorbecke wordt geiiuerpreteerd. De zorg om te stimuleren, om iets van de grond te krijgen, is wel degelijk een re-geringszaak, en dit geldt ook voor het stimuleren van kunst. De liberaal wil dat de mens vrij is in het ondernemen. Doch waar iets niet lukt, dient ge-steund te worden, dient de overheid aanzetten te geven waarop het individu kan voortbouwen. In de komende tijd kan dit heten stimuleren. Dit is om de donder niet omdat er in die periode geen geld is om iets te doen, doch heel principieel om het individu zijn kansen te laten nemen om te geraken tot zelf ontplooiing.

Het stimuleren van kunst hoeft niet ex-tra geld te kosten, is met rechtstreeks geld er in te stoppen zelfs niet te kopen. In tijden van economische welvaart, zoals wij in een nabij verleden mee-maakten, bleek dit niet de belangstel-ling voor of het beoefenen van kunsten te vergroten. In plaats van extra gelden

is nodig, extra aandacht om de creatie-ve creatie-vermogens te stimuleren. Als wij het overheidsapparaat in de toekomst tot de helft terugbrengen en handel en nij-verheid weer bloeien, dan is er geen ambtenaar om alles in detail te rege-len. Dan moet de bevolking het ::.elf doen. Dat lijkt mij een goed uit-gangspunt, waarop wij tot de realiteit van de dag terugkeren: wat kunnen wij doen ter bevordering der kunsten? De artikelen in dit nwnmer van Libe-raal Reveil zijn nogal pessimistisch in hun beschouwingen o1•er liberaal kunstbeleid. Zij praten over, respectie-velijk constateren wat er is, en wat werd gedaan - weinig en zeer individu-eel- hoeveel moeite het kost om zelfs in eigen kring de ontwikkelde gedachten over kunstbeleid geaccepteerd te krij-gen, of zij worstelen met de primitieve idee dat beleid op dit punt veel extra geld kost, en dat dit gaat ten koste van andere noodzakelijke bijdragen van de overheid in de samenleving.

Kunst passend in de liberale opvatting is duidelijk gericht op het stimuleren in plaats van verzorgen. Dit laatste is al te veel in de na-oorlogse jaren in het beleid van de overheid ingeslopen. Wij zullen dit verzorgen terug moeten draaien, om de aanwezige creativiteit en de wil tot eigen werkzaamheid en ei-gen ontplooiing weer maximale kansen te geven. Zonder het idee te hebben volledig te zijn, volgt hieronder een

(6)

44

somming van een elftal te nemen maat-regelen die in een liberaal beleid pas-sen:

1. de BKR-regeling opheffen. Dit is een regeling gebaseerd op het prin-cipe van verzorging. Zij werkt niet stimulerend op het produceren, noch op de kwaliteit van het gepro-duceerde, zij is geen aanzet tot een meer onafhankelijk en zelfstandig in de maatschappij staan.

Om deze regeling te kunnen afschaf fen is het beslist nodig, dat de maat-regelen, genoemd in de navolgende punten, doorgang vinden. Door de-ze uit te voeren, immers, is het mo-gelijk de "afzet van kunst" te ver-groten, en de voortbrengers van kunst kans op een reëel inkomen te geven.

2. de jeugd opvoeden of beter gezegd:

de jeugd kennis laten maken met de verschillende uitingen van kunst, hen liefde voor de kunst bij te bren-gen en hen de waarde te leren be-seffen van het wezenlijke in het le-ven. Deze laatste waarden zijn in een te efficiënte maatschappij ver-waarloosd, omdat zij niet direct in geld uit te drukken zijn, geen direc-te opbrengst hebben. In het onder-wijs aan kbo-scholen, nijverheids-scholen en het vwo is hiervoor meer plaats in te ruimen. Kunstenaars kunnen zelf hiervoor, betaald als docent, een bijdrage leveren, via contacten, lessen, voordrachten, discussies of aterlierbezoeken. De uitgifte van het kultureel jonge-renpaspoort dient uitgebreid te wor-den, zoals hier en daar al gebeurt. Dit brengt nauwelijks kosten mee: de gebruikes vullen open plaatsen bij de voorstellingen, of bezoeken musea waar het gebeuren toch al georganiseerd is, resp. de bewaking al geregeld is.

3. kunstenaars stimuleren, door het hen mogelijk te maken meer contac-ten tezoeken én door het publiek contact met hen te laten hebben. Te

denken valt aan open-atelierdagen, werken in de open lucht, het geven van lessen en voordrachten en cur-sussen. Hiervoor is dan een norma-le docenten-beloning te geven. 4. het zelfdoen stimuleren.

Op het gebied van muziek en toneel gebeurt dit reeds door eigen initia-tieven vanuit de bevolking. Ook voor schilderen, tekenen en beeld-houwen is dit te doen via cursussen, alsmede voor toeneelgroepen. De overheid kan stimuleren door ge-bouwen beschikbaar te stellen, door verrichte diensten te honore-ren, enz.

5. verkoop van kunst bevorderen. Dit kan door tentoonstellingen te bevorderen, hetzij van beroepsmen-sen, de galerieën, als ook van plaatselijke tentoonstellingen. De verkoop is te stimuleren door een overheidsbijdrage. Deze bijdrage dient niet, zoals nu, aan de koper ten goede te komen, doch aan de kunstenaar.

6. tentoonstellingen in de 'zelf-doe~ sfeer te organiseren in musea en in diverse daarvoor in aanmerking ko-mende ruimtes. Hierbij is gebruik te maken van mensen die in staat en bereid zijn hieraan te werken. Dit zijn er velen in de huidige tijd, waarin men eerder uit het ar-beidsproces stapt. Bij de organisa-tie is hulp te bieden door regionale deskundigen.

