• No results found

Bij het aflopen van het moratorium op faillissementen. Waarnemingen en maatregelen.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bij het aflopen van het moratorium op faillissementen. Waarnemingen en maatregelen."

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bij het aflopen van het moratorium op

faillissementen.

Waarnemingen en maatregelen.

25 januari 2021

Deze whitepaper, schetst enerzijds een duidelijk beeld met betrekking tot de toestand van de Belgische ondernemingen per 31 januari 2021, zodat de stakeholders duidelijk inzicht hebben in de behoeftes die op dit ogenblik pertinent zijn om ons bedrijfsleven te ondersteunen.

Anderzijds belicht dit document de ondersteunende maatregelen die noodzakelijk zijn om datzelfde bedrijfsleven actief te begeleiden richting een nieuwe ‘futureproof’ relance.

Eric Van den Broele

Directeur Research & Development Graydon Belgium NV

In samenwerking met Jean Baeten, Edward Roosens en Christophe Ernaelsteen van de Competentiecentra ‘Fiscaliteit en Investeringen’ en ‘Economie en Conjunctuur’

van het Verbond van Belgische Ondernemingen.

(2)
(3)

Inhoud

1 Voorbeschouwing ... 4

2 Het economisch covid-disaster ... 5

2.1 De eerste golf: damage control ... 5

2.2 De tweede golf: opnieuw naar af ... 5

3 Schokbestendigheid: benadering en uitwerking ... 6

4 De toestand van de Belgische ondernemingen op 31 januari 2021 ... 8

4.1 Nine grid: de huidige toestand van de ondernemingen doorgelicht ... 8

4.2 Het effect van de steunmaatregelen ... 10

4.3 Pre-corona gezonde bedrijven nu in acute nood (segment 3) : grootte van de ondernemingen ... 11

4.4 Impact naar leeftijd van de ondernemingen ... 12

4.5 Impact naar activiteitssector van de ondernemingen ... 13

4.6 Geografische benadering ... 14

5 Geen creatieve destructie maar destructie: perfect storm ... 16

6 VBO- voorstellen: solvabiliteit en groei van ondernemingen ... 18

6.1 Fiscale maatregelen om de solvabiliteit op lange termijn te ondersteunen ... 18

6.1.1 Herstel en versterking van de solvabiliteit via de vennootschapsbelasting ... 18

6.1.2 Solvabiliteitsversterking door mobilisatie van risico- en spaarkapitaal ... 19

6.2 Ondersteuning van de groei via de vennootschapsbelasting ... 21

6.2.1 Verhoogde aftrek voor investeringen ... 21

6.2.2 Versnelde afschrijvingen ... 21

7 Rechtbanken als economisch ziekenhuis ... 22

7.1 Filteren van gewonden ... 22

7.2 De vierde weg ... 23

7.3 Screenen van de populatie ... 24

8 Conclusie: heropbouw is samenspel ... 25

8.1 Gecoördineerde uitvoering ... 25

8.2 Ondernemers voor ondernemers: investeringen stimuleren ... 26

Bijlage 1: Impact naar activiteitssector van de ondernemingen: enkele cases ... 28

(4)

1. Voorbeschouwing

In principe wordt op 31 januari eerstkomend het moratorium op faillissementen beëindigd. Samen hopen we dat de zich op gang trekkende vaccinatiecampagne een derde golf kan breken. In welke mate we stilaan het pad van de 90%- en voor sommigen nog steeds de 0%-economie kunnen verlaten, en hoe het herstel zal evolueren blijven open vragen.

Net zoals de vraag of deze sanitaire én economische crisis wel of niet zal gevolgd worden door een fundamenteel-economische. Anderzijds: deze crisis kan een catharsis teweegbrengen en nieuwe opportuniteiten bieden.

Een uitzonderlijke en onvergelijkbare crisis. De uitspraak ‘Nous sommes en Guerre’ van de Franse President Macron tekent dit duidelijk. De panoplie van steunmaatregelen helpen tienduizenden ondernemingen effectief verder. Toch staat bij vele ondernemingen het water nog steeds tot boven de lippen. De meeste waarnemers bevestigen dat we zonder verdere bijsturing de komende maanden en jaren afstevenen op een niet te stuiten faillissementsgolf die onze economische heropbouw verder dreigt te belasten. Uitzonderlijke tijden vergen uitzonderlijke en bovendien dringende en noodzakelijke maatregelen. Net zoals de gezondheidssector, zullen ook de ondernemingsrechtbanken - de afdeling intensive care van onze ondernemingen - alle zeilen moeten bijzetten. Overheid én de diverse stakeholders binnen het ondernemingslandschap dienen op zeer korte termijn werk te maken van een doorgedreven relancebeleid op basis van duidelijke keuzes.

Van bij het begin van deze crisis werd Graydon gevraagd actief mee te werken binnen de oorspronkelijke economische taskforce (ERMG). Inderdaad ontwikkelde de specialist in analyse van bedrijfsgegevens, naar aanleiding van de aanslagen te Brussel in 2016, een methode die duidelijk inschat - zowel op bedrijfsniveau als geaggregeerd - wat de impact is van een ‘economie in discontinuïteit’ op het bedrijfsleven1. Het ontwikkelde webplatformen die zowel verschillende overheden als het bedrijfsleven verregaand documenteren. Slechts één doel: de heropbouw van ons economisch weefsel verregaand ondersteunen. Ook het VBO maakte vanaf midden juni gebruik van het platform en de gegevens die Graydon biedt om zodoende op basis van concrete data gerichte voorstellen te documenteren.

1 De ontstaansgeschiedenis van die aanpak wordt onder meer beschreven in het boek ‘Na de crisis, de ommekeer, de controle van de damage control voorbij’, Eric Van den Broele, Beefcake Publishing, december 2020.

(5)

2. Het economisch covid-disaster De eerste golf: damage control

De dag voor de eerste lockdown vertoonden 5,4% van de publicatieplichtige ondernemingen kenmerken van verregaande insolventie. Nog eens 8% ondernemingen kende ernstige problemen, echter zonder onmiddellijk faillissementsrisico. 86,6% ondernemingen waren ‘matig tot zeer gezond’.

Bij het uitbreken van de Coronacrisis nam de overheid vooral maatregelen gericht op paniek vermijden:

damage control. Zo bijvoorbeeld de lineaire premies aangereikt door de gewesten.

Succesvol: op 9 september 2020 publiceerden VBO en Graydon een gedetailleerde studie2. Zonder steunmaatregelen zou 43,2% van de publicatieplichtige ondernemingen in zeer zware moeilijkheden verkeren. De interventies reduceerden dit schrikwekkende cijfer tot 25%. Opvallend: 16,2% van de ondernemingen die het voor de crisis goed stelden geraakte ondanks de maatregelen in de gevarenzone. Daarnaast hadden nog eens 3,9% van de ondernemingen slechts nog voor een beperkte periode reserves. Verder lichten we de situatie na de tweede lockdown-periode toe.

Sommige maatregelen bleken al te efficiënt. De verschillende premies deden vennootschappen die al pre-crisis zwaar ziek waren voor een belangrijk deel uit de gevarenzone verdwijnen: 2% van het totaal aantal bedrijven of maar liefst 41% van de voormalig insolvente ondernemingen.

De tweede golf: opnieuw naar af

Begin november beukte de tweede golf volop op ons in. Na een voorzichtig herstel heeft de sanitaire crisis opnieuw een zware impact op de Belgische economie. Sectoren waar men omzetdalingen tot 20%

of meer waarneemt zijn alles behalve een uitzondering. We zien nu gerichtere en efficiëntere hulpmiddelen aangereikt worden. Premies in functie van de grootte van de onderneming bijvoorbeeld.

Toch blijven ook nu heel wat bedrijven die pre-crisis gezond waren steken in de rode zone. De tweede golf doet deze groep zelfs aanzwellen. We gaan hier verder op in.

2 Zie hiervoor onder meer de slides van de persconferentie samen met het VBO: https://www.vbo- feb.be/globalassets/actiedomeinen/economie--conjunctuur/economie--conjunctuur/aantal-bedrijven-in- financiele-moeilijkheden-gehalveerd-dankzij-de-regeringsmaatregelen/presentation-feb---graydon.pdf

(6)

3. Schokbestendigheid: benadering en uitwerking

De financiële analyse-technieken die in normale tijden worden aangewend hebben op dit ogenblik weinig zin, toch niet indien we willen begrijpen wat de actuele situatie is van onze ondernemingen. Op dit ogenblik worden ook bedrijven die het tot de dag voor de crisis bijzonder goed deden geconfronteerd met soms gigantische omzetverliezen. Natuurlijk kunnen zij bezuinigen op hun variabele kosten: met het invoeren van de maatregelen met betrekking tot de technische werkloosheid biedt de overheid extra soelaas. Toch blijven vaste kosten en het levensonderhoud de reserves aanvreten waardoor een belangrijke groep ondernemingen als gevolg van de sanitair-economische crisis in acute ademnood verkeren.

