Examen VMBO-KB
2017
Duits CSE KB
Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.
Beantwoord alle vragen in de uitwerkbijlage.
Dit examen bestaat uit 38 vragen.
Voor dit examen zijn maximaal 43 punten te behalen.
Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald
tijdvak 1 woensdag 17 mei 9.00 - 11.00 uur
Let op: beantwoord een open vraag altijd in het Nederlands, behalve als het anders is aangegeven. Als je in het Duits antwoordt, levert dat 0 punten op.
Tekst 1 Notlandung in London
1p 1 Waarom moest vlucht AA109 een noodlanding maken?
A Enkele bemanningsleden en passagiers waren onwel geworden.
B Er was te weinig zuurstof voor de zuurstofmaskers aan boord.
C Er was een tas in de cabine aangetroffen die bij niemand hoorde.
D Het cabinepersoneel werd door een aantal passagiers bedreigd.
1p 2 Waarheen zou vlucht AA109 volgens de dienstregeling moeten vliegen?
A naar IJsland
B naar Londen
C naar Los Angeles
Tekst 2 Ab wann darf man Alkohol trinken?
1p 3 Waarop komt het advies van Sara aan Mary neer?
A Als je thuis niet drinkt, doe het dan ook nergens anders.
B Dat anderen drinken is geen reden om zelf ook te drinken.
C Houd je aan de wet en begin pas met drinken als je oud genoeg bent.
Tekst 3 Osterinsel
1p 4 In der Einleitung ist die Rede von „seltsamen Figuren aus Stein“.
Wie werden diese Figuren genannt? (Absatz 1)
A Hanga Roa
B Moai
C Rapa Nui
1p 5 Rango heeft er geen moeite mee dat er in zijn woonomgeving veel toeristen zijn. (alinea 2)
Welke verklaring geeft hij daarvoor?
Beantwoord deze vraag in het Nederlands.
1p 6 „Mir gefallen alle, aber einen mag ich ganz besonders.“ (Absatz 2) Warum mag Rango diesen einen besonders?
A weil dieser außerhalb der typischen Touristenorte steht
B weil dieser aussieht, als ob er ein Instrument bespielt
C weil dieser problemlos umrundet werden kann
D weil dieser sehr auffallende Augen hat
1p 7 Welche Aussage stimmt mit dem 3. Absatz überein?
A Die echten Steinfiguren dürfen nicht versetzt werden.
B Es ist eigentlich nicht erlaubt echte Steinfiguren zu besitzen.
C Rango wohnt nicht gern in der Stadt.
D Touristen kommen nicht oft in die Nähe von Rangos Haus.
Tekst 4 Nur sonntags habe ich frei
1p 8 Was wird aus dem 1. Absatz deutlich?
A Es fehlt Kaja außer Haus an guten Trainingsmöglichkeiten.
B Hündin Lotte stört Kaja oft bei ihrem Turntraining.
C Kaja und Mirja werden im Turnen bald Konkurrentinnen.
D Turnen spielt eine große Rolle bei Kaja zu Hause.
1p 9 “… und deshalb ziemlich dehnbar.” (eerste zin van alinea 1)
Welke zin in dezelfde alinea geeft hiervan een voorbeeld?
Schrijf de eerste twee woorden van die zin in het Duits over.
1p 10 Was erzählt Kaja über ihren Ballettunterricht? (Absatz 2)
A Ballett ist gut für die Ausführung ihrer Turnübungen.
B Ballett macht ihr viel Spaß, genauso wie Turnen.
C Ballettübungen sind neben den Geräten eine angenehme Abwechslung.
D Beim Ballett werden Konzentration und Kondition trainiert.
1p 11 „Sonntags habe ich frei.” (Titel und Absatz 2) Was meint Kaja damit?
A Dann beschäftigt sie sich nicht mit Turnen.
B Dann geht sie nicht zur Schule.
C Dann macht sie nur tolle Sachen.
D Dann steht bei ihr nichts auf dem Programm.
1p 12 Was geht aus dem 3. Absatz hervor?
A Kaja gibt nicht schnell auf.
B Kaja hat öfters Streit mit Mitschülerinnen.
C Kaja motiviert andere Mädchen zum Bewegen.
D Kaja scheut keine Gefahr.
2p 13 Geef van elke bewering aan of deze wel of niet overeenkomt met de inhoud van alinea 4.
Kruis aan ‘wel’ of ‘niet’ in de uitwerkbijlage.
1 Kaja vindt het weleens jammer dat ze moet turnen.
2 Kaja heeft het erg naar haar zin in haar trainingsgroep.
3 Emilia turnt al net zo lang als Kaja.
4 Tijdens wedstrijden heeft Kaja vooral contact met haar trainer.
Tekst 5 Nachrichten
1p 14 Welk bericht gaat over de uitslag van een sportwedstrijd?
A Doper sollen zahlen
B Starke Löwen
C Neue Fiba-Liga
D Eaton macht’s
Tekst 6 Wohin mit dem Wohnwagen?
1p 15 Iemand is op zoek naar een stalling voor zijn caravan.
Op welke advertentie kan hij het best reageren?
A 1
B 2
C 3
D 4
E 5
Tekst 7 Rollstuhlbasketball
1p 16 „Das … Pässe” (Absatz 1) Warum sagt der Trainer dies?
Er will
A eine Kritik geben.
B einen Rat geben.
C einen Witz machen.
1p 17 „… ist aber kompliziert.“ (Absatz 1) Wieso?
A Er darf nicht zu schnell fahren.
B Er muss gleichzeitig Verschiedenes machen.
C Er sitzt in seinem Rollstuhl ziemlich tief.
1p 18 Bij basketbal moet de bal door een net gegooid worden.
Leg uit waarom Sören blij is als hij het net alleen maar raakt.