7. regionale consulenten aanstellen, die voorlichting en hulp bij de orga-nisatie van tentoonstelling, de opzet van verzamelingen, de promotie er-van, kunnen geven. 1-flkkennis op kunstgebied, administratieve hulp dienen gratis verstrekt te worden, om het plaatselijk initiatief op een hoger niveau te krijgen, zonder dat de verantwoordelijkheid aan de ini-tiatiefnemers wordt ontnomen. 8. radio en televisie dienen hun

voor-lichtende taak op het gebied van de kunsten voort te zetten en uit te brei-den. Met geen medium worden zo-veel mensen bereikt als met televi-sie. Met de aanwezige stafmensen is zonder veel kosten meer te doen: deskundigen uit het vakgebied zijn in te schakelen bij voorbereiding en uitvoering van de programma's. Op deze wijze is de nodige diepgang in de programma:ç_ die nu veelal ont-breekt, te krijgen.

9. monumentenzorg dient uitgebreid te worden:

- op tijd onderhouden voorkomt

duurder herstel

- gebruik van monumenten in het

normale leven dient gestimuleerd. Op beide gebieden zijn particuliere initiatieven ontstaan, die zeer goed werken. Hun taak en hun mogelijk-heden kunnen uitgebouwd worden tot een landelijk systeem. Het zijn:

- de monumentenwacht, die

regel-matig inspecteert en eenvoudig herstel direct uitvoert, en

- de maatschappijen voor

Stads-herstel, zoals die al jaren werken in o.a. Deventer en Groningen, waar door hun bemoeienissen ve-le panden gerestaureerd zijn en, wat minstens even belangrijk is, weer een eigentijds gebruik kre-gen.

JO. de vormgeving van het milieu. Ubt is een gave vormgeving van de wereld om ons heen waard? Dit is niet in geld uit te drukken. Voor ie-der is echter duidelijk dat het in-vloed heeft op de mens, op zijn con-tact met de omgeving en op zijn ma-nier van gebruiken en omgaan met dit milieu. Inschakelen van vormge-vers bij het maken van dit milieu, bij het maken van renovatieplannen en bij stadsvernieuwing is dan ook noodzakelijk.

Om het belang van enkel de wens tot goede vormgeving van het milieu op de werkgelegenheid te schatten, volgt hier een rekenvoorbeeld. Een huurverhoging van bijvoorbeeld f 450,-- per maand tot f 452,50 per maand levert voor de jaarlijkse nieuwbouw in ons land f 30,-- per woning op, of een mogelijke meer-investering van ongeveer f 300,--per woning. Dit is te gebruiken voor ontwerpkosten van de woonomge-ving. Met dit geld voor de totale nieuwbouw van ongeveer 100.000 woningen per jaar, levert het werk op voor 500 jonge architecten, elk jaar weer!

Hebben wij voor een goed woon-milieu een riks per maand over? 11. uitbreiding regeling

kunsttoepas-sing bij bouwwerken, de zogenaam-de ]%-regeling. Deze regel dient uitgebreid te worden tot alle over-heidsbouwwerken, en dient ook te gelden voor waterbouwkundige werken, ruilverkavelingen, wegen-aanleg en cultuur-technische wer-ken. Toepassing ervan heeft invloed op de omgeving. J,éel gebruikers van deze omgeving worden dan geattendeerd op dat wat om hen heen gebeurt.

Uitbreiding van deze regeling zal een belangrijke vergroting van de hoeveelheid werk voor kunstenaars ten gevolge hebben.

Zouden de genoemde punten, naast de zorg voor het handhaven van een inter-nationaal niveau op het gebied van mu-ziek en musea, en de zorg voor de spreiding van de Nederlandse cultuur in het buitenland, niet een liberaal kunstbeleid kunnen uitmaken? Wij sti-muleren ermee dat de kunst breed gespreid wordt, dat creativiteit gewaar-deerd wordt en dat in de huidige en toekomstige samenleving een zinvol ge-bruik, actief en passief, aan de meerde-re vrije tijd van zeer velen wordt gege-ven.

(7)

Princi-pe belangstelling bij de bevolking is aanwezig: wij zien het aan de bezoe-kersaantallen bij belangrijke ten-toonstellingen als van J.fln Gogh in Kröller-Müller, het goud van de Thra-ciërs in Boymans-van Beuningen en La

Grande Parade in het Stedelijk, doch ook aan de grote activiteiten in gale-rieën in de steden en in tentoonstellin-gen alom gespreid door het land. En tenslotte: van de rijksbegroting is ongeveer 0,5% voor de kunsten be-schikbaar. Misschien is niet meer no-dig. Echter, als het 1% zou worden,

wat dan nog. Het werkelijke bedrag aan kunst te besteden is dan nog niet hoog:

Uilt is de cultuur ons waard? Wat is de culturele vorming ons waard?

én heel nuchter

Uilt krijgen wij ervoor terug? Op deze laatste vraag een heel kort antwoord:

een stuk cultuur

een stuk betere omgeving een stuk toerisme een stuk recreatie een stuk werkgelegenheid, én

een zinnige besteding van de in de toekomst veel te verwachten vrije tijd.

1-lliarschijnlijk is dit grotendeels ook nog te waarderen in geld, en daardoor eenvoudig ''af te wegen" tegen andere behoeften, waar de overheid voor dient te zorgen.

"Wij zijn heel voorzichtig met het richten

van de vraag van bovenaf"

Liberale politici in gesprek met medewerkers van de Telderstichting en de

Boekman-stichting over de uitgangspunten van een liberaal kunstbeleid.

