• No results found

Voorwoord. Hoogachtend, De voorzitter van de rekenkamercommissie Zoetermeer, Marko Bos januari 2021

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Voorwoord. Hoogachtend, De voorzitter van de rekenkamercommissie Zoetermeer, Marko Bos januari 2021"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

(2)

Voorwoord

Met genoegen biedt de rekenkamercommissie Zoetermeer de raad hierbij het jaarverslag over 2020 aan. Zij voldoet hiermee aan artikel 10, lid 14 van de Verordening op de rekenkamercommissie en aan Artikel 185 lid 3 van de gemeentewet.

Het verslag besteedt eerst aandacht aan de samenstelling en werkwijze van de

rekenkamercommissie en geeft vervolgens in een terugblik op 2020 kort de resultaten van het onderzoeksprogramma 2020 en het financiële beloop van het verslagjaar weer. In de bijlage zijn de conclusies en aanbevelingen weergegeven van de drie onderzoeken die de rekenkamercommissie in 2020 aan raad en college heeft aangeboden.

De rekenkamercommissie wil met haar rapporten en de daarin opgenomen aanbevelingen een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van het bestuur van Zoetermeer en de raad helpen goed grip te houden op het beleid van de gemeente.

De rekenkamercommissie kijkt tevreden terug op 2020. Ondanks de corona-perikelen heeft de uitvoering van het jaarplan 2020 weinig vertraging opgelopen. Dankzij het digitaal vergaderen was de commissie in staat om lopende trajecten goed af te ronden en nieuwe onderzoeken op te zetten. Wel heeft corona de mogelijkheden voor interactie met de raad beperkt.

Naast de vier in 2020 afgeronde onderzoeken zijn er vier zover gevorderd dat de uitkomsten ervan in het eerste kwartaal van 2021 aan de raad en het college kunnen worden

aangeboden. Daaronder is een groot onderzoek naar jeugdzorg in H10-verband. Dit vormt een mooi voorbeeld van regionale samenwerking tussen rekenkamer(commissie)s.

Hoogachtend,

De voorzitter van de rekenkamercommissie Zoetermeer,

Marko Bos januari 2021

W: www.zoetermeer.nl/rekenkamercommissie E: rekenkamercommissie@zoetermeer.nl T: 079 – 346 8269

(3)

1. Samenstelling en werkwijze commissie

De rekenkamercommissie werd in het verslagjaar gevormd door Marko Bos (voorzitter), Marian Pater-von Wasserthal en Boris Gooskens. De rekenkamercommissie wordt

ondersteund door een (ambtelijk) secretaris, Anna de Vries-Asselbergs. Zij is gepositioneerd op de griffie.

De rekenkamercommissie is ingesteld voor en door de raad, maar kan, in haar

onafhankelijke rol, de raad zelf ook kritisch bekijken en zo een spiegel voorhouden. De gemeenteraad stelt de kaders vast en controleert het college. De rekenkamercommissie ondersteunt de gemeenteraad door hem te helpen met zijn kaderstellende rol en te

onderzoeken hoe het college uitvoert wat de gemeenteraad heeft besloten. Niet alleen is het van belang dat het college doet wat de raad heeft besloten, maar ook dat het college daar niet meer geld aan uitgeeft dan nodig is.

De rekenkamercommissie vergadert gemiddeld eens per drie weken, doorgaans op maandagmiddag en vanaf maart 2020 alleen nog op digitale wijze. In 2020 is er twee keer overleg gevoerd met de auditcommissie over het lopende en voorgenomen

onderzoeksprogramma. De auditcommissie fungeert als klankbordgroep voor de rekenkamercommissie. Verder heeft de rekenkamercommissie twee keer met de gemeentesecretaris overlegd, waarvan één keer ook met de concerncontroller.

Het is goed gebruik dat de rekenkamercommissie gedurende een raadsperiode tweemaal een ronde langs de fracties maakt. Door de corona-maatregelen bleek dat dit jaar niet haalbaar. Ook een inloop zoals de rekenkamercommissie in het najaar van 2019

organiseerde was dit jaar niet mogelijk. In plaats daarvan hebben de raadsfracties schriftelijk hun input voor het jaarplan 2021 kunnen geven. Dat leverde een aantal nuttige suggesties op.

