• No results found

SINT-LIEVENS-HOUTEM EILANDBOS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "SINT-LIEVENS-HOUTEM EILANDBOS"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SOLVA | BUREAUONDERZOEK SINT-LIEVENS-HOUTEM EILANDBOS 2021H214 1

SINT-LIEVENS-HOUTEM EILANDBOS

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

KATLEEN COUCHEZ, CATELINE CLEMENT & BART CHERRETTÉ

(2)

SOLVA | BUREAUONDERZOEK SINT-LIEVENS-HOUTEM EILANDBOS 2021H214 2

1 GEMOTIVEERD ADVIES

1.1 DE VOLLEDIGHEID VAN HET UITGEVOERDE VOORONDERZOEK

Deze archeologienota is het resultaat van een volledig archeologisch vooronderzoek. Het archeologisch vooronderzoek nam de vorm aan van een bureauonderzoek (2021H214). Hierbij was het mogelijk om al het noodzakelijke vooronderzoek uit te voeren.

1.2 DE AFWEZIGHEID VAN EEN ARCHEOLOGISCHE SITE

Niet van toepassing. Het archeologisch vooronderzoek en historische bronnen wijzen op de aanwezigheid van een historische locatie ter hoogte van de Sint-Michielskerk en het kerkhof, meer bepaald het westelijke gedeelte van het projectgebied, ten westen van de Molenbeek-Kottembeek.

1.3 DE IMPACTBEPALING

De gemeente Sint-Lievens-Houtem wenst in Sint-Lievens-Houtem het Eilandbos heraan te leggen. Het projectgebied is gelegen ter hoogte en ten oosten van de Sint-Michielskerk en het kerkhof, en langs de Molenbeek-Kottembeek. Het is omsloten door de Doelstraat, Eiland, het Marktplein, Edgard Tinelstraat en Fabriekstraat. De plannen omvatten het vernieuwen van de bestaande wegen in de omgeving van de kerk, de begraafplaats en de speelzone nabij de sporthal, alsook de aanleg van een vlonderpad, de aanplanting van nieuwe bomen en graszones, de vernieuwing van de bestaande speelzone en de aanleg van een multisportveldje in het Eilandbos.

Het projectgebied is omwille van landschappelijke en historische redenen opgedeeld in twee zones (cf.

infra). Een gedeelte ten oosten van de Molenbeek-Kottembeek of het Eilandbos, en een zone ten westen van de beek of de Sint-Michielskerk en omgeving (Figuur 1).

(3)

SOLVA | BUREAUONDERZOEK SINT-LIEVENS-HOUTEM EILANDBOS 2021H214 3 Eilandbos:

Een klein terras aan de overzijde van de straat Eiland en een vlonderpad doorheen het Eilandbos worden aangelegd door het inheiden van houten palen, om de één meter en 1,5 m diep. De reeds bestaande speelzone wordt opgebroken en heraangelegd, zonder verharding. Naast de speelzone wordt een verhard multisportveldje ingericht. Hiertoe wordt de bestaande verharding rond de sporthal opgebroken en vervangen door een betonverharding (40 cm). Het bestaande pad in dolomiet, van de speelzone naar het kerkhof, wordt gebruikt als fundering voor een nieuw pad in beton. Rond de speel- en sportzone komen 23 boomputten (ca. 50 of 80 cm diep) en groenzones met struweel. De ingrepen in deze zijn zone aldus beperkt en verspreid.

Sint-Michielskerk en omgeving:

De werken in deze zone omvatten het vernieuwen van een bestaand wegtracé (ca. 40 cm diep), het inrichten van een groenpartij naast de kerk (ca. 30 cm diep), de constructie van een zitbank (ca. 20 cm diep) en het graven van twee boomputten (ca. 80 cm diep). De impact van deze werken is beperkt. Hoewel de werken gesitueerd zijn ter hoogte van een historische locatie, dient in rekening gebracht worden dat de begraafplaats tot op heden in gebruik is en in recente tijden onderhevig is geweest aan herinrichting.

1.4 DE WAARDERING VAN DE ARCHEOLOGISCHE SITE

De oudste vermelding van Sint-Lievens-Houtem dateert uit 976, in dat jaar verwierf de Gentse Sint- Baafsabdij immers het domein Holthem, cum ecclesia. Er was m.a.w. toen reeds een kerkje aanwezig dat in de 12de eeuw is vervangen. Van deze nieuwe Romaanse kerk zijn het koor en een twee verdiepingen hoge kapel, uitgevend op de zuidelijke kruisbeuk, bewaard. De twee Romaanse traptorens die het koor flankeren zijn nog deels bewaard.1

