• No results found

Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog"

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog

(2)

Ruimtelijke onderbouwing voor De Zeester en De Buren te De Koog

Inhoud

Ruimtelijke onderbouwing en bijlagen

31 mei 2011

Projectnummer 257.18.54.00.00

(3)

I n h o u d s o p g a v e

1 I n l e i d i n g 5

2 H u i d i g e e n t o e k o m s t i g e s i t u a t i e 7

3 B e l e i d 11

3.1 Rijksbeleid 11

3.1.1 Nota Ruimte 11

3.2 Provinciaal beleid 11

3.3 Beleid Hoogheemraadschap 14

3.4 Gemeentelijk beleid 14

3.4.1 Structuurvisie 2020, Texel op koers 14

3.4.2 Welstandsnota 15

3.4.3 Strandnota Texel 15

4 M i l i e u a s p e c t e n 17

4.1 Bodem 17

4.2 Geluidhinder 18

4.3 Luchtkwaliteit 18

4.4 Externe veiligheid 20

4.5 Hinder van bedrijven 21

4.6 Ecologie 22

4.7 Water 23

4.8 Archeologie 24

5 E c o n o m i s c h e u i t v o e r b a a r h e i d 27

5.1 Economische uitvoerbaarheid 27

B i j l a g e n

(4)

I n l e i d i n g

Voorliggend document is de ruimtelijke onderbouwing om een bestaand semi- permanent strandpaviljoen te vervangen door een nieuw permanent strandpa- viljoen en om het semipermanente beachcafé daarnaast aan te passen; beide op het Noordzeestrand bij Paal 17 te Texel. Op deze locatie worden ieder voor- jaar twee strandpaviljoens opgebouwd. Aan het eind van het seizoen worden deze strandpaviljoens weer afgebroken. De eigenaar van het strandpaviljoen De Zeester is voornemens het strandpaviljoen te realiseren als een permanent ge- bouw in plaats van een seizoensgebouw. Het naastgelegen beachcafé De Buren blijft semipermanent, maar wordt vergroot.

Het plangebied bestaat uit de locatie waar momenteel reeds de seizoens- strandpaviljoens staan. Op onderstaande luchtfoto is het plangebied weerge- geven. Het plangebied ligt aan het eind van de Ruijslaan op het Noordzee- strand, aan de westzijde van Texel. De dichtstbijzijnde kern is De Koog.

F i g u u r 1 . L i g g i n g p l a n g e b i e d ( D e Z e e s t e r ( p a a r s ) e n D e B u r e n ( g r o e n ) ) ( B r o n : G o o g l e E a r t h )

Het voorliggende plan is een herziening van de plannen:

- Buitengebied Texel dat door de Raad gewijzigd vastgesteld is op 9 juli 1996 en op 25 februari 1997 door Gedeputeerde Staten is vastgesteld;

- De herziening ex artikel 30 WRO. Dit bestemmingsplan is op 14 juli 1998 door de gemeenteraad vastgesteld en door Gedeputeerde Staten goed- gekeurd op 16 februari 1999.

(5)

De beide paviljoens zijn gelegen binnen de bestemming ‘Strand’. Het strand is bedoeld voor waterkering, recreatie en doeleinden van landschaps- en natuur- bescherming. Strandpaviljoens zijn hier toegestaan. Het is niet toegestaan gebouwen anders dan strandpaviljoens en kiosken op te richten. De oppervlak- te van een strandpaviljoen mag maximaal 350 m² bedragen, de nokhoogte ma- ximaal 6 meter, de goothoogte maximaal 3 meter en de dakhelling minimaal 30°. De nieuw te realiseren paviljoens passen niet binnen deze planologische regeling omdat ze een grotere oppervlakte hebben en er niet wordt voldaan aan de dakhelling. Middels voorliggende ruimtelijke onderbouwing worden de paviljoens toch mogelijk gemaakt.

(6)

H u i d i g e e n t o e k o m s t i g e

s i t u a t i e

S t r a n d p a v i l j o e n D e Z e e s t e r

Sinds 1996 is strandpaviljoen De Zeester gevestigd op de locatie aan het eind van de Ruijslaan ter hoogte van strandpaal 17. Tot 2008 stond op deze locatie gedurende het zomerseizoen een strandpaviljoen. In onderstaande figuur is het strandpaviljoen afgebeeld. Het paviljoen is nu van een seizoenspaviljoen ver- anderd in een jaarrondpaviljoen. Voor De Zeester zijn uitbreidingsplannen ge- maakt. Het huidige paviljoen zal afgebroken worden en er zal een nieuw ge- bouw voor in de plaats worden gebouwd.

