• No results found

Duitsland en Mitteleuropa

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Duitsland en Mitteleuropa"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Duitsland en Mitteleuropa

Lebensraum ten tijde van het Duitse keizerrijk

Masterscriptie Studierichting geschiedenis Rijksuniversiteit Groningen 7 juli 2013

H.A.J. Gunnewijk Scriptiebegleider: P.O.H. Groenewold

Meidoornstraat 8 9501 VZ Stadskanaal

Collegekaartnummer: 1800361

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding 2

Het Duitse keizerrijk onder Bismarck 3

- Verspätete Nation 6

Modern imperialisme 9

Kontinentalimperium 13

- Panbewegingen 14

- Lebensraum 18

Casestudie: Duitse uitvoering Lebensraum concept ten tijde van de Eerste

Wereldoorlog 21

- “September-programm” 23

- Het militaire genie Hindenburg en Ludendorff 26

- Lebensraum wordt veroverd 29

Conclusie 37

Appendix I 40

Appendix II 42

Literatuurlijst 43

Websites 44

(3)

Inleiding

De Eerste Wereldoorlog was de “Urkatastrophe Deutschlands”. Het betekende allereerst de ondergang van het Duitse keizerrijk en ten tweede maakten de vredesbepalingen van Versailles de opkomst van de Nationaal-Socialisten mogelijk. Maar de Eerste Wereldoorlog bood ook allerlei kansen. Met het beëindigen van de oorlog aan het oostfront in het najaar van 1917 verkreeg het keizerrijk een unieke positie ten opzichte van de Sovjets. De Duitsers konden hun ‘vredeseisen’ dicteren aan de Sovjets tijdens de vredesonderhandelingen. De daaruit voortkomende Vrede van Brest-Litovsk (maart 1918) creëerde samen met de Russische Burgeroorlog (1917-1922) een machtsvacuüm waar Duitsland handig gebruik van wist te maken. Sinds juli 1917 – nadat Reichskanzler Theobald von Bethmann-Holweg was ontslagen – was er in Duitsland sprake van een militaire dictatuur onder leiding van Erich Ludendorff en Paul von Hindenburg. Duitsland had vergaande plannen ontwikkeld voor Midden en Oost Europa. De veroverde en bezette gebieden zouden economisch moeten worden geëxploiteerd door Duitsland om zo de ontstane korten op de voedsel en wapenproductie terug te dringen. Hierdoor zou Duitsland in staat zijn de oorlog aan het west front langer voort te zetten. Het plan was om een Grenzstreifen in te richten in Midden Europa, dat moest dienen als een buffer tussen Duitsland en de Slavische volkeren. Deze Grenzstreifen moest etnisch worden gezuiverd van Polen en joden waarna er Duitsers als

kolonisatoren in dit gebied konden neerstrijken. Dit paste in de imperialistische politiek van Ludendorff die geheel Oost-Europa wilde onderwerpen aan Duitsland in het kader van het Lebensraum concept.1Dit alles ging ten koste van Rusland omdat zij de strijd hadden gestaakt en om vrede hadden gevraagd aan het adres van de Duitsers. Tijdens de vredesonderhandelingen moesten zij veel gebieden afstaan aan de Duitsers of aan de nieuw ontstaande staten in Oost-Europa, zoals Finland en Oekraïne.

Ludendorff, de voorstander van Lebensraum ten tijde van het Duitse keizerrijk marcheerde in november 1923 samen met een geestverwant wat betreft Lebensraum van het toekomstige Dritten Reich, Adolf Hitler door de straten van München.2Het plan was om samen met enkele honderden vooraanstaande nazi’s en SA mannen de Beierse regering omver te werpen met de Bierkellerputsch op 8 en 9 november 1923, die mislukte door ingrijpen van de politie en het leger. Lebensraum zou een belangrijk onderdeel worden van Hitler’s politiek en werd ten uitvoer gebracht in de Tweede Wereldoorlog. Maar het concept is ouder dan

1Koen Koch, Een kleine geschiedenis van de Grote Oorlog, 1914-1918 (Antwerpen 2012) 344.

2John Dornberg, Munich 1923. The story of Hitler’s first grab for power (New York 1982) 280-286.

(4)

Hitler’s politiek of zelfs Ludendorff’s imperialistische politiek. Met dit essay wil ik de ontstaansgeschiedenis van het concept Lebensraum onderzoeken ten tijde van het Duitse keizerrijk. Hoe houdt dit vroege Lebensraum concept zich met het gedachtegoed van het moderne imperialisme wat ontstond in de laatste kwart van de negentiende eeuw? Kan deze vergelijking überhaupt worden gemaakt?

In het eerste hoofdstuk zal ik de totstandkoming van het Duitse keizerrijk onder Bismarck behandelen. De keuzes van Bismarck betreffende de vorm van Duitsland – groot of klein Duitse oplossing? – en diens ideeën over koloniën heeft verstrekkende gevolgen gehad voor het keizerrijk. Centraal hierbij is de vraag hoe de Lebensraum van het Duitse keizerrijk tot de Eerste Wereldoorlog er uit zag. Vervolgens zal de politieke situatie in Europa met betrekking op haar koloniale rijken worden behandeld. In de laatste kwart van de negentiende eeuw waren er nieuwe ontwikkelingen betreffende de koloniale expansie, namelijk het moderne imperialisme. In het derde hoofdstuk zal de Duitse variant van het moderne imperialisme worden behandeld, het vroege concept van Lebensraum. Hier maak ik de vergelijking dat het Lebensraum concept de tegenhanger is voor Duitsland van wat het moderne imperialisme voor bijvoorbeeld Groot-Brittannië was, maar gaat deze vergelijking wel op? Tot slot zal aan de hand van een casestudie worden onderzocht in hoeverre het Duitse keizerrijk is geslaagd het Lebensraum concept in praktijk te brengen ten tijde van de Eerste Wereldoorlog.

Hoofdstuk 1: Het Duitse keizerrijk onder Bismarck

‘Deutschland, aber wo liegt es?’3, met deze vraag begint de Nederlandse hoogleraar Frits Boterman de inleiding van zijn boek de Moderne geschiedenis van Duitsland. Duitsland als een natie bestond tot 18 januari 1871 nog niet. Het was op deze datum dat in de spiegelzaal van het paleis van Versailles een ongewone gebeurtenis plaats vond. In het voormalige paleis van de zonnekoning Lodewijk XIV – op buitenlandsgrondgebied – werd het Duitse keizerrijk tot stand gebracht met de Pruisische koning Wilhelm I als keizer.4Pruisen werd de dominante factor binnen het Duitse keizerrijk. De totstandkoming van dit tweede Duitse keizerrijk – het eerst keizerrijk was het Heilig Roomse Rijk – is grotendeels het werk geweest van de Ministerpräsident van Pruisen Otto von Bismarck, die tevens de eerste Reichskanzler van de

3Frits Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 1800-heden (Amsterdam 2005) 9.

4Lynn Abrams, Bismarck and the German Empire, 1871-1918 (Londen 1995) 8.

(5)

pas gestichte Duitse staat werd. Ook Bismarck heeft zich moeten bezig houden met een vraag met dezelfde strekking als die van Boterman. Een Duitse natiestaat bestond immers niet, maar wel moest hij de grenzen gaan bepalen van het Duitse keizerrijk. De contouren van het toekomstige keizerrijk kwamen langzaam tot stand in de jaren voor 1871, op het slagveld en aan de vredesonderhandelingstafels.

Vanaf 1864 voerde Pruisen, met Bismarck als Ministerpräsident drie korte oorlogen, die naderhand de unificatieoorlogen zouden gaan heten. Deze drie oorlogen maakten het niet alleen mogelijk om het Duitse keizerrijk tot stand te laten komen, ook zouden de oorlogen de grenzen gaan bepalen van het keizerrijk. Tijdens de eerste oorlog in 1864 tegen Denemarken was Pruisen een bondgenootschap aangegaan met het Oostenrijkse keizerrijk. In 1863 had Denemarken geprobeerd Holstein te annexeren, terwijl deze deel uitmaakte van de Duitse Bond. Door Oostenrijk erbij te betrekken wist Bismarck deze te isoleren van haar bondgenoten in Midden- en Oost-Europa.5 Het bondgenootschap wist Denemarken te verslaan met als gevolg dat Sleeswijk en Holstein werden geannexeerd. Pruisen verkreeg met het Verdrag van Wenen (oktober 1864) Sleeswijk en Oostenrijk mocht Holstein toevoegen aan haar territorium.