Naast de kerk lag een grote hoeve, waarvan het bouwland zich ten noorden van de hoeve uitstrekte op de Hofkouter. Het gebied bestond voornamelijk uit bossen. In de 11de eeuw werd onder andere het bos ten oosten van de kerk ontgonnen en werd de Meulenkouter hier aangelegd.2 Tijdens opgravingen in 1988 binnen en buiten de Sint-Michielskerk kon aangetoond worden dat het 12de-eeuwse kerkgebouw nog meerdere voorgangers kende. Bovendien getuigden enkele loopniveaus, greppels, kuilen en paalgaten van een volmiddeleeuwse occupatie. Vermoedelijk zijn deze bewoningssporen te relateren aan de hoeve van het domein Holthem.3 Op het Marktplein konden volle en laatmiddeleeuwse sporen worden vastgesteld.4

De densiteit van de occupatie lijkt snel af te nemen wanneer men buiten deze kern gaat, zoals het archeologisch onderzoek op het Eiland aantoont. In 1988 werd een sleuf opgegraven ten oosten van de kerk, op ca. 25 m achter huisnummer 11 van de Edgard Tinelstraat. Hier werd vastgesteld dat de ondergrond tot op een diepte van 2 m bestond uit alluvium van de nabijgelegen Molenbeek.

Samenvattend kan gesteld worden dat archeologisch onderzoek aantoont dat de oudste bewoningskern van Sint-Lievens-Houtem zich rond de kerk en het Marktplein bevond, en dit minstens vanaf de volle middeleeuwen.

De historische kaarten op hun beurt geven zicht op de postmiddeleeuwse situatie. Uit deze kaarten blijkt dat de Sint-Michielskerk ten noorden, ten oosten en ten zuiden omringd was door natte onbewoonde gronden. Het projectgebied, gelegen in de vallei van de Molenbeek-Kottembeek, is dus grotendeels nooit bewoond geweest. Meer specifiek het oostelijk gedeelte van het projectgebied, met het huidige Eilandbos, betreft een laaggelegen beekvallei met zeer natte bodems, weinig geschikt voor bewoning en landbouw.

Het cartografisch materiaal toont dat het projectgebied zeker sinds de late 18de eeuw in gebruik was als gras- en/of weideland. Op de Villaretkaart (1745-1748) en de Ferrariskaart (1771-1778) loopt de Molenbeek- Kottembeek nog doorheen meerdere grote poelen/vijvers. Ook op 19de-eeuwse kaarten concentreren zich zich nog twee grote poelen/vijvers in het noorden van het projectgebied aan weerszijden van de Molenbeek-Kottembeek. Het westelijke gedeelte van het projectgebied valt binnen historische kerkhof dat

1 Callebaut & De Groote 1989, p.44.

2 Cherretté, Reniere & Vanholme 2008, p.7.

3 Callebaut & De Groote 1988, p.202; Callebaut & De Groote 1989, p.44.

4 De Groote, Moens & De Clercq 2001a, p.36; De Groote, Moens & De Clercq 2001b, p.222-225.

(4)

SOLVA | BUREAUONDERZOEK SINT-LIEVENS-HOUTEM EILANDBOS 2021H214 4 zich gevormd heeft rond de kerk en tot op heden in gebruik is. Het kerkhof is steeds duidelijk te herkennen.

De Ferrariskaart geeft aan dat een kerkhofmuur de noord-, west- en zuidzijde van het kerkhof begrensd.

De oostelijke zijde is afgebakend door een bomenrij.

Zoals gesteld is het kerkhof tot op heden in gebruik. De verharde paden, de verlichting en de oostelijke uitbreiding zijn met zekerheid 20ste- en 21ste-eeuwse herinrichtingen van deze begraafplaats. De continuïteit in het gebruik van het kerkhof impliceert eveneens dat er continu begravingen zijn geruimd om plaats te maken voor nieuwe begravingen. De mate waarin de recente grondige herinrichtingen de ondergrond hebben verstoord, is niet gekend. We kunnen echter met redelijke zekerheid veronderstellen dat deze een impact zullen hebben gehad op de archeologische erfgoedwaarden.

Ondanks de recente herinrichtingen van het kerkhof, kan niet helemaal uitgesloten worden dat er in bepaalde zones een kans bestaat dat archeologische resten, die in verband staan met oudere bouwfases van de kerk of met oudere kerkhofzones, hier en daar nog aanwezig zijn, vanaf een bepaalde diepte.

1.5 DE BEPALING VAN DE MAATREGELEN

Op basis van bovenstaand assessment wensen we de westelijke helft van het projectgebied te weerhouden worden voor verder onderzoek. Een opvolging van de werken door middel van een werfbegeleiding is ons inziens de meeste geschikte methode. Zoals de Code van de Goede Praktijk stelt, kan in het westelijke gedeelte van het projectgebied een beperkte registratie volstaan om het kennispotentieel dat op terrein aanwezig is, te realiseren (zie hoofdstuk 2.3 voor argumentatie).