*

HANS VAN DULKEN

Een liberaal bepaalt zelf wel wat libe-raal is, liberalisme is een levenshou-ding. Om die reden kennen wij niet zul-ke dramatische broedertwisten als bij socialisten en confessionelen voorko-men. Aldus senator J.fln der Werf! in zijn reactie op het onderzoek van Jnge-borg Seelemann naar de kunstpolitieke opvattingen van de VVD. Een van de voornaamste conclusies uit dat onder-zoek is de constatering dat er binnen de VVD een grote variatiebreedte in op-vattingen bestond en nog steeds be-staat.

In de Handelingen van de Eerste en Tweede Kamer, in de diverse beginsel-en verkiezingsprogramma's, in de peri-odieken Liberaal Reveil en Vrijheid en Democratie en op de diverse

congres-sen worden met betrekking tot het kunstbeleid standpunten geformuleerd die niet altijd in elkaars verlengde lig-gen, laat staan dat zij altijd met elkaar corresponderen. Onduidelijk of inhe-rent aan de uitgangspunten van het li-beralisme. Dat laatste, menen J.fln der Werffen Vonhoff met grote stelligheid. Het credo: 'De overheid is geen oorde-laar van kunst en wetenschap' heeft niet aan actualiteit ingeboet, maar geen enkele liberaal zal aan uitspraken van Thorbecke zijn gelijk pogen te be-wijzen. Thorbecke vervult voor de VVD een analoge functie als het borstbeeld van de vereerde componist die een pia-nist op zijn instrument had staan. Libe-ralen houden de voorman in ere, aldus de ondervoorzitter van de Eerste Ka-mer. Maar er is meer, vervolgt hij, dat is de 'levensstijl' van de partij. En daarmee verwoordt J.fln der Werff de essentie van zijn kritiek op het onder-zoek van Seelemann. De liberale kunst-politiek mag niet beoordeeld worden op grond van onderzoek dat zich uit-sluitend baseert op genoemde bronnen.

De cultuur van de partij Van der Werff:

"Bij een onderzoek naar de kunstpoli-tieke opvattingen van de VVD valt steeds de 'levensstijl' van de partij in het oog te houden: de uitspraken van partijkongressen hebben bij de VVD bij lange na niet de importantie als bij de PvdA. De noodkreet van

oud-minis-ter van defensie Vredeling "kongressen kopen geen vliegtuigen" zal bij de VVD nimmer nodig zijn. Maar met die levensstijl hangt een ander dilemma sa-men. De VVD was jarenlang een klei-ne partij. Kleiklei-ne partijen in Nederland vertonen een bepaald beeld, namelijk dat van getuigenispartij. Dat heeft de VVD nimmer willen zijn: ze heeft zich steeds bereid getoond direkte me-de verantwoorme-delijkheid voor het be-staan op elk niveau te willen dragen. De konsekwentie van zo'n gedragslijn is dat men soms minder 'outspoken' zal zijn. In het algemeen gaat het bij de be-oordeling van politieke partijen veel minder om wat in het programma staat als wel om hetgeen in stemgedrag en openbare behandeling van wetgeving en beleidsstukken in de volksvertegen-woordiging tot uitdrukking komt. Door spreken én door niet-spreken. De re-den: tijdgebrek in verband met spreek-tijdbeperking, de reaktie: stilzwijgende ontstemming dan wel instemming". Vonhoff:

"In de Tweede Kamer spraken wij in mijn periode maar 20 minuten over de begroting van CRM, dat verdeel je dan over drie woordvoerders. Het gevolg was dat je dan voor cultuur 6 minuten had. Dacht je nu heus dat je voor zo'n omvangrijke materie als het cultuurbe-leid in zes minuten ging vcrtellen wat je niét wou. Die 6 minuten had ik no-dig voor allerlei onderwerpen om te zeggen wat ik wèl wilde".

(8)

46

De stilzwijgende instemming dan wel ontstemming heeft bij de buitenwacht van tijd tot tijd voor een zekere verwar-ring gezorgd. Liberalen hebben in de Eerste en Tweede Kamer niet altijd de mogelijkheid aangegrepen om zich als liberaal te profileren. Seelemann me-moreert bijvoorbeeld het debat aan-gaande de weigering van minister Cals om aan Gerard van het Reve een reis-beurs te verstrekken. De volksschrijver kreeg die beurs niet omdat zijn boek Melancholia godslasterlijke passages z.ou bevatten. Mevrouw Fortanier de Wit, bij die gelegenheid woord-voerdster voor de WD in de Tweede Kamer, onthield zich bij de behande-ling van de begroting van OKW van commentaar. Het ontbrak haar aan tijd. En velen fronsten de wenkbrauwen toen de vice-voorzitter van de partij, mr. H. van Riet, op een onbewaakt mo-ment verkondigde dat ons land meer behoefte had aan een halve straaljager dan aan een heel orkest.

Vonhoff:

"Ik zat toen in het dagelijks bestuur en over die uitspraak waren we niet echt enthousiast. Maar als je die uitspraak in zijn kontekst plaatst dan valt het alle-maal wel mee. Het was het resultaat van een uitgelokte diskussie met een Haagse wethouder, in een ambiance van een cultureel steekspel, waarbij op het spel stond hoe je in vormen van re-thorica stellingen kon verdedigen. Van Riel had meer van dat soort uitspraken. Ik herinner me: "Het mooiste wat ik zie is de Nederlandse vlag op een oor-logsschip!". Het is eenvoudigweg niet redelijk om op basis van dit soort uit-spraken de liberale houding ten opzich-te van kunst opzich-te schetsen. Dat geldt ook voor het zwijgen van mevrouw Forta-nier de Wit. Maar los daarvan, vooral buiten het parlement zie je de betrok-kenheid van liberalen met het culturele leven. Denk maar eens aan de aktivi-teiten die zij ontplooien in de besturen van culturele instellingen".