Het bondgenootschap tussen het Oostenrijkse keizerrijk en Pruisen was niet een lang leven beschoren. Doordat Pruisen Holstein bezette ten koste van Oostenrijk diende zich de tweede oorlog voor unificatie van de Duitse staten zich aan. Deze tweede oorlog werd door Pruisen gewonnen en zou verstrekkende gevolgen voor de omvang van de toekomstige Duitse staat hebben. Op 26 juli 1866 kwam het voorlopige vredesverdrag van Nikolsburg tot stand.6 In een van de artikelen van dit verdrag erkende de Oostenrijkse keizer de opheffing van de Duitse bond en in de nieuw te vormen bond zou Oostenrijk geen deel uit maken. Daarbij zou Oostenrijk de nog op te richten nieuwe Duitse bond onderleiding van Pruisen erkennen en zich niet te bemoeien als de zuidelijke Duitse staten besloten toe te willen treden tot deze bond.7De genoemde punten in dit vredesverdrag werden ondertekend bij het uiteindelijke Verdrag van Praag op 23 augustus 1866. Door deze verdragen stond vast dat de toekomstige Duitse staat zou bestaan zonder de Duits sprekende Oostenrijkers, wat de zogenoemde klein Duitse oplossing is gaan heten. Tot groot ongenoegen van de mensen die een groot Duitse oplossing voor ogen hadden, zou met deze bepaling een groot aantal Duits sprekende inwoners van het Habsburgsrijk buiten het Duitse keizerrijk houden. Bismarck was zich er

5Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 112-113.

6Zie appendix 1.

7Theodore Hamerow, The Age of Bismarck: Documents and interpretations (New York 1973) 68-70.

(6)

namelijk van bewust dat de ontbinding van het Habsburgrijk langdurige revolutionaire activiteiten zou veroorzaken in dit deel van Europa.8Daarnaast wilde Bismarck een alliantie aangaan met het Habsburgsrijk in de toekomst. De nederlaag van Oostenrijk had er wel voor gezorgd dat diens invloedsfeer drastisch werd beperkt, namelijk tot de Balkan.9

De derde en laatste oorlog, waarna het Duitse keizerrijk werd uitgeroepen werd wederom uitgelokt door Bismarck. Sinds 1868 speelde de Spaanse troonopvolgingskwestie, waarbij Leopold van Hohenzollern-Sigmaringen, familie van de Pruisische koning als kandidaat werd aangedragen voor de Spaanse kroon. Frankrijk kon een lid van de regerende familie van Pruisen niet accepteren als de koning van Spanje. Indien Frankrijk in oorlog zou raken met Pruisen, zou zij beperkt worden in haar handelen omdat er dan ook een mogelijke dreiging was aan haar zuidelijke grens. Keizer Napoleon III eiste van koning Wilhelm I van Pruisen dat ze de Hohenzollern kandidaat terugtrokken, gebeurde dit niet dan zag Frankrijk zich genoodzaakt tot oorlog over te gaan.10Wilhelm I voldeed aan deze eis, maar dit was niet voldoende voor Frankrijk. De Franse regering ging nog verder en wilde de verzekering hebben dat Wilhelm I geen kandidaten meer zou aandragen. Ingaan op deze eis zou vernederend zijn voor Pruisen en was dus ook uitgesloten. Koning Wilhelm I liet Bismarck per telegram weten dat hij op de nieuwste eisen van Frankrijk niet was ingegaan. Na het bericht te hebben bewerkt liet Bismarck de zogenoemde ‘Emser Dépêche’ telegram – vernoemd naar Bad Ems waar Wilhelm I op dat moment verbleef – uitlekken. De inhoud van het bericht was een klap in het gezicht van Frankrijk. De provocatie van Bismarck pakte goed voor hem uit, de Fransen deden waarop hij had gehoopt. Op 19 juli 1870 verklaarde keizer Napoleon III de oorlog aan Pruisen.11De sympathie die Frankrijk had genoten aan het begin van de Spaanse troonopvolgingcrisis in Londen, Sint Petersburg en Wenen was hiermee verdwenen. Frankrijk werd gezien als de agressor van de oorlog.12De oorlogsverklaring van Frankrijk aan het adres van Pruisen resulteerde in verbroedering tussen de overwegend katholieke Zuid-Duitse Staten en de overwegend protestantse Noord Duitse bond, dit was de reactie waarop Bismarck had gehoopt. Op 2 september 1870 wonnen Pruisen en de overige Duitse staatjes de beslissende slag bij Sedan. Meer dan honderdduizend Franse soldaten werden hierbij krijgsgevangenen gemaakt, onder hen bevond zich ook de Franse keizer Napoleon III.

8Mark Mazower, Hitler’s Empire. Nazi Rule in Occupied Europe (Londen 2008) 17-18.

9H.L. Wesseling, The European Colonial Empires 1815-1919 (Harlow 2004) 121.

10Willard A. Smith, ‘Napoleon III and the Spanish Revolution of 1868’, The Journal of Modern History 25(3) 211-212.

11Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 118-120.

12Edgar Feuchtwanger, Imperial Germany 1850-1918 (Londen 2001) 53-54.

(7)

De Duitsers hadden de slag gewonnen, maar de oorlog bleef voortduren ondanks het gevangen nemen van het staatshoofd. Nadat Napoleon III krijgsgevangen was gemaakt trad hij af en werd in Parijs de tweede Franse Republiek uitgeroepen. Een snelle compromisvrede werd uitgesloten na het uitlekken van de Duitse oorlogsdoelen, de annexatie van Elzas- Lotharingen. De annexatie van deze gebieden moest gaan dienen als een veiligheidszone voor de nieuwe staat Duitsland. Bismarck ging er vanuit dat Frankrijk op revanche uit zou zijn na de toegebrachte nederlaag en vernedering.13Een wapenstilstand werd pas op 28 en 29 januari 1871 tot stand gebracht, toen was het Duitse keizerrijk al uitgeroepen.

Met de drie oorlogen van unificatie had Bismarck niet alleen de totstandkoming van het Duitse keizerrijk kunnen bewerkstelligen, ook de grenzen werden er door bepaald. De eerste oorlog had ervoor gezorgd dat Sleeswijk werd toegevoegd aan Pruisen. De tweede oorlog met het Habsburgsrijk betekende dat er gekozen was voor de ‘klein Duitse oplossing.’

En met het verslaan van Frankrijk tijdens de derde oorlog stond er geen land meer in de weg om de uitroeping van het Duitse keizerrijk tegen te houden door het machtsvertoon van Pruisen en de overige Duitse staten. Ook werden de gebieden Elzas-Lotharingen geannexeerd waardoor de grenzen van het tweede Duitse rijk waren komen vast te staan. Dus de vraag waar Duitsland ligt was hiermee beantwoordt voor Bismarck.

Verspätete Nation

De meeste natiestaten van Europa zijn ontstaan in de eerste helft van de negentiende eeuw, ten tijde van Napoleon Bonaparte, in de periode daarvoor of in de restauratie periode erna.

Het Duitse keizerrijk is in deze context een laatkomer op het toneel van Europese staten en werd mede daardoor argwanend in de gaten gehouden door de al aanwezige grootmachten.

Een ander belangrijke factor was dat het nieuwe keizerrijk een bedreiging kon vormen voor het machtsevenwicht in Europa. Na de Slag bij Sedan leek de Duits/Pruisische overwinning de machtsbalans in Europa juist te hebben versterkt. De formulering van de Duitse oorlogsdoelen – de annexatie van Elzas-Lotharingen – bracht hier verandering in. Anti- Pruisische gevoelens werden aangewakkerd door de vernedering van Frankrijk tijdens het vredesoverleg.14 Tot dan toe was Frankrijk de belangrijkste grootmacht geweest op het Europese vasteland, het Congres van Wenen van 1814-1815 had daar geen verandering in weten te brengen. In Europa was geen enkele staat bij machte om zich te meten aan Frankrijk, dit was ook het geval voor ‘Duitsland’ tot 1870-1871. Voor 1870-1871 was er nog geen

13Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 120-121.

14Feuchtwanger, Imperial Germany, 56-57.

(8)

sprake geweest van één Duitse natiestaat. Sinds de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) was wat in 1871 het Duitse keizerrijk zou worden, verdeeld in talloze kleine staatjes. De unificatieoorlogen die Bismarck tussen 1864 en 1871 had gevoerd, hadden geresulteerd in een nieuwe staat in het hart van Europa.15De machtsbalans was daarmee drastisch veranderd, ten goede van Duitsland/Bismarck. De pas aangestelde Reichskanzler Bismarck wist de ontstane situatie goed in te schatten. Volgens Bismarck was het Duitse keizerrijk namelijk te klein om Europa te kunnen overheersen en een supermogendheid te zijn terwijl het ook te groot was om ingepast te worden in de al bestaande Europese machtsverhoudingen.16

Na het uitroepen van het Duitse keizerrijk gaf Bismarck te kennen dat Duitsland een

‘satiated’ staat was. Hiermee wilde hij benadrukken dat Duitsland qua omvang de gewenste vorm had gekregen en geen verdere territoriale wensen of eisen had.17Met andere woorden, Duitsland zou niet ten strijde trekken voor territoriaal gewin. Dit hoorde allemaal bij het politieke spel dat Bismarck speelde om zijn creatie – het Duitse keizerrijk – te beschermen.