(5)

SOLVA | BUREAUONDERZOEK SINT-LIEVENS-HOUTEM EILANDBOS 2021H214 5

2 PROGRAMMA VAN MAATREGELEN 2.1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS

Projectcode: 2021H214 Sitecode: 21-SLH-EB

Wettelijk depotnummer: D/2021/12.857/23

Naam en erkenningsnummer erkende archeoloog: SOLVA OE/ERK/Archeoloog/2015/00038 Locatie:

Oost-Vlaanderen, Sint-Lievens-Houtem Bounding box:

punt 1: x= 113841.20052437419/y= 178632.77008419967 punt 2: x= 115092.05196435006/ y= 179595.2373686593 Kadastrale gegevens:

Sint-Lievens-Houtem, 1e Afdeling, Sectie B, percelen 208B, 208C, 209A, 212C, 214W, 220D, 220L, 229 C6, 612 D, 100A en openbare weg (Figuur 2)

Topografische kaart: zie Figuur 3 en Figuur 4 Betrokken actoren en specialisten:

- Erkend archeoloog: Arne De Graeve

- Tekst: Cateline Clement, Katleen Couchez, Bart Cherretté - Kaartmateriaal: Cateline Clement

- Redactie: Bart Cherretté Wetenschappelijke advisering:

Niet van toepassing

Figuur 2. Uittreksel van het kadastraal plan met de situering van het onderzoeksgebied.

(6)

SOLVA | BUREAUONDERZOEK SINT-LIEVENS-HOUTEM EILANDBOS 2021H214 6 Figuur 3. Topografische kaart met aanduiding van het projectgebied.

Figuur 4. Detail van de topografische kaart met aanduiding van het projectgebied.

(7)

SOLVA | BUREAUONDERZOEK SINT-LIEVENS-HOUTEM EILANDBOS 2021H214 7

2.2 VRAAGSTELLING EN ONDERZOEKSDOELEN

2.2.1 DE GEPLANDE WERKEN

De gemeente Sint-Lievens-Houtem wenst in Sint-Lievens-Houtem het Eilandbos heraan te leggen. Het projectgebied is gelegen ter hoogte en ten oosten van de Sint-Michielskerk en het kerkhof, langs de Molenbeek-Kottembeek. Het is omsloten door de Doelstraat, Eiland, het Marktplein, Edgard Tinelstraat en Fabriekstraat. De plannen omvatten het vernieuwen van de bestaande wegen in de omgeving van de kerk, de begraafplaats en de speelzone nabij de sporthal, alsook de aanleg van een vlonderpad, de aanplanting van nieuwe bomen en graszones, de vernieuwing van de bestaande speelzone en de aanleg van een multisportveldje in het Eilandbos.

2.2.2 DE ACTUELE ARCHEOLOGISCHE KENNIS OVER HET TERREIN Zie hoofdstuk 1.4.

Het bureauonderzoek toont aan dat het oostelijke gedeelte van het projectgebied een laaggelegen beekvallei met zeer natte bodems, weinig geschikt voor bewoning en landbouw, betreft. Voor zover in gebruik genomen, hebben de gronden gediend als gras- en/weiland en zijn er meerdere grote poelen/vijvers ingericht aan weerszijden van de Molenbeek-Kottembeek. Het westelijke gedeelte van het projectgebied bevindt zich ter hoogte van de historische kern van Sint-Lievens-Houtem, meer bepaald de Sint-Michielskerk en omliggend kerkhof, met ten westen van het projectgebied, het Marktplein. Hoewel het een historische locatie betreft, dient opgemerkt dat het kerkhof tot op heden in gebruik is en in recente tijden grondig is heringericht: naast het logischerwijze regelmatig ruimen van begravingen, omvatte de herinrichting de aanleg van verharde paden en verlichting en een uitbreiding van de begraafzone. Het kan desondanks niet helemaal uitgesloten worden dat er in bepaalde zones een kans bestaat dat archeologische resten, die in verband staan met oudere bouwfases van de kerk of oudere kerkhofzones, hier en daar nog aanwezig zijn, vanaf een bepaalde diepte.

2.2.3 DE VERWACHTING TEN AANZIEN VAN DE ARCHEOLOGISCHE WAARDE VAN HET TERREIN

Het bureauonderzoek laat toe om op basis van landschappelijke gegevens, cartografisch materiaal en historische bronnen een inschatting te maken van de verwachting ten aanzien van archeologisch erfgoed.

Op basis van deze gegevens, hanteren we een tweedeling van het projectgebied in een oostelijk en een westelijk gedeelte, met de Molenbeek-Kottembeek als grens (Figuur 1).

EILANDBOS

Het projectgebied is gelegen in de vallei van de Molenbeek en zoals de bodemkaart aantoont, betreft het voornamelijk zeer natte, zeer sterk gleyige zandleembodems. Het cartografisch materiaal toont tevens aan dat het projectgebied zeker sinds de late 18de eeuw in gebruik was als moerassig gras- en/of weiland. Op de Villaretkaart (1745-1748) en de Ferrariskaart (1771-1778) is Molenbeek geflankeerd door meerdere grote poelen of vijvers. Op 19de-eeuwse Atlas de Buurtwegen en Poppkaart zijn enkel in het noorden van het projectgebied nog twee grote poelen/vijvers aanwezig. In de 20ste eeuw wordt het Eilandbos aangeplant, met later de inrichting van een speelzone, wandelpaden en een bufferbekken. Het grootste gedeelte van het projectgebied is aldus nooit bewoond geweest.