2. Terugblik op 2020

De rekenkamercommissie streeft naar het uitvoeren van vier tot vijf (grotere en kleinere) onderzoeken per jaar. Grotere onderzoeken worden uitbesteed; kleinere kan de

rekenkamercommissie in bepaalde gevallen ook zelf uitvoeren. Voor de aanbesteding van haar onderzoeken vraagt de rekenkamercommissie in de regel bij drie bureaus een offerte aan (de rekenkamercommissie wijkt met toestemming af van het in Zoetermeer geldende aanbestedingsbeleid). De conclusies en aanbevelingen formuleert de rekenkamercommissie zelf, in een bestuurlijke nota. Onderzoeksrapporten worden in de raadscommissie met de rekenkamercommissie besproken en daarna met een ontwerp-raadsbesluit aan de gemeenteraad voorgelegd.

Aan het eind van elk jaar stelt de rekenkamercommissie een onderzoeksprogramma op voor daaropvolgende jaar. Op 27 november 2019 is het Onderzoeksprogramma 2020 aan de raad aangeboden, met daarin de onderwerpen waar de rekenkamercommissie een onderzoek naar wil starten:

1. Subsidies

2. Omgevingswet en samenspraak 3. Onderwijs

4. Participatiewet 5. Smart City

Vanuit het onderzoeksprogramma 2019 was sprake van enige overloop van (de afronding

en/of de raadsbehandeling) van onderzoeksrapporten naar 2020, Hieronder volgt een

(4)

overzicht van onderzoeken die in 2020 zijn afgerond ofwel opgestart. In de bijlage vindt u de conclusies en aanbevelingen en een korte samenvatting van de bestuurlijke reacties van de onderzoeken die in 2020 zijn afgerond.

Afgerond in 2020 DoeMee: Toegankelijkheid

Dit onderzoek naar de toegankelijkheid van gemeentelijke diensten voor personen met een beperking onderzoek werd als DoeMee-onderzoek (waaraan in totaal 47 gemeenten deelnamen) uitgevoerd door de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR). De rekenkamercommissie heeft de bevindingen, ambtelijke reactie en aanbevelingen verwerkt in een rekenkamerbrief die in oktober 2019 aan de raad is aangeboden. Op 3 februari 2020 is het onderzoek behandeld in de

commissie.

Verantwoording uitgaven armoedegelden

Dit onderzoek werd in de vorm van een quickscan uitgevoerd als vervolg op het onderzoek in 2017. Centraal stond de vraag of in de tussenliggende tijd wél alle uitgaven afdoende

werden verantwoord. Labore Onderzoek & Advies, het bureau dat ook het onderzoek in 2017 uitvoerde, heeft de quickscan uitgevoerd.

Voorzien van de bestuurlijke nota en bestuurlijke reactie is het onderzoeksrapport op 23 januari 2020 aan de raad aangeboden. Het onderzoek is op 2 maart behandeld in de commissie.

Begroting en paragrafen

Dit onderzoek, uitgevoerd door IdeeVersa, richtte zich op de begroting en een selectie van paragrafen die op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) verplicht zijn opgenomen in de begroting. Het onderzoek is op 2 juni aan de raad aangeboden. Op 5 oktober is het rapport met door de rekenkamercommissie geformuleerde conclusies en aanbevelingen behandeld in de commissie.

Tijdens de raadsvergadering (najaarsdebat) op 9 november is vervolgens een motie aangenomen om een Tijdelijke Werkgroep Modernisering Begroting op te richten, met als taak:

• het inventariseren van de wensen van de raadsleden door het voeren van persoonlijke gesprekken;

• het uitwerken van de adviezen van de rekenkamercommissie;

• onderzoek te doen naar goede voorbeelden uit vergelijkbare gemeenten;

• advies te vragen aan vertegenwoordigers van de ambtelijke organisatie;

• aan de raad voorstellen te doen om de begroting te moderniseren.

Op 30 november zijn de leden van deze tijdelijke werkgroep benoemd.

Veiligheid en zorg – pga

Het integraal veiligheidsbeleid kent sinds de herziene kadernota twee nieuwe speerpunten,

waaronder ‘veiligheid en zorg’. Reden voor de rekenkamercommissie om een onderzoek uit

te laten voeren naar de persoonsgerichte aanpak (pga). Het onderzoek is uitgevoerd door

bureau DSP en is op 25 augustus aan de raad aangeboden. Op 16 november is het in de

commissie behandeld.