F i g u u r 2 . S t r a n d p a v i l j o e n D e Z e e s t e r

F i g u u r 3 . S t r a n d p a v i l j o e n D e Z e e s t e r v a n a f d e n o o r d z i j d e

Het permanente strandpaviljoen zal op dezelfde locatie geplaatst worden. Het nieuwe gebouw, zoals in navolgende afbeelding is weergegeven, krijgt twee verdiepingen. Op de begane grond krijgen de keuken en het restaurantgedeel- te een plaats en aan de buitenzijde van het pand is ruimte voor een kiosk, waar de strandgangers terecht kunnen voor het kopen van drinken en snacks.

De bovenverdieping zal gebruikt worden als vergaderzaal en personeelsruimte.

(7)

F i g u u r 4 . A a n z i c h t v a n a f d e n o o r d z i j d e i n d e n i e u w e s i t u a t i e

Het paviljoen heeft een oppervlakte van 400 m2, met daarbij een terras van 350 m² met terrasschermen tegen de wind. In figuur 5 is de plattegrond van de begane grond weergegeven.

F i g u u r 5 . P l a t t e g r o n d v a n h e t n i e u w e s t r a n d p a v i l j o e n

B e a c h c a f é D e B u r e n

Het beachcafé De Buren wordt ieder voorjaar opnieuw opgebouwd. Het is ge- vestigd op de locatie aan het eind van de Ruijslaan ter hoogte van strandpaal 17, naast strandpaviljoen De Zeester.

Het in 2009 opgebouwde beachcafé De Buren staat op onderstaande afbeeldin- gen afgebeeld. De wens bestaat om veranderingen in het semipermanente beachcafé aan te brengen. De oppervlakte van het nieuwe paviljoen betreft

(8)

F i g u u r 6 . B e a c h c a f é D e B u r e n

F i g u u r 7 . B e a c h c a f é D e B u r e n , t e r r a s

Het nieuwe semipermanente strandpaviljoen zal op dezelfde locatie geplaatst worden. Het nieuwe gebouw, zoals in navolgende afbeelding is weergegeven, krijgt één verdieping deels met een kap. In het gebouw krijgen de keuken en het restaurantgedeelte een plaats en aan de buitenzijde van het pand is ruim- te voor een serre en toiletvoorzieningen. Aan de voorzijde wordt een terras gerealiseerd.

F i g u u r 8 . A a n z i c h t v a n a f d e n o o r d z i j d e i n d e n i e u w e s i t u a t i e

(9)

F i g u u r 9 . P l a t t e g r o n d v a n h e t n i e u w e s t r a n d p a v i l j o e n

(10)

B e l e i d

3 . 1

R i j k s b e l e i d

3 . 1 . 1

N o t a R u i m t e

Het kabinet heeft in de Nota Ruimte zijn visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en zijn ruimtelijk beleid voor de periode tot 2020 uiteengezet.

De nota is op 23 april 2004 door het kabinet en op 17 januari 2006 door de Staten-Generaal vastgesteld.

Uitgangspunt van de Nota Ruimte is “decentraal wat kan, centraal wat moet”.

Het beleid is gericht op het bevorderen van wenselijke ontwikkelingen. Dit be- tekent dat in het beleid een omschrijving in hoofdlijnen van de te waarborgen waarden en de wenselijke ontwikkelingen is opgenomen. Binnen deze hoofd- lijnen is er ruimte voor eigen beleid van provincies en gemeenten. In het navol- gende wordt ingegaan op het provinciale beleid.

3 . 2

P r o v i n c i a a l b e l e i d

S t r u c t u u r v i s i e N o o r d - H o l l a n d 2 0 4 0

Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de Structuurvisie “Noord-Holland 2040” vastgesteld. Deze is op 3 november 2010 in werking getreden. In de structuurvisie zijn de uitgangspunten en de sturingsfilosofie uit het “Ontwikke- lingsbeeld Noord-Holland Noord”, het voorheen geldende streekplan, overge- nomen.

Uitgangspunt voor de Structuurvisie 2040 is “kwaliteit door veelzijdigheid”.

Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, interna- tionaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een aantal provinciale belangen aangewezen. De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie.

(11)

F i g u u r 1 0 . H o o f d d o e l s t e l l i n g r u i m t e l i j k b e l e i d ( B r o n : P r o v i n c i e N o o r d - H o l l a n d )

Eén van de thema’s waar op ingegaan wordt in de structuurvisie betreft de toeristische functie van de kust. Door het verlengen van het toeristische sei- zoen en verbreding van het toeristische product kunnen de aanwezige voorzie- ningen beter benut worden. De mogelijkheden voor "jaarrond’ strandpaviljoens zijn daarom onder voorwaarden verruimd.