Door te zeggen dat Duitsland territoriaal gezien verzadigd was, probeerde hij onder ander Engeland gerust te stellen met het oog op dat Duitsland geen aanspraak zou maken op eventuele overzeese koloniën. Te gelijke tijd zorgde deze uitspraak ervoor dat de Duits sprekende Oostenrijkers die aansluiting zochten bij het Duitse keizerrijk een halt werden toegeroepen, wat ten goede kon komen in de relatie met Wenen.18

Het Duitse keizerrijk ontstond in een periode waarin de Europese staten bezig waren koloniale rijken te creëren. In de negentiende eeuw tot aan 1870 vond er op het vlak van koloniale ontwikkeling weinig plaats.19 Wel hadden de meeste Europese mogendheden overzeese gebieden, Nederland bezat onder ander Nederlands-Indië (Indonesië) en Suriname.

Laatkomers op het toneel van Europese staten – onder andere het Duitse keizerrijk, België en Italië – hadden nog geen of nauwelijks overzeese gebieden. En in het geval van Duitsland was Bismarck erg duidelijk, ‘zijn kaart van Afrika’ lag in Europa.20Hiermee bedoelde hij dat Afrika niet interessant was voor hem en Duitsland. Duitsland moest zich niet in overzeese avonturen storten vond Bismarck, hooguit van de gelegenheid gebruik maken als een soort van bliksemafleider voor de Europese problematiek.21 Het Duitse keizerrijk had bij haar oprichting al de beschikking kunnen hebben over een kolonie. De Fransen hadden de Duitsers

15Wesseling, European Colonial Empires, 121-122.

16Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 125.

17E.J. Passant, A short History of Germany 1815-1945 (Cambridge 1971) 95-96.

18Abrams, Bismarck and the German Empire, 35.

19Wesseling, European Colonial Empires, 75-76.

20Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 154.

21Ibidem., 128-129.

(9)

de beschikking willen geven over diverse gebieden in Indochina, als Duitsland bereid zou zijn haar eis van de annexatie van Elzas-Lotharingen op te geven. Een aanbod dat Bismarck resoluut had verworpen.22Tot 1884-1885 zou Bismarck deze politieke koers blijven hanteren wat betreft koloniale expansie.

De veranderde machtsbalans had ervoor gezorgd dat Berlijn het diplomatieke centrum werd van Europa, met Bismarck als leider. Het was Bismarck die vanaf 1870 tot zijn gedwongen pensioen in 1890 de Duitse diplomatie leidde.23 In deze periode probeerde Bismarck over te komen als de eerlijke onderhandelaar. Tot twee keer toe waren de Europese staatslieden op verzoek van Bismarck bijeengekomen in Berlijn om te proberen om de vrede in Europa te bewaren, namelijk in 1878 en in de winter van 1884-1885. Het buitenlandse beleid van Bismarck was gebaseerd op een systeem van allianties met diverse Europese landen. Dit alliantiesysteem – dat er voor moest zorgen dat de positie van Duitsland in Europa veilig werd gesteld – ging uit van de rol van een eerlijke onderhandelaar in de persoon van Bismarck. Het uitgangspunt van Bismarck hierbij was dat de relatie tussen de onderlinge landen slechter was dan de relatie tussen Duitsland en het desbetreffende land. Dit zorgde er te gelijke tijd wel voor dat Bismark er voor moest zorgen dat potentiële bondgenoten geen vijanden werden. Een vijand had het jonge keizerrijk in ieder geval al verworven toen het werd gesticht, namelijk Frankrijk vanwege de vernedering die ze hadden moeten ondergaan door de annexatie van Elzas-Lotharingen.

Bismarck was ervan overtuigd dat de machtsbalans het beste werd behouden door toenadering te zoeken tot de andere autocratische regimes in Europa, het tsaristische Rusland en Oostenrijk-Hongarije. Dit resulteerde in het vriendschapsverdrag tussen de drie keizers van Europa, zonder dat er concrete verplichtingen werden aangegaan. In 1872-1873 kwam deze zogeheten Dreikaiserbündis tot stand, die zich zou gaan in zetten om de vrede in Europa te waarborgen.24Rond 1880 kwam er weliswaar een eind aan de Dreikaiserbündis, door de spanningen op de Balkan. Maar na het Congres van Berlijn in 1878 was er wel een nieuw bondgenootschap in de maak. In 1879 kwam de zogenoemde Zweibund of ‘Duple Alliantie’

tot stand tussen het Duitse keizerrijk en het Habsburgsrijk. Mocht één van de beide partijen worden aangevallen door Rusland of een andere mogendheid dan zou de andere bijstand verlenen. De Zweibund werd in 1882 uitgebreid met Italië, de zogenoemde Dreibund.25De

22Feuchtwanger, Imperial Germany, 90.

23Wesseling, European Colonial Empires, 122.

24W.N. Medlicott, The Congress of Berlin and After. A Diplomatic History of the Near Eastern Settlement 1878- 1880 (Edinburgh 1963) 5-7.

25Abrams, Bismarck and the German Empire, 35.

(10)

veiligheid van het Duitse keizerrijk in Midden-Europa was hiermee tot op zekere hoogte gegarandeerd. Het werd namelijk onwaarschijnlijk geacht dat een Europese mogendheid een oorlog zou riskeren als dit zou betekenen dat het met meerdere landen in oorlog betrokken zou raken. Ook al bracht dit bondgenootschap een zekere veiligheid met zich mee aan het eind van de negentiende eeuw, het kon ook verstrekkende gevolgen hebben. De keerzijde van de relatieve veiligheid die dit bondgenootschap gaf, was dat het Duitse keizerrijk kon worden meegezogen in een oorlog, met alle gevolgen van dien.

Hoofdstuk 2: Modern imperialisme

In de eerste jaren van het Duitse keizerrijk hielden de bewindslieden – vooral Bismarck – zich bewust niet bezig met overzeese koloniale avonturen. Dit was een bewuste keuze van Bismarck, dergelijke activiteiten zouden zijn pas gecreëerde Duitse keizerrijk in gevaar kunnen brengen. Vanaf het begin gaf Bismarck te kennen dat het Duitse keizerrijk verzadigd was, het keizerrijk had geen belangstelling voor verdere gebiedsuitbreiding wat ook gold voor overzeese gebiedsuitbreiding. Een expansionistische en agressieve – zowel binnen als buiten Europa – buitenlandsbeleid zou er kunnen toe leiden dat Duitsland op ramkoers kwam te liggen met andere Europese mogendheden.26Een dergelijk conflict moest hoe dan ook uit weg worden gegaan vond Bismarck, omdat hij er van overtuigd was dat dit het einde zou betekenen van het keizerrijk. Om zich er van te verzekeren dat Duitsland zich niet ging bezig houden met overzeese avonturen, nam Bismarck een artikel op in de constitutie van 1871. Dit artikel stelde dat het de taak was van de keizerlijke staat – onderleiding van de keizer en de Reichskanzler – om kolonisatie te promoten.27Wat inhield dat op de keizer na Bismarck het laatste woord zou hebben betreffende koloniale zaken. Dit hield niet in dat private ondernemingen werden tegengehouden in hun aspiraties in overzeese gebieden.

Vanwege zijn standpunt hield Bismarck het eerste decennium van zijn regeerperiode zich daarom ook niet bezig met overzeese avonturen. Herhaaldelijk gaf Bismarck te kennen dat Duitsland ‘saturiert’ was, waar hij zich gedurende de jaren zeventig van de negentiende eeuw aan vast hield. Het Duitse keizerrijk mocht zich dan niet wagen aan overzeese avonturen, dit was niet te zeggen van de overige Europese mogendheden. Engeland, Frankrijk, Nederland

26Abrams, Bismarck and the German Empire, 34-35.

27Baranowski, Nazi Empire. German Colonialism and Imperialism from Bismarck to Hitler (New York 2011) 13.

(11)

en Spanje om maar enkele voorbeelden te noemen hielden zich al een paar eeuwen bezig met overzeese avonturen. Tot circa 1870 hadden de Europese mogendheden de koloniale gebieden vooral gebruikt voor economische redenen. De koloniën zorgden niet alleen voor goedkope grondstoffenleveringen aan het moederland, ook vormden de koloniën exclusieve afzetgebieden voor de kolonisator. Het waren in deze periode vooral de handelaren en handelsondernemingen die het voor het zeggen hadden in de koloniën. De Europese koloniën bestonden tot halverwege de negentiende eeuw vooral uit handelskoloniën gelegen aan de kust.28 De Europeanen grepen niet in op de inheemse economie. Producten van de lokale economie werden opgekocht en vervoerd naar het moederland. De binnenlanden van Afrika en Azië waren tot ver in de negentiende eeuw of zelfs in de twintigste eeuw witte vlekken op de wereldkaart. Pas aan het eind van de negentiende eeuw werd getracht de handelskoloniën aan de kust uit te breiden naar het binnenland. Vanaf 1870 werden nieuwe stappen gezet in de Europese expansie in overzeese gebieden. Europese mogendheden trokken de binnenlanden in en gingen de witte vlekken op de wereldkaart verkennen. De Europese expansie in Afrika, Azië en Oceanië voltrok zich in een recordtempo. Ook de laatkomers zoals het Duitse keizerrijk, Italië en België probeerden een graantje mee te pikken. Waar kwam deze haast vandaan?