Van der Werff:

"Vonhoff heeft gelijk, je mag je bij de beoordeling van het liberale kunstbe-leid niet uitsluitend baseren op de rol van de overheid en het machtsapparaat dat die overheid tot haar beschikking heeft. Confessionelen willen in. hun cultuurbeleid het overheidsapparaat hanteren om de samenleving bepaalde normen op te leggen. Socialisten gelo-ven in de maakbaarheid van de maat-schappij, wij doen dat niet. Socialisten maken bij hun cultuurpolitiek gebruik van het overheidsapparaat om een toe-komstig maatschappijbeeld tot ontwik-keling te brengen. Oude liberalen,

zo-als ik, hebben het gevoel dat dat niet kan".

Groenveld:

"Als dat zou impliceren, dat het libera-lisme geen dogma's kent, ben ik het daar niet mee eens. Zeker niet als je naar het klassiek liberalisme kijkt. Daar werden bepaalde processen, met name marktprocessen als ideaal om-schreven. In die zin formuleerde men wel degelijk een blauwdruk van de sa-menleving".

Vonhoff:

"Akkoord, tegen die achtergrond kent het liberalisme ook zijn dogma's. Er zijn liberalen geweest die gezegd heb-ben dat ze liberaal geworden zijn, om-dat zij de overtuiging hadden om-dat het anarchisme niet werkte. Dat betekent niet dat wij geen principiële uitgangs-punten kennen. Ik herinnner mij bij-voorbeeld een diskussie met Han Lam-mers over de inhoud van de radio- en televisieprogrammabladen. Wij waren van mening dat je die inhoud niet moet vaststellen middels de omroepwetge-ving. De liberaal zegt dan - in dit geval was het mevrouw Van Someren in de Tweede Kamer - ik vind niet dat over-heid zich hiermee moet bemoeien. De liberaal zegt dan nee en dat kan kort. Hij probeert ook geen alternatief te for-muleren omdat hij dat alternatief niet begeert".

Kunstspreiding

Een essentieel onderdeel van het na-oorlogse kunstbeleid is de spreiding van kunst onder de bevolking geweest. Een doelstelling die ook door de WD is onderschreven. J-llit dan opvalt is, dat liberalen een hoge premie stellen op de keuzevrijheid van het publiek, een terugkerend thema in de diverse beginsel- en verkiezingsprogramma

s.

ledereen moet zijn eigen culturele con-text kunnen bepalen, zo formuleerde 11ln der Werff het in 1977. De overheid schept een aantal voorwaarden, maar verder reikt haar bevoegdheid niet. So-cialisten en christen-democraten heb-ben de neiging om door middel van

'vorming' een paar stappen verder te gaan.

Van der Werff:

"Net als bij het onderwijs, gaat het hier om het tot ontwikkeling brengen van potenties. De overheid schept voorwaarden, het is geen zaak van om-buigen of richten van preferenties van mensen. Overigens heb ik niks tegen vorming. Ik ben zelfs bijna voorzitter van de Federatie van Volkshogescholen

geweest, maar ik werd met 13 tegen 12 stemmen door een communist versla-gen. Je kunt bij de spreiding van cul-tuur op z'n hoogst additionele bagage aanreiken. Het verwerkingsproces kan je niet voor anderen doen, dat is geen terrein voor de overheid. Vooral op lo-kaal en provinciaal niveau zie je libera-len activiteiten in deze sfeer ontplooi-en. Wij hebben vele wethouders in on-ze gelederen die cultuur beheren. Dat is niet voor niets. Je ziet dan dat dat voorwaardenscheppend beleid dat wij voorstaan op twee manieren werkt. Enerzijds naar de consument en ander-zijds naar de kunstenaar, via bibliothe-ken en artothebibliothe-ken. Bibliotheekwerk is zeker cultuurspreiding; het zijn libera-len geweest die de bibliotheekwet heb-ben ingediend. Dat is veel belangrijker dan het al dan niet steunen van een sub-sidieverhoging voor het Nationale Bal-let".

Veder:

"Liberalen denken bij de kunstsprei-ding aan een tweerichtingsverkeer. Je kunt dingen aanbieden, maar daarmee ben je er niet. Er is één vraag die je al-tijd moet stellen: in hoeverre komt het aanbod terecht bij de mensen die het ook werkelijk willen hebben. Mis-schien zit daar iets van de aarzeling in die wij hebben ten aanzien van socia-listen. Ik heb weleens de indruk dat daar het accent uitsluitend op de aan-bieding ligt. Er wordt veel geld in gestoken maar om het resultaat lijkt men zich niet te bekommeren. Als het niet aanslaat, dan moet je daar je con-sequenties aan verbinden. Dan moet je stoppen en daar is moed voor nodig". Vonhoff:

"Ik ben om die reden ook altijd tegen konsumentensubsidies geweest en wel omdat dat de ongelijkheid versterkt. Als je nagaat waar die subsidies te-rechtkomen, dan moet je konkluderen dat daar alleen de hogere inkomens wèl bij varen. Een onrechtvaardige verde-ling ten gunste van de welgestelden. Om die reden pleit ik voor het afschaf-fen van dat soort subsidies en voor het verlagen van de belastingen. Je geeft dan de consumenten de gelegenheid om zelf te kiezen. Ik ben zelf jarenlang voorzitter van het C.J.P. geweest. Het C.J.P. was een concrete maatregel in de aanbiedingssfeer, een doeltreffende sti-muleringsmaatregel. De konsument werd zelf de keuze gelaten en, ook be-langrijk, functioneerde ook weer vol-waardig op de markt".

Van der Werff:

(9)

juist in de eerste jaren van de opvoe-ding tot een essentieel onderdeel van het levenspatroon te maken. Het on-derwijs vervult dan een sleutelfunctie". Kassies:

"Precies, dat weet iedereen en het ge-beurt niet. Ik heb deze discussie al meer gevoerd. De afbraak van het on-derwijs is bij Van Kemenade begonnen en kijk maar wat er nu gebeurt. Die af-braak is gewoon doorgegaan, daar kun-nen wij hele verhalen over houden". Vonhoff:

"Dat is een rampzalige ontwikkeling, dat ben ik met je eens. Daar kunnen wij kort over zijn".