(5)

Gestart in 2020 Jeugdzorg

De rekenkamercommissie is al enkele jaren voornemens een onderzoek te starten naar dit onderwerp, maar was op zoek naar een aanpak die meerwaarde kan opleveren ten opzichte van andere (recente en lopende) onderzoeken. Deze is gevonden in de samenwerking van de rekenkamer(commissie)s van de H10-gemeenten. Na een vooronderzoek dat in 2019 is uitgevoerd, is de raad op 9 januari geïnformeerd over de start van het onderzoek.

De rekenkamer(commissie)s onderzoeken waar binnen de jeugdhulp, sinds de

decentralisaties, de grootste toenames van de kosten voor de H10-gemeenten hebben plaatsgevonden. Hiervoor maken de rekenkamer(commissie)s een analyse van de ontwikkeling van de kosten sinds 2015 naar verwijzer, categorieën van jeugdhulp en (categorieën van) zorgaanbieders. Ook wordt beoordeeld in hoeverre de gemeenteraden met de beschikbare voortgangsinformatie inzicht hebben in de ontwikkeling van de kosten in de jeugdhulp.

De analyses zijn afgerond en het onderzoek wordt momenteel aan een ambtelijke

feitencheck onderworpen, waarna het rapport wordt voorgelegd voor een bestuurlijke reactie.

In Q1 van 2021 zal de raad het rapport ontvangen.

Subsidiebeleid

Op 9 juni is de raad geïnformeerd over de start van dit onderzoek. Bureau Sira Consulting voert het onderzoek in twee fasen uit. In de eerste fase zijn het subsidiebeleid en -proces in kaart gebracht in een bureaustudie. De verkregen inzichten zijn gebruikt voor het opstellen van een toetsingskader ten behoeve van het identificeren van relevante aandachtsgebieden, waarvoor onderzoeksvragen zijn geformuleerd. Om deze te beantwoorden, is in de tweede fase een praktijkonderzoek uitgevoerd. Aan de hand van vier doelstellingen uit de

programmabegroting zijn diverse gesprekken gevoerd.

Inmiddels bevindt het onderzoek zich in de afrondende fase en is de verwachting dat het rapport in maart 2021 aan de raad kan worden gezonden.

DoeMee: Meldingen Openbare Ruimte

Ook dit jaar organiseerde de NVRR een DoeMee-onderzoek, dit keer naar de meldingen openbare ruimte. Hoewel niet opgenomen in het jaarplan, besloot de rekenkamercommissie toch in dit onderzoek te participeren. Het onderwerp sluit namelijk goed aan op het

onderzoek “Beheer en onderhoud openbare ruimte” dat in 2019 werd opgeleverd. Begin 2021 zal de raad het rapport toegestuurd krijgen.

Omgevingswet en participatie (voorheen: samenspraak)

De start van dit onderzoek, in de vorm van een quickscan, is op 21 september aan de raad aangekondigd. De rekenkamercommissie wil de uitkomsten van de quickscan gebruiken om de raad te informeren over de voortgang van de gemeente Zoetermeer op weg naar de implementatie van de Omgevingswet, over de betrokkenheid van de raad en de

betrokkenheid van de stad.

De quickscan wordt uitgevoerd door Pascale Georgopoulou en bevindt zich momenteel in de afrondende fase.

Onderwijs

Dit onderzoek is onlangs gegund aan onderzoeksbureau Regioplan, zoals op 27 november aan de raad gemeld. Het doel van het onderzoek is om de raad inzicht te geven in de bestaande sturings- een beheersinstrumenten, de rolverdeling tussen betrokken partijen en in hoeverre de (mogelijke) instrumenten doeltreffend en doelmatig worden ingezet.

Naar verwachting is het onderzoek vóór het zomerreces 2021 gereed.

(6)

Participatiewet

Het onderzoek is, zoals op 18 december 2020 aan de raad gemeld, in december 2020 gegund aan het bureau Unravelling. Het gaat om een onderzoek naar de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de wijze waarop Zoetermeer vorm geeft aan de wet Banenafspraak en aan social return on investment (SROI).