SINT-MICHIELSKERK EN OMGEVING

De oudste vermelding van Sint-Lievens-Houtem dateert uit 976, in dat jaar verwierf de Gentse Sint- Baafsabdij immers het domein Holthem, cum ecclesia. Er was aldus toen reeds een kerkje aanwezig dat in de 12de eeuw werd vervangen. Van deze nieuwe Romaanse kerk zijn nog het koor en een twee verdiepingen hoge kapel, uitgevend op de zuidelijke kruisbeuk, bewaard. De twee Romaanse traptorens die het koor flankeren zijn nog deels bewaard. Naast de kerk lag een grote hoeve, waarvan het bouwland zich ten noorden van de hoeve uitstrekte op de Hofkouter. Een klein archeologisch onderzoek uit 1988 binnen en buiten de Sint-Michielskerk bracht volmiddeleeuwse bewoningssporen aan het licht, vermoedelijk in verband te brengen met deze nabijgelegen hoeve. Ook werden in de buitensleuven, nederzettingssporen, graven en een rechthoekig kooruiteinde van de eerste stenen kerk aangesneden.5 De cartografische bronnen geven tenslotte een beeld van de postmiddeleeuwse situatie, waarbij de kern

5 Callebaut & De Groote 1989, p.44.

(8)

SOLVA | BUREAUONDERZOEK SINT-LIEVENS-HOUTEM EILANDBOS 2021H214 8 van de bewoning in Sint-Lievens-Houtem gesitueerd blijft ter hoogte van de markt en de kerk. Het kerkhof rond de kerk is duidelijk afgebakend, begrensd door een muur in het noorden, westen en zuiden en door een bomenrij of natuurlijk grens in het oosten. De begraafplaats kent continuïteit tot op heden, met een herinrichting in de 20ste en 21ste eeuw, in de vorm van een oostelijke uitbreiding, verharde paden en verlichting.

Op basis van deze gegevens kunnen we de twee zones binnen het projectgebied een aparte waardering geven:

- Een oostelijk gedeelte met het Eilandbos en het speelterrein, met laag potentieel.

- Een westelijk gedeelte t.h.v. de Sint-Michielskerk en het kerkhof, met potentieel.

Het potentieel in de westelijke helft heeft betrekking op de historische locatie op dewelke we ons bevinden.

Het dient echter opgemerkt dat het kerkhof in de 20ste en de 21ste eeuw een grondige herinrichting heeft ondergaan, dewelke met redelijke zekerheid een impact zal hebben gehad op de archeologische erfgoedwaarden. Ook het feit dat de begraafplaats tot op heden in gebruik is, laat logischerwijze veronderstellen dat er regelmatige ruiming aan de orde is. Desondanks kan het niet helemaal uitgesloten worden dat er in bepaalde zones een kans bestaat dat archeologische resten, die in verband staan met oudere bouwfases van de kerk of met oudere kerkhofzones, hier en daar nog aanwezig zijn, vanaf een bepaalde diepte.

2.3 DE ONDERZOEKSSTRATEGIE EN -METHODE

2.3.1 EEN TEKSTUELE BESCHRIJVING VAN DE GEPLANDE ONDERZOEKSMETHODE

Op basis van het volledig uitgevoerde archeologische vooronderzoek in de vorm van een bureaustudie, is de westelijke helft, meer bepaald de zone ter hoogte van de Sint-Michielskerk en het kerkhof, weerhouden voor verder onderzoek.

De onderzoeksstrategie beschrijft de krachtlijnen van het onderzoek dat zal uitgevoerd worden. Het kan daarbij gaan om meerdere onderzoeksfases of verschillende onderzoeksmethoden. Ze beschrijft en motiveert de keuzes die aan de grondslag liggen van deze strategie. De keuze van de methode voor verder vooronderzoek wordt gebaseerd op de volgende vier criteria:

1. Is het MOGELIJK deze methode toe te passen op dit terrein?

2. Is het NUTTIG deze methode toe te passen op dit terrein?

3. Is het overdreven SCHADELIJK voor het bodemarchief deze methode toe te passen op dit terrein?

4. Is het NOODZAKELIJK deze methode toe te passen op dit terrein (kosten-batenanalyse)?

Eerst wordt de opportuniteit van de diverse methoden voor vooronderzoek zonder ingreep in de bodem afgewogen.

Methode Opportuun Motivering

Landschappelijk

booronderzoek Neen Niet noodzakelijk. Er zijn geen specifieke vraagstellingen omtrent de landschappelijke opbouw.

Landschappelijke

profielputten Neen Niet noodzakelijk. Er zijn geen specifieke vraagstellingen omtrent de landschappelijke opbouw.

Geofysisch onderzoek Neen Niet noodzakelijk. Geofysisch onderzoek is in deze context niet relevant omdat dit geen gegevens over de chronologie van de eventueel gedetecteerde fenomenen kan opleveren.