Toch heeft de Tweede Kamerfraktie van de VVD er recentelijk voor gepleit om de creatieve vakken in het basisonder-wijs te verminderen.

Van der Werff:

"Daar ben ik dan niet blij mee". Groenveld:

"Ik heb daar minder moeite mee; wij moeten niet vergeten dat het in die situ-atie om onderwijsbeleid gaat. Je wordt gedwongen de beschikbare middelen te alloceren en het kan zijn dat er een on-evenwichtigheid bestaat tussen de crea-tieve en de cognicrea-tieve vakken. Als dat het geval is, dan zal je die allocatie an-ders moeten laten verlopen. Dat kan betekenen dat je in het beleid meer aandacht aan cognitieve vakken be-steedt en wat minder aan de creatieve". Van Heemskerck:

"Dat zijn ook de argumenten geweest. In elk geval zat er geen filosofie achter in de trant van: die creatieve vakken zijn niet zo belangrijk".

Kassies:

"Het gaat er om of buiten of parallel aan dat onderwijs allerlei activiteiten kunnen worden aangeboden die bij de bestaande belangstelling aansluiten of belangstelling wekken. Dat heeft niets te maken met een VVD- of een PvdA-standpunt; beide partijen zijn kinderen van de Verlichting".

Vonhoff:

"Onze pleidooien in het verleden voor meer aandacht voor de creatieve vak-ken beperkten zich niet tot de behande-ling van de CRM-begroting. Wij heb-ben een langdurige discussie gehad met de toenmalige staatssecretaris van on-derwijs Grosheide, over de doelstellin-gen van het onderwijs. Ik heb toen

na-mens de fractie een doelstellingennota over het onderwijs geschreven en die hebben wij bij de behandeling van de onderwijsbegroting ingediend. In die nota neemt het kunstonderwijs op de scholen een belangrijke plaats in. Dan ons voortdurend pleidooi voor kunstschiedenis als onderdeel van het ge-schiedenisonderwijs. Ons beleid ten aanzien van de bibliotheken; de biblio-theekwet heb ik ingediend, onze hou-ding ten aanzien van het C.J.P. Op een gegeven moment hebben wij ons inge-zet voor de verruiming van de moge-lijkheiden van de educatieve diensten van de musea. Al dat soort elementen brachten wij in de aanbiedingssfeer. Maar dan komt het moment, en dat is het grote punt, ik zeg dat mevrouw Ve-der na, wat gebeurt er met het aange-bodene. Daar zit een keuze in; wij zijn heel voorzichtig met het richten van de vraag van bovenaf'.

Veder:

"Dat zeg ik ook altijd. Het hangt sa-men met de strijd die in het kunstbeleid werd en nog steeds wordt gestreden. Kwaliteitsbevordering aan de ene kant en de spreiding aan de andere kant. Moet je alleen de drie grote orkesten in de randstad steunen, of ben je van me-ning dat alle provincies een orkest moeten hebben. Hetzelfde verhaal geldt voor de conservatoria. Beide ar-gumenten kosten geld en je zult dus moeten kiezen".

Kassies:

"Een dergelijke keuze is natuurlijk sterk afhankelijk van het mensbeeld dat wordt gehanteerd. Socialisten zijn opti-mistisch over de menselijke soort en sceptisch over de exemplaren. Libera-len zijn van oorsprong tamelijk scep-tisch over de menselijke soort en opti-mistisch over de exemplaren".

Herstel van de markt

In de eerste verkiezingsprogramma's van de VVD spreekt men met groot ver-trouwen over het herstel van de markt. Was men er in het begin van de jaren vijftig van overtuigd dat het over-heidsmecenaat van voorbijgaande aard was, de huidige generatie VVD-ers er-kent dat de overheid een niet weg te denken rol in het kunstleven speelt. De laatste jaren lijkt het erop dat het ac-cent weer komt te liggen op het herstel van de markt. Terug naar de markt, is dat een reële optie? Uitgesloten, zegt het huidige Tweede Kamerlid mevrouw 11ln Heemskerck. Nee, zegt mevrouw

Jk?der. Onder bepaalde voorwaarden, meent Vonhoff.

Van Heemskerck:

"Individualisering is bij ons een cen-traal thema. Dat is duidelijk. Je pro-beert dan zoveel mogelijk mensen zo veel mogelijk dingen te laten doen. Daar is je beleid op gericht en het zal duidelijk zijn dat de overheid daar een rol in speelt. Dat kan niet als je uitslui-tend vertrouwt op het herstel van de markt. De weg terug zal moeilijk zijn. Stel je voor, ik geef maar een voor-beeld, als wij zouden zeggen de BKR moet worden afgeschaft. Dan krijg je half Nederland over je heen. Wij moe-ten er vanuit gaan dat de overheid in het kunstleven een dominante rol zal blijven spelen".

