• No results found

‘DE LIEVELINGSROL VAN MIJN LEVEN!’ O

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘DE LIEVELINGSROL VAN MIJN LEVEN!’ O"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 Mark Schaevers, De olifant en de muis, Humo, 6 februari 1996.

‘DE LIEVELINGSROL VAN MIJN LEVEN!’

O

NDERZOEK NAAR DE SELF

-

FASHIONING VAN

C

ONNIE

P

ALMEN IN

INTERVIEWS

Annemiek Wanningen Rijksuniversiteit Groningen

S1908774 Faculteit der Letteren

Annemiekwanningen@gmail.com Masterscriptie Moderne Letterkunde

(2)

1

Voorwoord

In dit voorwoord wil ik graag woorden van dank uitspreken. Mijn dank gaat allereerst uit naar mijn scriptiebegeleider Mary Kemperink. Ik dank haar voor de vele gesprekken die we hebben gehad en voor de manier waarop ze me altijd verder hielp. Ik heb veel van haar geleerd. Verder wil ik mijn studiegenoot en vriendin Lilian Zielstra bedanken voor het nakijken van en het geven van haar mening over mijn scriptie. Dus bij dezen: bedankt.

Ook wil ik de redacties van Nouveau, Libelle en Opzij voor het beantwoorden van mijn mails en het digitaal toesturen van interviews. Dit zijn de enige tijdschriften die mij interviews hebben gestuurd en dat heeft mij iets geholpen in mijn zoektocht naar

(3)

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Theoretisch kader 7 Self-fashioning 7 Het interview 9 Celebrity 11

Ontwikkelingen in het literaire veld 12

3. Palmens populariteit 14

4. Resultaten 18

Corpus 18

Poëticale opvattingen 19

Auteurschap 21

Persoon Connie Palmen 28

5. Conclusie 33

6. Bibliografie 39

Primaire literatuur 39

(4)

3

Abstract

Self-fashioning is het hoofdthema van dit onderzoek en dit artikel dient duidelijkheid te geven over de manier waarop auteur Connie Palmen zichzelf (bewust of onbewust) zichzelf presenteert.

Een goed middel om self-fashioning te onderzoeken is het interview. Dat is dan ook waarom deze studie zich specifiek richt op de self-fashioning van Connie Palmen in de interviews die zij gedurende haar gehele carrière heeft gegeven in allerlei bladen en tijdschriften. Hierbij gaat aandacht uit naar onder meer de onderwerpen die in de interviews aan bod komen, hoe Palmens houding is t.o.v. highbrow en lowbrow

literatuur en hoe Palmen zich verhoudt tot de interviewers en de verschillende bladen en tijdschriften.

Gezegd kan worden dat Palmen zichzelf ziet als hoogstaande, intelligente en traditionele auteur en dat ze zich afzet tegen lage literatuur. Tegelijkertijd vertoont de schrijver wel tekenen van lage cultuur: ze geniet van de aandacht die ze krijgt als bekend persoon en ze ziet verkoopcijfers als maatstaf voor succes. Er zitten tegenstrijdigheden in de self-fashioning van Connie Palmen…

Trefwoorden: Self-fashioning; interview; Connie Palmen; highbrow- en lowbrow-literatuur; celebrity.

1. Inleiding

‘Scheer je weg uit het land van de literatuur, nietsnutten’, sprak Connie Palmen tijdens het boekenbal in 2009 over bestsellerauteurs als Saskia Noort.1 Palmen maakte met

deze uitspraak duidelijk dat ze van mening is dat bestsellers als de literaire thrillers van Noort niet behoren tot de literatuur. Hier ging ze diezelfde week in het

talkshow-programma De Wereld Draait Door verder op in. En hoewel ze in deze aflevering haar excuses aanbood aan Saskia Noort voor haar uitspraak tijdens het boekenbal, bleef ze bij haar standpunt dat onder meer literaire thrillers niet behoren tot de literatuur en ook

1 Paul Brandt, Palmen is passé, nu de nieuwe generatie, NRC.nl, 22 april 2009. Via

(5)

4 niet als zodanig bestempeld mogen worden. Haar eigen romans behoren echter wel tot

de literatuur, vindt Palmen. Op de vraag ‘maar wil jij I.M. goede literatuur noemen?’ die Hugo Borst haar dezelfde uitzending van DWDD stelde, antwoordde Palmen: ‘ja, dat noem ik zonder meer een heel goede roman’.2

Palmen maakt duidelijk welke functie zij meent te bekleden, namelijk een functie als auteur van highbrow-literatuur. Ze geeft zichzelf hiermee een bepaalde houding, of ‘posture’ zoals Jérôme Meizoz dat noemt.3 Maar waarom zet ze zich zo fel af tegen lage

literatuur? Waarschijnlijk omdat ze voelt dat ze het risico loopt tot het lage segment te behoren. Want wanneer mensen duidelijk maken dat ze niet bij een bepaalde groep horen, dan doen ze dat vaak omdat ze bang zijn dat andere mensen ze wel tot die groep rekenen (‘ik ben dan wel een vrouw van middelbare leeftijd, maar ik heb Vijftig tinten

grijs echt niet gelezen hoor’).

Connie Palmen zegt zelf niet dat ze bang is tot de lage cultuur gerekend te

worden, maar haar verdediging hiertegen wekt de indruk dat ze toch bang is tot het lage segment gerekend te worden. Dit kan bijvoorbeeld liggen aan de aard van haar werk of aan haar hoge verkoopcijfers, maar dat is niet wat ik onderzoek. Wat ik wil weten is hoe Palmen haar zelfprofilering of ‘self-fashioning’ aanpakt. Wat is precies het beeld dat de lezer van Palmen krijgt? En hoe komt haar ‘posture’ tot stand? Er zijn verschillende aspecten die posture constitueren, zoals de manier van schrijven, het gedrag en het uiterlijk van een persoon. Het interview is bij uitstek een middel om jezelf te profileren. Dorleijn er Verstraeten vergelijken het interview met een snelkookpan, want ‘het interview is het literaire veld in het klein, alwaar de bestanddelen van het

co-constructieve proces – in essentie een taak voor de andere actoren in het veld – worden klaargelegd; het interview is een ruimte waarin de sociale co-constructie wordt

geprefigureerd’.4 Omdat het interview een goed middel is om jezelf op een bepaalde

manier, bewust dan wel onbewust, neer te zetten, zal ik me in dit onderzoek beperken tot interviews met Connie Palmen in kranten en tijdschriften. Palmen heeft tal van interviews gegeven met allerlei soorten kranten en tijdschriften, daarom is het interessant om hiernaar te kijken. Hoewel interviews met Palmen die op tv zijn

2 Coen Peppelenbos, Literatuur in De Wereld Draait Door (2) Palmen versus Noort, 18 april 2009. Via http://coenpeppelenbos.blogspot.nl/2009/04/literatuur-in-de-wereld-draait-door-2.html

3 Jérôme Meizoz, Modern Posterities of posture, Jean Jacques Rousseau, in: Authorship revisited.

Conceptions of authorship around 1900 and 2000, edited by: Dorleijn, G.J., Grüttemeier, R., Korthals Altes, L. Leuven/Paris/Walpole: Peeters, 2010.

(6)

5 uitgezonden ook erg nuttig kunnen zijn, hou ik me bij mijn eigen vakgebied. Bij het

analyseren van een televisie-interview komen meer dingen kijken: welke kleding draagt de geïnterviewde, welke houding neemt ze aan, et cetera. Ik beschik niet over de

mogelijkheden dat te analyseren.

Zoals gezegd zet Palmen zich duidelijk af tegen het lagere segment, maar de interviews die Palmen geeft zijn niet alleen te vinden in het hoge segment (in bladen als

Volkskrant en Vrij Nederland), maar ook in het lage (in bladen als Margriet en Elle). Haar

personage Connie Palmen in I.M. zegt hierover: ‘intussen ga ik door met het geven van interviews. Ik heb me nu eenmaal voorgenomen iedereen te woord te staan en geen selectie te maken tussen de verschillende kranten en bladen.’5 En hoewel I.M. een sterk

autobiografische roman is en we toch niet kunnen aannemen dat alles letterlijk gebeurd is zoals staat beschreven, lijkt het wel te kloppen. Kijk naar de verzameling interviews die Connie Palmen heeft gegeven: ze maakt blijkbaar geen onderscheid tussen

verschillende kranten in bladen, gezien interviews met haar in zowel De Volkskrant als de Libelle verschenen zijn. Omdat het verhaal van I.M. zich afspeelt aan het begin van haar carrière zou je misschien denken dat Palmen hier nog niet de positie heeft te

kunnen kiezen aan welke interviews ze wel of niet meewerkt omdat alle publiciteit in de beginfase van een carrière welkom is. Echter staat Palmen niet alleen aan het begin van haar loopbaan alle kranten en tijdschriften te woord, ze blijft dit doen.

Inmiddels weten we de volgende dingen: Connie Palmen is een krampachtige highbrow-auteur en ze geeft interviews aan zowel highbrow- als lowbrow-tijdschriften. Wat ik wil weten is of er in interviews tekenen te zien zijn van deze krampachtigheid. En zien we, gegeven het feit dat ze aan zowel hoge als lage tijdschriften interviews geeft, deze kramp ook in de lagere sector? Is er überhaupt sprake van andere self-fashioning in de hoge ten opzichte van de lage tijdschriften? En staat dit in verband met Palmens literaire productie? Is de spanning tegenover lage literatuur misschien meer

toegenomen naarmate haar carrière vorderde? De onderzoeksvraag die hieruit voortkomt is de volgende:

Hoe presenteert Connie Palmen zich in het openbaar via de interviews die in kranten en tijdschriften tot dusver verschenen zijn?