Halverwege de achttiende eeuw werd in Engeland een proces in gang gezet dat in de loop van de negentiende eeuw oversloeg op de rest van Europa dat ook gevolgen zou krijgen voor de koloniën, de industriële revolutie. De industriële revolutie zorgde ervoor dat de productiviteit enorm toenam en dat produceren goedkoper werd.29 Een bijeffect van de industriële revolutie was dat de gehele maatschappij sociale veranderingen onderging. Naast de bestaande elite – vooral de adel – ontstond de nouveaux riches en er ontstond een middenstand. De herindeling van de maatschappij bracht allerlei sociale problemen met zich mee. Problemen waar oplossingen voor gevonden moesten worden, daar werd de politiek toe gezet door het volk. Het grote aantal revoluties dat plaats vond in de negentiende eeuw is hiervoor het belangrijkste bewijs.30 Koloniale expansie en koloniaal beleid waren een hulpmiddel voor de heersende elite om de aandacht van de sociale problemen in het eigen land af te wenden.31 De periode vanaf 1870 tot aan de Eerste Wereldoorlog, waarin de versnelling van de Europese expansie in Afrika en Azië plaats vond wordt de periode van het moderne imperialisme genoemd.

28Wesseling, European Colonial Empires, 11-12.

29Ibidem., 24-25.

30Ibidem., 124-125.

31Ibidem., 125.

(12)

Het imperialisme bracht enkele fundamentele veranderingen met zich mee ten opzichte van de voorgaande periode van expansie. In 1902 verscheen het boek met de titel Imperialism: A Study van de hand van J.A. Hobson waarin hij een definitie gaf van het begrip

imperialisme. Volgens Hobson is de definitie van imperialisme ‘de expansie van de politieke autoriteit.’32 De plaatselijke bevolking werd in steeds verdere mate geregeerd door de kolonisator. De oorzaak van het imperialisme moet volgens Hobson worden gezocht in de financiële sector van het moederland, maar ook politici en missionarissen verkregen enige invloed op het te voeren beleid. Economische motieven waren en zouden nog steeds de drijvende kracht achter de koloniale expansie blijven. Waren de koloniën voorheen voornamelijk gelegen aan de kust en werden de inheemse economische en politieke structuren intact gelaten, vanaf 1870 veranderde dit radicaal. Het oude systeem voldeed niet langer aan de nieuwe normen en eisen van de westerse mogendheden. De industriële revolutie had het mogelijke gemaakt dat er sneller en meer kon worden geproduceerd. Een constante aanvoer van grondstoffen was hierbij van essentieel belang. Daarbij werd de vraag naar exotische goederen zoals thee groter doordat het ook beschikbaar werd voor de middenklasse. De nieuwe eisen die de industriële revolutie had voortgebracht, hadden ervoor gezorgd dat de inheemse toeleveranciers niet meer aan de Europese eisen konden voldoen. De kolonisator besloot daarom de toeleverantie zelf te gaan organiseren door te gaan investeren in de koloniën. Ze namen daarbij niet langer genoegen met aan de kust gelegen handelskoloniën.

Daarbij kwam het verlangen van de kolonisator om zowel politiek als territoriaal te overheersen in de koloniën.33De status die koloniën gaf aan een land speelde daarbij een grote rol. De gehele wereld werd verdeeld in invloedssferen, waarbij soms lokale leiders in het zadel werden gehouden door de westerse mogendheden.

Naast economische motieven wilden de Europese mogendheden de eigen cultuur gaan uitdragen.34Het sociaaldarwinisme speelde hierbij een belangrijke rol. Het sociaaldarwinisme stelt dat een bepaalde bevolkingsgroep, vaak etnisch gedefinieerd beter is dan de ander. In het geval van het imperialisme moet de blanke superieure kolonisator, de ‘domme’ inheemse bevolking cultuur bijbrengen zodat deze hoger op de sociaal culturele ladder komt te staan.

Naast de faciliteiten die werden aangelegd voor de economische belangen, werden ook

32Wesseling, European Colonial Empires, 128-129.

33R.R. Palmer, Joel Colton en Lloyd Kramer, A History of the Modern World (Boston 2007) 630-632.

34Baranowski, Nazi Empire. German Colonialism, 13.

(13)

scholen en ziekenhuizen gebouwd.35Het doel was de niet-Europese samenleving de normen en waarden van de Europese culturen aan te leren, wat betekende dat het werd opgedrongen.

Vanaf 1870 werden de laatste onverdeelde gebieden verkend, veroverd en geclaimd door de Europese grootmachten. Naast de economische motieven speelden aanzien en status die de koloniën gaven ook een grote rol in deze periode. Zonder koloniën werd je niet beschouwd als een grootmacht. Of dit de reden was voor Bismarck om als nog overzeese koloniën te verkrijgen is onduidelijk. Naast de fragiele situatie van het Duitse keizerrijk in de eerste jaren van haar bestaan, had Bismarck andere goede redenen om zich niet te storten in overzeese avonturen. Het Duitse keizerrijk beschikte bijvoorbeeld niet over een vloot die de mogelijke koloniën moesten gaan beschermen. Het Duitse keizerrijk zou namelijk pas onder keizer Wilhelm II een volwaardige vloot krijgen. Ook was er geen behoefte aan ruwe materialen of nieuwe afzetgebieden. Wat vooral de doorslag gaf voor Bismarck, was dat het hebben van koloniën een prijzige aangelegenheid was. Geld dat moest worden vrijgemaakt door het Duitse parlement, de Rijksdag. Dit zou betekenen dat de Rijksdag meer macht en invloed zou verkrijgen, iets wat Bismarck wilde voorkomen.36Begin jaren tachtig van de negentiende eeuw ging Bismarck openlijk een nieuwe koers varen ten opzichte van zijn eerder

‘saturiert’ beleid.

In de Duitse samenleving was eind jaren zeventig een politieke beweging ontstaan die een beroep deed op de Duitse regering om koloniën te veroveren. Tot 1884 ging Bismarck in het geheim te werk om Duitsland te voorzien van koloniën in Afrika en Oceanië. In het geheim werden afspraken gemaakt tussen de Duitse regering en entrepreneurs die belangen hadden in overzeese gebieden.37Vanaf 1884 ging Bismarck niet langer in het geheim te werk en wist hij binnen twee jaar 99.9 procent van alle koloniale bezitting te claimen die het Duitse keizerrijk zou verkrijgen.38Diverse gebieden in Afrika en Oceanië werden tussen april 1884 en februari 1885 onder Duitse ‘bescherming’ gebracht.39 Eind 1884 was het wederom Bismarck die de Europese mogendheden opriep om deel te nemen aan een conferentie in Berlijn om over de verdeling van Afrika te praten. De conferentie – die gehouden werd vanaf november 1884 tot februari 1885 – bevestigde de rol van kolonisator die het Duitse keizerrijk zich had aangemeten. Daarnaast zag Bismarck mogelijkheden om de Franse aandacht te vestigen op Noord Afrika, zodat Frankrijk minder aandacht schonk aan de verloren gebieden

35Palmer, A History of the Modern World, 637-638.

36Wesseling, European Colonial Empires, 135.

37Woodruff D. Smith, The Ideological Origins of Nazi Imperialism (New York 1986) 32-33.

38Wesseling, European Colonial Empires, 135.

39Baranowski, Nazi Empire. German Colonialism, 28-29.

(14)

Elzas-Lotharingen. Ook deed zich de situatie voor dat Bismarck de relaties tussen Frankrijk en Engeland onderdruk kon zetten.40Na de koloniale conferentie van Berlijn had het Duitse keizerrijk haar koloniale buit binnen. Maar de rol van de Duitse koloniën zou slechts van marginaal belang zijn voor Duitsland. Haar werkelijke interesses lagen in Midden en Oost Europa.

Hoofdstuk 3: Kontinentalimperium

In 1951 verscheen The Origins of Totalitarianism van de hand van Hannah Arendt waarin ze de oorsprong van de totalitaire regimes van de eerste helft van de twintigste eeuw – het Stalinisme en Nazisme – probeerde te verklaren. Deze regimes zijn volgens Arendt rechtstreeks te herleiden tot het antisemitisme en het imperialisme. Arendt maakte daarnaast een tweedeling van het concept imperialisme, namelijk overzees imperialisme en continentale imperialisme.41Groot-Brittannië is het voorbeeld bij uitstek van overzees imperialisme. De Engelsen hadden een rijk opgebouwd waar de zon nooit onderging. Rusland is bij uitstek het voorbeeld van continentaal imperialisme.42Gedurende enkele eeuwen breidde het Russische Rijk zich steeds verder uit, in zowel westelijke als oostelijke richting. Het Russische rijk strekte zich op haar hoogtepunt uit van de Oostzee in het westen tot de Grote Oceaan in het oosten. Ook de expansiedrift van Duitsland in de beide wereldoorlogen kan worden gezien als een vorm van continentaal ‘empire-building’, het creëren van een continentaal rijk.

