Operatiemogelijkheden bij
een verzakking
De gynaecoloog heeft met u gesproken over de
operatiemogelijkheden bij een verzakking. In deze folder leest u meer over wat een verzakking is, welke operatiemogelijkheden er zijn en hoe deze verlopen.
Bij een verzakking liggen de vrouwelijke inwendige geslachtsorganen niet meer op de normale plaats en zijn (gedeelten van) die organen naar beneden gezakt. Het gaat hierbij om: de baarmoeder (uterus), de voorwand van de vagina (met daarachter de blaas) en de achterwand van de vagina (met daarachter de dikke en/of dunne darm). Er kunnen meerdere organen tegelijk verzakt zijn.
Oorzaken
Een verzakking kan meerdere oorzaken hebben. De belangrijkste oorzaken zijn:
doorgemaakte zwangerschap en bevalling langdurig zwaar tillen
overgewicht, obstipatie veel hoesten
de menopauze
slapte van steunweefsel erfelijk zijn.
Klachten
Een verzakking geeft niet altijd klachten. De klachten die een verzakking geeft, hangen vaak af van de mate waarin eerder genoemde organen verzakt zijn.
Veel voorkomende klachten bij een verzakking zijn:
een zwaar gevoel hebben onderin de buik of rug, weefsel wat uitpuilt uit de vagina
problemen met plassen en ontlasting verlies van urine of ontlasting
seksuele gemeenschap kan minder prettig zijn.
Hoe vaak komen klachten van een verzakking voor?
Een verzakking komt vaak voor. Meestal op oudere leeftijd, maar soms hebben ook jongere vrouwen er last van.
In Nederland wordt ongeveer 1 op de 10 vrouwen geopereerd aan een verzakking. Ook zijn er vrouwen die kiezen voor een pessarium of bekkenfysiotherapie.
Doel van de operatie
Het doel van de operatie is om de verzakking op te heffen en de verzakte organen hun normale plaats terug te geven. Hierbij wordt het uitpuilen van weefsel uit de vagina en/of het zware gevoel van onderen verholpen.
Ook kan de operatie een positief effect hebben op plas- en
ontlastingsklachten en eventuele klachten bij seksuele gemeenschap.
Er zijn verschillende soorten operaties mogelijk. Voor welke operatie wordt gekozen, hangt af van uw situatie. De gynaecoloog bespreekt dit met u tijdens het polikliniekbezoek
Doel van de operatie
Het doel van de operatie is om de verzakking op te heffen en de verzakte organen hun normale plaats terug te geven. Hierbij wordt het uitpuilen van weefsel uit de vagina en/of het zware gevoel van onderen verholpen.
Ook kan de operatie een positief effect hebben op plas- en
ontlastingsklachten en eventuele klachten bij seksuele gemeenschap.
Er zijn verschillende soorten operaties mogelijk. Voor welke operatie wordt gekozen, hangt af van uw situatie. De gynaecoloog bespreekt dit met u tijdens het polikliniekbezoek.
Operatiemogelijkheden
Verzakking van de baarmoederSacrospinale fixatie: de baarmoedermond wordt via de vagina vastgezet aan een van de banden diep in het bekken ter plaatse van de rechter bil met een niet-oplosbare hechting. Vaak wordt deze ingreep
gecombineerd met een voorwandplastiek (zie verderop).
Manchester-Fothergill: de ophangbanden van de baarmoeder worden ingekort via de vagina. Ook wordt een deel van de baarmoedermond verwijderd. Er wordt in principe ook een voorwandplastiek verricht (zie verderop).
Vaginale uterusextirpatie: de baarmoeder wordt via de vagina verwijderd.
De top van de vagina wordt vastgemaakt aan de voormalige ophangbanden van de baarmoeder.
Laparoscopische sacrocolpopexie: de baarmoederhals of de baarmoeder wordt vastgezet aan het sacrum (heiligbeen), dit is een buikoperatie (laparoscopie). Bij deze operatie wordt vaak het
baarmoederlichaam eerst verwijderd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een implantaat. Zie de folder ‘Implantaat voor een verzakking via een kijkoperatie’. Ook een bijkomende blaas- en/of darmverzakking kan hiermee worden verholpen.
Colpocleisis: het slijmvlies van de voorwand en de achterwand van de vagina wordt deels verwijderd en de voor- en achterwand worden aan elkaar gehecht. Daarnaast wordt de ingang van de vagina verkleind. Na deze ingreep kun u geen seksuele gemeenschap meer hebben.
Verzakking van de vaginatop
Als de baarmoeder al eerder bij u is verwijderd, blijft de vaginatop over. Deze top kan ook verzakken.
Sacrospinale fixatie: de top wordt via de vagina vastgezet aan een van de banden diep in het bekken ter plaatse van de rechter bil met een niet- oplosbare hechting. Vaak wordt deze ingreep gecombineerd met een voorwandplastiek (zie verderop).