(7)

6 Daarbij gaat het mij in het bijzonder om antwoord op de volgende deelvragen:

- Hoe presenteert Palmen haar eigen schrijverschap?

- Hoe presenteert Palmen haar eigen persoon in bredere zin?

- Welke rol speelt het onderscheid tussen zogenaamd hoge en lage literatuur in haar zelfpresentatie?

- Kan er in verband met Palmen gesproken worden van een schrijverscelebrity? Hierbij gaat het mij om de indruk die Connie Palmen maakt, niet om of die indruk bewust of onbewust gegeven wordt en of het waar is of niet. Dit is wat Goffman ‘the expression someone gives off’ noemt.6 Ik kijk niet alleen naar wat Palmen inhoudelijk

zegt, maar ook hoe ze het overbrengt. Geeft ze, wellicht indirect, de indruk dat ze meent te behoren tot de hoge literatuur?

Om bovenstaande onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, zal ik alle

interviews met Connie Palmen vanaf het begin van haar carrière tot heden betrekken bij mijn onderzoek en ik zal kijken naar de geschreven tekst en ik laat eventuele foto’s buiten beschouwing. Over het analysemodel dat ik gebruik zal meer informatie volgen.

Verder maak ik gebruik van de theorie die er is over posture, self-fashioning, celebrity en interviews. Met behulp van de literatuur van onder meer Jérôme Meizoz en Erving Goffman zal ik duidelijkheid geven over de begrippen posture en self-fashioning. En onder meer Van Krieken zal inzicht verschaffen in celebrity’s. Verder maak ik gebruik van de literatuur van onder meer Gillis Dorleijn en Pieter Verstraeten om helderheid te geven over literaire interviews. Ook zal ik duidelijkheid geven over het verschil tussen hoge en lage literatuur en hoe dit past binnen het literaire veld dat Bourdieu geschetst heeft.

(8)

7

2. Theoretisch kader

Mijn vraag richt zich op de self-fashioning van Connie Palmen, en ik concentreer me daarbij op self-fashioning voor zover die zichtbaar is in interviews. Hoe positioneert Connie Palmen zichzelf door middel van interviews in het literaire veld, zijn er

spanningen zichtbaar en zo ja: welke? Om tot een antwoord op mijn vraag te komen, is het eerst nodig uitleg over een aantal concepten te verschaffen. Allereerst behoeft het concept self-fashioning meer toelichting. Wat wordt er verstaan onder self-fashioning en hoe kan het worden onderzocht? Een volgend aspect dat meer uitleg behoeft is het genre interview en daarbij doet zich een vergelijkbare vraag voor. Hoe kan een interview worden geanalyseerd en wat is het belang van het interview voor self-fashioning? Verder behoeft ook het begrip celebrity meer uitleg. Tot slot is het noodzakelijk een beeld te geven van de verschuivingen in de hiërarchie in het literaire veld. Hieronder zal ik verder ingaan op deze vier aspecten, te beginnen bij self-fashioning.

Self-fashioning

Over self-fashioning, ook wel aangeduid als ‘posture’ en ‘ethos’, is het een en ander verschenen de afgelopen jaren. Een ouder werk dat inzicht biedt is het boek The

presentation of self in everyday life uit 1959 van Erving Goffman.7 Dit boek gaat, zoals de

titel al doet vermoeden, over de zelfpresentatie, of self-fashioning, van mensen in het dagelijks leven en dus niet specifiek over de zelfpresentatie van auteurs. Meer recent zijn er onderzoeken verschenen die zich wel specifiek richten op auteursgedrag. Zo hebben onder meer Jérôme Meizoz en Ruth Amossy onderzoek gedaan naar self-fashioning.

Hoewel het onderzoek van Goffman stamt uit 1959 en niet specifiek gericht is op auteursgedrag, verschaft het boek toch bruikbare theoretische basis voor onderhavig onderzoek. Goffman biedt een aantal uitgangspunten en begrippen die zich goed laten toepassen in mijn onderzoek. In de eerste plaats de ‘expression given off’, ofwel het waarneembare gedrag van mensen.8 Goffman houdt zich dus niet bezig met de vraag of

dit gedrag bewust, onbewust, strategisch of onoprecht is. Wat zich in het hoofd van de persoon in kwestie gebeurt blijft dus, naar mijn inzien terecht, buiten beschouwing.

(9)

8 Wat Goffmans onderzoek verder bruikbaar maakt, is dat hij concrete handvatten

geeft om self-fashioning te bestuderen. Zo introduceert hij het concept front.9 Onder

‘front’ verstaat hij de standaarduitrusting die iemand bewust of onbewust kan kiezen voor zijn self-fashioning. Een front heeft betrekking op verschillende aspecten, zoals de omgeving (woonkamer, meubels, etc.) en het uiterlijk en persoonlijke kenmerken van de persoon in kwestie (kleding, geslacht, gezichtsuitdrukking, postuur, etc.).10 In de

invulling van Goffmans front komt het tekstuele aspect niet voor en dat is juist voor auteurs van belang. Dus wat betreft auteurs zou het concept front uitgebreid dienen te worden. Front heeft dan ook betrekking op oeuvre, interviews, recensies, brieven, etc.11

Front heeft dus te maken met iemands sociale status. Iemand kan een bestaand front aannemen maar kan ook zelf een front creëren. Dit kan zowel bewust als onbewust gebeuren.12

Ook Meizoz buigt zich over self-fashioning en hij noemt dit concept ‘posture’. Meizoz heeft het concept posture geïntroduceerd om, anders dan Goffman, specifiek de zelfpresentatie van auteurs te bestuderen.13 Door middel van zowel discursief (talig) als

non-discursief (niet talig) gedrag komt een posture tot stand. De totstandkoming van een posture is ook een interactief proces omdat het in samenwerking met de receptoren van het gedrag ontstaat en niet alleen uit de auteur komt. Een auteur ziet hoe hij door de media geportretteerd wordt en hij past zich daaraan aan. Hij stemt zijn posture af

(finetuning) op het publiek dat hij wil bereiken, zoals ook Goffman zegt.14 Volgens

Meizoz is posture dan tegelijk ook het beeld van een auteur in de maatschappij dat op basis van de receptie van zijn gedrag ontstaat.

Wat Meizoz ‘posture’ noemt in de zin van zelfpresentatie, is bij Amossy het concept ethos. De betekenis van ‘ethos’ die zij in haar artikel toekent komt van

Aristoteles’ betekenis van ethos, namelijk de zelfpresentatie die de spreker aanneemt om een bepaalde invloed te hebben op zijn of haar publiek.15 Amossy onderscheidt in

9 Goffman, 22.

10 Goffman, 22-24.

11 Mary Kemperink, Kunstenaar, aristocraat en zakenman: Louis Couperus’ self-fashioning, 380. 12 Goffman, 22.

13Jérôme Meizoz, Modern posterities of posture. in: Gillis J. Dorleijn/Ralf Grütemeier/Liesbeth Korthals

Altes (eds.), Authorship revisited. Concepts of Authorship around 1900 and 2000. Leuven/Paris: Peeters, 2010, 81-93.

14 Goffman, 19.

15 Ruth Amossy, Ethos at the crossroads of disciplines: rhetoric, pragmatics, sociology, in: Poetics Today,

(10)

9 haar artikel twee soorten ethos, namelijk de pragmatische ethos en de sociologische

ethos.16 De pragmatische ethos wordt geconstrueerd binnen verbale interactie en omvat

alleen datgene dat gesproken of uitgeschreven wordt, met andere woorden: discours. De sociologische ethos bevat ook de sociale rol die de spreker bekleedt. Want al voordat een spreker begint te spreken hebben we een beeld van deze persoon. Het beeld dat we hebben van een persoon ontstaat door zijn of haar sociale positie.17 Wanneer je

bijvoorbeeld een gesprek hebt met een dokter dan heb je bepaalde verwachtingen van deze man door zijn sociale positie. En juist omdat deze man dokter is zal je hem serieus nemen en wat hij zegt over jouw gezondheid voor waar aannemen. Want wanneer bijvoorbeeld een kassameisje zegt ‘het lijkt mij een goed idee als jij oogdruppels gaat gebruiken voor dat ontstoken oog’ dan vind je dat niet zo geloofwaardig als wanneer een dokter het zegt. Van tevoren hebben we dus al vaak een bepaald beeld van een spreker en daarbij een verwachtingspatroon.

Het interview

Het interview is een uitermate geschikt middel om jezelf op een bepaalde manier te positioneren. Cruciale actoren uit het literaire veld die meewerken aan het co-constructieve proces dat een beeld creëert zijn aanwezig: de auteur, de interviewer (criticus) en het publiek.18 Het interview is dus het literaire veld maar dan in het klein en

sneller. De interviewer versnelt het proces van de sociale beeldvorming van de auteur en Dorleijn en Verstraeten vergelijken het interview daarom met een snelkookpan.19

Zoals gezegd geeft een auteur een beeld van zichzelf via zijn of haar discursieve en non-discursieve gedrag. Beide vormen zijn ook terug te vinden in het interview. Het

interview geeft natuurlijk het discursieve gedrag van de geïnterviewde auteur weer (de uitspraken die hij doet over bijvoorbeeld zijn laatste werk) maar ook het

non-discursieve gedrag kan de interviewer in het uiteindelijke interview naar voren laten komen (bijvoorbeeld zithouding en gezichtsuitdrukking).20

Een interview is geen natuurlijke situatie, want in welke natuurlijke situatie stelt één persoon allerlei vragen aan een ander? Dit is een vrij eenzijdig gesprek. Een tweede

16 Amossy, 5. 17 Amossy, 2.

18 Gillis J. Dorleijn en Pieter Verstraeten, Het literaire interview in de Nederlanden. De institutionalisering van een complex genre, 5.