De continentale vorm van imperialisme voltrok zich voornamelijk in Midden en Oost- Europa. Het waren vooral de Duitsers, de Russen en het Habsburgsrijk – Oostenrijk- Hongarije – die deze gebieden probeerden te koloniseren.43De belangrijkste macht binnen het Duitse keizerrijk, het koninkrijk Pruisen had zich in de achttiende en negentiende eeuw aanzienlijk uitgebreid. Dankzij de drie Poolse delingen (1772, 1793 en 1795) had Pruisen haar territorium kunnen uitbreiden in Midden-Europa.44 Na de Napoleontische periode breidde Pruisen gestaag haar macht uit in westelijke richting, onder andere het Rijnland en Westfalen kon ze toevoegen aan haar territorium. In de westerse gebieden leefden voornamelijk Duitsers, terwijl in de gebieden verkregen in het oosten vooral Slavische volkeren en Joden woonachtig

40Baranowski, Nazi Empire. German Colonialism, 29-31.

41Hannah Arendt, The Origins of Totalitarianism (New York 1951) 222-224.

42Arendt, Origins of Totalitarianism, 223.

43Sebastian Conrad, German Colonialism: a short history (Cambridge 2012) 153.

44Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 29-30.

(15)

waren. Rond 1900 bedroeg de groep Pools sprekende mensen in Duitsland ongeveer 2.4 miljoen mensen. Deze waren niet alleen woonachtig in de oostelijke gebieden van het Duitse keizerrijk. Poolse bevolkingsgroepen hadden zich bijvoorbeeld ook gevestigd in het Ruhrgebied.45De oostelijke gebieden van het Duitse keizerrijk, zoals Silezië en Posen konden worden gezien als koloniale gebieden binnen het keizerrijk.46De Duitse politiek – vooral in Pruisen – met betrekking tot de Poolse populatie in het keizerrijk was gericht op culturele verbetering. De Pools-Joodse cultuur werd gezien als inferieur aan dat van de Duitsers. De niet Duitse populatie in het keizerrijk moest daarom worden gegermaniseerd.47De Duitse overheid deed precies hetzelfde als wat de overige Europese mogendheden deden met de inheemse bevolking van haar koloniën, namelijk proberen haar eigen cultuur over te brengen op de inheemse bevolking.

De overzeese koloniën waren slechts van marginaal belang voor Duitsland, de oostelijke gebieden van het keizerrijk waren haar werkelijke koloniën. Of zoals de Amerikaanse historicus David Blackbourn het verwoordde: ‘Das eigentliche deutsche Gegenstück zu Indien oder Algerien war nicht Kamerun: Es war Mitteleuropa.’ 48In 1886 formuleerde Bismarck een duidelijk beleid met betrekking tot de oosterse provincies van het keizerrijk, met de zogenaamde ‘interne kolonisatie’. Er werd honderd miljoen Reichsmark vrijgemaakt om het Poolse ‘probleem’ op te lossen. Met het vrijgemaakte geld zou de Pruisische staat Poolse landeigenaren uitkopen. Deze voormalige Poolse eigendommen werden vervolgens beheerd en gebruikt door Duitsers. Dit beleid werd een groot fiasco voor Bismarck. De Duitsers die naar deze gebieden werden gelokt, trouwden met Poolse vrouwen en hun kinderen waren meer Pools dan Duits. Daar kwam bij dat dit beleid werkte als een bewustwordingsproces voor de Polen.49 Het benadrukken van de superieure Germaanse cultuur leidde er toe dat de eigen Poolse cultuur onder de loep werd genomen. De wens om een eigen staat te hebben, zoals voor de Poolse delingen kwam steeds meer naar voren.

Panbewegingen

De drie keizerrijken in Midden en Oost Europa hadden geen overzeese koloniale bezittingen – het Duitse keizerrijk uitgezonderd vanaf 1884 – en hadden ook weinig hoop op expansie in overzeese gebieden. Omdat overzeese expansie niet of slechts beperkt mogelijk was voor de

45Conrad, German Colonialism, 154.

46Ibidem., 154.

47Ibidem., 155.

48Sebastian Conrad and Jürgen Osterhammel, Das Kaiserreich transnational: Deutschland in der Welt 1871- 1914 (Göttingen 2004) 322.

49Passant, History of Germany, 93.

(16)

drie keizerrijken gingen zij over op expansie over het land.50Net als Engeland of Frankrijk hadden ze het recht op expansie vonden ze. Omdat de wereld al verdeeld was onder de diverse grootmachten, was het enige gebied waar de drie keizers hun rijken konden uitbreiden in Europa op de Balkan. Het Duitse keizerrijk volgde in de jaren tot 1884 de ‘saturiert’ politiek van Bismarck en was vooralsnog niet van plan om haar territorium uit te breiden. Het kon zich ook niet uitbreiden op het Europese vasteland, omdat dit zou betekenen dat het met één van de andere keizerrijken in oorlog zou raken. Voor Oostenrijk-Hongarije en Rusland deden de mogelijkheden tot uitbreiding op het Europese vasteland zich dus voor op de Balkan.

Uitbreiding in dit gebied zou ten koste gaan van het Ottomaanse rijk. Gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw zou de Balkan een probleemgebied zijn voor de Europese landen.

De oorzaken van de spanningen op de Balkan waren complex. Het eens zo machtige Ottomaanse rijk was gedurende de achttiende en negentiende eeuw in verval geraakt en verloor langzaam aan haar grip op de Slavische volkeren op de Balkan. Hierdoor zagen zowel Oostenrijk-Hongarije als Rusland kans hun rijken uit te breiden ten koste van Constantinopel.

Het was Rusland die als eerste toesloeg. In 1877 verklaarde Rusland de oorlog aan het Ottomaanse Rijk waarmee de tiende Russische-Turkse oorlog (1877-1878) een feit was.

Datzelfde jaar wist Rusland het Ottomaanse Rijk een zware militaire nederlaag toe te brengen waarop in maart 1878 een vredesverdrag tot stand kwam tussen de beide rijken. De Vrede van San Stefano zorgde er in feite voor dat Rusland heer en meester werd over de Balkan, dit tot groot ongenoegen van Oostenrijk-Hongarije.51Het Congres van Berlijn dat gehouden werd tussen 13 juni en 13 juli – onderleiding van Bismarck – moest de spanningen die waren ontstaan tijdens de Balkan-crisis tussen Rusland en Oostenrijk-Hongarije wegnemen. Maar ook Groot-Brittannië voelde zich bedreigd door Rusland omdat deze met het verdrag van San Stefano toegang had verkregen tot de Middellandse Zee via de Dardanellen en de Bosporus.

Hierdoor vreesde Groot-Brittannië dat haar belangen in het Middellandse Zeegebied zouden worden bedreigd. Ook voor deze oplopende spanning moest een oplossing worden gevonden tijdens het Congres van Berlijn. Uiteindelijk werd een compromis gesloten die voordelig uitpakte voor de meeste Europese machten, maar Rusland zag haar winst die ze had behaald met de vrede van San Stefano verdampen. Zo mocht Oostenrijk-Hongarije bijvoorbeeld Bosnië bezetten en besturen, maar overgaan tot annexatie werd haar verboden.

50Arendt, Origins of Totalitarianism, 222-223.

51Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 152-153.

(17)

Het verval van het Ottomaanse rijk bracht te weeg dat de Slavische volkeren kans zagen zich te ontworstelen aan het Ottomaanse gezag. Dit resulteerde in de jaren zeventig van de negentiende eeuw in een opstand van de Slavische volkeren tegen de Ottomaanse overheersing. Een niet onbelangrijk aspect met betrekking op de gebeurtenissen op de Balkan in deze periode was het pan-Slavisme. Het pan-Slavisme ontstond in de eerste helft van de negentiende eeuw en streefde er na om alle Slavische volkeren onder te brengen in één natie.

Al vroeg richtte een bepaalde stroming van het pan-Slavisme zich op Rusland.52Onder de intelligentsia van Rusland werd het pan-Slavisme gebruikt om Rusland er toe te bewegen zich in te zetten voor haar Slavische medebroeders. De intelligentsia zouden slagen in hun opzet.

De Russische regering zag namelijk het pan-Slavisme als een middel om de aandacht af te leiden van de interne problemen waar het mee kampte.53Maar het pan-Slavisme waarbij voor Rusland een leidende rol was toebedeeld is slechts een van de vele vormen van het pan- Slavisme. Er is daarom dus geen sprake van het pan-Slavisme, het kan eerder worden gezien als een vorm van nationalisme onder de diverse Slavische volkeren. Het pan-Slavisme werd gebruikt om de diverse bevolkingsgroepen te verbinden tegen de vreemde overheersing, de Ottomaanse, Oostenrijke, Duitse of zelfs de Russische overheersing. Dit laatste is zeker niet ondenkbaar, er waren Slavische volkeren die geen aansluiting wilden met het Russische rijk.