Kort na de aanslagen in Brussel in 2016, zagen we een gedeelte van de lokale economie volledig stil vallen. Graydon bouwde een systeem dat de situatie van ondernemingen in een (gedeeltelijk) discontinue economie observeert. Essentiële vragen: hoe zwaar impacteert een dergelijke crisis het individuele bedrijf; in welke mate vangen de aanwezige reserves binnen een onderneming dit op?

Het Graydon-model gaat uit van de kapitaalsliquiditeit. De benadering vertrekt vanuit het langlopend eigen en vreemd vermogen van een onderneming en trekt daar de vaste activa van af. Onderweg passen we een aantal crisisgevoelige correcties toe, zowel positief als negatief, bijvoorbeeld op herwaarderingsmeerwaarden en achtergestelde leningen, alsook financiële vaste activa. We evalueren de huidige toestand van de vorderingen. We berekenen zo de behoefte aan bedrijfskapitaal: wat is nodig om in normale omstandigheden de productie- of bedrijfscyclus te financieren? Zo krijgen we zicht op de cash-reserves die pre-crisis al dan niet aanwezig zijn: de basis-buffer die een onderneming aanwendt in noodsituaties. Inderdaad: deze berekening gebeurt op basis van een laatste jaarrekening die –veelal nog- werd afgesloten voor het uitbreken van de crisis. Vanuit deze uitgangspositie brengen we de actuele impact van de crisis in rekening. We zien dus hoe de crisis die buffers opsoupeert3.

Hiervoor moeten we de normale jaaromzet van een onderneming kennen. Eén probleem: van de 420.000 vennootschappen met jaarrekening zijn er hooguit 40.000 die hun omzet publiceren. We bouwden tussen 2016 en 2018 een algoritme dat voor elke publicerende onderneming effectief de omzet schat. De reality-checks tonen bijzonder aanvaardbare afwijkingen: voor 92% van de bekomen omzetinschattingen geldt een deviatie kleiner dan 5%.

12 maart 2020, de dag voor de lockdown. We begrepen de enorme maatschappelijke relevantie van onze benadering en legden al onze andere projecten stil. We vormden ons bedrijf om tot ‘war room’ en prioriteerden ons schokbestendigheidsproject. Bovendien namen we een kopie van onze volledige datasets inclusief conclusies en bevroren die. We hielden dus bij welke ondernemingen tot die dag gezond waren en welke niet.

Binnen de week draaide een eerste ruw model dat zowel voor elk bedrijf als op geaggregeerd niveau resultaten genereert. Op 21 maart publiceerden L’Echo en de Tijd onze inzichten. Diezelfde ochtend kregen we een oproep vanuit de pas opgerichte ERMG. Het model werd door hun topspecialisten diepgaand geanalyseerd. Samen bekeken we hoe we door toevoeging van extra data het model verder konden verfijnen. ‘s Avonds lijfde de ERMG ons in.

3 Het model is in detail geauditeerd door verschillende specialisten van de oorspronkelijke ERMG en werd uitgebreid toegelicht tijdens verschillende webinars in samenwerking met ITAA (Institute for Tax Advisors and Accountants).

(7)

We voedden het model met de meest actuele evoluties, te beginnen met de omzetevoluties als gevolg van de impact van de gezondheidscrisis. In een eerste fase pleegde een PWC-team duizenden telefonische enquêtes en gaven tweewekelijks een gedetailleerde inschatting van de omzetevoluties per NACE-code op 5 digits.

Einde juni ontwikkelden we een waarnemingssysteem gebaseerd op het betaalgedrag van ondernemingen. Duizenden bedrijven leveren ons systematisch hun overzichten inzake betalingsachterstand van klanten (‘aging listings’): vinger-aan-de-pols inzicht in zowel de factuurbedragen als de (laat)tijdige betaling. Zo krijgen wij maandelijks inzicht over ruim één miljoen B2B facturen. Opvallend: kort na de lockdown daalde niet zozeer het aantal gerapporteerde facturen, wel daalden de gefactureerde bedragen. Na een doorgedreven en intensieve testperiode bouwden we een algoritme dat op basis van dat betaalgedrag nog accurater een tweewekelijks inzicht geeft op de omzetevoluties per sector (NACE-code 5). We voeren zo de omzetverliezen in, de ermee gepaard gaande minderkost in variabele kosten, de mogelijkheid gebruik te maken van technische werkloosheid,...

We voeden het model met elke nieuwe overheidsmaatregel en koppelen die aan de rechthebbende ondernemingen. Het resultaat van het voortdurend bijgewerkte model geeft per onderneming een actuele inschatting van de nog aanwezige cash reserve, of indien er een tekort is, de ‘injectiebehoefte’:

het volume aan cashinjectie nodig om het bedrijf te helpen overleven. Daarnaast ontwikkelden we een schokbestendigheidsscore per onderneming inclusief een duidelijk geaggregeerd overzicht dat mogelijkheden biedt te aggregeren op sector, type en grootte van de ondernemingen, activiteitssector...

Het model is in eerste instantie ontwikkeld voor de ondernemingen die een jaarrekening publiceren:

berekeningen worden uitgevoerd op het niveau van de individuele onderneming. Daarnaast ontwikkelden we een model specifiek voor die ondernemingen die geen jaarrekening publiceren, de eenmanszaken in het bijzonder. Hier vormt het geaggregeerd niveau de basis. We houden rekening met heel wat factoren zoals sector (nace-code 5 niveau), geografie, Covid-besmettingsgraad, omzetevoluties voor de sector... en komen zo tot gedetailleerde, maar geaggregeerde conclusies. Die conclusies passen we toe op elke onderneming van dit type. Ook nu verbinden we die met de steunmaatregelen. De resultantes van dit model zijn perfect gealigneerd op het eerste.

Eveneens op 21 maart startten we de opbouw van verschillende web-based platformen. Eén ervan diende specifiek voor het gebruik door de verschillende overheidsniveaus. Op Goede Vrijdag leverden we de eerste versies op. Sindsdien is dat in gebruik bij verschillende overheidsniveaus waaronder regio’s en verschillende steden.

Met een druk op de knop geeft dat platform overzichten op elk geaggregeerd niveau. Tegelijk worden ogenblikkelijk excel-lijsten geëxporteerd die dan gegevens en conclusies bevatten op niveau van de individuele ondernemingen.

Zo volgen ze de actuele situatie zowel per bedrijf als op geaggregeerd niveau op. We bouwden bovendien een ‘time machine’ in: hiermee kan worden gesimuleerd wat de toestand zal zijn van de ondernemingen op een toekomstige datum indien geen verdere steunvehikels worden opgezet. Ten slotte bouwden we opties in waarbij spookbedrijven worden gefilterd, of ondernemingen met belangrijke moederbanden naar het buitenland. Het platform biedt zowel de mogelijkheid tot diepgaand detail, nagaan bijvoorbeeld van welke steunmaatregelen een specifiek bedrijf kan genieten, als overzicht en helikopterview. Dit platform kan in een mum van tijd omgebouwd worden zodat het naadloos op de behoefte van de rechtbanken aansluit.

(8)

4. De toestand van de Belgische ondernemingen op 31 januari 2021

We kennen dus zowel de gezondheidstoestand van de ondernemingen voor de eerste lockdown als de impact van de crisis op diezelfde ondernemingen tot op vandaag. Schematisch leest u dit in de Ninegrid.

Ook hier beschouwen we de populatie ondernemingen met jaarrekening. We meten hun situatie op basis van data getrokken op 4 januari en maken een projectie van hun toestand op 31 januari eerstkomend.

Ninegrid: de huidige toestand van de ondernemingen doorgelicht

Toestand van de Belgische jaarrekening publicerende ondernemingen op 4 januari 2021. Projectiedatum 31 januari 2021:

toestand van die ondernemingen op het vermoedelijk einde van het tweede moratorium rekening houdend met alle steunmaatregelen genomen tot 1 januari 2021.

De X-as toont de toestand van de bedrijven op 12 maart 2020: te lezen in kolommen. De linkerkolom bevat die bedrijven die op 12 maart werden geïdentificeerd als ‘in zware moeilijkheden: 5,4% van de desbetreffende populatie. De middenkolom toont die bedrijven die beperkte moeilijkheden ondervonden. De rechterkolom geeft die bedrijven weer die tot 12 maart matig tot zeer gezond waren (86,6%).

De lijnen op de Y-as projecteren de impact van de crisis zelf, inclusief de positieve effecten van de steunmaatregelen. De onderste lijn bevat ondernemingen die zeer zware moeilijkheden ondervinden door de crisiseffecten: die hebben nood aan onmiddellijke cash-injecties. De middenregel bevat aangetaste bedrijven die op de rand zitten van hun reserves. De bovenste lijn toont die ondernemingen die nog over ruim voldoende reserves beschikken.