(11)

10 aspect dat dit tot een onnatuurlijke situatie maakt, is dat beide partijen weten dat er nog

een derde partij aanwezig is bij dit gesprek, namelijk het publiek. Het publiek kan live bij een interview aanwezig zijn, bijvoorbeeld bij een televisie-interview, maar het kan ook een lezerspubliek zijn. In beide gevallen houden zowel interviewer als geïnterviewde rekening met het publiek. De interviewer stelt natuurlijk vragen waarvan hij denkt dat het publiek het antwoord er op wil weten en de geïnterviewde denkt bij het geven van zijn antwoorden na over wat hij wil overbrengen op het publiek.

Niet iedere geïnterviewde is hetzelfde en zal dezelfde soort antwoorden geven op vragen en ook iedere interviewer vult zijn rol anders in. Rodden onderscheidt drie types geïnterviewden en drie types interviewers en hiermee geeft hij een handig handvat om interviews te onderzoeken. De drie types geïnterviewden die hij onderscheidt zijn ‘traditionalisten’, ‘raconteurs’ en ‘adverteerders’.21 Traditionalisten zorgen er in

interviews voor dat hun eigen persoon naar de achtergrond verdwijnt want het

interview gaat immers over hun werk en niet over hun persoonlijkheid.22 Het hoofddoel

van traditionalisten is dan ook het ter sprake brengen van hun eigen werk. Het tweede type, de raconteur, is een verhalenverteller en hij zal in een interview graag uitweiden over allerlei andere verhalen.23 De raconteur wil graag een vermakelijke conversatie

met de interviewer en wil hem vermaken. Indirect neemt de raconteur met zijn uitweidingen de controle over van het interview. De interviewer heeft niet meer de volledige controle over waar het gesprek heen gaat. Het derde type, de adverteerder, is een in de jaren zestig ontstaan type geïnterviewde. Anders dan de raconteur is de adverteerder een promotor voor zichzelf.24 Opzettelijk buit hij interviews uit om zijn

eigen persoonlijkheid tot een interesse-object te maken. Hij praat in interviews graag over zichzelf en voert echt een act op.

Niet alleen zijn geïnterviewden onder te verdelen in categorieën, ook interviewers kunnen we onderverdelen in drie groepen: ‘toneelknechten’,

‘ondersteunende interviewers’ en ‘indringers’.25 De eerste categorie interviewer, de

toneelknecht, houdt zichzelf op de achtergrond en stuurt het gesprek met de

geïnterviewde nauwelijks zichtbaar. Deze interviewer is vergelijkbaar met de hierboven

21 John Rodden, Performing the literary interview. How writers craft their public selves. Nebraska: The

University of Nebraska Press, 2001, 6.

(12)

11 genoemde traditionalist. Hij probeert informatie over de geïnterviewde naar boven te

halen en zorgt daarbij dat de geïnterviewde in de spotlights blijft. De tweede soort interviewer, de ondersteunende interviewer, is vergelijkbaar met de raconteur.26 Deze

interviewer is niet alleen ondersteunend maar zal ook onderwerpen aansnijden die wat minder comfortabel zijn voor de geïnterviewde. Tot slot is er de indringer die zichzelf soms in het interview naar voren plaatst en zichzelf daarmee in de spotlights zet. Deze interviewer wil graag laten zien hoeveel hij weet of wil graag aandacht van de

geïnterviewde. Hij is vergelijkbaar met de adverteerder.27

Celebrity

De reden dat Connie Palmen interviews geeft, is dat ze een bekend persoon, of een beroemdheid, is. Dat is waarom theorie over celebrity hier op zijn plaats is. Allereerst wil ik proberen het concept celebrity te definiëren. Een celebrity is een persoon die gekend is buiten zijn eigen sociale kringen omdat hij of zij (meestal) een bepaald talent heeft. In het geval van Connie Palmen is dat schrijven. Wat alle celebrity’s gemeen hebben is dat ze, naast dat ze talent hebben voor wat dan ook (uitzonderingen

daargelaten), op zoek zijn naar aandacht.28 Ook deel van de definitie van celebrity is dat

het levensverhaal of imago van een celebrity een commerciële waarde heeft.29 Er is

namelijk altijd publiek dat meer achtergrondinformatie wil over beroemde mensen.30

Mensen willen meer weten over de privélevens van een celebrity ‘in an effort to ground his overwhelming appeal in some kind of common human nature’. 31

Om te realiseren dat mensen informatie krijgen over beroemdheden is

communicatie nodig. Zonder communicatie kunnen celebrity’s niet bestaan.32 Er moet

dus over celebrity’s worden gepraat willen ze blijven bestaan. Onder meer interviews zijn daarom noodzakelijk.

Celebrity’s geven interviews en komen regelmatig of iets minder regelmatig op televisie. Je kunt je afvragen of de persoon die ze in interviews en op televisie laten zien ook werkelijk overeenkomt met de privépersoon van de celebrity. In interviews is, zoals

26 Rodden, 19. 27 Rodden, 19.

28 Robert van Krieken, Celebrity Society (Londen en New York: Routledge, 2012), 61. 29 Van Krieken, 10.

30 Van Krieken, 4.

31 Leo Braudy, Constructing Charisma: Celebrity Fame, and Power in Nineteenth-Century Europe, ed:

Edward Berenson, Eva Giloi, Berghahn Books, 2010, 174.

(13)

12 gezegd, de gesprekssituatie onnatuurlijk en zowel interviewer als geïnterviewde spelen

dan een rol omdat ze weten dat er een publiek is dat meeluistert. Er is dus een verschil tussen de ‘echte’ zelf van de celebrity en de theatrale presentatie.33

Een deel van de persoon die de celebrity zegt te zijn is dus kunstmatig. Al bij het ontstaan van een celebrity wordt gebruik gemaakt van technieken om een imago te construeren. Zo wordt een publiek geselecteerd en het achtergrondverhaal van de beroemdheid geschetst. Ook wordt de kleding, het voorkomen en het gedrag bepaald.34

Dit lijkt te passen binnen de eerdergenoemde theorie van Goffman over fronts. Een beroemdheid kiest, waarschijnlijk samen met een manager, een al dan niet bestaand front dat onder meer uiterlijk, gedrag en achtergrondverhaal omvat.

En niet alleen het voorkomen van de celebrity wordt geconstrueerd, ook de band met het publiek is kunstmatig. De relatie tussen fans en celebrity’s is eenzijdig.35

‘Intimate strangers’ is een term die Van Krieken in dit verband gebruikt voor de celebrity’s.36 Het publiek kent de beroemdheid via onder meer interviews en

tv-optredens en zo krijgt het publiek meer te weten over het privéleven van de

beroemdheid. Maar andersom kent de beroemdheid de fans natuurlijk niet persoonlijk. Tot slot moet gezegd worden dat een celebrity niet vast zit in zijn eigen

vakgebied. Wanneer een celebrity eenmaal gevestigd is als bijvoorbeeld schrijver, wil dat niet zeggen dat schrijven het enige is dat hij zal doen. Celebrity’s kunnen namelijk van het ene vakgebied overstappen naar het andere.37 Zo worden acteurs politici,

modellen acteurs en designers filmregisseurs.

Ontwikkelingen in het literaire veld

De afgelopen decennia heeft er een aantal verschuivingen in het veld plaatsgevonden, namelijk verschuivingen in de productie, in de promotie en in de hiërarchie van de waardering van de lezers. Van deze verschuivingen schets ik hieronder kort een beeld om de self-fashioning van Connie Palmen in een kader te kunnen plaatsen. Maar om deze verschuivingen te kunnen beschrijven is het van belang eerst duidelijkheid te geven over de concepten symbolisch en economisch kapitaal zoals Bourdieu deze beschrijft.