(alinea 2)
Beantwoord deze vraag in het Nederlands.
1p 19 Welche Aussage über Sören stimmt mit dem Inhalt des 3. Absatzes überein?
A Er hat kein Gefühl in seinen Beinen.
B Er hat seinen Rollstuhl lange gehasst.
C Er ist der älteste Spieler im Team.
D Er ist sein ganzes Leben schon behindert.
1p 20 Warum darf Sören nicht im Verein seines besten Freundes mitspielen?
(Absatz 4)
A Das ist zu risikovoll für die Sportler im Team.
B Das verhindern die Teammitglieder.
C Er hat noch zu wenig Erfahrung in Sportteams.
1p 21 Warum wird Sören noch nicht zum nationalen Team zugelassen dem 5. Absatz nach?
Er muss noch
A älter werden.
B besser werden.
C größer werden.
1p 22 Was wird in Absatz 6 deutlich über Sörens Team?
A Die Spieler streiten sich regelmäßig.
B Einige Spieler können auch laufen.
C Es kommen oft neue Spieler hinzu.
D Jeder hat irgendeine Behinderung.
Tekst 8 Dr. Sommer
1p 23 Was geht aus dem 1. Absatz über Dennis hervor?
A Er möchte seine Beziehung mit Franziska beenden.
B Er will seine Essgewohnheiten für Franziska nicht ändern.
C Von Anfang an wusste er, dass Franziska Vegetarierin ist.
D Wegen Franziska will er seinen Fleischkonsum reduzieren.
1p 24 „Klar ist … Burger bestelle!” (Absatz 1) Was spricht aus diesem Satz?
A Ärger
B Eifersucht
C Verständnis
3p 25 Franziska vindt het zielig voor dieren als ze moeten worden geslacht voor de vleesproductie.
Welke drie andere redenen noemt ze in alinea 2 waarom mensen vegetariër zouden moeten worden?
Beantwoord deze vraag in het Nederlands.
1p 26 „… aber cool find ich’s auch nicht gerade.“ (Absatz 2) Was findet Franziska hier nicht cool?
A dass Dennis sie überhaupt nicht ernst nimmt
B dass Dennis Zigaretten raucht
C Dennis zu küssen, nachdem er Fleisch gegessen hat
D ständig mit Dennis über das Essen zu streiten
Tekst 9 Dschungel-Camper Marco Angelini singt wieder
1p 27 Wat maakt de tekst duidelijk over Marco Angelini?
A Hij heeft Inka Bause van een ziekte genezen.
B Hij moest van de dokter zijn stem rust geven.
C Hij staat graag in de belangstelling.
Tekst 10 Musik
1p 28 Thomas is 11 jaar en wil graag een muziekinstrument leren bespelen.
Welke advertentie zou voor hem interessant kunnen zijn?
A 1
B 2
C 3
D 4
E 5
Tekst 11 Mit den Longboards quer durch die Niederlande
1p 29 Welche Aussage über Jan und Niklas stimmt mit dem 1. Absatz überein?
A Sie hatten anfangs Zweifel an ihrer Longboard-Reise.
B Sie hatten schon Erfahrungen mit längeren Fahrradtouren.
C Sie stellten sich immer schon extreme Herausforderungen.
D Sie waren von Anfang an fest von ihrem Unternehmen überzeugt.
2p 30 Noem twee dingen die de lange reis extra zwaar maakten. (alinea 2) Beantwoord deze vraag in het Nederlands.
1p 31 Worüber berichten Jan und Niklas im 3. Absatz?
A über besondere Erlebnisse
B über negative Erinnerungen
C über übermütige Ziele
2p 32 Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze wel of niet overeenkomt met alinea 4.
Kruis aan ‘wel’ of ‘niet’ in de uitwerkbijlage.
1 Verrassend genoeg kwamen Jan en Niklas nog erg fit op hun bestemming aan.
2 Toen Jan en Niklas in Renesse aankwamen, moesten ze nog een paar dagen wachten op Niklas’ ouders die hen daar kwamen oppikken.
3 De ouders van Jan en Niklas vonden de reis van hun zoons een goede ervaring.
4 Jan en Niklas hebben al nagedacht over een volgend longboard- avontuur.
Tekst 12 Journalist unterwegs mit einem Schornsteinfeger
1p 33 Welke twee eigenschappen zijn volgens alinea 1 belangrijk als je schoorsteenveger bent?
Schrijf ze in het Duits in de uitwerkbijlage.
1p 34 Was wird aus der zweiten Hälfte von Absatz 1 deutlich?
A Der Journalist hat Stefan Heick erzählt, dass er ein wenig krank sei.
B Stefan Heick hat extra ein niedriges Haus für den Journalisten gewählt.
C Stefan Heick nimmt nie Menschen mit auf die Dächer.
D Stefan Heick wusste, dass heute ein Journalist mitkommen wollte.
1p 35 Was wird deutlich über Stefan Heick in Absatz 2?
A Er hat diesmal vergessen sich anzumelden.
B Er hat körperliche Schmerzen wegen der Arbeit.
C Er macht seine Arbeit ganz entspannt.
D Er regt sich oft über seine Kunden auf.
1p 36 “Das kann lebensgefährlich sein.” (Absatz 3)
Waarnaar verwijst ‘das’?
Beantwoord deze vraag in het Nederlands.
Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina.
1p 37 Welches Wort passt im Sinne des Textes am besten in die Lücke in Absatz 4?
A Außerdem
B Dagegen
C Deshalb
D Trotzdem
Tekst 13 Fünfte Jeanstasche
1p 38 “Dafür ist die fünfte Jeanstasche da!” (titel)
Waarvoor was dat zakje oorspronkelijk bedoeld?
A
B
C
D
Bronvermelding