De segmenten van de 9-Grid combineren de twee dimensies. Segment 3 valt onmiddellijk op:

ondernemingen die tot 12 maart gezond waren maar nu, ondanks de steunmaatregelen, in zware moeilijkheden verkeren: 20,1% van de populatie of 84.940 ondernemingen. Uit de applicatie halen we dat er 336.790 personeelsleden worden tewerkgesteld. De bedrijven in dit segment hebben een totale injectiebehoefte te belope van 68,1 miljard euro. Segment 6 toont die bedrijven die op 31 januari 2021

(9)

nog niet in acute nood verkeren maar op termijn onvermijdelijk verdere ondersteuning nodig hebben.

We spreken hier over nog eens 4,3% van de populatie of 18.033 ondernemingen. Op hun beurt stellen die 71.544 mensen tewerk. Die bedrijven vertonen een gezamenlijke injectiebehoefte van 5,1 miljard euro.

Segment 9 projecteert die pre-crisis gezonde bedrijven die nu nog steeds over ruime reserves beschikken (62,2%). Binnen de bedrijven in segment 9 worden 1.897.282 personeelsleden tewerk gesteld. Zonder gebruik van steunmaatregelen beschikken ze op 31 januari 2021 over een totaal volume aan reserves ten belope van 866,4 miljard euro. In september 2020 bedroegen die reserves binnen segment 9 nog ruim 1.113 miljard euro. Het staat dus buiten kijf dat de bedrijven die voor de crisis gezond waren én nog over ruime reserves beschikken evengoed in grote getale onderhevig zijn aan de negatieve effecten van de covid-crisis waarbij ze volop die reserves aanspreken.

Dit laatste is niet te veronachtzamen. Reserves die nu moeten aangesproken worden leiden mettertijd tot een verminderde capaciteit richting nieuwe investeringen. Het vermindert dus de slagkracht van onze ondernemingen op langere termijn.

Segment 7 is een buitenbeentje. Hier vinden we nogal wat bedrijven terug die voor de crisis – veelal zwak rendabel - als ‘ongezond’ geclassificeerd werden maar dank zij de steunmaatregelen uit het dal klommen. Slechts in zeldzame gevallen gaat het om bedrijven uit sectoren die daadwerkelijk kunnen gebruik maken van opportuniteiten die de sanitaire crisis biedt en zo een verhoogde activiteit en omzet kunnen ontplooien. Veelal gaat het om ondernemingen die dank zij de steunmaatregelen zelf het nu – minstens theoretisch - beter doen dan voor de crisis4.

4 Men kan zich dus zeer de vraag stellen of de steunmaatregelen die dergelijke bedrijven uit het slop halen zullen leiden tot een structurele verbetering van de operationele activiteit van desbetreffende ondernemingen. Anders gesteld: bij het wegvallen van de steunmaatregelen is de kans meer dan reëel dat net die bedrijven reeds op korte termijn terugvallen.

Segment

% on total Volume in € % on total amount Volume in € % on total amount % on total

1 12 934 3,06% 2 977 567 199 € 3,69% 36 392 1,47%

2 17 961 4,25% 3 564 716 504 € 4,42% 49 365 1,99%

3 85 020 20,10% 68 059 820 867 € 84,36% 336 290 13,57%

4 1 013 0,24% 629 639 645 € 0,78% 3 462 0,14%

5 1 484 0,35% 304 047 751 € 0,38% 3 695 0,15%

6 18 033 4,26% 5 144 707 895 € 6,38% 71 544 2,89%

7 9 331 2,21% 0 € 0,00% 7 447 505 385 € 0,84% 31 785 1,28%

8 14 383 3,40% 0 € 0,00% 10 848 438 464 € 1,23% 48 209 1,95%

9 262 920 62,14% 0 € 0,00% 866 377 345 272 € 97,93% 1 897 282 76,56%

TOTAL 423 079 100% 80 680 499 860 100% 884 673 289 121 100% 2 478 026 100%

Selection: Federal, all companies with balance sheets, all measures (Federal + regional), projection on 31.01.2021

Count Injection need Cach reserve Full Time Equivalents

(employment)

(10)

Het effect van de steunmaatregelen

De steunmaatregelen die op verschillende beleidsniveaus werden ontwikkeld hebben, het kan niet genoeg benadrukt worden, wel degelijk effect.

Zonder deze maatregelen zouden bij de aanvang van 2021 49,6% van de ondernemingen5 in acute nood verkeren. Hun injectiebehoefte zou desgevallend opgelopen zijn tot 115,1 miljard euro. Dank zij de steunmaatregelen is dit percentage gereduceerd tot 29,8%. De steunmaatregelen hielpen dus 39,9%

bedrijven verder. Toch is ook nu nog een injectiebehoefte van 80,7 miljard euro nodig om alle noodlijdende bedrijven te helpen.

Concentreren we ons op die bedrijven die voor crisis gezond waren maar nu, ondanks de maatregelen, in acute nood verkeren of er naar toe glijden dan gaat het om 24,36% van de ondernemingen met een gezamenlijke injectiebehoefte ten belope van 73,2 miljard euro6. Binnen deze populatie worden 407.834 voltijdse equivalenten tewerk gesteld.

5 De som van de bedrijven in de segmenten 1,2,3,4 en 7.

6 De som van de bedrijven in de segmenten 3 en 6. Zie hiervoor de tabel .in 4.1

(11)

Pre-corona gezonde bedrijven nu in acute nood (segment 3) : grootte van de ondernemingen

Kolom 1 toont het aantal ondernemingen naar grootte in functie van het aantal werknemers. Niet verwonderlijk: ons land bijzonder veel ondernemingen die wel een jaarrekening publiceren maar geen personeel tewerk stellen (184.422). In het bijzonder de regionale matregelen betekenden voor die groep ondernemingen een belangrijke steun. Per 31 januari 2021 zien we dat binnen de deelpopulatie

‘bedrijven die voor de crisis gezond waren en geen werknemers tewerk stellen’ ‘slechts’ 13,9% acute problemen ondervindt. Die laatste ondernemingen hebben een injectiebehoefte ten belope van 6,9 miljard euro met een mediaan-injectiebehoefte van 18.899 euro.

Verhoudingsgewijs vinden we het grootst aantal bedrijven met moeilijkheden als gevolg van de covid- crisis terug binnen de populatie ondernemingen die tot 50 personeelsleden tewerk stellen. Deze populatie kent een gezamenlijke injectiebehoefte van 43,6 miljard euro. Algemeen geldt dat hoe meer werknemers het noodlijdende bedrijf tewerk stelt hoe groter de mediaan injectiebehoefte is. Zo bijvoorbeeld heeft het mediaanbedrijf binnen de populatie in segment 3 dat tussen 5 en 9 werknemers tewerk stelt een mediaanbehoefte van 130.442 euro terwijl het mediaanbedrijf uit de populatie binnen segment 3 dat 20 tot 50 werknemers tewerk stelt een injectiebehoefte van 572.298 euro.

Grotere bedrijven met beduidend meer werknemers blijken verhoudingsgewijs over uitgebreidere reserves te beschikken. Velen spreken die nu volop aan. Enerzijds vinden we binnen de populatie grotere ondernemingen meer robuuste bedrijven en dus minder bedrijven in acute injectienood.

Anderzijds kunnen op korte termijn mogelijke debacles of diepgaande herstructureringen van de ongeveer 347 grotere bedrijven in hoge nood als gevolg van de crisis een belangrijke hypotheek vestigen op de werkgelegenheid.

(12)

Impact naar leeftijd van de ondernemingen

Naar verhouding zijn oudere bedrijven crisisbestendige dan jonge. Van die bedrijven die 10 jaar of ouder zijn beschikt 66,9% nog over ruime reserves die hen toelaten de verdere gevolgen van deze crisis op te vangen. Met betrekking tot bedrijven met een anciënniteit tussen de 4 en de 10 jaar zakt dit naar 53,2%

van de desbetreffende populatie. Voor de jongere bedrijven is slechts de helft crisisbestendig.

Een op het eerste zicht normale vaststelling. Inderdaad hebben weinig jonge bedrijven de kans onmiddellijk grote buffers aan te leggen. We denken hierbij onmiddellijk aan die extreem onfortuinlijken die bijvoorbeeld eind 2019 of begin 2020 een zaak hebben opgericht en dus wellicht zwaar hebben geïnvesteerd, mogelijks ook geleend en op dit ogenblik geen tot weinig omzet draaien terwijl hun vaste kosten wel degelijk lopen.