(14)

13 Bourdieu beschrijft de verhouding tussen symbolisch en economisch kapitaal.

Economisch kapitaal is de werkelijke economische waarde van iets, ofwel hoeveel geld iets werkelijk waard is, terwijl symbolisch kapitaal status of prestige is. Symbolisch kapitaal is de waarde die autoriteiten (zoals uitgeverijen en recensenten) ergens aan hechten.38 Symbolisch en economisch kapitaal gaan tot op zekere hoogte een

omgekeerde relatie met elkaar aan: hoe meer economische waarde een boek heeft, hoe minder symbolische waarde en hoe meer symbolische waarde, hoe minder economische waarde.39 Met andere woorden: werken die veel worden verkocht, spreken een groot

publiek aan en dat is verdacht. Het betekent dat veel mensen deze boeken lezen en dan kan het geen ingewikkelde hoogstaande literatuur zijn. Een boek dat veel verkocht wordt, raakt dus in de gevarenzone. Andersom betekent het niet dat alle boeken die weinig worden verkocht tot de hoogstaande literatuur behoren en slechts bestemd zijn voor een elitepubliek. Want dat een boek niet veel verkocht wordt kan ook gewoon een slecht boek zijn dat ook het grote publiek niet wil lezen. Maar het is wel zo dat boeken die enkel door de elite kunnen worden begrepen en gewaardeerd, niet bestemd zijn voor een groot publiek en dus niet veel verkocht worden.40 Dit is wat Bourdieu ‘de

ontkenning van de economie’ noemt.41 Er is dus een duidelijk onderscheid tussen het

lezerspubliek van lage literatuur en hoge literatuur. Wie lage, of lowbrow, literatuur leest komt uit lagere kringen terwijl de elite juist de hoge, of highbrow, literatuur leest.42

Hoogopgeleide mensen bezitten volgens Bourdieu namelijk meer symbolisch kapitaal en geven daarom de voorkeur aan hoge kunst terwijl lage statusgroepen een meer

populaire smaak hebben.43

Echter heeft er de laatste decennia een verschuiving in de hiërarchie plaatsgevonden. Tegenwoordig heeft hoge literatuur niet vanzelfsprekend meer die hoge waarde voor iedereen. Jongeren, bijvoorbeeld, hechten minder vanzelfsprekend waarde aan hoge literatuur dan de oudere generatie. Hoge literatuur is niet meer zo

38 Pierre Bourdieu, Symbolic Capital, in: The Logic of Practice, Translated by Richard Nice, Polity Press,

1990.

39 Bourdieu, The production of belief: contribution to an economy of symbolic goods, 1980, 261-263. 40 Natuurlijk zijn er altijd uitzonderingen, zoals De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch. 41 De term ‘ontkenning’ is eigenlijk te sterk, maar er is in het Engels en in het Nederlands geen goede

vertaling voor het Franse begrip denegation dat Bourdieu gebruikt. Het betekent ongeveer zoiets als negeren dat de geldeconomie bestaat, want die speelt immers voor symbolische waarde op zich geen rol.

42 Erica van Boven, Koen Rymenants, Mathijs Sanders & Pieter Verstraeten, Middlebrow en modernisme, een inleiding, 7.

(15)

14 vanzelfsprekend hoogstaand als het is geweest. Ook is het zo dat mensen uit hogere

maatschappelijke kringen niet exclusief meer hoge literatuur lezen maar ook

middlebrow- en lowbrowliteratuur.44 Dit terwijl de mensen uit lagere kringen, als ze al

lezen, enkel lage literatuur lezen. Er zijn nog maar weinig echte literatuurlezers en het worden er ook steeds minder.

De hiërarchie verschuift bij het publiek, maar niet bij alle auteurs. Sommige auteurs kan het dus niet meer schelen of ze goedverkopende boeken produceren of niet. Andere auteurs houden graag de hiërarchie in stand en hebben het er wel moeilijk mee wanneer hun werk goed verkocht wordt of een hype is. Ze zijn bang gekwalificeerd te worden als lage literaire auteurs en willen graag vasthouden aan hun kwalificering als hoge literaire auteur.

3. Palmens populariteit

Zoals gezegd klemt Connie Palmen zich krampachtig vast aan het hoge segment en wil ze tot de highbrowliteratuur horen. Zij is van mening dat highbrowliteratuur niet voor het grote publiek maar slechts voor een select publiek bestemd is. Echter is Connie Palmen wel een goed verkopend auteur. Haar boeken zijn dan ook veel, lang en regelmatig herdrukt, zoals te zien is in tabel 1 verderop in dit hoofdstuk. Daarbij komt dat veel van haar boeken een sensationeel autobiografisch karakter hebben. Ze geeft met boeken als

I.M. veel informatie over haar privéleven en dit is een aspect dat meer bij lowbrow- dan

bij highbrowliteratuur hoort. Dit zijn punten waarmee Palmen gemakkelijk in de

gevarenzone belandt. Verder was Palmen vooral in haar beginjaren populair en heeft ze veel interviews gegeven, signeersessies gehouden en prijzen gewonnen. Mensen

stonden in de rij voor een handtekening. Echter, naarmate haar carrière vorderde, ontving ze minder prijzen en werden haar boeken minder herdrukt. Heeft het publiek genoeg van Connie Palmen? In dit hoofdstuk geef ik een beeld van de populariteit van Connie Palmen gedurende haar carrière.

Connie Palmens debuutroman De Wetten was in de eerste week na verschijnen in 1991 al erg populair. Onder meer verscheen er een ongewoon grote recensie door Reinjan Mulder in NRC Handelsblad en ook het programma van Van Kooten en De Bie

(16)

15 wijdde een lang item aan Palmen.45 De boeken werden zo snel verkocht dat er al gauw

tienduizenden exemplaren van De Wetten bijgedrukt moesten worden. Er waren

onverwachts zoveel extra drukken nodig dat de citroengele inkt die werd gebruikt voor de omslag op raakte. ‘In heel Nederland was geen geel meer te vinden. Zo hard ging het. We moesten naar een raar soort groen voor de omslagen uitwijken’, aldus uitgever Mai Spijkers.46 In totaal verschenen van De Wetten vijfendertig drukken en de laatste

daarvan verscheen in november 2005. Dit betekent dat het drukken dertien jaar is doorgegaan en dat de vraag naar dit boek dus vrij lang aanhield. En niet alleen in Nederland was De Wetten populair maar ook in het buitenland. De roman werd in tien talen vertaald, waaronder in het Portugees, het Engels en het Zweeds. De populariteit van De Wetten laat zich ook zien in de prijzen die de roman heeft gewonnen. Palmen won voor haar debuutroman twee literaire prijzen, namelijk de European Novel of the

year en Het Gouden Ezelsoor 1992. Verder werd de roman in 1996 genomineerd voor de International Impac Dublin Literary Award.

De populariteit van De Wetten was zo groot, dat mensen ten tijde van de

verschijning van haar tweede roman, De Vriendschap, stonden te springen het te lezen.

De Vriendschap is een roman met een sterk autobiografisch karakter. De hoofdpersoon,

Kit, lijkt sterk geïnspireerd op Connie Palmen zelf, met haar sprieterige haar, haar interesse in filosofie, haar tengere postuur en haar intelligentie. Zelf gebruikt Connie Palmen de term autobiofictie voor haar werk.47 De verschijning van dit tweede boek

gebeurde echter onder bijzonder trieste omstandigheden voor Connie Palmen. Twee weken voor de verschijning van De Vriendschap overleed journalist Ischa Meijer, de man met wie ze de jaren ervoor haar leven had gedeeld.48 Dit maakte de verschijning van

haar tweede roman bijzonder pijnlijk voor haar en ze heeft dan ook geen tour door het land gemaakt om haar boek te promoten en signeersessies te doen. Hoewel de

promotietour niet doorging, werd het boek wel weer erg populair. De roman is vertaald in zes talen waaronder Engels, Tsjechisch en Koreaans. En van het boek verschenen

45 Reinjan Mulder, Noodgreep werd sensatie, NRC Handelsblad, 5 oktober 2010, via http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/nieuws/noodgreep-werd-sensatie

46 Reinjan Mulder, 2010.

47 Peter Swanborn, Connie Palmen, 5 maart 1999 in De Volkskrant, via

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/536541/1999/03/05/CONNIE-PALMEN.dhtml

(17)

16 zesendertig drukken waarvan de laatste druk in maart 2012 verscheen. Dat betekent dat

ook deze roman lang en regelmatig nog verkocht werd. Verder won De Vriendschap drie literaire prijzen: de AKO-literatuurprijs, de Trouw Publieksprijs en De Gouden Bladwijzer.

Drie jaar na het verschijnen van De Vriendschap, verscheen in 1998 Palmens derde roman I.M. Deze roman heeft ook een sterk autobiografisch karakter en vertelt het verhaal van het leven van Connie Palmen met Ischa Meijer. Connie Palmen ging dit keer wel op pad door Nederland om haar roman te promoten. Door heel Nederland vonden veel signeersessies plaats en lezers kwamen hier massaal op af. ‘Circus Palmen trekt door het land’ omschreef De Groene Amsterdammer dit spektakel.49 Overal waar Palmen

kwam, was de tent uitverkocht. Vooral vrouwen van ongeveer dezelfde leeftijd als Palmen waren aanwezig omdat zij zich met haar kunnen identificeren.50 Boekhandels

hadden de drukte die de signeersessies met zich meebrachten niet verwacht. Vanwege de enorme hype rond Connie Palmen kon zij gezien worden als ‘de Spice Girl van de Nederlandse letterkunde’.51 Palmen heeft erg veel boeken gesigneerd en ze zegt dan ook

over signeren dat het ‘een echte topsport’ is.52 I.M. werd zoveel verkocht dat het op de

17e plek stond in de CPNB top-100 van bestverkochte boeken in 1999.53

Het jaar nadat I.M. verscheen, schreef Connie Palmen het Boekenweekgeschenk

De Erfenis. Dit was het Boekenweekgeschenk met de grootste oplage ooit, er werden

namelijk 751.852 exemplaren gedrukt.54 Tijdens de promotieperiode van dit boekje

deelde Palmen 20.000 handtekeningen uit: een ongekend aantal.55Volgens Paulien

Loerts van de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek is dit nog niet eerder vertoond. ‘Overal waar Palmen kwam, stond het rijen dik’.56

Na I.M. verschenen Geheel de uwe (2002), Lucifer (2007) en Logboek van een

onbarmhartig jaar (2011). Geheel de uwe is een roman met minder autobiografische

aspecten dan Palmens eerdere romans. Toch lijkt de hoofdpersoon, Salomon Schwartz, wel gebaseerd op Ischa Meijer, Palmens overleden geliefde.57 Vervolgens bevat Lucifer

49 Eveline Brandt, Connie Palmen, De Groene Amsterdammer, 18 februari 1998, via http://www.groene.nl/artikel/7224

50 Marielle van Bussel, Verslag Connie Palmen in Beuningen, De Gelderlander, 11 maart 1999. 51 Eveline Brandt, 1998.

52 Marielle van Buss 1999.

53http://web.cpnb.nl/blobs/cpnb/61970/2010/22/CPNBTOP100_1999.pdf

54 CPNB, Boekenweek, uitgaven sinds 1930, via http://web.cpnb.nl/cpnb/pagina.vm?sp=85 55 Palmen zet ongekend aantal handtekeningen, Trouw, 25 maart 1999.