Het onderzoek wordt naar verwachting vóór het zomerreces van 2021 afgerond.

3. Financiën

Artikel 11 van de verordening regelt dat de rekenkamercommissie bevoegd is “binnen een haar door de raad bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken”. De vergoedingen aan de leden (presentiegeld,

reiskosten), externe deskundigen die de rekenkamercommissie heeft ingeschakeld, vergoeding voor eigen werkzaamheden van leden en overige uitgaven die de commissie nodig acht voor de uitoefening van haar taak komen ten laste van dit budget.

Het budget voor 2020 bedroeg € 70.000,-.

In de tabel hieronder ziet u waaraan het budget van de rekenkamercommissie in 2020 besteed is. Ter vergelijking zijn ook de uitgaven voor 2019 en 2018 vermeld.

Post rekenkamercommissie Uitgaven 2020

Uitgaven 2019

Uitgaven 2018 Uitbesteed onderzoek 48.692,00 40.430,00 36.077,80 Vergoeding voor eigen onderzoek - - - Presentiegelden en reiskosten 19.600,30 20.472,76 19.257,60 Lidmaatschap NVRR 935,00 915,00 895,00 Diverse kosten (o.a. representatie) 57,34 739,39 826,86

TOTAAL 69.284,64 62.557,15 57.057,26

(7)

Bijlage – conclusies en aanbevelingen

Hieronder staan de conclusies en aanbevelingen vermeld van de drie onderzoeken die de rekenkamercommissie in 2020 aan raad en college heeft aangeboden.

Verantwoording uitgaven armoedegelden

Conclusies

1. De programmabegroting geeft nog steeds geen helder en volledig beeld van de uitgaven voor het armoedebeleid dat de gemeente zelfstandig voert. Daarmee is nog altijd geen gevolg gegeven aan het raadsbesluit uit 2017. De programmabegroting geeft bij doelstelling 1.6 ‘Voorzien in noodzakelijke middelen van bestaan’ weliswaar de uitgaven weer exclusief de

bijstandsuitkeringen die in het kader van de uitvoering van het rijksbeleid worden verstrekt. Deze post bevat echter beduidende en toenemende uitgaven voor ‘hoogwaardig handhaven’. Een uitsplitsing tussen inkomensondersteuning, sociale participatie en uitvoeringskosten –zoals weergegeven in bijlage 1 van de quickscan– ontbreekt.

2. De gemeente geeft jaarlijks 60 miljoen euro uit bijstandsuitkeringen, inkomensondersteunende voorzieningen en regelingen in het kader van het armoedebeleid. Viervijfde daarvan betreft uitvoering van door het rijk vastgesteld beleid. Eénvijfde deel, ruim 11,3 miljoen euro, betreft armoedebeleid waar de gemeente een grote mate van beleidsvrijheid heeft.

3. Het zelfstandig te voeren armoedebeleid zit verpakt in een totaalpakket dat ter besluitvorming aan de raad wordt voorgelegd. De gemeenteraad stelt de totale begroting voor programma 1 vast. Dat is niet transparant en nodigt er niet toe uit een politieke discussie te voeren over het onderwerp.

Dit onderstreept het belang van de eerder toegezegde kadernota, die volgens de laatste informatie begin 2020 ter besluitvorming zal worden voorgelegd.

4. Uit opeenvolgende programmabegrotingen komt naar voren dat het bereik van de

minimaregelingen dalende is: van 68% in 2015 naar 62% in 2018. Het bereik verwijdert zich in toenemende mate van de doelstelling (van nu 67%; eerder was sprake van 70%).

5. De gemeente voert in sub-programma 1.6 de kostenpost ‘hoogwaardig handhaven’ op. Daaronder wordt verstaan het digitaal opsporen van uitkeringsfraude met behulp van data. De baten vallen in het niet bij de lasten: kijken we naar 2019 dan kost deze werkwijze bijna 3,5 miljoen euro, waar de opbrengsten nog niet een ton bedragen. Daarmee rijst de vraag naar de doelmatigheid van de bedoelde handhavingsaanpak.