Vonhoff:

"Dat is waar, ook in onze kring zul je nog nauwelijks mensen tegenkomen, die de overheid geen belangrijke rol toebedelen op de kunstmarkt. Maar naar mijn mening mag dat ons niet weerhouden om te streven naar een zo'n goed mogelijk herstel van die markt. Het is duidelijk dat je de geste-gen produktiekosten in de kunstsector niet kunt opvangen door middel van een toegenomen produktie. Maar je mag niet uitsluitend kijken naar de kostentoename in de kunst, want dat gaat gepaard met een aanzienlijke wel-vaartstoename. Die kostentoename in de kunst wordt veroorzaakt door de verbeterde rechts- en salarispositie van kunstenaars. Vergeleken met zestig jaar terug, is er sprake van een enorme in-haalmanoeuvre en dat is nu precies het aandeel van de kunstmarkt waar je het overheidsmecenaat voor nodig hebt. Maar dat is geen enkele reden om ook niet een beroep te doen op het toegeno-men welvaartsaandeel in het totaal van de samenleving. Als je een andere stel-ling betrekt, dan zet je zonder twijfel de deur open naar een voortgaande versterking van de collectivisatie van de samenleving. Ik wijs dat af. In ons land heeft dat onacceptabele vormen aangenomen; meer dan 70% van ons bruto nationaal inkomen loopt via de collectieve sector. Dat kan niet, daar lopen wij op vast".

Veder:

"Precies, ik denk dat het instandhou-den van zoveel orkesten, zoveel toneel-gezelschappen en zoveel musea een ze-ker welvaartsniveau veronderstelt. Je zult dat met z'n allen moeten opbren-gen. En als daar grenzen aan zijn, dan zullen die gesteld moeten worden.

(10)

48

Maar dat is niet hetzelfde als terugval-len op het marktmechanisme". Groenveld:

"Socialisten constateren vaak dat de markt niet werkt en trekken daaruit de conclusie, dat je om die reden moet doorgaan met het ontmantelen van die markt. Je kunt je ook afvragen, en dat doen liberalen, of je niet alles in het werk moet stellen om die markt te her-stellen, of die in het leven te roepen voor zover die nog niet bestond. Ik be-doel, uit het feit dat de markt ontman-teld wordt ontleent men steeds meer ar-gumenten om die markt verder te ont-mantelen. Ik ben van mening dat ook sommige liberalen te snel zeggen: "die markt krijgen wij nooit meer terug" en om die reden leggen zij het accent bij het overheidsmecenaat. Dat komt om-dat zij uitgaan van de feitelijke situatie waarbij de markt al ontmanteld is. Zij worden geconfronteerd met een vicieu-ze cirkel en je hebt pragmatische politi-ci nodig om dat te doorbreken". Kassies:

"Er wordt gesproken over het herstel van de kunstmarkt, maar er heeft nooit een kunstmarkt bestaan. Er is nooit een florerende markt geweest voor opera of toneel".

Vonhoff:

"Ik bestrijd dat. Er bestaat wel degelijk een markt voor de vrije produkties en dan heb ik zeker niet alleen "Het Thea-ter van de Lach" op het oog. Dat over-heidsingrijpen kan juist heel markt-verstorend werken. In Utrecht heb ik dat meegemaakt. De wethouder van fi-nanciën beperkte het aantal uitvoerin-gen van een bepaalde voorstelling, ter-wijl de schouwburg avond aan avond volzat. Waarom? Omdat wij aan een gefixeerd aantal voorstellingen vastza-ten om de begroting sluivastza-tend te maken. Dat was overigens geen hoogtepunt in ons culturele beleid. Maar los daarvan, de opera kan zich van oudsher verheu-gen in een zeer gespreide markt. Zeker in Amsterdam is de opera één van de meest gepopulariseerde vormen van cultuur geweest".

Kassies:

" Toch moet je je afvragen wat de bete-kenis van het vrije circuit is geweest voor de vernieuwing van het theater. De Figaro, La Bohème, daar is van oudsher een markt voor geweest. Dat verkoop je altijd wel, iedere theaterdi-recteur wil dat hebben. Maar het mo-derne repertoire, het margetheater, daar is geen markt voor. De overheid .staat voor de taak om die avantgarde te steunen, dus dat aanbod waar geen

markt voor bestaat. Een stelling overi-gens die ook ooit door Van Riel werd onderschreven".

Vonhoff:

"Ik houd vol dat er vormen van marge-theater zijn die wel degelijk blijken te kunnen bestaan buiten de overheid om. Kijk bijvoorbeeld naar de studentento-neelcultuur. Beperkt van opzet, maar het werkt. Kassies' stelling is mij te ge-makkelijk. In Groningen, het Grand, een heel levendig gebeuren dat zich buiten de gesubsidieerde sfeer afspeelt. Je moet wèl hopen dat de overheid daar met z'n vingers van afulijft. want an-ders gaat het kapot".

Kassies:

"Wat jullie daar in Groningen hebben is een heel specifieke vorm van jeugd-cultuur. Dat is "Werk met behoud van uitkering". En jij weet ook dat dit door de gevestigde instellingen met de grootst mogelijk argwaan werd beke-ken".

Van der Werff:

"Ik wou nog even terug. Kassies en ik hebben samen in het Bedrijfsschap voor de Pers gezeten. Met die organi-satie beoogden wij op termijn herstel van marktmechanismen. Wij hebben toen als uitgangspunt geformuleerd, dat wij alleen zouden ondersteunen als er tenminste enig zicht op rentabiliteit gewaarborgd leek. Het is mij niet dui-delijk waarom dit uitgangspunt niet bij het kunstbeleid gehanteerd kan wor-den. Tijdelijke ondersteuning door de overheid, maar met als uitgangspositie de gezondmaking".

Kassies:

"Dat was inderdaad zo. het uit-gangspunt was herstel van de marktver-houdingen. De overheid wil een be-paald aanbod van weekbladen handha-ven, omdat daarmee een pluriforme meningsvorming gegarandeerd was. Of je dat kunt vergelijken met het herstel van de markt voor de kunst, lijkt mij dubieus. Ik blijf daarbij, ondanks de tegenwerpingen van Vonhoff. Op dit punt verschillen wij van mening, daar moeten wij op het congres in november nog maar eens op terugkomen". Het ministerie van OKW

Liberalen hebben in het verleden de katholieke minister van OKW en CRM met een opvallende hoffelijkheid beje-gend, constateert Seelemann in haar onderzoek. Dit, terwijl men mag veron-derstellen dat er significante verschil-len zijn in de benadering van het cul-tuurbeleid.