(9)

SOLVA | BUREAUONDERZOEK SINT-LIEVENS-HOUTEM EILANDBOS 2021H214 9 Veldkartering Neen Niet noodzakelijk. De aard van de bodembedekking en

het gebruik van het terrein (verharding) laten dit niet toe.

Vervolgens wordt de opportuniteit van de diverse methoden voor vooronderzoek met ingreep in de bodem afgewogen.

Methode Opportuun Motivering

Verkennend archeologisch booronderzoek

Neen Niet noodzakelijk. Er zijn geen indicaties van steentijdartefactensites. De aard van de bodembedekking en het gebruik van het terrein (verharding) laten dit niet toe.

Waarderend archeologisch booronderzoek

Neen Niet noodzakelijk. Er zijn geen indicaties van steentijdartefactensites. De aard van de bodembedekking en het gebruik van het terrein (verharding) laten dit niet toe.

Proefputten in functie

van steentijd artefactensites

Neen Niet noodzakelijk. Er zijn geen indicaties van steentijdartefactensites.

Proefsleuven en / of

proefputten Neen Mogelijk, maar niet nuttig. Eerder archeologisch onderzoek en een toevalsvondst, brachten archeologische sporen aan het licht bracht, maar het is niet geweten waar deze vaststellingen zijn gebeurd.

Evenmin hebben we zicht op de omvang en de locatie van eventuele verstoringen. Bij onderzoek door middel van proefputten, is de kans reëel dat eventuele archeologische sporen gemist worden. Deze methode is niet de beste om een inschatting te maken van het bewaarde bodemarchief.

Ten slotte wordt de opportuniteit van de diverse methoden van archeologische opgraving afgewogen:

Methode Opportuun Motivering

Werfbegeleiding Ja Mogelijk en nuttig. We achten het noodzakelijk de werkzaamheden te begeleiden zodat kan toegezien worden op de uitvoeringsdiepte van de werken. Indien er zich archeologische sporen zullen manifesteren, zullen deze naar verwachting slechts fragmentair zijn.

Een beperkte registratie op die plaatsen die relevante info aanreiken, is voldoende om tot de beoogde kenniswinst te komen. Een werfbegeleiding laat toe om de waarnemingen te laten geschieden op de meest relevante plaatsen daartoe, zonder aan vooraf strikt afgebakende zones te zijn gebonden.

Opgraving Neen Niet noodzakelijk om het kennispotentieel te realiseren aangezien het in voldoende mate en met meer flexibiliteit kan geschieden via een werfbegeleiding.

(10)

SOLVA | BUREAUONDERZOEK SINT-LIEVENS-HOUTEM EILANDBOS 2021H214 10 2.3.2 EEN TEKSTUELE MOTIVERING VAN DE GEKOZEN ONDERZOEKSMETHODEN EN –SITUATIES

Een werfbegeleiding is in onze opinie de meest aangewezen methode, en dit om diverse redenen:

- De werkzaamheden hebben een beperkte impact: het gaat om de heraanleg van reeds bestaande paden binnen een reeds heringericht kerkhof.

- Een werfbegeleiding laat toe om toe te zien op de diepte van de geplande werken, zodat deze niet dieper reiken dan nodig: op grotere diepte valt niet uit te sluiten dat er archeologische sporen aanwezig kunnen zijn.

- Een archeologische opgraving sensu lato is niet aan de orde, aangezien deze meer zal verstoren dan de geplande werken; een werfbegeleiding daarentegen is de meest aangewezen methode om eventuele sporen, als deze zich zouden manifesteren, te registreren.

2.3.3 DE AFBAKENING VAN HET TE ONDERZOEKEN GEBIED

De westelijke zone van het projectgebied is weerhouden voor vervolgonderzoek (663 m2) (Figuur 5).

Figuur 5. Afbakening van het gedeelte van het projectgebied weerhouden voor vervolgonderzoek.

(11)

SOLVA | BUREAUONDERZOEK SINT-LIEVENS-HOUTEM EILANDBOS 2021H214 11 2.3.4 FASERING VAN HET UITGESTELDE VOORONDERZOEK EN DE RELATIE VAN DEZE FASERING TEN

AANZIEN VAN DE GEPLANDE WERKEN Niet van toepassing.

2.3.5 DE TE BEANTWOORDEN ONDERZOEKSVRAGEN

Voor het westelijke gedeelte van het projectgebied kunnen volgende onderzoeksvragen naar voor geschoven worden:

- Worden de werken uitgevoerd volgens de geplande diepte?

- Zijn er archeologische sporen bewaard?