Laparoscopische sacrocolpopexie: de vaginatop wordt vastgezet aan het sacrum (heiligbeen), dit is een buikoperatie (laparoscopie). Zie de folder ‘Implantaat voor een verzakking via een kijkoperatie’. Ook een bijkomende blaas- en/of darmverzakking kan hiermee worden verholpen.
Colpocleisis: het slijmvlies van de voorwand en de achterwand van de vagina wordt deels verwijderd en de voor- en achterwand worden aan elkaar gehecht. Daarnaast wordt de ingang van de vagina verkleind. Na deze ingreep kun u geen seksuele gemeenschap meer hebben.
Verzakking van de voorwand van de vagina
Deze operatie noemt men een voorwandplastiek. Het steunweefsel tussen blaas en vaginavoorwand wordt bij elkaar gehecht met oplosbare
hechtingen. U heeft dan een wond over de voorwand van de vagina.
Verzakking van de achterwand van de vagina
Bij een achterwandplastiek wordt het steunweefsel tussen de endeldarm en de achterwand van de vagina bij elkaar gehecht met oplosbare hechtingen.
Het is ook mogelijk dat er een dunne darmverzakking is. Via dezelfde snee zal dan het buikvlies waarin de dunne darmverzakking zich bevindt worden gehecht.
De opname
Voor deze ingreep wordt u opgenomen op een verpleegafdeling. In de folder
‘Naar het ziekenhuis’ vindt u meer informatie over de opname.
U meldt zich op het afgesproken tijdstip bij de receptie in de centrale hal. Hier wordt u naar de juiste afdeling verwezen. De verpleegkundige informeert u over het verloop van de dag en u wordt voorbereid op de operatie.
Voor de operatie
Voor de operatie krijgt u een operatiejasje aan en brengt de verpleegkundige u naar de operatieafdeling. Hier wordt u overgedragen aan de
anesthesiemedewerkers. De anesthesioloog zorgt voor de narcose tijdens en pijnstilling na de operatie.
Opnameduur
De opnameduur voor een operatie aan een verzakking is 2 dagen. U komt op de dag van de operatie.
Vaak kunt u de dag na de operatie weer naar huis.
Doet de operatie pijn?
Iedere operatiewond doet pijn. U krijgt na de operatie voldoende pijnstillende middelen, zodat u de pijn niet of nauwelijks voelt. Wanneer een verzakking van de achterwand is hersteld, kan het zitten direct na de operatie pijnlijk zijn.
Bij een sacrospinale fixatie kunt u pijn ervaren in de rechterbil. Over het algemeen is dit een tijdelijk probleem.
Pijnstilling tijdens de operatie
De operatie wordt verricht onder narcose (algehele verdoving) of met een ruggenprik (regionale verdoving). Deze keuze maakt u samen met de anesthesioloog tijdens het preoperatieve polikliniekbezoek.
Hoe lang duurt de operatie?
De operatie via de vagina duren tussen de ½ uur en 1½ uur . De kijkoperatie (laparoscopische sacrocolpopexie) duurt 2 tot 2 ½ uur.
Na de operatie
Na de operatie verblijft u op de uitslaapkamer (recovery). Daarna gaat u terug naar de verpleegafdeling. De verpleegkundige neemt contact op met de door u opgegeven contactpersoon om te melden dat u weer terug bent op de kamer.
U mag vanaf dat moment weer drinken en eten. De verpleegkundige observeert hoe het gaat met de pijn en uw algehele situatie.
Na de operatie heeft u een blaaskatheter en meestal een gaas in de vagina.
Deze worden de dag na de operatie verwijderd. Nadat u zelf heeft geplast, controleert een verpleegkundige met een bladderscan (soort echo apparaat) of u de blaas voldoende leeg plast. Na 2 à 3 keer plassen, lukt dit meestal goed. Als u de blaas niet voldoende leeg kunt plassen, wordt opnieuw een katheter ingebracht die een of meer dagen in de blaas blijft zitten. Een alternatief is dat u wordt aangeleerd zelf de blaas te leeg te maken met losse katheters.
De wond in de vagina veroorzaakt na de operatie vaak enige tijd wat bloedverlies of bloederige afscheiding.
Ontslag
Bij ontslag krijgt u een afspraak mee voor een controle op de polikliniek.
Deze afspraak is ongeveer 6 weken na de ingreep.
De dag na ontslag wordt u gebeld door de verpleegkundige van de verpleegafdeling. Zij vraagt of uw verblijf in het ziekenhuis naar wens is verlopen en of u nog vragen heeft.
Weer thuis
RustVeel vrouwen ervaren de eerste periode thuis als teleurstellend: eenmaal thuis lijkt u soms heel weinig te kunnen en snel moe te zijn. Bedenk dat een operatie altijd een aanslag is op uw lichaam. In het algemeen geldt dat u goed naar uw lichaam moet luisteren. Geef daarom toe aan het gevoel van moeheid en neem rust zodra u daar behoefte aan heeft.