Aanbevelingen Aan de raad

1. Het college is voornemens begin 2020 een herziene kadernota ter besluitvorming voor te leggen.

Ga na of deze kadernota helderheid brengt in het armoedebeleid dat de gemeente zelfstandig uit kan voeren en in de uitgaven die daarmee gemoeid gaan. Gebruik de vragen die in deze

quickscan zijn opgeworpen als toetssteen.

2. De gemeenteraad zoekt steeds naar haar beïnvloedingsruimte, naar ‘de knoppen’ waar zij aan kan draaien. Bij het armoedebeleid is er sprake van een bedrag van ruim 11 miljoen euro waarbij de raad de vrijheid heeft om kaders te stellen. Deze vrijheid wordt echter niet als zodanig

gepresenteerd, noch herkend. De raad kan aandringen op een afzonderlijk besluit over dit onderdeel van de programmabegroting.

Aan het college

1. Maak voor een goede informatievoorziening aan de raad helder onderscheid binnen het onderdeel

‘inkomensondersteunende voorzieningen’ tussen

a. uitgaven voor bijstandsuitkeringen (uitvoering rijksbeleid) plus handhaving;

b. uitgaven voor gemeentelijk minima- en armoedebeleid.

Dit onderscheid laat de raad zien op welke uitgaven zij niet (of in geringe mate) invloed heeft, en op welke uitgaven dat wel het geval is.

(8)

2. Geef het ‘hoogwaardig handhaven’ op een zodanige wijze vorm, dat de kosten en baten ervan meer in balans komen.

3. Onderneem initiatieven om de neergang in het bereik van de minimaregelingen te keren.

Korte reactie B&W

In zijn bestuurlijke reactie heeft het college aangegeven dat het de aanbevelingen deels onderschrijft.

Daarnaast geeft het college een nadere uitleg aan de conclusies.

Begroting en paragrafen

Conclusies

1. Het eigenaarschap van de begroting van de gemeente Zoetermeer is onduidelijk. Noch de raad, noch het college voert de regie over de begroting. De begrotingsbehandeling is vooral technisch en niet gericht op een integrale afweging van beoogde beleidseffecten en daartoe in te zetten middelen.

2. De begroting biedt de raad onvoldoende zicht biedt op relevante actuele ontwikkelingen en de mogelijkheden om hier gericht op in te spelen. De begroting is namelijk vooral statisch: actuele ontwikkelingen klinken er weinig in door. Daarnaast is de begroting vrij abstract. De BBV schrijft voor dat per programma wordt aangegeven: “Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? Wat mag het kosten?”. Dit zijn de zogenaamde drie w-vragen. De abstractie van de begroting maakt dat het antwoord op de vraag ‘Wat gaan we voor de beoogde effecten doen?’

vaak vaag blijft. Daardoor leent de begroting zich onvoldoende voor de wens van de raad om meer op effecten te sturen.

3. Het is voor veel raadsleden niet duidelijk op welk moment in de P&C-cyclus de raad afwegingen kan maken en kaders kan stellen. Zowel de behandeling van de begroting als van de

perspectiefnota worden genoemd als moment om een integrale afweging te maken.

4. De programma’s in de begroting tonen het beleid in relatie tot de middelen. Conform artikel 3 lid 1 van de financiële verordening stelt de raad ‘bij aanvang van een nieuwe raadsperiode met het vaststellen van de eerste begroting de programma-indeling voor de komende raadsperiode vast’.

Dat betekent dat de programma-indeling al moet vastliggen, voordat de raad goed en wel is ingewerkt. De eigen verordening van de raad ontneemt de raad nu –niet formeel, maar wel in de praktijk– de mogelijkheid de structuur van de begroting te wijzigen. Dit draagt er niet aan bij dat de raad daadwerkelijk eigenaar wordt van de begroting.

5. De afdoening van de motie van de Auditcommissie lijkt geen recht te doen aan de essentie ervan.

Weliswaar is digitalisering toegezegd, maar het is de vraag of het product wezenlijk verandert, beter gaat aansluiten bij de wensen van de raad en meer inzicht gaat bieden.

6. De nota Grondbeleid is dringend aan herziening toe. Belangrijke ontwikkelingen –zoals de overgang van een actief naar een passief (faciliterend) grondbeleid– krijgen nu onvoldoende hun beslag in de in 2007 vastgestelde nota, die in de loop der jaren met behulp van opleggers is

‘opgelapt’. De noodzaak van een actuele nota is des te meer van belang gelet op het basisdocument Zoetermeer 2040.