- Indien er archeologische sporen worden aangetroffen, dient aandacht uit te gaan naar de registratie en volgende aandachtspunten:

o Van welke aard zijn deze archeologische sporen?

o Zijn er archeologische sporen uit de verschillende deelperioden van de middeleeuwen (vroege, volle en late) bewaard?

o Kunnen deze sporen informatie opleveren over de ontwikkeling van Sint-Lieven-Houtem als middeleeuws dorp?

o Is er menselijke begraving aanwezig?

o Wat is de bewaring van eventuele menselijke begraving?

o Kan de eventueel aangetroffen begraving informatie verschaffen omtrent de stichting en evolutie van de bidplaats?

o Zijn er sporen van de oudere kerk aanwezig? Zo ja, uit welke periode stammen deze?

o Hoe verhouden eventuele sporen van een oudere kerk zich tot eventuele menselijke begraving enerzijds en bewoningssporen anderzijds?

o Kunnen de eventueel aangetroffen sporen van een oudere kerk informatie verschaffen omtrent de ontstaans- en bouwgeschiedenis van de kerk?

o Is er een afbakening van het kerkhof waarneembaar en welke vorm neemt deze aan?

2.4 DE ONDERZOEKSTECHNIEKEN

Overeenkomstig de Code van Goede Praktijk 4.0, wordt werfbegeleiding gedefinieerd als:

“De werfbegeleiding is een bijzondere vorm van de archeologische opgraving. Ze is daardoor onderworpen aan dezelfde decretale bepalingen als de opgraving. De werfbegeleiding heeft als doel om het archeologische bodemarchief maximaal te registreren en te onderzoeken, daar waar een volwaardige archeologische opgraving niet mogelijk of opportuun is.”

De werfbegeleiding zal geschieden volgens de bepalingen van de CGP 4.0: de technieken van opgraving, het assessment en de verwerking van de opgravingsresultaten, de rapportering over het onderzoek, de conservatie en de omgang met het archeologisch ensemble gebeuren op dezelfde wijze als bepaald voor opgravingen.

De werfbegeleiding en rapportage zal geschieden aan de hand van een volledige digitale registratie in de relationele archeologiedatabank van SOLVA. In deze integrale en geïntegreerde databank zijn alle stappen en informatie van opgraving tot en met deponering en beheer vervat. De relationele databank maakt een doorgedreven analyse van sporen, spoorcombinaties en structuren mogelijk, in relatie tot elkaar en tot de vondsten, maar tevens in relatie/confrontatie met andere opgravingsprojecten. De databank streeft tevens naar gegevensuitwisseling met andere databanken. Daartoe zijn op diverse niveaus in de databank exports mogelijk, zodat de gegevens ook kunnen beschikbaar gesteld worden en geïntegreerd worden in andere databanken. Aan dit aspect zal ook in het natraject aandacht geschonken worden.

(12)

SOLVA | BUREAUONDERZOEK SINT-LIEVENS-HOUTEM EILANDBOS 2021H214 12 We vermelden hieronder enkele bijzondere aandachtspunten.

1. Terreinonderzoek:

Muren worden in detail gedocumenteerd in functie van de identificatie van fundering en opgaand muurwerk, bouwnaden en dergelijke meer. Van muren worden minstens de omtrek, bouwnaden en eventuele negatieve indrukken ingetekend. Baksteenformaten worden genoteerd (lengte x breedte x dikte). Muren worden in hun geheel en in delen volledig gefotografeerd, frontaal, met overlapping in de foto’s.

Vloeren worden in detail gedocumenteerd in functie van gebruikssporen en resten van er op of in gebouwde constructies (binnenmuren, doorgangen, negatieve sporen, …). Vloeren worden minstens in hun geheel gefotografeerd. Bij een vloer met een bepaald patroon worden detailfoto’s genomen met schaallat.

Een vloer met decoratieve tegels wordt in detail ingetekend en gefotografeerd. Indien de vloeren moeten uitgebroken worden, dienen deze tegels, ook de niet-decoratieve wanneer ze deel uitmaken van de decoratieve vloer, gerecupereerd te worden en krijgen ze een nummer dat op het detailplan wordt aangeduid. Bij de recuperatie van de tegels worden de nodige conservatiemaatregelen in acht genomen.

Alle eco- en artefacten in een opmaaklaag worden ingezameld.

Het opgraven van de begravingscontexten gebeurt onder coördinatie van een fysisch antropoloog.

Inhumaties worden als volgt geregistreerd:

- Elk individueel graf wordt gefotografeerd.

- Lijksilhouetten: al schavend verdiepen; het silhouet wordt gefotografeerd, ingetekend op schaal 1/10 en beschreven.