56 Filippo, Connie Palmen signeert meeste boeken, Algemeen Nederlands Persbureau ANP, 24 maart 1999. 57 Hans Goedkoop, Uitgekeken op zichzelf, NRC, 30 augustus 2002, via

(18)

17 niet zozeer autobiografische aspecten maar met deze roman zoekt Palmen wel weer de

grens op tussen feit en fictie. De roman is gebaseerd op ware gebeurtenissen uit het leven van de Nederlandse componist Peter Schat. Tot slot zit Logboek van een

onbarmhartig jaar wel weer vol autobiografische aspecten. Deze roman schreef Palmen

naar aanleiding van de dood van haar man Hans van Mierlo. Echter lijkt de populariteit van Palmen met haar laatste romans te dalen. Geheel de uwe en Lucifer verschenen ook nog in de CPNB top-100, respectievelijk op de 22e en de 21e plek, maar Logboek van een

onbarmhartig jaar heeft deze top-100 in 2011 niet gehaald. Van deze romans

verschenen niet zoveel drukken als Palmens eerdere romans, zoals te zien is in tabel 1 hieronder. Palmens laatste roman, Logboek van een onbarmhartig jaar, is zelfs helemaal niet herdrukt. Ook hebben deze romans, in tegenstelling tot Palmens eerdere werken, geen literaire (publieks)prijzen gewonnen. Betekent dat dat het publiek genoeg heeft van Connie Palmen? En is hierom Palmens manier van zelfpresentatie wellicht

veranderd gedurende haar carrière?

Tabel 1. Romans, prijzen, nominaties, vertalingen en aantal drukken

Roman Prijzen Nominaties Vertalingen Aantal drukken

(19)

18 I.M. (1998) Trouw Publieksprijs : nr 1 in de categorie het Nederlandse boek 1998 voor I.M. Spaans

Duits 4 drukken en de laatste druk verscheen in 11 februari 2005

De Erfenis (1999) Russisch

Duits 2 drukken (was een Boekenweekgeschenk) Geheel de uwe

(2002) Nominatie Euregio Schüler

Preis 2009 voor Geheel de uwe Duits Frans Deens Zweeds

2 drukken. Heruitgave verscheen

19 november 2005

Lucifer (2007) Nominatie

Boekdelenprijs 2009

voor Lucifer58

8 drukken en de laatste verscheen 28 juli 2008

Logboek van een onbarmhartig jaar (2011)

1 druk, en die verscheen november 2011

4. Resultaten

Corpus

Het publiek wil veel weten van Connie Palmen, daarom zijn er ook zo veel interviews met haar te vinden in allerlei soorten bladen en tijdschriften. Van De Telegraaf tot NRC

Handelsblad en van HP/DeTijd tot Libelle en Elle. Connie Palmen heeft besloten tegen

geen enkel blad ‘nee’ te zeggen: ‘uiteindelijk besloot ik het wel te doen, maar dan ook totaal. Zonder uitsluiting van welk pulpmedium dan ook. In een gestage stroom heb ik toen wel zo ongeveer iedereen gehad, behalve dan de echte pulpbladen.59 Het corpus

van dit onderzoek bestaat uit eenentachtig interviews met Connie Palmen die verschenen in verschillende tijdschriften: hoogstaande bladen, lagere populaire

tijdschriften en plaatselijke bladen. Interviews met Connie Palmen stonden onder meer in hoogstaande bladen als NRC Handelsblad, Vrij Nederland en De Volkskrant, in lagere populaire bladen zoals Libelle, Elle, Margriet en Opzij en in plaatselijke bladen als

Limburgs Dagblad en Brabants Dagblad. Deze eenentachtig interviews heb ik

geanalyseerd op de volgende punten:

(20)

19 - De verschillende soorten bladen waarin de interviews verschenen;

- De soort vragen die de interviewer stelt en de rol die hij speelt; - De manier waarop Palmen de vragen beantwoordt;

- De omgeving waarin het interview plaatsvindt; - Hoe de interviewer Palmen presenteert; - Hoe Palmen zichzelf presenteert;

- De onderwerpen die aan bod komen;

- Wat Connie Palmen zegt over het soort schrijver dat ze is en over haar schrijverschap in het algemeen.

In deze paragraaf zal ik hiervan een aantal aspecten uitwerken en deze zijn onderverdeeld in drie hoofdthema’s: Palmens poëticale opvattingen, Palmens schrijverschap en tot slot Palmen als persoon.

Poëticale opvattingen

Palmen heeft bepaalde literatuuropvattingen over wat ware literatuur is, en haar eigen werk voldoet aan deze poëtica. Zo houdt ze vast aan de opvatting dat literatuur moet reflecteren op literatuur. Literatuur is volgens haar de enige kunstvorm die zelfreflexief is en die het verschil tussen werkelijkheid en fictie kan aankaarten.60 Verder moet

literatuur inzicht verschaffen volgens Palmen en dankzij dat inzicht kun je je verweren tegen de dwang en de macht die op je uitgeoefend worden.61

Een andere eis die Palmen aan literatuur stelt is dat literatuur vernieuwend moet zijn. De auteur is van mening dat literatuur wordt bepaald door de literaire

meesterwerken maar toch moet je elke keer iets anders schrijven om ook een meesterwerk te maken: ‘je kunt niet nog een nieuwe Homerus schrijven. Dat is geweest’.62 Ze legt de lat dus wel hoog voor zichzelf. Verder vindt Palmen dat goede

romans veel op elkaar lijken maar tegelijkertijd iets veranderen aan het genre.63 Dit is

60 Jeroen Vullings, Blasfemie in de tempel van de literatuur, Standaard der letteren, 5 november 1998. In:

God en Vitriool, 193-201.

61 Rudi Wester, Je bent op een tragische manier altijd afhankelijk van anderen, Opzij, april 1991, in: God en

Vitriool, 40.

62 Reinjan Mulder, Een specialist in verdriet, NRC Handelsblad, 23 juni 1995.

63 Daan Heerma van Voss en Daniël van der Meer, Vrouw van de Letteren versus cultureel omnivoor, De

(21)

20 wat de schrijfster zelf veel doet: spelen met het genre autobiografie. Al Palmens boeken

hebben wel een (auto)biografisch aspect. Zo gaat I.M. over haar leven met Ischa Meijer en de persoonlijkheid van hoofdpersoon Kit uit De Vriendschap is erg gebaseerd op Palmens eigen persoonlijkheid. De schrijfster zegt hierover: ‘Die schijn van autobiografie is retorica, een literaire truc’.64 Ze geeft een schop tegen het genre autobiografie en

noemt haar stijl ‘autobiofictie’.65 In een interview met Onno Blom in de Standaard zegt

ze het volgende over het vinden van haar eigen autobiofictie-stijl:

‘Ik stel grens tussen fictie en werkelijkheid steeds ter discussie. Dat is een onderwerp in al mijn boeken. Ik weet dat ik een ik-figuur creëer die moeilijk te onderscheiden is van mijn eigen ik. En dat doe ik bewust’.66

Ook zegt Palmen over haar stijl dat men moet kijken naar hóé ze iets geschreven heeft en niet naar wát. Mensen moeten oog hebben voor haar schrijftechnieken:

‘Mijn werk wordt minder gezien. Mijn techniek. De verwijzingen, het literaire spel. Vooral in de ontvangst van I.M. is dat duidelijk geworden. Er is te weinig oog voor het feit dat ook autobiografische romans – ik zou haast zeggen: júist

autobiografische romans – literaire ingrepen vergen’.67

Uit dit citaat blijkt wel dat Connie Palmen het niet eens is met de kritiek die ze krijgt op onder meer I.M. Ze zegt dan ook regelmatig in interviews dat recensenten lui zijn en niet de moeite nemen haar romans echt te lezen en te kijken naar hoe zij de roman heeft vormgegeven. En dit terwijl ze in andere interviews herhaaldelijk zegt dat kritiek haar niets doet: ‘ik heb geen last van kritiek, mensen kunnen me bijna niet raken’ en ‘kritiek raakt me weinig’.68

64 Henk Blanken, Goed gesprek met God en de koelkast, De Volkskrant 1 maart 1991. In: God en Vitriool,

30-38.

65 Xandra Schutte, Ik ben die Palmen niet, De Groene Amsterdammer, 16 december 1998. In: God en

Vitriool, 202-210.

66 Onno Blom, Zeven vrouwen en een man, De Standaard, 19 september 2002. 67 Onno Blom, Zeven vrouwen en een man, De Standaard, 19 september 2002.