7. De verbonden partijen krijgen aandacht in de desbetreffende paragraaf, maar de verbinding met het relevante programma wordt niet of nauwelijks gelegd. Dat maakt het lastig om de verbonden partijen te betrekken in een integrale beleidsafweging. Invloed op een verbonden partij kan de raad alleen uitoefenen via een zienswijze op de begroting van de gemeenschappelijke regeling (GR). Ook op dat moment is de afweging niet integraal te maken. Het desbetreffende moment is ook niet gemarkeerd in de gemeentelijke begrotingscyclus.

Aanbevelingen

Aan de raad en aan het college

1. Het onderzoek biedt acht verbetersuggesties. De rekenkamercommissie is van mening dat zij allemaal nuttig en relevant zijn. Daarom beveelt zij aan om als raad en college gezamenlijk, eventueel met behulp van een externe en ter zake kundige gespreksleider met oog voor de

(9)

belangen van de raad, de suggesties te overwegen, te kiezen en te (doen) implementeren. De griffie kan een rol spelen om dit proces te formaliseren.

2. De huidige opzet van de begroting is niet behulpzaam om een goede beleidsafweging met betrekking tot verbonden partijen te maken. Daarom beveelt de rekenkamercommissie de raad aan om na te denken over de wensen hieromtrent en aan het college om die wensen in de begroting hun beslag te laten vinden.

Aan de raad

1. Overweeg aanpassing van de financiële verordening, zodat programma’s niet direct vastliggen bij de start van een raadsperiode. Dit maakt het de raad mogelijk op een passend moment een inhoudelijk debat te voeren over de indeling van de begroting.

Aan het college

1. Maak duidelijk op welk moment in de P&C cyclus de raad de mogelijkheid heeft kaders te stellen en integraal af te wegen.

2. Maak vaart met de afronding van een nieuwe nota Grondbeleid. Deze zou nog dit jaar aan de raad moeten kunnen worden voorgelegd.

3. Geef de inhoudelijke informatie uit de paragrafen ook een plek in de betrokken programma’s.

Korte reactie B&W

In zijn bestuurlijke reactie heeft het college aangegeven dat het zich weliswaar realiseert dat er ruimte voor verbetering is in de begroting, maar zich niet helemaal herkent in het geschetste beeld. Het college staat open voor overleg met de raad over verbeteringen.

Veiligheid en zorg – pga

Conclusies

1. Zoetermeer heeft een probleem met overlastgevende (groepen) jongeren. De gemeente heeft sinds 2014 een persoonsgerichte aanpak ontwikkeld waarbij veiligheid en zorg samenwerken op basis van een integraal plan. De uitvoering van deze werkwijze loopt over het algemeen goed. De gemeente Zoetermeer en de ketenpartners werken goed samen. In de praktijk leveren de

ketenpartners maatwerk, zijn de overleggen goed gestructureerd, verbindt en overziet de

netwerkregisseur de partners en het geheel en heeft de gemeente een goede informatiepositie. Er is ook sprake van een lerende en flexibele aanpak. De muur tussen zorg en veiligheid – die mede aanleiding is voor de ontwikkeling van de aanpak – is verdwenen.

2. De werkwijze is niet vanuit een theorie en/of beleidsnota, maar vanuit de praktijk (door)ontwikkeld.

De werkwijze is slechts in beperkte mate en op onderdelen beschreven. Het is lovenswaardig dat de gemeente direct aan de slag ging met een geconstateerd probleem. Na verloop van tijd is het echter van belang om de ontwikkelde werkwijze ook schriftelijk vast te leggen en in een

programmatheoretisch kader te plaatsen. Dat vergemakkelijkt de sturing en monitoring en vormt de basis voor een goede verantwoording aan de gemeenteraad. Zolang de werkwijze zich vooral in de hoofden van de partners bevindt, is deze persoonsafhankelijk en zodoende nodeloos kwetsbaar.

3. Door in te zetten op een aantal verbeterpunten kan de aanpak worden versterkt. Zo is er behoefte aan een overzichtsrapportage van de gepleegde inzet, de kenmerken van de doelgroep en de behaalde resultaten van de aanpak. Ook valt nog winst te behalen door de samenwerking met scholen te versterken.