- Skeletgraven: de skeletten worden vrijgelegd, schoongemaakt, gefotografeerd, ingemeten via digitale 3D- fotografie met duidelijk zichtbare topografisch verankerde merktekens die in een digitaal plan kunnen verschaald worden en beschreven aan de hand van skeletfiches. Het schoonmaken gebeurt met aangepast opgravingsmateriaal, zonder schade aan het beendermateriaal te berokkenen. Rechtstreeks contact met sterk zonlicht dient vermeden te worden aangezien de beenderen niet te snel mogen drogen. Er worden per skelet overzichtsfoto’s genomen langs hoofd- en voeteinde (zo horizontaal mogelijk), alsook detailfoto’s van de handen, voeten, hoofd en nekwervels (na het wegnemen van de onderkaak). Alle skeletten die zich in context en anatomisch verband bevinden en dermate volledig zijn dat ze relevant en waardevol zijn in functie van een eventueel antropologisch, paleo-pathologisch vervolgonderzoek, worden geregistreerd en geborgen in kunststof verpakkingen, de resten van de linker- en rechterhand en van de linker- en rechtervoet worden elk in een aparte kunststof verpakking bij het skelet bijgehouden. Het hoofd wordt volledig met de schedelinhoud en omringende aarde ingezameld. Het bergen van het skelet gebeurt dermate dat het uitleggen nadien eenvoudig kan verlopen (links-rechts gescheiden en ook de voornaamste lichaamsdelen gescheiden). Na het bergen van het skelet wordt de grond onder het skelet volledig bemonsterd en uitgezeefd op een zeef met maaswijdte van 2mm. Skeletmateriaal dat niet meer in situ of anatomisch verband ligt, wordt verzameld en beschouwd als losse vondst. Deze selectie en het bergen wordt uitgevoerd onder coördinatie van de fysisch antropoloog. Er is bij de registratie en berging bijzondere aandacht voor elementen die informatie verschaffen over het fysieke aspect van de funeraire structuren (in volle grond, kisten, grafkelders, grafstenen, …), aan het begrafenisritueel (spatiale organisatie, bijgiften, positie van het lichaam en ledematen, elementen die kunnen wijzen op een begraving met kledij of in een lijkwade, balseming (pollenanalyse)…).

2. Rapportage

Het gebruik van gestandaardiseerde fiches en een gestandaardiseerde nummering van de sporen en de lagen in een spoor – en alles wat daarmee samenhangt (foto’s, plannen, vondsten) – heeft niet alleen te maken met het stroomlijnen van de registratie op het veld, maar ook met de verwerking van deze gegevens tijdens de rapportage.

De dienst archeologie van SOLVA heeft in de loop van 2009 de ontwikkeling van een databank geïnitieerd.

Haar doel is het kunnen zowel invoeren en opslaan, als raadplegen en beheren van alle gegevens – velddata en externe informatie – in één systeem. Daarenboven is het de opzet om met de databank overzichtelijke lijsten te kunnen genereren, die als bijlagen kunnen dienen in de rapporten. Deze databank

(13)

SOLVA | BUREAUONDERZOEK SINT-LIEVENS-HOUTEM EILANDBOS 2021H214 13 is geen star gegeven, maar een ‘ongoing’ project, te meer nu ook de stap is gezet naar een volledig digitale registratie op het terrein.

De absolute basis van de databank, de kleinste atomaire eenheid als het ware, is het spoor. Deze kleinste eenheid valt uiteen in acht types: ‘laag’, ‘muur’, ‘vloer’, ‘skelet’, ‘hout’, ‘vondst’, ‘vertical feature interface’ of

‘VFI’ en ‘horizontal feature interface’ of ‘HFI’. Voor elk type spoor bestaat één gestandaardiseerde fiche in de databank. Aan deze kleinste eenheid wordt alles gekoppeld: tekeningen, foto’s én vondsten. Bovendien worden op dit niveau de eerste relaties gelegd tussen de sporen onderling: een spoor ‘is recenter’, ‘is ouder’, ‘gelijktijdig met’ of ‘hetzelfde als’ een ander spoor.

Op een tweede niveau in de databank staan de contexten. Contexten groeperen één of meerdere sporen.

Elke context krijgt een individueel nummer, namelijk het nummer van het eerste spoor dat tot deze context behoort. Het is evenwel zo dat niet elk spoor noodzakelijk deel uitmaakt van een context. Verstoringen en

‘negatieve sporen’, sporen die na couperen geen of een natuurlijk spoor blijken te zijn, worden niet tot het niveau van een context gebracht, maar bestaan enkel tot op het spoorniveau. De tekeningen, foto’s en vondsten die gekoppeld zijn aan een spoor worden door de databank automatisch verbonden aan de context waartoe ze behoren. Vanuit dit contextniveau kan men dus makkelijk navigeren in de verschillende sporen van die context en waaraan de vondsten, tekeningen en foto’s verbonden zijn. Op dit niveau laat de databank eveneens toe chronologische/stratigrafische relaties te leggen tussen de contexten onderling.

Het derde niveau in de databank bevat de structuren. Structuren groeperen op hun beurt één of meerdere contexten. Ook zij krijgen een individueel nummer, met name het eerste contextnummer dat tot deze structuur behoort. Indien bijvoorbeeld een gebouwplattegrond (structuurniveau) is vastgesteld, bestaande uit verschillende paalsporen (contextniveau), dan zal deze gebouwplattegrond het nummer dragen van een context (een paalspoor) die deel uitmaakt van deze structuur. Elk paalspoor (contextniveau) kan op zijn beurt bestaan uit een paalkern (spoorniveau) en een insteek (spoorniveau). Opnieuw is het zo dat niet elke context tot een structuur hoeft te behoren. De databank groepeert onder een structuur telkens de tekeningen, foto’s en vondsten die gekoppeld zijn aan de contexten die deel uitmaken van de structuur.