Daarnaast doen deze cijfers ook een probleem van een andere orde vermoeden. Sommige van die jonge ondernemingen kan men benoemen als innovatieve, vaak behoorlijk kapitaalintensieve start-ups. Het type ondernemingen dat zich volop lanceert in nieuwe, zelfs experimentele technologie en toepassingen ter zake. Ondernemingen die vaak potentieel kans maken mettertijd tot belangrijke economische drivers voor ons land uit te groeien. Ook deze ondernemingen worden in grote getale geconfronteerd met acute cashnoden én dito solvabiliteitsproblematiek. Bovenop het risico op overnames vanuit het (verre) buitenland, met verlies van technologische beslissingscentra tot gevolg, komt het risico op massieve brain drain. Een aandachtspunt dat noopt tot dringend verder onderzoek en wellicht reactie. Het kruisen van lijsten met dergelijke start-ups met de schokbestendigheid-ninegrids kan hierbij belangrijke inzichten verschaffen.

(13)

Impact naar activiteitssector van de ondernemingen

De problemen horeca en de evenementensector zijn een voortdurend en terecht aandachtspunt.

Respectievelijk 42,6% van alle horecazaken en 32% van de bedrijven binnen de evenementensector zijn dermate geraakt dat ze per 31 januari in een acute situatie verkeren.

Echter, de aandacht voor die sectoren doet vergeten dat zo goed als elke activiteitensector een veelheid aan bedrijven telt die door de effecten van de sanitaire crisis in moeilijkheden zijn verzeild, terwijl ze voordien in goede doen waren. In sectoren als de metaalnijverheid, de transportsector, de landbouw en de voedingsnijverheid, en de auto-industrie bevindt telkens ongeveer een kwart van de bedrijven zich in bijzonder zwaar weer terwijl ze tot 12 maart 2020 goed presteerden.

Een vijfde van de handelszaken, de immobiliënsector, de textielnijverheid en de bouwnijverheid bevindt zich in diezelfde situatie.

Het zal meer verwondering wekken vast te stellen dat ook binnen traditioneel als bijzonder stevig gekend staande sectoren nu ook een belangrijke groep bedrijven het bijzonder moeilijk heeft. Zo bijvoorbeeld de chemische nijverheid waar ruim 13% van de populatie met acute crisisproblemen kampt. Zo ook specifieke takken binnen de gezondheidszorg maar evengoed binnen de sector van de informatie en communicatie. Dat niet enkel de horeca- en de evenementensector zich in zwaar weer bevinden, maar ook sectoren zoals de voedingsnijverheid en de ICT-sector, blijkt ook uit de studie van studenten aan Hogeschool Saxion in Bijlage 1.

Sector NACE

% in

segment 3 Sector NACE

% in segment 3

HORECA I 42,6% Vastgoedactiviteiten L 21,6%

Recreatieve en andere activiteiten R+S+T 32,0% Winning van delfstoffen B 21,2%

Andere industrieën CJ+CK+CM 25,6% Vervaardiging tekst van CB 20,5%

Houtindustrie en papierindustrie CC 25,3% Bouw F 20,1%

Cokesvorming en geraffineerde aardolieproductenCD 25,0% Gespecialiseerde activiteiten M+N 17,7%

Vervoer H 24,3% Elektriciteits- en waterproductie D+E 14,2%

Metallurgie CH 24,1% Verzekeringsactiviteiten K(65-66) 14,0%

Landbouw, bosbouw en visserij A 24,0% Chemische industrie CE 13,4%

Vervaardiging van voedingsmiddelen CA 23,0% Gezondheid en sociale acties Q 13,1%

Auto industrie CL 23,0% Financiële activiteiten K(64) 12,9%

Kunststofindustrieën CG 22,6% Informatie en communicatie J 12,1%

Handel G 21,7% Farmaceutische industrie CF 7,5%

(14)

Geografische benadering

In verhouding tot hun populatie zien we een sterke concentratie van robuustere bedrijven (segment 9) binnen het Vlaamse gewest, Antwerpen als notoire grootstedelijke uitzondering. De ‘heatmap’

hieronder toont het percentage ondernemingen op stedelijk niveau die behoren tot segment 9 in verhouding tot het totaal aantal ondernemingen per gemeente. Binnen het Vlaamse gewest vinden we 64,7% ondernemingen die zich situeren in segment 9.

Het Brusselse en Waalse gewest telt in verhouding tot de eigen populatie minder crisisbestendige ondernemingen. In Brussel tellen we 56,4% ondernemingen die op basis van de schokbestendigheidsbenadering in segment 9 worden geclassificeerd. In Wallonië onderscheiden we 58,7% ondernemingen in segment 9.

Gemeentelijk niveau: percentage ondernemingen in segment 9

Hierbij dient opgemerkt dat het Vlaamse gewest naar verhouding het grootste aantal ondernemingen telt, en dat dus desondanks ook binnen het Vlaamse Gewest geldt dat voor een belangrijk aantal bedrijven hun reserves zwaar zijn ondermijnd.

Dit wordt duidelijk bij het bestuderen van de ‘heatmap’ hieronder die de totale injectiebehoefte op stedelijk niveau weergeeft.

Binnen het Vlaamse gewest tellen we 19,6% publicatieplichtige ondernemingen in segment 3 en nog eens 4,4% ondernemingen in segment 6. Daarnaast tellen we er 4,6% ondernemingen die voor de eerste lockdown reeds duidelijk tekenen van zware moeilijkheden vertoonden (segmenten 1, 4 en 7). Hiervan bevinden zich 1,9% procentpunt ( of 41% van de bedrijven die pre-crisis in zware moeilijkheden verkeerden) in segment 7.

Binnen het Brusselse gewest gaat het over 18,9% ondernemingen in segment 3 en 3,9% in segment 6.

Daarnaast tellen we er 9,1% ondernemingen die voor de eerste lockdown reeds duidelijk tekenen van

(15)

zware moeilijkheden vertoonden (segmenten 1, 4 en 7). Hiervan bevinden zich 4% procentpunt (of 44%

van de bedrijven die pre-crisis in zware moeilijkheden verkeerden) in segment 7.

Binnen het Waalse gewest gaat het over respectievelijk 21,8% en 4,1%. Daarnaast tellen we er 6%

ondernemingen die voor de eerste lockdown reeds duidelijk tekenen van zware moeilijkheden vertoonden (segmenten 1, 4 en 7). Hiervan bevinden zich 2,3 procentpunt (of 38% van de bedrijven die pre-crisis in zware moeilijkheden verkeerden) zich in segment 7.

Injectiebehoefte voor publicerende bedrijven in segment 3 op stedelijk niveau uitgedrukt in miljoen euro. Projectiedatum 31/01/2021

(16)

5. Geen creatieve destructie maar destructie: perfect storm

In 2020 daalde het aantal faillissementsuitspraken met ruim 30%: een duidelijk contra-intuïtief gegeven, een uitermate artificiële periode. Verschillende premies mikken erop cash in bedrijven te pompen.

Andere richten zich op uitstel van fiscale en sociale schulden. Die administraties, belangrijke spelers ter zake, dagvaarden niet of nauwelijks ter faling.

De nog noodlijdende bedrijven worden geconfronteerd met een nieuwe werkelijkheid wanneer de uitstelmaatregelen worden beëindigd én het moratorium op faillissementen wordt stopgezet.

Omgekeerd: wordt het tweede moratorium, dat in principe loopt tot 31 januari 2021, verder verlengd, dan leidt dat tot toenemende onduidelijkheid en dus onzekerheid voor de betrokken schuldeisers.7 Een verdere verlenging werkt uiteindelijk contraproductief: onzekerheid is nefast voor een economisch weefsel in herstel.

Feit is dat een belangrijke populatie van onze ondernemingen, ondanks de genomen maatregelen, er niet in zal slagen het hoofd boven water te houden. We verwachten ongeveer 50.000 Covid- faillissementen en vereffeningen bovenop de normale volumes. Een uitgerekte tsunami gespreid over de komende maanden en jaren die de normale jaarlijkse aantallen (ongeveer 10.000 faillissementen per jaar) substantieel de hoogte in zal jagen.

De afgelopen maanden lazen we verschillende pleidooien pro creatieve destructie à la Schumpeter: een letterlijke laissez-aller met betrekking tot alle noodlijdende ondernemingen.

We zijn alles behalve overtuigd8. Creatieve destructie is een zinvol gegeven binnen het normale verloop van een normale conjunctuurbeweging waar sedert jaar en dag, met slechts geringe afwijkingen tijdens hoog-of laagconjunctuur ongeveer één bedrijf op 20 in zware moeilijkheden zit en jaarlijks ongeveer 1 per 100 over de kop gaat. Binnen een normaal conjunctuurverloop spelen ondernemingsrechtbanken hierbij een cruciale rol.

Echter: zelfs in tijden van economische laagconjunctuur vertoont een economie in essentie continuïteitskenmerken. Ook ondernemingen in moeilijkheden drijven nog steeds handel, hebben inkomsten en uitgaven, kunnen bijsturen, zich rechten zelfs

Covid-19 confronteerde ons daarentegen met een fundamenteel discontinue economie. Volledige sectoren kampen met nooit geziene omzetdalingen. Variabele kosten worden sterk gereduceerd, vaste kosten blijven lopen. Zoals hierboven reeds aangehaald: de overheidsmaatregelen bieden voor velen steun, echter onvoldoende voor allen.