68 Mark Schaevers, De olifant en de muis, Humo, 6 februari 1996. En Ilonka Leenheer, Beroofd, Elle, juni

(22)

21 Ook eerlijkheid en schaamteloosheid zijn criteria voor literatuur volgens Palmen.69

Dit lijkt echter niet te rijmen met het spel tussen fictie en werkelijkheid dat ze speelt. Ze vindt schaamteloos eerlijk zijn een criterium voor literatuur maar maakt tegelijkertijd van werkelijkheid fictie. En dan wil ze ook, zoals gezegd, dat mensen alleen kijken naar de vorm en haar techniek. Palmen lijkt hier knel te zitten in haar eigen spel tussen fictie en werkelijkheid.

Zoals gezegd moet elk boek dat Connie Palmen schrijft voldoen aan haar eis van wat een roman moet zijn en het moet ook een relatie aangaan met alle romans die je kent, met de canon. Op deze manier wil ze graag het beste boek schrijven dat ze kan schrijven maar ze zegt nadrukkelijk dat het niet haar ideaal is het beste boek ter wereld te

schrijven.70 Palmen brengt haar werken dus in verband met werken uit de canon en

hieruit blijkt dat Palmen zichzelf ziet als schrijver van gecanoniseerde werken. Zo vindt ze dat I.M. vergelijkbaar is met Anna Karenina, Madame Bovary en Wuthering Heights omdat het ook een liefdesroman is.71 En na de verschijning van Logboek van een

onbarmhartig jaar maakt ze de vergelijking met andere auteurs die schreven over rouw,

onder meer Erwin Mortier met Gestameld liedboek, Adri van der Heijden met Tonio en Thomèse met Schaduwkind.72 Hiermee positioneert zij zich tussen schrijvers van hoge

literatuur. Het werk van Palmen moet dus in verband staan met de werken van medeschrijvers maar ook Palmen zelf brengt zichzelf in verband met medeschrijvers. Verderop in dit artikel ga ik in op deze relaties.

Auteurschap

Een boek ontstaat bij Connie Palmen altijd min of meer volgens een vast patroon.73

Palmen zou het liefst als ze ’s ochtends wakker wordt meteen beginnen met schrijven. Maar dat hangt af van de fase waarin het boek zich bevindt. Voor ze kan beginnen met het werkelijke schrijven, is ze eerst langdurig bezig met het denken rond een thema, een idee. Ze gaat erover lezen, dingen onderzoeken en ze maakt aantekeningen in schriftjes. Dit is een fase waarin Palmen veel bezig is met denken en dat vindt ze heerlijk.

Langzaam maar zeker vormt het boek zich: ‘de vorm, het genre waarmee ik speel, welke

69 Marijke Hilhorst, Zeven schone consten, Elsevier, 16 februari 1991, in: God en Vitriool, 26-29.

Greta Riemersma, Interview Connie Palmen, De Volkskrant, 12 november 2011.

70 Martine Cuyt, Ik vertel het later wel, op papier.

71 Ilonka Leenheer, Beroofd, Elle, juni 1998. In: God en Vitriool 183-192.

(23)

22 wetten ik onderuit wil halen, waarover het gaat. Ik denk de structuur helemaal uit, de

personages, de hoofdstukken. Als ik daarmee klaar ben begint het fysieke schrijven’.74

Deze volgende fase vindt Palmen veel onrustiger dan de eerste fase en ze slaapt dan ook slechter. Vaak is ze al om half vijf wakker en dan gaat ze maar aan het werk. ‘Het is worstelen, schaven, bewerken. Net zo lang tot het goed is’.75 Tijdens het schrijven sluit

Palmen zich af voor de buitenwereld. Het schrijversleven dan ook niet een manier om goed te leven, daarom heeft Palmen het zo lang uitgesteld (Palmen debuteerde pas toen ze zesendertig was).76 Maar uiteindelijk is het schrijven van iets goeds wel iets wat haar

gelukkig maakt. Palmen koos bewust voor het schrijverschap maar kan het moeilijk met andere bezigheden combineren.77 Dat is dan ook waarom Connie Palmen bewust

kinderloos blijft. Ze zegt in verschillende interviews dat ze het moederschap niet zou kunnen combineren met het schrijverschap omdat ze maar op één gebied kan

uitblinken.78 Ze moet vol voor het schrijven gaan en moet daar al haar tijd insteken: ‘ik

heb nu eenmaal voor het schrijverschap gekozen’.79

Connie Palmen sluit zich zoals gezegd tijdens het schrijfproces af van de buitenwereld. En dat is iets wat volgens haar hoort bij het schrijverschap. Ze zegt dat schrijvers in eenzaamheid leven en een complexe manier hebben van omgaan met de werkelijkheid.80 En schrijvers zijn vaak volgzame, brave mensen die eigenlijk niet goed

weten hoe zich te gedragen want ze zijn verlegen of onhandig.81 Schrijvers zijn dus

bijzonder: ze zijn anders dan andere mensen en ze gedragen zich anders. Hun gedrag past niet volledig binnen de normen van de maatschappij.

Het schrijverschap legt Connie Palmen dus bepaalde beperkingen op (ze

distantieert zich van de maatschappij door zich tijdens het schrijfproces af te sluiten van de buitenwereld), maar schrijven betekent toch erg veel voor haar. Schrijven heeft Palmen sterker gemaakt. Na haar eerste boek wist ze dat ze het kon.82 Schrijven brengt

Palmen geluk: ‘als schrijven lukt dan is het zaligmakend’, en wanneer Palmen niet

74 Van Loenen, 2013. 75 Van Loenen, 2013.

76 Katrien Gotlieb, God en Vitriool, Het Parool, in: God en Vitriool, p13-21.

77 Theo de With, Leven is als AKO literatuurprijs; Connie Palmen palmt publiek in op avondje in Parktheater,

Rijn en Gouwe, 1995.

78 Piet Piryns, Zweepslagen op de ziel, Knack, 23-29 februari 2000. In: God en Vitriool, 219-227. 79 Linda Asselbergs, Dingen die een beetje fout gaan, Feeling, 23 mei 1991. In: God en Vitriool, 46-51. 80 Elisabeth Lockhorn, Schrijven is een eigenaardige vorm van verleiden, Marie Claire, december 1991. 81 Bart Vanegeren, Eén kilo bloedworst, alstublieft, Humo, 26 oktober 2004.

(24)

23 schrijft, is ze ongelukkig.83 ‘Schrijver zijn is voor mij het mooiste wat er is en het hoogste

doel in mijn leven’.84 Voor Palmen is schrijven dus iets bijzonders: het is haar roeping en

levensdoel en het maakt haar ontzettend gelukkig. Als ze schrijft dan kan ze niet ook iets anders doen want het vergt, zoals gezegd, haar volledige aandacht. Verder zegt Palmen haar identiteit te krijgen via haar boek en met schrijven brengt ze haar ziel naar

buiten.85 Met haar boeken gaat ze een relatie aan met de wereld en die relatie is

eenzijdig. Palmen ziet het boek namelijk als het plaatsvervangend lichaam van de schrijver.86 De boeken die ze schrijft zijn voor de lezers, maar lezers moeten geen echt

contact hebben met de schrijver. Ook hiermee distantieert ze zich van de maatschappij. Zoals eerder aangegeven verkiest Connie Palmen het schrijverschap boven het moederschap. Palmen zegt hierover dat vrouwen eerder zin geven aan het bestaan door kinderen te baren, niet door te schrijven. Schrijven is het mannelijke baren zegt ze.87

Connie Palmen koppelt literatuur heel erg aan het mannelijke en ze is er heel duidelijk in dat literatuur het domein is van de heren.88 Verder is het opvallend dat Palmen zichzelf

in interviews nadrukkelijk benoemt als ‘schrijver’ en niet als ‘schrijfster’.

Schrijven is een mannelijk beroep en niet iedereen kan zomaar schrijver of kunstenaar worden want het is hard werken en er moeten opofferingen gemaakt worden. En vrouwen kunnen al helemaal niet makkelijk auteur worden want cultuur is het domein van de heren en natuur, het baren van kinderen, is het domein van

vrouwen.89 Palmen lijkt dus vast te houden aan het oude idee, dat men in de negentiende

eeuw ook had, dat het onnatuurlijk is voor vrouwen om in de publieke sfeer te treden en een artiest te zijn.90 Daarom doet ze zich mannelijk voor.

Samenvattend: Connie Palmen heeft mannelijke eigenschappen, haar literaire werk moet vernieuwend en uniek zijn en het schrijven is een bijzonder iets dat niet

83 Heleen van Duijn, Een debuut is voor eeuwig, Trouw, 3 december 1992. In: God en vitriool, 86-92. 84 Martine Cuyt, Ik vertel het later wel, op papier, Gazet van Antwerpen, 18-19 september 2004. In: God en

Vitriool, 262-268.

85 Bibeb, De meest onverdraaglijke waarheid is de waarheid van de dood, Vrij Nederland 4 maart 1995. In :

God en vitriool, 116-125.

86 Piet Piryns, Zweepslagen op de ziel.

87 Mark Schaevers, De olifant en de muis, Humo 6 februari 1996. In: God en vitriool, 146-166.

88 Martine Cuyt, Een Mariken van Nieumeghen van de twintigste eeuw, Gazet van Antwerpen, 3 augustus

1991. In: God en Vitriool, 52-55.

89 Martine Cuyt, Een Mariken van Nieumeghen van de twintigste eeuw.

90 Mary Louise Roberts, Rethinking female celebrity: the eccentric star of nineteenth-century France, in: E.

(25)

24 iedereen kan. Hierbij distantieert ze zich van de maatschappij: ze is graag alleen en leidt

een kluizenaarsleven zodra ze een boek schrijft.