Vonhoff:

"Ik heb daar andere herinneringen aan. Zeker weet ik dat de relatie tussen mejuffrouw Klompé en onze Tweede Kamerfractie er eentje was van gewa-pende vrede, vaak minder dan dat. Als Oud haar bij een Algemene Beschou-wing begroet als een "mistroostig bloempje in de woestijn", dat is dat niet vrij van sarcasme. Als ikzelf in een de-bat met haar een gedicht van Greshoff citeer: "Sluit voorzichtig Uwe deuren. met een grendel en een slot. binnen kan U niets gebeuren, in Uw stil bek-nopt genot", dan staat dat ook ergens voor. Dat werd mij door de overzijde van de regeringstafel niet in dank afge-nomen".

Kassies:

"Toch bestond er over dat kunstbeleid een ruime mate van consensus en ver-geet niet dat er ook nog zoiets speelde als het coalitiebelang".

Vonhoff:

"Met Klompé hebben wij zaken ge-daan met name op het gebied van het monumentenbeleid. Kassies heeft ge-lijk, dat waren inderdaad zaken waar een vrij brede consensus over bestond. Maar iemand als Gieten. dat was een pilarenbijter eerste klas. Er bestond be-paald geen vreugde over zijn culturele beleid in onze kring. Een speciaal ge-val was minister Engels, ik was toen staatssecretaris. De heer Engels is aan dat ministerschap letterlijk fysiek ten onder gegaan. Hij werd gedurig door zijn eigen fractie onderuit gehaald. Kleisterlee en Gardeniers liepen hem op de meest verschrikkelijke wijze voor de voeten. Maar het politieke be-lang prevaleerde. Voortdurend heb ik onze eigen fractie in het gelid gevloekt. Zo ging dat toen, nu kan dat niet meer. Engels had namelijk bij de presentatie van het kabinet gezegd, dat hij liever met de PvdA had geregeerd. Ik hoor het Wiegel nog zeggen bij de algemene beschouwingen: "Welk nationaal be-lang zou geschaad zijn als de heer En-gels het ministerschap had geweigerd".

Liberalen hebben nooit een bewinds-man gekend met cultuur in zijn porte-feuille. Uitzonderingen zijn het staats-secretariaat van Vonhoff en meer re-centelijk, dat van de huidige AVRO-voorzitter Wállis de Vries. Heeft de VVD bij coalitiebesprekingen ooit ge-opteerd voor het ministerschap van OKWofCRM?

Vonhoff:

(11)

door Geertsema, de toenmalige fractie-voorzitter, de fractie was al dusdanig verzwakt. Dat is één van haar meest. tragische politieke ervaringen geweest. Zij heeft toen wèl bedongen, overigens niet onbegrijpelijk, dat op die post geen andere VVD-er benoemd zou worden. Maar het is haar zeer nadruk-kelijk aangeboden, het heeft haar ech-ter aan medewerking van de fractie-voorzitter ontbroken. Voor de rest heb-ben wij de curieuze situatie gehad dat er een tijdlang, ook in onze partij, een duidelijke stroming bestond om het de-partement van CRM op te heffen. Ik was daar falikant tegen. In dat licht moet je ook mijn staatssecretariaat zien. Na de aanvaarding van mijn func-tie verstomde die geluiden in de frac-tie. Overigens is er bij de coalitievor-ming van confessionele zijde altijd be-zwaar gemaakt tegen een liberaal of een sociaal-democraat op OKW of CRM. Dat komt omdat de christen-democratische machtsvorming voor een niet onaanzienlijk deel gefundeerd is in de handhaving van bestaande sub-sidiestructuren. Ik werd door christen-democraten met een buitengemeen groot wantrouwen bejegend. Hetzelfde lot trof Wim Meijer, mijn opvolger".

Van der Werff:

"Wat dat betreft zijn de ervaringen met de confessionelen bij de lagere over-heid heel opmerkelijk. Ik zei het al, de VVD probeert voortdurend bij de col-legevorming in provincie en gemeente de post cultuur in handel te krijgen. Het heeft mij verbaasd dat wij bij de Gedeputeerde Staten van Brabant, toch een confessioneel bolwerk, zo makke-lijk die portefeuille konden krijgen".

In bepaalde kringen binnen de WD heeft er altijd een duidelijke reserve bestaan tegen het voornemen van de overheid om de kunsten te beschouwen als een welzijnsvoorziening. Het meest expliciet in deze is Vonhoff geweest. Eind jaren zestig pleitte hij voor een scheiding tussen het sociaal-culturele en het maatschappelijke werk. De kun-sten zijn nu ondergebracht bij het mini-sterie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Bestaan die bezwaren nog steeds?

Kunst en Welzijn Vonhoff:

"Ik heb mij altijd verzet tegen de term welzijn. Kunst is geen welzijnsvoorzie-ning. Je zag op het departement dat de component maatschappelijk werk als een stoomwals over de cultuur heen denderde. Als je van de sector cultuur iets wilde redden, dat moest je er voor

zorgen dat het uit de handen van de "zorgende" maatschappelijk werksters bleef. Dat waren de mensen die meen-den te kunnen bepalen wat goed was voor het volk. En zoiets schiet mij in het verkeerde keelgat. Vandaar dat ik voor een splitsing heb gepleit: een deling maatschappelijk werk en een af-deling sociaal-cultureel. Je moet cul-tuur niet als een zorg-goed zien. Je moet bij de sportbeweging, een analo-ge zaak, niet de normen hanteren die gelden voor de begeleiding van invali-den.