Met de kwijtschelding opgenomen in boek XX bevordert de wetgever de 2nd Chance waar de ongelukkig gefailleerde alle kansen krijgt om snel de spons over het verleden te vegen en een nieuwe zaak op te starten: een lovenswaardige evolutie.

7 Inderdaad, gedurende de looptijd van een moratorium hebben schuldeisers geen uitsluitsel over de mate waarin voor bedrijven-schuldenaars de problemen werkelijk pertinent zijn of waar vertraagde betalingen slechts tijdelijk zijn. Ze weten dus noch hoe ze kunnen reageren, noch in welke mate provisies moeten genomen of afgeschreven worden.

8 Zie hiervoor onder meer het opinieartikel ‘Vaut-il mieux laisser les entreprises en difficulté faire faillite?’, Eric Van den Broele, L’Echo 16/06/2020, p11

(17)

Echter, op dit ogenblik adviseren heel wat bedrijfsconsultants systematisch de bedrijfsleiders, die als gevolg van de crisis in moeilijkheden zijn verzeild, de boeken neer te leggen. We lopen dus het risico op een pervers effect: de som van dagvaardingen én bekentenissen ter faling zullen leiden tot een daadwerkelijke en nefaste uitrol van de faillissementsgolf.

Zonder verdergaande initiatieven komt de buitengewone faillissements- en sluitingsgolf eraan, zij het met uitstel. Wordt die golf niet gestuit, dan ontstaat er een sneeuwbaleffect waarbij de nu nog resiliënte bedrijven die geraakt worden door de vele stopzettingen van activiteit binnen hun klantenportefeuille op hun beurt dermate diep hun reserves moeten aanspreken dat ze zelf in moeilijkheden komen. De schade als gevolg van de te verwachten golf overstijgt ruimschoots de provisies die ter zake zijn aangelegd.9

Gevolg: geen creatieve destructie maar destructie ‘tout court’. In het beste geval worden de reserves van nog gezonde ondernemingen dusdanig aangetast dat noodzakelijke toekomstgerichte investeringen achterwege blijven. Bovendien: bij een toevloed aan faillissementen dreigen de opbrengsten uit de verkoop van de inboedels omgekeerd evenredig aan het aantal verkopen te evolueren waardoor schuldeisers nog minder recupereren.

We riskeren dus terecht te komen in een ‘perfecte storm’. Ervoor kiezen bedrijven te ‘laten gaan’ die enkel door de Covid-19 perikelen zelf in moeilijkheden zijn verzeild is dus geen optie.

Verdere maatregelen dringen zich op. Dringend.

Die situeren zich zowel op niveau van de actieve ondersteuning van de liquiditeit en de solvabiliteit van de door de covid-malaise aangetaste ondernemingen als op het niveau van de begeleiding en gerechtelijke behandeling van de bedrijven die als gevolg van de covid-crisis geconfronteerd worden met acute liquiditeits- en solvabiliteitsnoden en daarom neigen richting faillissement.

9 Hierom alleen al is er dringend nood aan een beter, op concrete data gebaseerd, inzicht in het functioneren van onze logistieke netwerken en value chains.

(18)

6. VBO- voorstellen: solvabiliteit en groei van ondernemingen

Fiscale maatregelen om de solvabiliteit op lange termijn te ondersteunen

6.1.1. Herstel en versterking van de solvabiliteit via de vennootschapsbelasting

Naast de liquiditeitsproblemen die (opnieuw) opduiken en op korte termijn opgelost moeten worden (of al opgelost zijn), wijzen verschillende studies uit dat heel wat ondernemingen met solvabiliteitsproblemen geconfronteerd zullen worden. De analyses van de Economic Risk Management Group (ERMG) en de gemeenschappelijke studie van het VBO en Graydon zijn alarmerend. Naast de liquiditeitsproblemen, die de regering tijdens de eerste golf prima aanpakte, dreigt er nu ook een ernstige solvabiliteitscrisis, met een groot risico op faillissement voor duizenden kleine, middelgrote en zelfs grote ondernemingen tot gevolg.

Een 'solvabiliteitsplan' met krachtdadige financiële en fiscale maatregelen, gecoördineerd tussen alle bestuursniveaus, is onontbeerlijk om dat te voorkomen.

6.1.1.1. Recuperatie van fiscale verliezen: coronareserve

Om de liquiditeit van de ondernemingen te blijven ondersteunen en tegelijk hun solvabiliteit te versterken, komt het erop aan dat ze hun fiscale verliezen te wijten aan de crisis zo snel mogelijk kunnen recupereren. Zo kunnen ze snel hun balans weer aanzuiveren en staan ze sterker in hun heropstart na de epidemie. De begrotingskosten voor de Staat zijn van korte duur, het gaat louter om een verschuiving in de tijd. Op langere termijn zal ze er zelfs bij winnen: door ondernemingen te ondersteunen, krijgen die meer armslag om extra winst te boeken, en dat is dan weer goed voor de fiscale inkomsten.

Ter herinnering: de coronareserve werd ingevoerd door de wet van 23 juni 2020. Het gaat om een ‘carry back’-stelsel om de ondernemingen toe te laten de exploitatieverliezen die ze in 2020 hebben geleden, sneller terug te vorderen, door ze te boeken op de winsten van vorig jaar (voor de zelfstandigen wordt een gelijkaardige maatregel voorzien). Op die manier kan er een coronareserve worden aangelegd in de belastingaangifte voor vorig boekjaar, op basis van een raming van de verliezen in 2020. Dat geeft de ondernemingen ademruimte, door ze de mogelijkheid te bieden om een teveel aan voorafbetalingen te recupereren en/of eventuele belastingsupplementen te vermijden. Er zijn wel een paar voorwaarden aan verbonden. Zo mag de reserve de winst van vorig jaar niet overschrijden en ook maximaal 20 miljoen euro bedragen. En er zijn ook gepaste straffen voorzien indien de reserve meer dan 10% van de reële verliezen voor 2020 bedraagt.

Om maximaal impact te hebben, is het nodig dat de betrokken belastingaangiftes zo snel mogelijk ingekohierd worden.

Merk op dat deze maatregel niet geldt voor ondernemingen die dividenden uitkeren en/of die banden hebben met belastingparadijzen.

Bovendien biedt hij geen oplossing voor ondernemingen die al verlies leden in het vorige boekjaar. Tot slot kunnen ondernemingen die hun boekjaar niet afsluiten op 31 december op die manier de verliezen van 2020 slechts deels dekken, aangezien de facto enkel de

(19)

verliezen vastgesteld tussen 13 maart en 31 juli 2020 in aanmerking kunnen worden genomen.

6.1.1.2. Zelffinanciering

Vennootschapsbelasting: heropbouw van de eigen middelen

De wet van 19 november 2020 heeft tot doel bedrijven in staat te stellen hun eigen middelen herop te bouwen.

Naar rato van het verlies in 2020 kan een vrijgestelde ‘herstelreserve’ worden aangelegd, aangerekend op de winsten in 2021 tot 2023 en geboekt bij de vrijgestelde reserves op de passiefzijde van de balans. De aangelegde reserve zal wel aan een immaterialiteitsvoorwaarde moeten voldoen om vrijgesteld te blijven.

Merk op dat deze maatregel niet geldt voor ondernemingen die dividenden uitkeren en/of die banden hebben met belastingparadijzen. Die reserve wordt overigens belastbaar indien later alsnog dividenden worden uitgekeerd, voor zover de personeelskosten van het jaar van uitkering lager zijn dan die ingeboekt in 2019 (zo zal een kostendaling van 10% leiden tot een belasting van 10% op de vrijgestelde reserves).

6.1.1.3. Andere voorstellen

Er bestaan nog andere technieken om ondernemingen aan te zetten tot zelffinanciering, denken we aan de aftrek voor risicokapitaal. Deze maatregel zou best versterkt en hervormd worden conform het Europees model en beperkt blijven tot kleine – en liefst ook middelgrote – ondernemingen. Deze maatregel is bijzonder stimulerend voor bestaande aandeelhouders die nieuw kapitaalsinjecties zouden moeten doen. het VBO formuleerde al een voorstel om de aftrek voor risicokapitaal te hervormen, weer toe te spitsen op enkel kleine ondernemingen en om het tarief (dat nu bijna nul bedraagt) te verhogen

Een andere methode om de inbreng van risicokapitaal in kleine ondernemingen te stimuleren, is een belastingkrediet voor de aangroei van het eigen vermogen, een maatregel die werd ingevoerd met de wet van 20 december 1995, maar werd afgeschaft met de invoering van de notionele interestaftrek. Dat krediet beliep 7,5% (met een plafond van 19.850 euro) van de verhoging van het kapitaal ingebracht in geld gedurende het belastbare tijdperk. Het kon overgedragen worden naar maximaal drie boekjaren. Die maatregel zou, uiteraard in aangepaste vorm, heel snel heringevoerd kunnen worden.