Inmiddels weet u dat Palmen haar werk in verband brengt met andere (gecanoniseerde) werken van medeauteurs en tegelijk laat ze zien hoe ook zij als schrijver verbonden is met medeschrijvers. Met sommige auteurs wil ze wel graag verwant zijn en met anderen niet. Schrijvers waar Connie Palmen wel mee geassocieerd wil worden zijn schrijvers als Gerard Reve, Harry Mulisch, Hugo Claus en Cees

Nooteboom. Dit zijn schrijvers van hoge literatuur. In verschillende interviews geeft Palmen aan het werk van onder meer Claus en Reve zeer te waarderen. Ze vertelt meer dan eens over die keer dat ze in een boekhandel in de rij stond voor een handtekening van Hugo Claus en dat ze te verlegen was om iets te zeggen.91 En Gerard Reve noemt ze

‘de onbereikbare koning op een troon’.92 Verder vertelt Palmen over alle schrijvers en

dichters waar ze zelf vriendschappelijk mee omgaat. Palmen maakt duidelijk dat ze gesprekken heeft met onder meer Gerrit Komrij en Herman Brusselmans. En tijdens de Frankfurter Buchmesse in 1993 ging ze om met Cees Nooteboom, Harry Mulisch en Margriet de Moor. Ze ontmoetten elkaar aan de bar en ze praatten over alles behalve hun werk. Palmen zegt hierover: ‘Nooteboom was vooral zo lief voor mij (…) en met z’n vrouw kan ik het ook goed vinden’.93 Connie Palmen maakt met dit soort uitspraken

duidelijk met welke schrijvers ze omgaat en met welke schrijvers ze geassocieerd wil worden.

Zoals gezegd heeft Connie Palmen duidelijke eisen voor zichzelf opgesteld van wat literatuur moet zijn. Maar niet alleen heeft ze duidelijk voor ogen wat hoge

literatuur is, ze is ook duidelijk in wat lage literatuur, of pulp, is en dat zij daar niets mee van doen heeft:

‘Mijn dna is uitsluitend door literatuur gevormd. Ik heb geen voorbeelden van lectuur die mij heeft beïnvloed. Ik heb ze wel gelezen, Bridget Jones en Heleen van Royen, maar het voelde eigenlijk meer als opeten. Snoepen. Je leest die boeken in een roes. Maar geen haar op mijn hoofd die eraan denkt ze ooit te herlezen (…) Je leest een thriller om een andere reden dan een boek van mij’.94

91 Bart Vanegeren, Eén kilo bloedworst, alstublieft, Humo, 26 oktober 2004. 92 Vanegeren, Humo.

(26)

25 Er is een grens tussen hoge en lage literatuur en die zal Connie Palmen altijd

blijven verdedigen.95 Sommige schrijvers horen volgens haar niet de stempel ‘literatuur’

te krijgen, zoals Saskia Noort: ‘voor mijn part lezen zestien miljoen mensen dat flutboek van Saskia Noort: ze moeten het alleen geen literatuur noemen’.96 Ook het werk van

Kluun mag geen literatuur genoemd worden.97 Het probleem is echter dat er sprake is

van nivellering van hoge en lage cultuur en Connie Palmen wil zich hiertegen verzetten. Ze zegt hierover dat de voornaamste taak van critici is om prachtwerken van pulp te onderscheiden en dat cultuurbijlagen van kranten steeds meer lage cultuur annexeren om hun lezers te bedienen. ‘Boeken van Kluun horen niet thuis in een literaire bijlage’.98

Uit bovenstaande uitspraken van Connie Palmen kunnen we opmaken dat zij zelf vindt dat ze tot de hoge literatuur behoort en dat ze vindt dat auteurs als Noort en Kluun daar niet bij horen. Palmen wil niet geassocieerd worden met lage literatuur.

Maar hoewel Palmen niet geassocieerd wil worden met lage literatuur, vertoont ze wel tekenen van deelname aan het lage segment. Ze is een succesvol auteur, verkoopt veel boeken en ze hecht ook waarde aan dit verkoopsucces. Palmen begrijpt dan ook wel dat mensen jaloers zijn op haar succes: ‘dat vind ik zo normaal, zo begrijpelijk. Dat zou ik zelf ook zijn. Sterker nog: ik zou ook jaloers worden als iemand mijn succes versloeg, als een piepjonge schrijfster mij opeens in verkoopcijfers zou verslaan’.99 Verkoop is dus

duidelijk wel een maat voor succes voor Connie Palmen. Op dit gebied wil ze zich met schrijvers als Saskia Noort meten. Tegelijkertijd wil ze wel, zoals hierboven beschreven, literatuur produceren van goede kwaliteit. Enkele critici plaatsen daarom ook een

kritische noot bij Palmens werk: ‘het beeld van een meesterwerk is moeilijk te verenigen met de grote populariteit van de roman en de schrijfster.’100

Verder vindt Palmen het prettig een very important person te zijn: ‘Je wordt geliefd, wie wil dat nu niet?’.101 Maar ze vindt, zoals gezegd, wel dat de aandacht niet uit

moet gaan naar haar persoon, maar naar haar werk. Ze wil geliefd worden om wat ze gedaan heeft. Palmen vergelijkt het sterrendom met martelaarschap, want zowel sterren

95 Heerma van Voss en Van der Meer, Vrouw van de letteren versus cultureel omnivoor. 96 Heerma van Voss en Van der Meer, Vrouw van de letteren versus cultureel omnivoor.

97 Elsbeth Etty, De stelling van Connie Palmen: Elke goede roman is een geëngageerde roman, NRC

Handelsblad, 5 december 2009.

98 Elsbeth Etty, De stelling van Connie Palmen: Elke goede roman is een geëngageerde roman. 99 Mary Ann Lindo, 106.

(27)

26 als heiligen hebben het verlangen hun leven te wijden aan iets groters. Sterren en

heiligen van nu offeren zich op voor het grote publiek. Palmen vergelijkt de liefde die een gelovige voor God voelt met de liefde van een fan voor de idool.102 Palmen geeft

hiermee aan dat het niet zo is dat ze zelf zo graag in de aandacht wil staan, maar dat ze zich maar opoffert voor haar publiek. Haar publiek wil graag meer weten over haar en zij geeft daar dan maar aan toe. Palmen positioneert zich hiermee als celebrity.

Hoewel Connie Palmen zegt dat ze vindt dat de aandacht naar haar werk moet gaan, wil ze toch ook de aandacht vestigen op haar persoon. Zo besluit ze in 2005 het televisieprogramma Zomergasten te presenteren, wat niets met haar literaire werk te maken heeft. Als verklaring hiervoor zegt ze dat ze eens iets anders wilde dan schrijven. Dit is een ander soort uitdaging die ze graag aangaat.103 Het publiek kan zich afvragen of

Palmen dit doet voor aandacht, geld, of werkelijk omdat ze eens iets anders wil dan schrijven (terwijl Palmen juist erg gelukkig wordt van schrijven, zoals ze geregeld in interviews aangeeft).

Er zit dus een tegenstrijdigheid in de positionering van Connie Palmen in de literaire wereld. Aan de ene kant wil ze dat er geen aandacht is voor haar persoon, enkel voor haar werk, en aan de andere kant laat ze haar persoonlijkheid wel duidelijk zien in onder meer interviews. Verder zet ze zich af tegen lage literatuur maar tegelijkertijd vertoont ze zelf ook tekenen van het lage segment. Hoe is de positie van Connie Palmen in de literaire wereld zoals deze naar voren komt in interviews? Wat zijn reacties van critici en interviewers; hoe gedraagt Palmen zich als celebrity en hoe gaat de verkoop van haar werk?

Interviewers kondigen Connie Palmen in haar eerste interviews, na het

verschijnen van haar debuutroman De Wetten, vaak aan als ‘de auteur van…’. Maar hoe verder haar carrière vordert, hoe succesvoller en populairder ze wordt en hoe meer interviewers haar beschrijven als ‘ze is meer dan een schrijfster, ze is een fenomeen’ en ‘she’s a star’.104105 Ze wordt meer en meer behandeld als celebrity en niet zozeer als ‘de

hoogstaande auteur van…’. Connie Palmen is niet vies van dit succes en ook niet van haar succes in het buitenland. Hierover zegt ze: ‘je verkoopt je kop, niet je ziel’, waarmee

102 Petra Vethman, Ideale liefde bestaat niet, Elegance, december 2002. In: God en Vitriool, 242-250. 103 Maurits Schmidt, Zestien jaar boven het toetsenbord, Het Parool, 26 februari 2005. In: God en Vitriool,

303.