Toch was het mede dankzij Rusland dat diverse nieuwe staten werden opgericht met het vredesverdrag van San Stefano, bijvoorbeeld Servië en Roemenië. Ook kwam een Bulgaarse staat tot stand en Rusland verwachtte dat deze onder Russische dominantie zou gaan vallen.

Niet alleen het Ottomaanse rijk kreeg te maken met het pan-Slavisme, ook het multinationale Oostenrijk-Hongarije werd geconfronteerd met het pan-Slavisme. De militaire nederlaag van Oostenrijk in 1866 had veroorzaakt dat de Oostenrijkers de eisen van de Hongaren niet langer konden negeren. Het gevolg was dat de Hongaren dezelfde status zouden krijgen als de Oostenrijkers met de zogenoemde ausgleich. De ausgleich vond plaats in 1867 waarmee de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije tot stand kwam.54Reactie van andere nationaliteiten binnen de dubbelmonarchie zouden niet uitblijven. Diverse Slavische volkeren – de Serven of Tsjechen bijvoorbeeld – binnen het keizerrijk gingen naar aanleiding van de ausgleich een gelijke positie eisen, zonder succes. Maar ook politici als Bismarck maakten handig gebruik van het pan-Slavisme bij zijn unificatieoorlogen in de hoop dat dit zou zorgen voor instabiliteit van het Oostenrijkse keizerrijk. Met hetzelfde doel zouden

52Hans Kohn, ‘The impact of Pan-Slavism on Central Europe’, The Review of Politics 23(3) 323-324.

53Palmer, A History of the Modern World, 646-647.

54Ibidem., 535-536.

(18)

Italiaanse nationalisten – zoals Giuseppe Mazzani – gebruik maken van het pan-Slavisme.55 Het was de hoop dat instabiliteit zou leiden tot het uiteenvallen van het keizerrijk, waarna Italië gebieden zou kunnen gaan annexeren. Maar naast het pan-Slavisme kreeg het Habsburgsrijk ook te maken het pangermanisme. Het pangermanisme heeft precies dezelfde strekking als het pan-Slavisme, de wens om alle Duits sprekende volkeren te verenigen in één natie. Net als het pan-Slavisme ontstond ook het pangermanisme in de negentiende eeuw. Al voor 1871 waren er diverse pogingen gedaan om de Duitssprekende staten te verenigen in één staat. Het bekendste voorbeeld hiervan is het Frankfurter parlement in 1848.56Met het tot stand brengen van het Duitse keizerrijk werd aan een deel van het ideaal van de pangermanisten voldaan. Maar volgens het pangermanisme was het Duitse keizerrijk niet compleet. Bepaalde delen van de Duitse sprekende mensen waren het niet eens met het besluit van de klein Duitse oplossing. De tweede unificatieoorlog – tussen Pruisen en het Habsburgsrijk – en de vredesbepalingen die daaruit voortkwamen hadden er namelijk voor gezorgd dat alleen een klein Duitse oplossing mogelijk was. Hiermee werden een aantal Duits sprekende volkeren – bijvoorbeeld de Oostenrijkers en de Sudetenduitsers – buiten het Duitse keizerrijk geplaatst. Het was onder deze volkeren – voornamelijk woonachtig in het Habsburgsrijk – waar het pangermanisme ingang vond. Tot 1870-1871 maakte Bismarck handig gebruik van het pangermanisme – zonder deze ideologie te steunen of te snappen – om het Duitse keizerrijk te creëren. Nadat het Duitse keizerrijk was gesticht, steunde hij niet langer het pangermanisme of het pan-Slavisme. Werden de panbewegingen eerst gebruikt ten nadele van Oostenrijk – ten tijde van de unificatieoorlog – na 1870 was hij bereid Oostenrijk- Hongarije te helpen in haar strijd tegen de panbewegingen.57

De ontevredenheid van bijvoorbeeld de Oostenrijkers die aansluiting zochten bij het Duitse keizerrijk werd ook gedeeld door Duitsers in het keizerrijk. Deze Duitsers konden zich niet neerleggen bij de klein Duitse oplossing van de Bismarck staat die was ontstaan in 1870- 1871. Binnen enkele jaren na het creëren van het keizerrijk waren er op initiatief van burgers organisaties in het leven geroepen die de economische en culturele belangen van Duitsers buiten het keizerrijk behartigden.58In de jaren negentig van de negentiende eeuw gingen deze vaak kleine organisaties samen werken. In 1891 werd bijvoorbeeld de Allgemeine Deutsche Verband (ADV) opgericht die de vorm van de Bismarck staat ter discussie stelde. De aanzet

55Kohn, ‘The impact of Pan-Slavism’, 325-326.

56Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 86-88.

57Kohn, ‘The impact of Pan-Slavism’, 327.

58Roger Chickering, We Men Who Feel Most German. A Cultural Study of the Pan-German League, 1886-1914 (Boston 1984) 28-29.

(19)

hiervoor was al in 1886 gegeven door Carl Peters, waarin diverse kleine organisaties waren gaan samenwerken.59Deze vorm van pangermanisme had niet als doel het Duitse keizerrijk om ver te werpen. Het wilde juist verder gaan waar Bismarck was gestopt, niet een klein Duitse oplossing maar een groot Duitse oplossing. Net als het pangermanisme in Oostenrijk- Hongarije wilde het pangermanisme in het Duitse keizerrijk alle etnische Duitsers onder brengen in één natiestaat. Een ideaalbeeld dat de ADV werkelijkheid wilde laten worden.

Toen het imperialisme haar intrede deed, groeide het pan-Slavisme langzaam uit tot een brede beweging. Dat de panbewegingen en het imperialisme bijna gelijktijdig ontstonden is helemaal niet zo raar. In reactie op het imperialisme zochten vooral Oostenrijk-Hongarije en Rusland mogelijkheden om over land haar territorium uit te breiden. Het verval van het Ottomaanse rijk maakte dit mogelijk voor de beide keizerrijken. Het pan-Slavisme kon op de Balkan een beweging worden door het verval van het Ottomaanse rijk en als tegenreactie op de eventuele nieuwe overheersing van Oostenrijk-Hongarije of Rusland. Het pan-Slavisme zou een terugkerend probleem worden voor het Habsburgsrijk en indirect ook voor haar bondgenoot het Duitse keizerrijk. De Balkan leek bij uitstek de expansiedrift van Oostenrijk- Hongarije en Rusland te kunnen temperen. Voor alle betrokken partijen – direct of indirect – zou het verlangen naar expansie vergaande gevolgen hebben.

Lebensraum

Tot 1890 was het Bismarck die de touwtjes in handen had in het Duitse keizerrijk. Met het overlijden van keizer Wilhelm I en diens zoon Frederick III in 1888 kwam de pas 29-jarige Wilhelm II aan de macht. Keizer Wilhelm II was een ambitieuze man en wilde zijn eigen beleid gaan voeren, Bismarck vormde hierin een obstakel voor hem. In 1890 moest Bismarck daarom noodgedwongen met pensioen gaan. Met het verdwijnen van Bismarck, verdween ook zijn manier van politiek bedrijven, de Realpolitik. Bij deze manier van politiek bedrijven stond het landsbelang uitsluitend voorop. Vanaf 1890 ging Duitsland een veel agressiever buitenlandse politiek bedrijven. De Realpolitik van Bismarck moest plaats maken voor de Weltpolitik van keizer Wilhelm II. Weltpolitik moest zorgen voor een ‘Platz an der Sonne’

voor Duitsland.60 Dit was een agressief beleid, dat streefde naar koloniale expansie en vlootbouw. Dit laatste zou een wapenwedloop en oplopende spanningen veroorzaken met Groot-Brittannië. Keizer Wilhelm II ambieerde een wereldmachtstatus voor het Duitse keizerrijk, ten koste van de aanwezige wereldmachten.

59Chickering, We Men Who Feel Most German, 44-46.

60Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 163.

(20)

Onder Bismarck was er al afgestapt van de ‘saturiert’ politiek. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw ontstonden er allerlei verenigingen waar koloniën en/of het buitenlandse beleid een belangrijke rol in speelden. In 1887 bundelden diverse kleine koloniale verenigingen de krachten in de dan opgerichte Deutsche Kolonialgesellschaft. In 1891 was de ADV opgericht na aanleiding van het Helgoland-Sansibar-Vertrag. Dit verdrag betekende dat Duitsland de controle kreeg over Helgoland in ruil voor Zanzibar, dat in handen zou komen van de Britten. 61 Dit ging veel te ver vonden veel Duitsers, Duitsland moest juist gebiedsuitbreiding hebben en het niet inleveren. Vanaf de jaren negentig zouden de diverse ideologische stromingen waarvan de contouren al zichtbaar waren in het decennium ervoor, radicaliseren. In 1894 veranderde de naam van de Allgemeine Deutscher Verband in Alldeutscher Verband (ADV).62In beginsel was het een protestbeweging tegen de overheid omdat deze beslissingen nam waarvan zij vonden dat het de positie van Duitsland ondermijnde. Langzaam aan radicaliseerde de ADV en nam het vergaande standpunten in.