6.1.2. Solvabiliteitsversterking door mobilisatie van risico- en spaarkapitaal

De (vorige en huidige) regering had vooral aandacht voor maatregelen die zelffinanciering moesten aanmoedigen om de eigen middelen opnieuw samen te stellen en aan te vullen. Voor ondernemingen in moeilijkheden (die voor de crisis gezond waren) en wier winstgevendheid in 2020 en de komende jaren op de helling staat, is zelffinanciering echter geen oplossing om de eigen middelen weer op te bouwen en de solvabiliteit te versterken (een vereiste om leningen te kunnen krijgen).

(20)

Die ondernemingen hebben vooral nood aan een herkapitalisatie door de inbreng van (quasi-)risicokapitaal. Al naargelang het geval is een banklening (waarborg), een achtergestelde schuld (waarborg), converteerbare obligaties en/of een kapitaalsverhoging (of een mix van mechanismen) denkbaar. Een groot deel van de bevoegdheden ligt bij de gewesten, die hun plannen, die voornamelijk gericht zijn op kleine ondernemingen, al hebben goedgekeurd.

Ook op het federale niveau moet de fiscaliteit haar rol spelen om die ‘externe’ financiering in risicokapitaal aan te moedigen, bv. om de hogere risico's en vermoedelijk lagere rendementen die de investeerders zullen moeten ondergaan als gevolg van de crisis, te compenseren.

6.1.2.1. ‘COVID-19’-taxshelter

De wet van 15 juli 2020 voorziet reeds in een tijdelijke versterking van de taxshelter voor kleine ondernemingen en niet enkel voor de start-ups en scale-ups.

Een ‘COVID-19’-taxshelter werd inderdaad ingevoerd.

Die geldt voor alle kleine ondernemingen waarvan de omzet voor de periode van 14 maart 2020 tot en met 30 april 2020 met minstens 30% is gedaald ten opzichte van de omzet in dezelfde periode van 2019. Het voorziet in een belastingverlaging van 20% voor de sommen (maximum 100.000 euro) die Belgen besteden aan nieuwe aandelen of aandelen op naam die ze verwerven via inbreng in geld en waarop ze rechtstreeks intekenen naar aanleiding van een kapitaalsverhoging van 14 maart 2020 tot en met 31 december 2020 (en die ze ten laatste op 31 december 2020 volledig hebben volgestort).

Die taxshelter kan naast de bestaande taxshelter voor de start-ups en scale-ups – die liefst versterkt zouden worden - bestaan.

Actiepunt: het VBO vraagt een uitbreiding van de maatregel om rekening te houden met de tweede golf van de epidemie. De datum van 31 december 2020 zou moeten worden vervangen door die van 30 juni 2021.

6.1.2.2. Oprichting van een overheidsfonds – Nieuwe versie van ‘Cooreman - De Clercq’

Voor kleine en middelgrote ondernemingen is de oprichting denkbaar van een overheidsfonds met staatswaarborg, in eerste instantie gefinancierd door de institutionele beleggers en door de gewestelijke Invests (als aanvulling van wat er nu al bestaat op gewestelijk niveau) onder het beheer van een team van professionals. Een dergelijk fonds zou kunnen helpen om te bepalen welke rendabele ondernemingen steun moeten krijgen.

Dat is het Equity Support Mechanism geopperd door de ERMG, dat de vorm zou krijgen van een Transformatiefonds zoals voorzien in het regeerakkoord. Dat fonds zou moeten worden uitgebreid tot openbaar spaargeld en privé-investeerders.

Voor particulieren kan een fiscale steun worden overwogen voor een dergelijk fonds.

Inspiratie hiervoor kan worden gevonden bij de maatregelen die begin jaren 80 werden getroffen in het kader van de KB’s 15 en 150. Belgische particuliere ingezetenen die in het fonds investeren zouden een belastingverlaging kunnen krijgen van 30% op een maximumbedrag van 1.000 EUR (of meer).

(21)

6.1.2.3. Quasi-eigen middelen

Quasi-kapitaal (achtergestelde leningen, converteerbare obligaties) is ook een optie, weliswaar mits een (tijdelijke) vrijstelling van de roerende voorheffing op de interesten.

Kredietgevers die de crowdlending van een start-up financieel willen ondersteunen (volgens de voorwaarden uit art. 15 van het WVV), kunnen voor het boekjaar 2019 reeds een vrijstelling van roerende voorheffing op de interesten van de lening bekomen ten belope van de eerste schijf van 15.320 euro. De ERMG heeft voorgesteld om het plafond op te trekken, als maatregel om de solvabiliteit van de kleine ondernemingen te ondersteunen.

Voor grote(re) ondernemingen wordt verwezen naar de rol van de FPIM binnen de ERMG, te weten een gedelegeerde opdracht om individueel tussen te komen bij de geïdentificeerde ondernemingen.

Voor andere bedrijven zou het Transformatiefonds, zoals beschreven in deel 6.2.2.2, zou gebruikt kunnen worden om quasi-inbrengen te doen.

Ondersteuning van de groei via de vennootschapsbelasting

Het regeerakkoord is heel karig met steunmaatregelen voor groei en investeringen. Die maatregelen zijn bovendien enkel bestemd voor kleine ondernemingen.

6.2.1. Verhoogde aftrek voor investeringen

De verhoogde aftrek voor investeringen van 25% werd verlengd door de wet van 15 juli 2020 voor investeringen gedaan tussen 12 maart en 31 december 2020. Het regeerakkoord voorziet een nieuwe verlenging voor 2021 en 2022, die werd uitgevoerd door de laatste programmawet. Deze maatregel zou best veralgemeend worden. Als alternatief voor de niet-kleine ondernemingen, kan ook gedacht worden om in hogere percentages te voorzien voor investeringen in een aantal cruciale transities (digitaal, e-commerce, energie en klimaat...).

Bovendien zou de investeringsaftrek (en het belastingkrediet voor O&O) bijgeschaafd kunnen worden door tijdelijk een terugbetaling van de belastingbesparing te voorzien indien de winsten voor het betreffende jaar onvoldoende blijken, eerder dan de onverrichte aftrek uit te stellen in de tijd.

6.2.2. Versnelde afschrijvingen

Een ambitieuze, tijdelijke afschrijvingsgrondslag zou welkom zijn voor de investeringen inzake transitie.

De technieken bestaan, ze tijdelijk herinvoeren zou een goed idee zijn, denken we aan degressieve afschrijvingen of lineaire afschrijvingen aan 100% of 50%.

(22)

7. Rechtbanken als economisch ziekenhuis

De huidige crisis wordt vergeleken met een oorlogssituatie. Denk aan ‘nous sommes en guerre’ van Macron, volmondig bevestigd door premier De Croo. Uitzonderlijke tijden vergen uitzonderlijke benaderingen. Tijd dus voor verregaande maatregelen in de vorm zelfs van uitzonderingswetten die rechtbanken concrete mogelijkheden bieden daadwerkelijk te sturen. Met de opschorting onder gerechtelijke reorganisatie kunnen ze verschillende pistes (minnelijk, collectief, transfer) aanreiken.

De rechtbanken zien zich al langer geconfronteerd met een tekort aan mankracht, informatica en automatisering. De gevolgen van de huidige crisis zullen die noden alleen maar verscherpen.

Hoe moet de toevloed worden ingeschat zodat de rechtbanken zich ernaar kunnen organiseren? Hoe kan die stroom op zodanige manier behandeld wordt dat het aantal faillissementsvonnissen tot een aanvaardbaar niveau wordt herleid?

De vraag naar beter inzicht in de omvang van de golf die op rechtbanken afkomt is dus een hot topic.

Dit zowel met betrekking tot een helicopterview over het arrondissement als op individueel dossierniveau.

Filteren van gewonden

Het lijkt ons essentieel dat de ondernemingsrechtbanken, als een van de stakeholders die onze economie actief kunnen ondersteunen richting heropbouw en groei, nauwkeurig kunnen inschatten wat de workload is die op hen afkomt en hoe ze erop kunnen reageren. De vaststellingen die gemaakt worden binnen de schokbestendigheidsbenadering kunnen de ondernemingsrechtbanken hierbij verregaand ondersteunen. We durven het aan enkele voorstellen te doen die de werking van de rechtbanken, net als andere stakeholders kunnen ondersteunen zodat we samen de nakende faillissementsgolf kunnen inperken en dus werken aan een versnelde heropbouw.

In de huidige omstandigheden beschikken de rechtbanken best over een instrumentarium waarbij ze snel en efficiënt dossiers onderwerpen aan een eerste schifting. Vergelijk het met een oorlogsdokter die op het slagveld zo gedocumenteerd mogelijk bepaalt wie het operatieblok ingaat en wie terminaal is. Het sedert september op de rechtbanken gelanceerd cliclic10 systeem blijkt hiervoor ontoereikend.