4. In 2010 onderzocht de rekenkamercommissie de indicatoren die gebruikt werden voor het Veiligheidsbeleid. Eén van de aanbevelingen was om het aantal indicatoren te beperken. Deze aanbeveling is ter harte genomen; er zijn momenteel drie verschillende effectindicatoren vastgesteld om het totale veiligheidsbeleid te monitoren:

• gemiddeld rapportcijfer voor de veiligheid in Zoetermeer (bron: Stadspeiling);

• gemiddeld rapportcijfer voor de veiligheid in de buurt (bron: Stadspeiling);

• aantal woninginbraken per jaar (bron: Politie).

(10)

Het effect van de persoonsgerichte aanpak zou te meten moeten zijn via het gemiddelde rapportcijfer voor de veiligheid in Zoetermeer. Echter, de persoonsgerichte aanpak is maar één van de interventies die ingezet worden om dit effect te bereiken. De rekenkamercommissie concludeert dan ook dat de drie gebruikte effectindicatoren onvoldoende mogelijkheden bieden om het effect van de persoonsgerichte aanpak te beoordelen.

5. De beoogde doelen van de persoonsgerichte aanpak zijn niet SMART geformuleerd. Daarnaast worden er verschillende indicatoren gehanteerd voor het meten van effect en outcome van de aanpak. Niet alleen de hierboven genoemde drie effectindicatoren uit de programmabegroting, maar bijvoorbeeld ook het voorkomen van recidive of de ontwikkeling van crimineel gedrag.

6. De raad wordt beperkt geïnformeerd over de werkwijze en resultaten van de persoonsgerichte aanpak, maar dat leidt er niet toe dat de raad zich kritisch opstelt door vragen te stellen. De rekenkamercommissie is van mening dat de terughoudendheid náár en ván de raad in de hand wordt gewerkt door wat hiervoor wordt geconcludeerd: een beperkt omschreven aanpak, te veelomvattende indicatoren en niet SMART omschreven doelen. De informatievoorziening bevindt zich bovendien in een spanningsveld tussen casuïstiek en privacy.

7. De persoonsgerichte aanpak wordt structureel gefinancierd, maar de totale kosten ervan zijn niet helder zichtbaar voor de raad.

Observaties ten aanzien van het Sociaal Domein

De vraag op welke wijze de persoonsgerichte aanpak tot aanbeveling kan strekken in het Sociaal Domein is lastig te beantwoorden. Een volledige beschrijving van de werkwijze in het Sociaal Domein viel namelijk buiten de scope van dit onderzoek. Daarom beperkt de rekenkamercommissie zich tot het noteren van een aantal observaties ter inspiratie voor het Sociaal Domein, zonder harde conclusies te trekken of concrete aanbevelingen te doen.

- Met betrekking tot gegevensdeling valt op dat jongeren (en hun ouders) medegedeeld krijgen dat zij besproken worden in het UVZ (Uitvoeringsoverleg Veiligheid en Zorg), terwijl binnen het Sociaal Domein om toestemming wordt gevraagd alvorens een casus te bespreken. Die toestemming wordt vaak, maar niet altijd, gegeven.

- Binnen de persoonsgerichte aanpak blijft de netwerkregisseur in beeld totdat de jongere weer “op het rechte pad” is. De netwerkregisseur voert zowel proces- als casusregie.

- De persoonsgerichte aanpak staat een integrale aanpak voor. Er wordt niet alleen gekeken naar problematiek op het vlak van veiligheid, maar ook op die van zorg en welzijn. Of dit andersom ook gebeurt is zoals aangegeven niet onderzocht.

Uit dit onderzoek blijkt dat het langdurig begeleiden van een zaak/jongere een belangrijke

succesfactor is van de persoonsgerichte aanpak. In de maatwerkaanpak binnen het Sociaal Domein wordt de regie al in een eerder stadium weer overgedragen aan het betrokken gezin.

Een andere belangrijke succesfactor is de focus op het hele gezin gekoppeld aan aandacht voor meerdere leefgebieden, om te voorkomen dat een volgend gezinslid een problematiek ontwikkelt en het gezin in een negatieve spiraal terecht komt.