Opnieuw is vanuit het structuurniveau gemakkelijk te navigeren tussen de verschillende contexten die ertoe behoren en zo, verder afdalend, uiteindelijk tussen de verschillende sporen. Op dit niveau kunnen eveneens chronologische/stratigrafische relaties gelegd worden tussen structuren.

Het zijn de contextnummers en, indien gegroepeerd onder een structuur, de structuurnummers die verder in de tekst de leidraad vormen. Voor de volledigheid geven we nog mee dat er thesauruslijsten zijn opgesteld die duidelijk definiëren welke archeologische gehelen als context dan wel als structuur geïnterpreteerd worden.

Wat de vondsten en de staalnames betreft, wensen we mee te geven dat de databank een uitgebreide mogelijkheid tot determinatie en datering voorziet. Beide gebeuren zoals vermeld op het spoorniveau.

Hieraan zijn de verschillende inventarisnummers van de vondsten gekoppeld. Bij het ingeven van de vondsten wordt ‘automatisch’ een datering gegenereerd, maar deze kan manueel overschreven worden.

Dit geldt op spoor-, context- en structuurniveau. De databank laat eveneens toe de vondstgegevens te bevragen en te exporteren naar excel. Bovendien kan voor elke vondst een logboek van de verschillende behandelingen aangemaakt worden.

De databank bevat tot slot alle relevante documenten met betrekking tot een project in een map ‘bijlagen’:

rapport, plannen, overzichtsfoto’s, rapporten natuurwetenschappelijk onderzoek, totaalplan, …

2.5 GEWENSTE COMPETENTIES

De werfbegeleiding moet worden uitgevoerd door een ervaren archeoloog. Indien er registraties noodzakelijk zijn, wordt de archeoloog bijgestaan door een tweede archeoloog en een veldtechnicus. De leidinggevende archeoloog heeft minstens 220 werkdagen veldwerkervaring wat betreft opgravingen in stedelijke context. De tweede uitvoerende archeoloog heeft minstens 110 werkdagen veldwerkervaring.

Minstens één van de uitvoerende archeologen heeft kennis van materiaal uit de middeleeuwse en post- middeleeuwse periode.

(14)

SOLVA | BUREAUONDERZOEK SINT-LIEVENS-HOUTEM EILANDBOS 2021H214 14

2.6 KOSTENRAMING

De raming houdt rekening met:

 Dagprijs

 Natuursteenidentificatie en mortelanalyse/C14

 Conservatie

 Varia, voor onvoorziene analyses

Een gedetailleerde kostenraming is te vinden in de privacyfiche.

2.7 BEWARING VAN HET ARCHEOLOGISCH ENSEMBLE

Gedurende het onderzoek worden de vondsten als ensemble bewaard in een ruimte met geschikte temperatuur en luchtvochtigheid, zonder risico op beschadiging, vernieling of contaminatie door natuurlijke of menselijke oorzaken. De vondsten worden verpakt met verpakkingsmateriaal en volgens een verpakkingswijze die beschermt tegen degradatie.

Na afronding van het onderzoek wordt het archeologisch ensemble beheerd door het erkend Onroerend Erfgoeddepot van SOLVA.

2.8 DE VOORZIENE AFWIJKING TEN AANZIEN VAN DE CODE VAN GOEDE PRAKTIJK

Er zijn geen afwijkingen ten aanzien van de Code van Goede Praktijk, die voor de aanvang van de werfbegeleiding reeds voorzien zijn. Eventuele onvoorziene afwijkingen zullen worden opgenomen in het eindverslag van de werfbegeleiding.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien er nog geen vijf grote windturbines in de zone ingeplant zijn en de vergunningsaanvraag niet in de inplanting van minstens vijf grote windturbines

Dit houdt in dat alle kosten voor infrastructuur en logistiek van beide vaccinatiecentra worden opgenomen in onze uitgaven, en dat de hiervoor voorziene overheidssubsidie

Deze zijn altijd met veel moeite gemaakt, aangezien de grote wrijvingskrachten van de wand op de putring en bijbehorende wandkonstruktie uitgeoefend, het graven tot grote diepten

Ik onderzoek welke interventies ik als leerkracht kan hanteren bij jonge kinderen (4 tot 6 jaar) met faalangst omdat ik wil weten wat de juiste aanpak is als een leerling

o Het zijn niet alleen de heel erg rijke mensen die vandaag een auto of fiets hebben o De auto en fiets plaats ik in de tweede helft van de 19 de eeuw. o In het begin reden

Gezien op basis van het bureauonderzoek alleen de aan- of afwezigheid van een archeologische site niet bepaald kan worden, het bodemarchief binnen het plangebied bedreigd

En in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer; die ontvangen is van de heilige Geest en geboren uit de maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pilatus, gekruisigd

Zeggen dat iemand zijn tenta- men niet gehaald heeft kunnen we dan opvatten als een manier om de conclusies die de lezer/hoorder zou verbinden aan "Hij heeft zijn