Er is dus een aanvullende en doorgedreven data driven benadering noodzakelijk die eerste antwoorden biedt op de vraag of een aanhangig dossier betrekking heeft op een onderneming die reeds voor de crisis in zware moeilijkheden verkeerde of door de gevolgen van de sanitaire crisis zelf ten onder gaat.

In het eerste geval kan het dossier inderdaad onmiddellijk behandeld worden ter faling.

In het tweede geval dient de rechtbank falingvermijdend te sturen. Dus over de bevoegdheid te beschikken minstens het dossier te adviseren richting andere opties: richting GRP of zelfs een buitengerechtelijke piste.

Hierbij kan de rechtbank rekening houden met de mate waarin de betrokkenen de verschillende steun- en financieringsmaatregelen hebben uitgeput. Vanuit zowel de gerechtelijke- als accountancywereld vernemen we nu al dat dat vaak niet het geval blijkt.

10 Dit electronisch platform werd midden 2020 ontplooid over de rechtbanken en geeft onder meer beslagberichten en dagvaardingen rsz van de betrokkene weer.

(23)

De rechtbank moet voor elk dossier snel en efficiënt de sneeuwbaleffecten kunnen inschatten en dus inzicht verwerven in de structuur van de logistieke en structurele keten rond het bedrijf. Inzicht in de habitat.

Blijkt het neerleggen van de boeken of de dagvaarding het gevolg van de crisisimpact zonder precedenten dan moet het bedrijf des te meer de reddingsboei te worden aangereikt. De bekentenis of de dagvaarding moet dan actief gestuurd worden richting operatiekwartier of intensive care: niet richting grafkelder. Nu wordt het faillissement op bekentenis zo goed als procedureel afgehandeld.

Willen we de storm temperen dan moet de rechtbank durven, vooral kunnen leiden: de aanvrager richting geven.

De bedoeling: samen met de onderneming, louter door de huidige crisisomstandigheden insolvent, andere pistes verkennen dan het faillissement, die actief begeleiden en zelfs een oogje in het zeil houden bij onderhandelingen met de schuldeisers. Na een vol decennium experimenteren dient de huidige GRP dan eindelijk voor wat ze is bedoeld: een reddingsboei voor plots opduikende moeilijkheden.

De vierde weg

Een eenvoudig verschuiven van een –zij het essentieel- deel van de faillissementen richting GRP volstaat echter niet. De vele betalingsuitstellen én schuldkwijtscheldingen zullen op hun beurt bedrijven in moeilijkheden brengen die nochtans initieel nog over ruime reserves beschikken: het lawine-effect wordt enkel verplaatst.

Daarom is binnen de GRP naast het minnelijk akkoord, het collectief akkoord en de overdracht een vierde weg nodig, specifiek gericht op bedrijven die door de crisis in moeilijkheden zijn gekomen.

Binnen de wettelijke beroepsfederatie van ITAA (Institute for Tax Advisors and Accountants) ontwikkelde men hieromtrent een interessante denkpiste11.

De crisis heeft niet onmiddellijk een invloed op de solvabiliteit van de levensvatbare ondernemingen.

Inderdaad is de kans groot dat net bij die bedrijven die door de crisis in moeilijkheden zijn gekomen men voorlopig nog met de verkoop van alle activa de schulden kan betalen. Wel komt hun liquiditeit in het gedrang.

De klassieke figuren binnen de GRP voorzien meestal in een kwijtschelding van een deel van de schulden gecombineerd met een afbetalingsplan: in de huidige omstandigheden een te verregaande operatie voor een tijdelijk liquiditeitsprobleem. Uiteindelijk wordt de schuldeiser, die een belangrijk deel van zijn vordering verliest, overmatig bezwaard. Ook dit zou bijdragen aan het sneeuwbaleffect. Over enkele jaren moeten nochtans dergelijke schulddragende ondernemingen in staat zijn hun schuld af te lossen.

In die optiek zou bovendien een kwijtschelding van een belangrijk deel van de schulden leiden tot concurrentievervalsing ten opzichte van de schuldenaars die geen kwijtschelding genoten.

Een vierde tak binnen de GRP moet ernaar streven de onderneming in moeilijkheden als gevolg van de crisis de tijd te geven om te groeien en reserves aan te leggen om hun schulden te betalen. Bovendien zorgt deze figuur ervoor dat de schuldeiser zijn vordering niet ten dele verliest. Verder kan de

11 Binnen het Institute for Tax Advisors and Accountants wordt dit idee benoemd als het ‘project Ariane’.

(24)

schuldeiser aan de hand van een duidelijke beoordeling met betrekking tot de terugbetaalcapaciteit de schuldvordering onmiddellijk verdisconteren en dus via een bank, factormaatschappij of crowd-factorer omzetten in liquide.

De kans dat een schuld op termijn wordt terugbetaald door de onderneming-schuldenaar wordt weergegeven aan de hand van een score. Data-analyse is hier essentieel. Met die score kan aan de banken of aan nieuwe initiatieven zoals crowd-factors een overbruggingskrediet worden gevraagd met de gescoorde vorderingen als onderpand. Het is hierbij perfect denkbaar een staatswaardborg te introduceren. Hierdoor kan de schuldeiser minstens een deel van de vordering omzetten in liquide12. ITAA heeft ter zake een degelijk voorstel uitgewerkt. Dit wordt op dit ogenblik verder onderzocht. We komen er op korte termijn op terug.

Screenen van de populatie

Ook de Kamers voor ondernemingen in moeilijkheden dienen extra te worden geactiveerd: het instrument dat hun arrondissement grondig screent en toont welke bedrijven mogelijks door de crisis in de problemen zijn geraakt, biedt de kans om proactief op te treden en ook hier de ondernemers te begeleiden richting herstel.

De depistagediensten moeten evenwel over de middelen beschikken om die juiste piste te kunnen bepalen. Individueel per dossier die voor de kamer verschijnt, ‘en masse’ met betrekking tot de screening van het handelsonderzoek, ‘en masse’ ook voor de volledige ondernemingsrechtbank opdat ze ziet wat op haar afkomt en dus beter zicht heeft op de manier waarop de rechtbank haar werking best organiseert. Dit alles best op basis van een duidelijke wettelijk kader.

Het devies: hoe meer voormalig gezonde ondernemingen uit het faillissement worden gedirigeerd hoe meer de destructie ‘tout court’ wordt tegengewerkt, hoe meer kans we hebben op spoedig herstel.

12 De onderneming-schuldeiser zal dan wellicht over verschillende participaties beschikken bij verschillende van zijn onderneming-schuldeisers. Voor ieder van die participaties zal een verschil zijn in uiteindelijk bedrag van terugbetaling en termijn van terugbetaling, uitgedrukt in die kansscore.

Aan de hand van die score kan een inschatting worden gemaakt van de totale waarde van de vorderingen van de ondernemer-schuldeiser. Dit kan dan als basis dienen voor het bekomen van bijvoorbeeld bancair

overbruggingskrediet of een variatie op factorformules, zelfs crowdlending. Dit alles kan aangevuld worden door een staatswaarborg.

(25)

8. Conclusie: heropbouw is samenspel

Natuurlijk: de uitwerking van de economische heropstart wordt gedragen en uitgevoerd door verschillende stakeholders: naast rechtbanken zijn evengoed de overheden, de uitvoerende administratie, de banken, de consultants, de ondernemingen zelf, de burger allen betrokken partij.

Een cruciaal samenspel om ons toekomstig economisch en sociaal weefsel uit te tekenen. Dat we staan voor moeilijke maatschappelijke keuzes staat vast. Bovendien: eens die keuzes gemaakt, dienen de fondsen zo efficiënt mogelijk geïnvesteerd.

De keuzes die nu gemaakt worden, hebben betrekking op efficiëntie van inzet, maatschappelijke richting geven en rechtvaardigheid. Wat we nu doen of laten stuurt per definitie onze economische én maatschappelijke toekomst.

Hoe gaan we om met de start ups, ons venster naar de toekomst, nu die massaal in woelig vaarwater terecht komen en een gemakkelijke prooi worden voor overnames en brain drain?

Die keuzes worden nu en de komende maanden gemaakt. En uitgevoerd door verschillende stakeholders.

Wat voor zin heeft om elke stakeholder individueel zijn gang te laten gaan, zonder onderling afspraken te maken? Wat voor zin heeft het bijvoorbeeld diverse steunmaatregelen toe te kennen als de rechtbank diezelfde onderneming op basis van andere zuiver wettelijke criteria enkele weken later faillietverklaart?

Gecoördineerde uitvoering

De overheid, die de burger vertegenwoordigt, moet fundamentele en maatschappelijk verantwoorde, rechtvaardige keuzes maken voor mens en maatschappij.