Aanbevelingen

Aan de raad en aan het college

1. Stel effectindicatoren vast die goed aansluiten bij de in het onderzoek genoemde

programmatheorie, om de doeltreffendheid van de persoonsgerichte aanpak beter te kunnen beoordelen.

2. De kosten voor de persoonsgerichte aanpak worden gedekt uit verschillende bronnen. Dat maakt het lastig voor de raad om haar controlerende taak uit te voeren. De rekenkamercommissie beveelt daarom aan om kosten en baten inzichtelijker te presenteren, bijvoorbeeld door te onderzoeken hoe andere gemeenten, die werken met een persoonsgerichte aanpak, de kosten hiervan verwerken in hun programmabegroting.

In combinatie met de eerste aanbeveling aan raad en college kan zodoende ook een gefundeerd oordeel worden gevormd over de doelmatigheid van de aanpak.

(11)

Aan de raad

1. De rekenkamercommissie is zich terdege bewust van het spanningsveld tussen de controlerende rol van de raad enerzijds en de gevoeligheid van individuele casuïstiek anderzijds. Dit moet er echter niet toe leiden, dat de raad zichzelf onvoldoende informeert of laat informeren over de persoonsgerichte aanpak en de effectiviteit ervan. Daarom beveelt de rekenkamercommissie aan om het debat niet te schuwen en op dezelfde wijze informatie in te winnen als gebruikelijk is bij andere (beleids)onderwerpen.

Aan het college

1. Nu de aanpak “staat” is dit een goed moment is om de werkwijze en resultaten beter vast te leggen, ook gelet op hetgeen de rekenkamercommissie onder Conclusie 2 heeft genoteerd. Laat in de beschrijving van de aanpak voldoende ruimte voor het maatwerk dat zo kenmerkend is.

Maak daarbij gebruik van de programmatheorie (zie figuur 2.1) uit dit rekenkameronderzoek en van de genoemde verbeterpunten, zoals een cliëntvolgsysteem.

2. Breng een voorstel in de raad in over de wijze van informatievoorziening over en financiering van de persoonsgerichte aanpak.

3. Het feit dat de persoonsgerichte aanpak maatwerkoplossingen biedt, betekent niet dat er geen doelstellingen kunnen worden geformuleerd. Doelstellingen en bijpassende effectindicatoren vergemakkelijken sturing en monitoring en zijn behulpzaam bij het aantonen van de effectiviteit van de persoonsgerichte aanpak. Volledig ‘SMART’ is wellicht te veel gevraagd, maar doelen kunnen meetbaarder en specifieker beschreven worden dan nu het geval is.

Korte reactie B&W

In zijn bestuurlijke reactie heeft het college aangegeven dat het de aanbevelingen onderschrijft en werkt aan de realisatie hiervan. De observaties zijn herkenbaar en met het sociaal domein besproken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het college neemt in deze fase van de procedure van het rekenkameronderzoek alleen nog maar een processtandpunt in: het is een goed verhaal met enkele opvallende zaken

De raad wil actief invulling geven aan zijn kaderstellende en controlerende rol op het gebied van de decentralisatie Jeugdzorg die wordt omgeven door een krimpende uitkering van

De uitspraak op pagina 20 in het onderzoeksrapport, dat er geen evaluatie van de afspra- ken met betrekking tot de verkoop van kluswoningen is opgenomen, is naar de mening van

In afwijking van artikel 3 lid 3 van deze verordening worden de leden van de eerste commissie benoemd voor een periode van twee jaarb. Artikel

Er is een commissie die door de raad wordt ingesteld en wordt aangeduid als de rekenkamercommissie gemeente Tynaarlo2. De rekenkamercommissie bestaat uit een voorzitter en

De Rekenkamercommissie Tynaarlo heeft in haar onderzoeksprogramma 2008 aangekondigd een onderzoek te zullen doen naar de subsidieverlening aan de Stichting TRIAS. Het proces van

De leden worden benoemd voor een periode van vijf jaar en kunnen nadien nog eenmaal voor een periode van vijf jaar herbenoemd worden.. Wat ging er

Dat de Colleges in dit proces de Raad uiteindelijk meer positie heeft gegeven, is niet zozeer het gevolg van het inzicht dat de Raad beslissingsbevoegd zou zijn in deze, maar