Tillen
Door te tillen verhoogt u de druk in de buik en dus op de wond. Til daarom geen zware dingen en verricht de eerste 6 weken geen zwaar huishoudelijk werk zoals bedden verschonen en stofzuigen. Traplopen en wandelen is geen probleem.
Fietsen
Wanneer u normaal en pijnloos kunt bewegen mag u ook weer fietsen. Dit kan in het algemeen weer na 3 tot 6 weken.
Autorijden
Uw reactievermogen kan tijdelijk verminderd zijn, ook lichamelijk. Gaat u daarom goed na of dat weer in orde is voordat u gaat autorijden.
Zwemmen/in bad gaan/sauna
Wanneer u vaginaal bloedverlies heeft na de operatie is dat eerst rood, daarna bruin. Vervolgens wordt het steeds minder en stopt het. Gebruik geen tampons maar maandverband of inlegkruisjes. Pas nadat het bloedverlies is gestopt, kunt u weer zwemmen en baden. Douchen is vanaf het begin geen probleem.
Sporten
U mag niet sporten totdat bij de controle op de polikliniek is vastgesteld dat u goed hersteld bent.
Gemeenschap
Met seksuele gemeenschap kunt u beter wachten totdat bij de controle op de polikliniek is vastgesteld dat de vagina goed genezen is.
Werken
Als u uw werk weer wilt hervatten, overleg dan met uw werkgever en/of de bedrijfsarts. Afhankelijk van uw werkzaamheden, a is het advies om gedurende 6 weken na de operatie niet te werken.
Eten en drinken
Het is belangrijk dat uw ontlasting soepel blijft. Eet hiervoor vezelrijke voeding (bruin brood, zilvervliesrijst, groeten en fruit) en drink minimaal 1,5 tot 2 liter per dag. Na een verzakkings-operatie krijgt u meestal een recept voor een laxeermiddel mee. Verminder of stop het gebruik hiervan als u merkt dat de ontlasting te dun wordt.
Kan ik nog zwanger worden na een verzakkingsoperatie?
Een zwangerschap na een verzakkingsoperatie is niet verstandig. Als u nog kinderen wenst, is het beter het gezin te voltooien voordat u zich laat opereren.
Complicaties
Bij elke operatie kunnen complicaties optreden. Algehele en regionale verdoving brengen risico’s met zich mee, maar deze zijn klein als u verder gezond bent.
Risico’s van een operatie zijn in het algemeen een ontsteking, (na)bloeding of beschadiging van een ander orgaan.
Na de operatie kan een blaasontsteking optreden. Dit omdat u tijdelijk een blaaskatheter heeft. Hierdoor bent u vatbaarder voor een infectie.
De operatie gaat altijd gepaard met bloedverlies; zelden is een
bloedtransfusie noodzakelijk. Ook een nabloeding uit de buikwand of in de top van de vagina is een mogelijke complicatie. Meestal kan het lichaam zo’n bloeduitstorting zelf opruimen, bij een ernstige bloeding is een tweede operatie noodzakelijk.
Ondanks zorgvuldig opereren kan bijvoorbeeld door verklevingen de blaas, urineleider of darmen worden beschadigd. Dat is te verhelpen, maar het vraagt om extra zorg.
Soms kunnen na de operatie plasproblemen voorkomen; de operatie hoeft daarvan niet de oorzaak te zijn. Vaak blijken er vóór de operatie al wat problemen te zijn geweest met plassen.
Het kan zijn dat u in de toekomst weer opnieuw last krijgt van
verzakkingsklachten. In het algemeen is het zo dat als u voor het eerst geopereerd bent aan een verzakking, de kans dat er in de toekomst opnieuw een verzakking krijgt ongeveer 30% (3 op de 10 vrouwen). Dit kan een zelfde verzakking zijn, maar de verzakking kan ook van een ander orgaan zijn.
Vragen
Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen over de operatie, stelt u ze dan gerust aan uw gynaecoloog, (0318) 43 43 45.
Na de operatie
Neem contact op met het ziekenhuis als u klachten heeft die te maken kunnen hebben met uw opname of operatie. Dit geldt ook als u de situatie niet vertrouwd of er zijn problemen
Binnen kantoortijden en op werkdagen met de polikliniek gynaecologie, (0318) 43 43 45.
Buiten kantoortijden (tot 2 weken na ontslag) met de afdeling chirurgie vaat/trauma, (0318) 43 46 79.
Daarna kunt u buiten kantoortijden contact opnemen met de huisartsenpost, (0318) 200 800.
Bij de 1e controle op de polikliniek bespreekt de gynaecologie met u het vervolgtraject. U hoort dan ook met wie u contact kunt opnemen bij lichamelijke klachten die samenhangen met uw operatie.
VIP 20.03 oude folder Gynaecologie 2020.07.16.125640