Het uitdragen van het Duits zijn stond bij de ADV hoog in het vaandel. Daarnaast moesten etnische Duitsers in het buitenland worden ondersteund en er moest een actief en effectief buitenlandsbeleid komen waardoor de Duitse macht in Europa en daarbuiten groter werd.63 Kortom, het Duitse keizerrijk moest een expansiebeleid voeren en niet alleen buiten Europa.

Een belangrijk element binnen de ADV was het concept van Lebensraum. Om dit te bewerkstelligen moest Duitsland een eventuele oorlog niet uit de weg gaan. De Lebensraum voor de Duitsers moest worden gezocht in Midden- en Oost-Europa. Deze gebieden moesten worden geannexeerd of gekoloniseerd.64 De ideologie van de ADV zou gezien kunnen worden als een radicale en conservatieve vorm van het imperialisme.

Het Lebensraum concept was een belangrijk en essentieel element van de ADV ideologie. Maar tot 1901 kon je eigenlijk nog niet spreken van een Lebensraum concept of ideologie. Want pas in 1901 werd het begrip geïntroduceerd in de sociale geografie door de geograaf en etnograaf Friedrich Ratzel. Tot dan toe werd dit begrip uitsluitend gebruikt in de biologie om het leefgebied van diersoorten af te bakenen. Pas na de Eerste Wereldoorlog zou deze term de betekenis krijgen, zoals deze in het heden wordt herinnerd. In de jaren twintig van de twintigste eeuw zou de jonge Nazi partij dit concept verwerken in haar ideologie. De uitvoering ervan heeft ervoor gezorgd dat ook in de eenentwintigste eeuw dit begrip tot onze verbeelding blijft spreken. Daarom is het volgens Woodruff Smith ook enigszins misplaatst

61Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 194.

62Chickering, We Men Who Feel Most German, 54-55.

63Ibidem., 49.

64Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 218-219.

(21)

om te spreken van Lebensraum in de periode van voor 1918.65Maar ook hij geeft te kennen – ondanks dat het anachronistisch is –, dat er geen andere toepasselijke naam is voor de ideologie die tussen 1890 en 1918 vorm kreeg.

De beginselen van het concept Lebensraum van voor 1918 is vooral gericht op koloniale migratie en het agrarisme. Het waren deze twee begrippen die vooral belangrijk waren voor de ADV. De oostelijke gebieden van het keizerrijk, die gezien werden als koloniën binnen de landsgrenzen, moesten worden bevolkt door Duitse immigranten. Na mate de ADV steeds radicalere standpunten ging innemen veranderde dit idee ook. Duitse immigranten zouden steeds verder oostwaarts moeten trekken en nieuwe Lebensraum voor het Duitse volk veroveren, ten koste van de Slavische volkeren. De Slavische volkeren waren in de ogen van de Duitsers inferieur aan de Germaanse volkeren. Net als bij het imperialisme werden ideeën van het sociaaldarwinisme overgenomen in het Lebensraum concept. Wat er precies met de Slavische bevolking moest gebeuren nadat de Duitse immigranten waren gesetteld daar was men nog niet over uit. De meest voor de handliggende oplossing zou verdrijven zijn. De verkregen Lebensraum moest door middel van immigratie worden bevolkt door Duitse boeren. Het boerenbestaan werd verheerlijkt – agrarisme – en werd gezien als de essentie van de Duitse cultuur. De conservatieve elite (de Junker klasse) van Duitsland zag veel heil in het Lebensraum concept. Van oudsher was de conservatieve elite de grootgrondbezitters geweest en door de verandering van de maatschappij zagen zij zich bedreigd in hun bestaanswijze. De nieuw te veroveren Lebensraum kon voor hen uitkomst bieden om hun bestaanswijze in stand te houden. De essentie van de Duitse cultuur werd hiermee ook gewaarborgd. Door Oost-Europa te koloniseren konden zij en Duitse immigranten de controle verkrijgen over gebieden die ver af lagen van het keizerrijk. Het idee was dat de essentie van de Duitse cultuur – het boerenbestaan – op deze manier de veranderingen door de industrialisatie zou overleven. De Duitse cultuur zou dan beschermd blijven, maar dit alles zou wel ten koste gaan van de Slavische volkeren.66

Het Lebensraum concept had de nadruk gelegd op het boerenbestaan in combinatie met immigratie. Hierdoor was er een kloof ontstaan met de industriële sector. Rond 1900 werd het idee ontwikkeld door een aantal conservatieve wetenschappers van een Midden en Oost-Europese economische integratie met het Duitse keizerrijk, Mitteleuropa.67De gebieden ten oosten van het keizerrijk moesten worden veroverd en worden opgenomen in een

65Smith, Origins of Nazi Imperialism, 83.

66Ibidem., 90.

67Ibidem., 109.

(22)

economische unie onderleiding van Duitsland. Deze Lebensraum versie van Mitteleuropa had een economische integratie voor ogen waarbij de Duitse zware industriële producten de veroverde gebieden als afzetmarkten kon gaan gebruiken. Te gelijke tijd zou de agrarische sector worden beschermd door productie en leveringsverdragen met de belangrijkste afnemers, Oostenrijk-Hongarije en Rusland. Het was echter de vraag of deze landen zulke verdragen zouden accepteren. Tot dan toe had Oostenrijk-Hongarije dergelijke samenwerkingsverbanden herhaaldelijk afgewezen. 68 De Lebensraum variant van Mitteleuropa zou pas werkelijkheid kunnen worden door middel van een grote oorlog gericht

tegen Rusland. Aanhangers van dit idee zagen bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog dan ook de mogelijkheid om Lebensraum te veroveren voor het Duitse rijk. Pas kort voor de Eerste Wereldoorlog werd begonnen met het ontwikkelen van hoe Mitteleuropa eruit moest gaan zien. Tot dan toe had de Duitse industrie zich nauwelijks bezig gehouden met deze ideeën.69

Casestudie: Duitse uitvoering Lebensraum concept ten tijde van de Eerste Wereldoorlog

Von Bismarck had in de jaren tachtig van de negentiende eeuw een bondgenootschap gesloten met Oostenrijk-Hongarije. Zijn directe zorg in deze periode was het voortbestaan van het pas gecreëerde keizerrijk te waarborgen. De bondgenoten – de Zweibund en later uitgebreid met Italië tot de Dreibund – zouden elkaar ondersteunen mocht een van de bondgenoten in oorlog raken. Voor Bismarck was het bondgenootschap vooral defensief van karakter, het moest het voortbestaan van het keizerrijk waarborgen. Door het voortduren van de problematiek op de Balkan werd het mogelijk geacht door de Duitse regering dat ze haar bondgenoot militair zouden moeten gaan bijstaan. Dit zou een juiste inschatting blijken van de Duitse regering.

Op 6 juli 1914 werd graaf Alexander Hoyos door keizer Wilhelm II en Reichskanzler Theobald von Bethmann-Holweg naar Wenen gestuurd met een ‘blanco cheque’. De Duitse regering adviseerde haar bondgenoot Oostenrijk-Hongarije om militair op te treden tegen de Serven, die verantwoordelijk werden gehouden voor de moord op de Oostenrijks-Hongaarse kroonprins Franz Ferdinand en diens vrouw Sofia.70Maar zowel de keizer, de militaire leiders als het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) drongen er toch op aan het ultimatum zo op te

68Smith, Origins of Nazi Imperialism 109-110.

69Ibidem., 94.

70Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 213.

(23)

stellen dat een oorlog onafwendbaar werd. De Duitsers wisten dat ze hierbij aanstuurden op een continentale oorlog, waarbij een twee frontenoorlog niet werd uitgesloten.71

De Duitse leiders wisten dat ze enorme risico’s namen door Europa richting een grote oorlog te dirigeren, de zogenaamde politiek van het kalkulierte Risiko. In de voorgaande jaren was deze politiek van gecalculeerd risico regelmatig gebruikt om internationale crisissen door middel van een combinatie van diplomatiek en oorlogsdreiging vreedzaam op te lossen. De verwachting was bij de ‘julicrisis’ niet anders dan bij voorgaande crisissen. De Duitse leiders waren ervan overtuigd dat de overige grote mogendheden binnen Europa – Frankrijk en Groot-Brittannië – niet bereid waren een grote oorlog te voeren vanwege een regionaal en binnenlands conflict.72Rusland was een ander verhaal, het werd waarschijnlijk geacht dat deze haar Slavische medebroeders te hulp zouden schieten. Zolang er geen sprake zou zijn van een twee frontenoorlog zou het Duitse leger in staat zijn Rusland te verslaan, althans dat was de verwachting van het Duitse opperbevel. De calculatie van de Duitse leiders bleek echter foutief te zijn geweest. Sinds de jaren negentig van de voorgaande eeuw was er een bondgenootschap gesloten tussen Frankrijk en Rusland. Deze werd begin twintigste eeuw uitgebreid met Groot-Brittannië, de zogenoemde Triple Entente. Net als bij de Dreibund was de Triple Entente er op gericht wederzijdse steun te leveren in het geval één van de partijen in oorlog zou raken.73De gecreëerde constructie van bondgenotenschappen zou er toe kunnen leiden dat alle grote mogendheden betrokken zouden raken bij een gewapend conflict. De gevolgen van de gevoerde politiek – de kalkulierte Risiko – waren inderdaad niet meer te over zien. De constructie van bondgenootschappen had ervoor gezorgd dat binnen enkele dagen de legers van Europa waren gemobiliseerd, waarna deze in augustus 1914 ten strijde trokken.