104 Ilonka Leenheer, Beroofd, Elle, juni 1998. In God en Vitriool, 183.

(28)

27 ze duidelijk maakt het prima te vinden haar ‘kop te verkopen’ en in allerlei bladen te

staan.106 De rol van de interviewers verschilt per interview: de ene interviewer is zelf

duidelijk aanwezig, geeft zijn/haar mening of verwijst naar zichzelf terwijl de andere interviewer zichzelf volledig uit het interview filtert zodat alleen Palmens tekst overblijft. Palmen antwoordt echter altijd op dezelfde manier. Ze vertelt wat ze wil vertellen, stuurt het gesprek vaak zelf een bepaalde kant op en soms reageert ze zelfs op een vraag met een uitspraak die geen antwoord is op de vraag. Zo vraagt Maurits

Schmidt haar wat voor mensen er te gast zullen zijn in het programma Zomergasten dat ze gaat presenteren en Palmens ‘antwoord’ hierop is dat interviewen lijkt op het

schrijven van een roman.107

Critici zijn zowel positief als negatief over Palmens werk. Zo wordt onder meer de literaire kwaliteit van De Wetten en De Vriendschap bejubeld terwijl aan de andere kant bijvoorbeeld irritaties over Geheel de uwe worden geuit: wéér een boek over Ischa Meijer.108 Palmen zegt regelmatig dat negatieve kritieken haar niets doen, terwijl ze zo

nu en dan toch laat merken zich wel wat van kritiek aan te trekken: ‘Ik merk dat ik grimmig word van kritiek op het boek’.109

Zoals gezegd is Palmen zowel in interviews in bladen als op tv en in het programma

Zomergasten te zien als publieke persoon. Palmen zegt duidelijk onderscheid te maken

tussen haar publieke persoon en haar privépersoon: ‘Natuurlijk is het niet leuk als er malicieus, boosaardig over je wordt geschreven. Maar die Palmen waar ze het over hebben, daar kan ik niets aan doen’.110 Connie Palmen maakt er een toneelspel van en de

rol die ze het liefst speelt is die van Connie Palmen de schrijver. Soms gooit ze er een Bette-Midler-walk in, zoals ze het zelf noemt, omdat ze wil dat het publiek plat ligt.111 Ze

vindt het grappig de schrijfster te spelen, zich te tonen zoals ze niet is en het beeld van Kit ongedaan te maken.112 Om zich alsnog hoog te positioneren, zet Palmen zich af tegen

de publieke persoon: ‘een beroemde persoonlijkheid is maakwerk, een constructie die

106 Mary Ann Lindo, Op de rug van een olifant, Het Parool 16 oktober 1993. In God en Vitriool, 101. 107 Maurits Schmidt, Zestien jaar boven het toetsenbord, Het parool, 26 februari 2005, in: God en vitriool,

306.

108 Kristien Hemmerechts, Een geladen combinatie, Flair, 19 november 2002. In: God en Vitriool, 234. 109 Henk Blanken, Goed gesprek met God en de koelkast, De Volkskrant, 1 maart 1991. In: God en Vitriool,

33.

110 Jan van Damme, In de hoofden van mensen, Provinciale Zeeuwse Courant, 16 maart 1992. In: God en

Vitriool, 85.

111 Mary Ann Lindo, 105.

112 Bibeb, De meest onverdraaglijke waarheid is de waarheid van de dood, Vrij Nederland, 4 maart 1995. In:

(29)

28 met de echte mens weinig te maken heeft’.113 Nu ze zelf niet die publieke persoonlijkheid

Palmen is, kan ze nog steeds auteur van hoogstaande literatuur zijn.

Persoon Connie Palmen

Na Connie Palmens poëticale opvattingen en Palmens auteurschap komt nu Palmen als persoon aan bod. Welke persoonlijke eigenschappen komen naar voren, wat zegt ze over haar privéleven en hoe komt haar persoonlijkheid in de interviews over?

Connie Palmen is niet alleen een hoogstaande auteur, zoals ze zelf ter sprake brengt, ze is ook buitengewoon intelligent. In alle interviews met haar komt naar voren dat ze cum laude afstudeerde in Nederlands aan de universiteit en daarnaast een studie filosofie volgde. Dat ze veel kennis heeft van filosofie, laat ze in veel interviews duidelijk merken. Ze noemt en citeert onder meer de filosofen Derrida, Foucault, Sartre en Freud. Palmen was verliefd op Foucault en kreeg een huilbui tijdens een college over Marx.114

Ze heeft een emotionele band met intellectuelen. Verder doet ze filosofische uitspraken als ‘verwarring is ons lot,’ ‘het denken is wat ons van het dier onderscheidt’ en ‘zodra je het over iets hebt, bestaat het’.115116117 Ook koppelt ze filosofie aan literatuur. Beide

hebben hetzelfde doel volgens Palmen, namelijk mensen gelukkiger maken.118 Verder

zegt ze over literatuur en filosofie:

‘goeie filosofie doet pijn, die brandt, je krijgt een paar goede klappen in je gezicht, wordt wakker. En goede literatuur heeft dat voor mij ook. (…) Een goeie filosoof geeft trouwens een zalf, een nieuwe illusie. Voor een roman geldt hetzelfde. Die geneest je van de schijn terwijl die je tegelijkertijd in een schijnwereld

binnenvoert en troost. Je kunt tegen de mensen niet alleen maar zeggen: het is niet zoals u denkt dat het is, het is allemaal veel erger en naarder, een en al ellende. Het steekt zo en zo in elkaar en het is vreselijk teleurstellend. Dat is niet waar en mensen hebben illusies nodig.’119

113 Iris Pronk, Kleine filosofie van de moderne moord; interview, Trouw, 2 april 2004, 12.

114 Henk Blanken, Goed gesprek met God en de koelkast, De Volkskrant, 1 maart 1991. In God en Vitriool

30-38.

115 Linda Asselbergs, Dingen die een beetje fout gaan, Feeling, 23 mei 1991. In God en Vitriool, 46-51. 116 Reinjan Mulder, Een specialist in verdriet, NRC Handelsblad, 23 juni 1995. In God en Vitriool, 126-133. 117 Piet Piryns, Zweepslagen op de ziel, Knack 23-26 februari 1999. In God en Vitriool, 219-227.

118 Roeland Dobbelaer, Een onmogelijke liefde, Filosofie Magazine juli/augustus 1993. In God en Vitriool,

93-99.

(30)

29 Op deze manier presenteert Connie Palmen zich als een geleerde vrouw met veel

kennis van filosofie en literatuur.

Maar in haar interviews heeft Palmen het niet alleen over haar kennis die ze heeft vergaard dankzij haar studies, ook vertelt ze over haar intelligentie als kind. Als kind was Palmen al erg leergierig en op school vond ze alles leuk.120 Na het doen van een

intelligentietest bleek dat ze behoorde tot de 1 procent van de wereldbevolking waaronder geleerden als Einstein vielen.121 Echter hield ze haar slimheid verborgen

voor haar omgeving uit zelfbescherming. Ze wilde niet dat mensen haar zouden verstoten als zij meer wist dan anderen.

Connie Palmen praat niet alleen over literatuuropvattingen, filosofie en haar intelligentie, maar ook over haar privéleven: haar jeugd, haar relaties en haar familie. In de meeste interviews vertelt Palmen over haar jeugd in het Limburgse dorp Odiliënberg. Ze was een heel druk, beweeglijk, lacherig kind en was veel aan het rollebollen en aan het spelen.122 Verder vertelt Palmen regelmatig dat ze heel jongensachtig was. Dit sluit

aan bij het beeld van de eerdergenoemde mannelijke schrijver, zoals Palmen zichzelf presenteert.

Als kind wilde de drukke, beweeglijke, jongensachtige Connie graag priester of non worden. Dit is in vele interviews een terugkerend onderwerp. Palmen ging vaak naar de kerk: ‘ik ging wel zo ontzettend vaak, dat mijn ouders zich zorgen gingen maken en mij het liefst uit de buurt van de kerk hielden’.123 Ze wilde graag priester worden

maar snapte niet waarom dat niet kon. Het alternatief was daarom non worden. Dat Palmen eigenlijk priester wilde worden is weer het jongensachtige dat ze naar voren laat komen. Uiteindelijk wilde Palmen toch geen non meer worden omdat nonnen sloegen en dat was niet heilig genoeg, maar als God het echt wilde dan zou ze wel non worden.124

Dat Connie Palmen non wilde worden was niet het enige bijzondere aan haar. De jonge Connie Palmen dacht altijd dat ze jong zou sterven en ze was al vroeg met de dood

120 Irene Verhiel, Boek in je hoofd is de keuken van de schrijver, Dagblad de Limburger, 9 februari 1991. In

God en Vitriool 22-25.

121 Elisabeth Lockhorn, Schrijven is een eigenaardige vorm van verleiden, Marie Claire, december 1991. In

God en Vitriool, 67-78.

122 Linda Asselbergs, Dingen die een beetje fout gaan, Feeling, 23 mei 1991. In: God en Vitriool, 46-51. 123 Katrien Gotlieb, God en Vitriool, Het Parool, 19 januari 1991. In: God en Vitriool, 16.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor zover de aanvragen voor een omgevingsvergunning betrekking hebben op een bouwactiviteit, kunnen deze worden voorgelegd aan de commissie Stedelijk Schoon Velsen.

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -

En geld is nu eenmaal nodig voor een Stadsschouwburg, die niet alleen een goed gerund be- drijf dient te zijn maar tevens dienst moet doen als culture-. le tempel en

De Koninklijke Nederlandse Bil- jart Bond (KNBB), vereniging Carambole, zoals dat met in- gang van 1 januari officieel heet, heeft besloten om voor het eerst met deze

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -

Gemotiveerde bezwaarschriften kunnen gedurende 6 weken na de dag van verzending van de vergunning worden ingediend bij het college van Burgemeester en Wethouders van Velsen

Jongeren die zijn gezakt voor één of twee vakken vmbo-tl en die heel gemotiveerd zijn om naar het mbo te gaan, kunnen in het programma ’Alvast Stude- ren in

Voor zover de aanvragen voor een omgevingsvergunning betrekking hebben op een bouwactiviteit, kunnen deze worden voorgelegd aan de commissie Stedelijk Schoon Velsen.