Zo'n ministerie van WVC, voor de kunst is dat een ramp. Niet alleen van-wege die welzijnsoptiek, vooral vanwe-ge de component volksvanwe-gezondheid. Door z'n omvang is dat een regelrechte bedreiging én voor het maatschappelijk werk én voor de cultuur. Als je ziet wat voor planprocedures uit dat werkge-bied losdavert over het hele departe-ment, dan is dat een reden voor de al-lergrootste zorg. Hier mag overigens niet uit worden afgeleid dat ik voor een aparte Kunstenwet zou zijn. Je hoort steeds meer pleidooien voor een derge-lijke wettederge-lijke regeling. Naar mijn stellige overtuiging biedt dat geen en-kele garantie voor een effectieve be-scherming. De kunsten behoren in de sociaal-culturele sector".

Van Heemskerck:

"Ik ga vrijwel geheel met de heer Von-hoff mee".

Van der Werff:

"Ik ook. Ik heb een vrij groot aandeel gehad in het advies dat de Raad Bin-nenlands Bestuur geschreven heeft over de welzijnswetgeving als opvolger van de Kaderwet Specifiek Welzijn. Overi-gens werd er over die kaderwet bij ons heel verschillend gedacht, maar dat terzijde. Mijn belangrijkste bezwaar te-gen de welzijnswet, en dan nog afge-zien van de onvolkomenheden om die wet, is onevenwichtigheid tussen de sector welzijn en de sector volksge-zondheid. Dat wordt volstrekt gene-geerd en uit niets blijkt dat minister Brinkman voornemens is daar een oplossing voor te zoeken. Het heeft er alles van dat de minister de keuze waarvoor hij staat, verdoezelt. Ik ben het met Vonhoff eens, kunst heeft niets met welzijn te maken. Het griezelige is dat ze daar in Rijswijk al-les wat mensen aangaat naar zich toe-trekken, in plaats van het naar de lage-re overheden te laten schuiven of het daar te laten. Een voorbeeld: sportbe-leid is gecentraliseerd besportbe-leid, zegt deze minister. Nee minister, zeg ik dan, sportbeleid is autonoom beleid en heeft

niets te maken met centraal beleid. Dat men op WVC dit onderscheid nog steeds niet weet te maken, vervult mij met de grootste zorg. Want de maal-stroom van de decentralisatie trekt de cultuur mee in de verkeerde hoek. Als deze minister praat over kwaliteitsbe-vordering en over spreiding van de kunsten, dan moet hij zich realiseren wat hij doet. Voor mij is Rotterdam als plaats voor het architectuurmuseum absurd. Dat heeft niets met spreiding te maken, dat museum hoort in het cultu-rele centrum van dit land en dat is Am-sterdam. En over zijn houding inzake de P.C. Hooftprijs hoeven wij het hier niet meer te hebben. Dat geldt overi-gens ook voor onze Tweede Kamer-fractie, maar dat terzijde".

Vonhoff:

"Ik heb begrepen dat onze Eerste Ka-merfractie het coalitiebelang in deze zaak aanmerkelijk minder zwaar heeft laten wegen".

Van Heemskerck:

"De P.C. Hooftprijs was een puur poli-tieke zaak, daar konden wij als Tweede Kamerfractie geen andere richting meer aan geven. Dat was een bedrijfs-ongeval, het politieke belang woog zwaarder. Voor de Eerste Kamer lag dat anders, vooral politiek. Zonder de Tweede Kamerfractie in haar hemd te zeggen, heeft de fractie in de Eerste Kamer op heel verantwoorde wijze vraagtekens bij ons beleid gezet. Ik had daar alle vrede mee. Met het architec-tuurmuseum ligt dat anders, alle denk-bare variaties zijn aanwezig. Voor mij is het cultuurspreiding, daar heb ik goede argumenten voor. Ik hoop overi-gens niet dat ik het debat over dat standpunt moet voeren in de Kamer".

Van der Werff:

"Ja, dat heeft ze wel eens meer gehad de afgelopen periode".

Van Heemskerck:

"Het probleem is, dat wij als VVD geen pasklare cultuurfilosofie hebben. Ik zeg dat op persoonlijke titel en dat kan heel verwarrend zijn, zeker als je kijkt naar andere partijen. Maar on-danks dat, wij zijn niet die pragmatici, waarvoor wij wel gehouden worden. Wij hebben vertrouwen in het individu, wij willen best terug naar de lagere overheden. Wij zijn ook bereid om heel subjectief te oordelen, misschien is dat wel onze cultuurfilosofie".

* Aan het gesprek namen deel mevrouw S. van Heemskerck Pillis-Duvekot, lid van de Tweede Kamer voor de VVD; lngeborg

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In the trial conducted with the lactating Saanen does the findings of the degradability trial showed that no significant differences in effective protein

door de leden van de raad gesteld overeenkomstig artikel 38 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Groningen.. VRAGEN van de VVD van de

Door het verrekenen van mutaties Sociaal domein met inhoudelijke budgetten is er vanaf 2018 sprake van (dalende) voordelen.. In de 2e tussenrapportage 2017 hebben wij gemeld dat

Een (kleinschalig) onderzoek onder op zichzelf wonende mensen met chro- nisch psychiatrische problematiek of een verstandelijke beperking laat een- zelfde beeld zien: het

In laatstgenoemd arrest, dat ging over de vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze (waaronder ook shockschade valt),

Dit zijn bijvoorbeeld: (l) de nood- zaak om een minister van Landbouw naar Brussel te sturen voor de onderhandelingen met andere landen; (2) de wijze waarop

De zware beroepen kunnen rekenen op de meeste instemming voor een dergelijke optie, maar ook mensen die al 45 jaar hebben gewerkt, chronische aandoeningen hebben die het

In al deze gevallen is het van belang dat de wetgever vooraf een duidelijk beeld heeft  van  de  bestaande  drukverdeling  van  de  belastingen.  Dit  is