Het Duitse leger stond voor een enorme opgave, het moest Frankrijk zien te verslaan voordat de Russische troepen waren gemobiliseerd. In de decennia voorafgaande aan de Eerste Wereldoorlog hadden Duitse legerleiders vastgesteld dat een oorlog op tweefronten niet wenselijk werd geacht. Eind negentiende eeuw bedacht de toenmalige chef van de generale staf graaf Alfred von Schlieffen (1891-1905) een aanvalsplan om Frankrijk binnen zes weken te verslaan, het zogenoemde Von Schlieffenplan.74De mobilisatie van het Russische leger zou volgens de Duitse militaire leiders pas na zes weken zijn voltooid. Precies

71Fritz Fischer, Juli 1914: Wir sind nicht hineingeschlittert. Das Staatsgeheimnis um die Riezler-Tagebücher (Hamburg 1983) 70.

72Koch, Een kleine geschiedenis van de Grote Oorlog, 38-39.

73Ibidem., 90.

74Keir A. Lieber, ‘The New History of World War I and What It Means for International Relations Theory’, International Security 32(2) 159-161.

(24)

na de periode waarin het Duitse leger de Fransen hoopten te verslaan.75Dit was dan ook het uitgangspunt van het Duitse leger in de openingsfase van de oorlog. Zowel de militaire als de civiele leiders van Duitsland dachten dat de oorlog slechts van korte duur zou zijn, de zogenoemde ‘Short-war illusion’.76Hier was de Duitse strategie dan ook op afgestemd. De aanpassing van het Von Schlieffenplan door Helmuth von Moltke – die Schlieffen opvolgde als chef van de generale staf in 1906 – getuigd van enige twijfel van een snelle overwinning op het slagveld. In het originele plan moest het Duitse leger optrekken naar Frankrijk door Nederland en België, in 1914 werd Nederland ontzien waardoor deze neutraal kon blijven. In 1908 had Moltke het originele plan al aangepast, die in 1914 ten uitvoer werd gebracht. Hij was van mening dat Nederland kon dienen als ‘luchtpijp’ voor het Duitse keizerrijk als een snelle overwinning uitbleef.77Als het Von Schlieffenplan kans had van slagen, had Moltke het originele plan waarschijnlijk niet aangepast. Hieruit blijkt dat de hoogste instanties in Duitsland ervan op de hoogte waren dat er geen sprake kon zijn van een korte oorlog.

Ondanks deze kennis hadden de Duitse leiders Duitsland onvoldoende voorbereid. De Duitse economie bijvoorbeeld was er niet op berekend om in een langdurige militair conflict het Duitse leger te voorzien van de militaire benodigdheden.

“September-programm”

Het Von Schlieffenplan bleek in de openingsfase van de oorlog erg succesvol, het Duitse leger wist België in de eerste oorlogsmaand bijna geheel te bezetten. Parijs was binnen handbereik waardoor de Franse regering zich genoodzaakt zag haar toevlucht te zoeken tot Bordeaux.78De successen op het westelijke front bevestigde het idee van de Duitse troepen dat de oorlog snel afgelopen zou zijn. De angst van een langdurige oorlog bij de Duitse leiders leek hiermee ongegrond te zijn geweest. Begin september 1914 verwachtte de Duitse Reichskanzler Bethmann-Holweg op korte termijn de Fransen te hebben verslagen en dat

vredesonderhandelingen zouden worden gestart. Op 9 september 1914 verstuurde de Reichskanzler het zogenoemde September-Programm in het geheim vanuit het hoofdkwartier

in Koblenz naar Berlijn. De hierin geformuleerde Duitse eisen moesten de basis worden van de vredesonderhandelingen.79 De opgestelde oorlogsdoelen van Bethmann-Holweg hadden

75Koch, Een kleine geschiedenis van de Grote Oorlog, 108-111.

76Holger H. Herwig, ‘Germany and the “Short-War” illusion: Towards a New Interpretation?’, The Journal of Military History 66(3) 681-682.

77Koch, Een kleine geschiedenis van de Grote Oorlog, 114-115.

78James Retallack, The Short Oxford History of Germany. Imperial Germany 1871-1918 (Oxford 2008) 245-247.

79Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 216-217.

(25)

niet alleen betrekking op de oorlog aan het westfront, het omvatte de oorlogsdoelen van de gehele oorlog.

De oorlogsdoelen die geformuleerd waren door Bethmann-Holweg moesten ervoor zorgen dat in de toekomst zowel Frankrijk als Rusland geen reële bedreiging meer konden vormen voor het Duitse keizerrijk. Specifieke oorlogsdoelen geldend voor het oostfront werden nog niet geformuleerd, dit zou in een later stadium pas vorm krijgen. De visie van de Reichskanzler zou vergaande gevolgen hebben voor West-Europa. Het groothertogdom

Luxemburg zou een Duitse federale staat worden, maar het zou wel enkele gebieden verkrijgen ten koste van België en Frankrijk. België zou als het onafhankelijk mocht blijven worden gereduceerd tot een vazalstaat, het zou in feite een economische provincie worden van Duitsland. Duitsland moest ten alle tijden de beschikking kunnen hebben over de Noordzee havens van België. Het hiermee gecreëerde België – dat volkomen afhankelijk was van Duitsland – zou aanzienlijke gebiedsuitbreiding krijgen in noord Frankrijk, namelijk Frans Vlaanderen, Duinkerken, Calais en Boulogne. Frankrijk moest naast de gebieden die ze zou moeten afstaan aan België en Luxemburg, gebieden van haar oostgrens afstaan aan Duitsland. Hiermee zou Frankrijk haar forten en dus haar verdedigingslinie tegen Duitsland verliezen. Daarnaast moest Frankrijk schadeloosstelling betalen in termijnen die zo hoog moesten zijn waardoor deze niet bij machte was om aanzienlijke bedragen uit te geven aan (her)bewapening. Ook moest een handelsverdrag tot stand komen met Frankrijk waarmee het geheel afhankelijk zou moeten worden van Duitsland. De Franse markt zou helemaal vrij moeten zijn voor Duitse export goederen en Britse handel met Frankrijk moest worden verboden.80Met andere woorden heel west Europa zou worden beheerst door Duitsland, alle bewegingsvrijheid van België en Frankrijk en tot op zekere hoogte die van Groot-Brittannië zou worden weggenomen. Hiermee probeerden de Duitse leiders hetzelfde te bewerkstelligen als wat Napoleon ruim een eeuw eerder met de Duitse staten had gedaan.81Napoleon had geprobeerde de dreiging van in het bijzonder Pruisen en Oostenrijk weg te nemen door vergaande annexaties en een herindeling van centraal Europa te bewerkstelligen. Hetzelfde doel had Bethmann-Holweg voor ogen met betrekking tot Frankrijk, het mocht geen reëel gevaar meer vormen voor Duitsland.

Ook voorzag het September-Programm vergaande economische verandering voor het gehele Europese vaste land. Er moest een centraal Europees economische verband tot stand

80http://www.wwnorton.com/college/history/ralph/workbook/ralprs34.htm (14 mei 2013). Digitale Engelse versie van de Duitse oorlogsdoelen geformuleerd door Bethmann-Holweg.

81Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 39-41.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel het verleidelijk is het bedrijf onzorgvuldig- heid te verwijten, zou ook de conclusie kunnen worden getrokken dat het het bedrijf moeilijk kwalijk te nemen is dat ze, waar er

De maatschappelijke agenda heeft als titel “Verantwoord verder met nanotechnologie.” Het in mijn ogen meest ver- rassende element is dat de deelnemers aan de dialoog zich gedurende

Overig (bv.. binnen 12 maanden na voltooiing zijn uitverkocht. Sommige appartementen worden vervolgens te huur aangeboden, gewoonlijk door particuliere investeerders. Verder worden

Rekening houdend met de competenties van de RVA pogen wij voor België en zijn buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland een algemene vergelijking te maken van [1] de

Rekening houdend met de competenties van de RVA pogen wij voor België en zijn buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland een algemene vergelijking te maken van [1] de

Het gaat om een loonindexering van 1,01% zowel voor de schaallonen als voor de reële lonen.. Keur-geoefend werkman

Geoefend werkman werkend met lasbrander, vlamboog

Het gaat om een loonindexering van 1,69% zowel voor de schaallonen als voor de