De uitvoerende administratie moet over de nodige middelen beschikken om die uit te voeren. Gezien de massale aanvragen zijn richtinggevende ijkpunten een must. Filters op basis van datamining en duidelijke inzichten geven richting aan wat een gerechtvaardigde steunaanvraag is en wat niet.

De rechterlijke macht, onafhankelijk en neutraal, moet van haar kant weten welke bedrijven beter failliet verklaard worden en welke net niet.

Welke bedrijven krijgen dus ondersteuning bij de heropbouw? En welke niet? Zonder eerste filters, structuur en basis inzicht in de typologie van de dossiers kunnen de onderbemande rechtbanken die toevloed onmogelijk aan.

Ook voor de bedrijfsconsulent, of het nu gaat om de advocaat of de accountant, biedt een duidelijk referentiekader niets dan voordelen. Een falend bedrijf dat richting GRP kan gestuurd worden of buiten het gerechtelijk apparaat tot akkoorden kan komen, biedt werk, toekomst en kans op continuïteit.

(26)

Ondernemers voor ondernemers: investeringen stimuleren

Louter rekenen op de overheid om elke injectiebehoefte te lenigen is de waanzin nabij. Dat beseffen onze overheden al te goed. Een uitbreiding van bijvoorbeeld de win-winlening, de proxy-lening of de

“prêt coup de pouce” moet de spaarder overhalen tot transfer van zijn spaarcentjes naar de echte economie. Een mooie gedachte. Maar zeker in tijden van onzekerheid is de spaarder in belangrijke mate risico-avers.13

De overheid zal sterk moeten inzetten op (fiscale) hefboomeffecten om die bedrijven die nog over sterke reserves beschikken te motiveren om te investeren in die bedrijven die door de crisis noodlijdend zijn geworden.

Gelukkig telt onze economie ruim 60% bedrijven die de impact van de crisis tot nog toe goed doorstaat, nog beschikt over ruime reserves.

Ondernemers voor ondernemers: zo bijvoorbeeld kunnen we het verlenen van extra betalingsuitstel fiscaal stimuleren. Stimuleer dat bijvoorbeeld door een fiscaal voordeel dat net iets hoger is dan de winstderving. Opnieuw creëer je, net zoals het de bedoeling was van het bancair garantiefonds, een enorm multiplicator effect. Voor de steunverlenende ondernemer zijn de voordelen niet te onderschatten: continuïteit in de klantenportefeuille, creëren van goodwill en loyauteit, retentie, ...

Ook hier is er nood aan een driedimensionaal inzicht, een duidelijk referentiekader: het onderscheid tussen die ondernemingen die pre-crisis quasi failliet waren en diegenen die geïmpacteerd zijn door de crisis zelf, gekoppeld aan duidelijke, door onze overheden geïnitieerde maatschappelijke keuzes. Deze laatsten kunnen op hun beurt geïmplementeerd worden en fiscaal gestimuleerd door het antwoord op de vraag welke bedrijven ook maatschappelijk gezond waren of kunnen worden bijvoorbeeld.

En hoe stimuleer je dat de ondernemer zichzelf ondersteunt? Dat hij inderdaad zijn eigen privévermogen opnieuw durft ter beschikking stellen van zijn onderneming? Het revaloriseren van de vermaledijde notionele intrestaftrek is hierbij een mogelijke piste.

Ook ondernemers moeten weten waar ze voor staan. Zonder een duidelijk beleid en een efficiënte uitvoering viert onzekerheid hoogtij. De solidaire ondernemer moet weten dat de klacht van een andere schuldeiser niet leidt tot het faillissement van zijn klant. Nefast voor de punch die ondernemingen vandaag meer dan ooit nodig hebben.

Of het nu banken, business angels, aandeelhouders of crowdfunders zijn, allen hebben diezelfde duidelijkheid nodig. Omdat financieren bijzonder moeilijk wordt in deze onzekerheid. De risico’s en zekerheden moeten duidelijk zijn. De keuzes ook. Kortom, de stakeholders hebben behoefte aan gecoördineerde basiskeuzes, een duidelijk referentiekader.

De stakeholders hebben er dus alle belang bij op dezelfde golflengte te zitten en de uitvoering van keuzes gecoördineerd te organiseren. En dat kan alleen op basis van eenduidige en duidelijke criteria

13 Uiteraard geldt hier dat ook de win-win lening een positieve bijdrage kan leveren aan het ‘herkapitaliseren’

van ondernemingen. Recente rapporten tonen ook het succes ervan. Belet niet dat de gemiddelde spaarder privé-bijzonder risico-avers is en dat daarom het massaal mobiliseren van spaargelden eerder utopisch lijkt.

(27)

gebaseerd op even concrete data die die richting geven zodat duidelijke inzichten omgezet kunnen worden in concreet beleid.

Let wel, conclusies uit data zijn ijkpunten die louter richtinggevend of een eerste afbakening zijn. Ze helpen bij de individuele beeldvorming en geven inzicht in de omvang van een problematiek. Ze kunnen nooit gelden als bewijs. Niemand mag de fundamentele fout begaan om die ijkpunten als absolute, onomstotelijk vastgestelde grenzen te beschouwen. Op data en inzichten gebaseerde conclusies blijven wat ze zijn: robotfoto’s. Belet niet dat het model dat hierboven is beschreven is opgebouwd uit objectiveerbare vaststellingen, soms reeds lang wettelijk bepaald, en andere die wel degelijk in regelgeving kunnen opgenomen worden.14

Elke individuele case heeft recht op een individuele benadering. Alle criteria moeten dus nauwkeurig op de case zelf getoetst worden. Elke betrokkene heeft minstens het recht op het tegenargument om, afhankelijk van zijn situatie, de persoonlijke nuance aan te brengen. Het is aan degene die beoordeelt om te wikken en te wegen.

Uiteindelijk heeft de mens achter de onderneming nog steeds het laatste woord.

14 Bijvoorbeeld de vaststelling dat men zich reeds voor de crisis in een alarmbelprocedure bijvond, of waarbij het eigen vermogen zelfs negatief was.

(28)

Bijlage 1: Impact naar activiteitssector van de ondernemingen: enkele cases

Dit onderdeel geeft enkele conclusies weer van een stageopdracht uitgevoerd door Meiling Cheng, Iris Lammers, Loes Kolk en Fleur van Zuilekom, studenten aan Hogeschool Saxion in Enschede, Nederland.

Voor de opleiding Bedrijfskunde voerden ze in opdracht van Graydon Belgium onderzoek naar de impact van coronamaatregelen op Belgische organisaties. In dit onderzoek bestudeerden ze enkele andere sectoren die naast de horeca zwaar getroffen zijn door de coronacrisis.

Inleiding

Als een van de zwaarst getroffen sectoren worden de horeca én de evenementensector druk becommentarieerd. Het zijn sectoren die duidelijk getroffen worden door enorme omzetdalingen.15 Belet niet dat ook binnen andere sectoren vele bedrijven hard getroffen worden door de covid-crisis.

Bij de start van het onderzoek is gekeken naar alle sectoren met behulp van NACE-levels (5 digits) en de 9-grids. Hierbij hebben wij ons gericht op Belgische organisaties die zich in segment 3 bevinden. In dit segment bevinden zich organisaties die voor de pandemie financieel gezond waren en nu in een financieel ongezonde situatie verkeren.

15 Haeck, B. (2020, 30 mei). Kaalslag dreigt voor horeca in steden [Persbericht].

https://www.tijd.be/ondernemen/voeding-drank/kaalslag-dreigt-voor-horeca-in-steden/10230257.html

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het ontwikkelen van een methodiek voor promotie-evaluatie, binnen DE ORGANISATIE, waardoor er een tijdsbesparing ontstaat binnen het evaluatieproces en/of volledigere

In most of the cases examined where a reorganisation had taken place after bankruptcy, the Works Council and trade unions, in so far as they had been set up and/or involved, were

 Zijn er maatregelen genomen om besmetting via materialen te voorkomen (reiniging van werkstukken en arbeidsmiddelen die door meerdere werknemers gebruikt worden)?. ☐ Ja

Wij hebben in dit artikel aandacht geschonken aan de vraag of met behulp van de insolventiemodellen van Bilderbeek respectievelijk van Van Frede- rikslust in de toekomst

De hoopgevende onderzoekresultaten leiden tot de vraag in welke situatie de Twente Toets bruikbaar geacht moet worden. Gezien het snelwerkende karak­ ter van de Twente Toets zal,

Voor de bestellingen moet de daling van 10% moet betrekking hebben op alle bestellingen van de onderneming, bekomen door een weging in functie van de belangrijkheid van de

• de onderneming is in moeilijkheden ingevolge een daling van de omzet van minimum 10% (volgens de btw-aangifte) (zie RUBRIEK III, A), een graad van tijdelijke werkloosheid van

Om de aansprake- lijkheid te weerhouden zal dus eerst moeten worden aangetoond dat de economische beroepsbeoefenaar bepaalde gewichtige en overeenstemmende feiten die