De kustplaatsen zijn, na Amsterdam, de belangrijkste toeristische trekpleister van Noord-Holland. De concurrentiepositie van de kustplaatsen staat onder druk, omdat ze qua accommodaties, voorzieningen en uitstraling niet altijd de kwaliteit bieden die tegenwoordig wordt gevraagd. De Provincie Noord-Holland wil dat de kustplaatsen ook in de toekomst met andere toeristengebieden kun- nen concurreren en richt zich op het stimuleren van de verbetering van de (ruimtelijke) kwaliteit en de versterking van de identiteit van de badplaatsen.

Hiertoe is een integrale ontwikkeling van de Noordzeekust nodig, waarbij be- langen op het gebied van kustversterking, recreatie, toerisme, bereikbaarheid, landschaps- en natuurontwikkeling en eventueel kleinschalige woningbouw/

landgoedontwikkeling worden gewaarborgd.

De structuurvisie is uitsluitend bindend voor de provincie zelf en niet voor ge- meenten en burgers. Om de provinciale belangen, die in de structuurvisie zijn gedefinieerd, door te laten werken, heeft de provincie de Provinciale Ruimte- lijke Verordening Structuurvisie opgesteld. Hierin wordt een aantal algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmings- plannen over onderwerpen in zowel het landelijk als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is.

KUSTGEBIED

(12)

P r o v i n c i a l e R u i m t e l i j k e V e r o r d e n i n g S t r u c t u u r v i s i e

De “Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie” is eveneens op 21 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 3 november 2010 in werking getreden. In de verordening zijn verschillende regels opgenomen. Er zijn regels voor het gehele provinciale gebied, regels voor uitsluitend het bestaand be- bouwd gebied en regels voor uitsluitend het landelijk gebied. Op verschillende regels die van belang zijn voor het plangebied wordt in het navolgende inge- gaan.

In de verordening is aangegeven wat onder Bestaand Bebouwd Gebied moet worden verstaan. Het gaat met name om feitelijk bestaande bebouwing ten behoeve van alle stedelijke functies, bijvoorbeeld wonen, werken, verkeer en stedelijk groen. Op het onderstaande kaartje is het bestaand bebouwd gebied ter plaatse van het plangebied weergegeven. Beide strandpaviljoens worden gerekend tot het bestaand bebouwd gebied.

F i g u u r 1 1 . B e s t a a n d B e b o u w d G e b i e d ( B r o n : P r o v i n c i e N o o r d - H o l l a n d )

Op het kaartje is eveneens een groene zone weergegeven. Dit geeft de strand- zonering aan waarbinnen jaarrond strandpaviljoens niet toegestaan zijn. Dit geldt niet voor het gebied waar de beide onderhavige strandpaviljoens zijn ge- legen.

Het plangebied ligt tevens in een gebied dat in de Provinciale Ruimtelijke ver- ordening Structuurvisie is aangemerkt als aardkundig waardevol en aardkundig monument. Door de status van aardkundig monument, waartoe heel Texel be- hoort, valt het gebied onder de bescherming van de Provinciale Milieuverorde- ning.

Het plangebied ligt in de Ecologische Hoofdstructuur. Hierop is nader ingegaan in paragraaf 4.6 van deze ruimtelijke onderbouwing.

REGELS VOOR BESTAAND BEBOUWD GEBIED

STRANDPAVILJOENS

AARDKUNDIG WAARDEVOL GEBIED

EHS

(13)

3 . 3

B e l e i d H o o g h e e m r a a d s c h a p

In het document “Beleidsregels strandpaviljoens en vergelijkbare objecten 2009” heeft het Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier vastgelegd hoe omgegaan moet worden met strandpaviljoens met het oog op de kustverdedi- ging. Naast het beschermen van de kustveiligheid is het beleid van het Hoog- heemraadschap gericht op het faciliteren van strandrecreatie en het behoud van natuur en landschap. De aanwezigheid van jaarrondstrandpaviljoens kan hinder opleveren voor het dynamisch kustbeheer dat door het Rijk en het Hoog- heemraadschap wordt nagestreefd. De aanwezigheid van dergelijke paviljoens in het stormseizoen is dan ook aan regels gebonden, waarbij iedere vijf jaar de locatie opnieuw bekeken dient te worden.

3 . 4

G e m e e n t e l i j k b e l e i d

3 . 4 . 1

S t r u c t u u r v i s i e 2 0 2 0 , T e x e l o p k o e r s

Op 3 maart 2009 is door de gemeenteraad de “Structuurvisie 2020 Texel op koers” vastgesteld. Deze structuurvisie is een bijgewerkte versie van de “Struc- tuurvisie 2020 De Toekomst van Texel” die op 9 juli 2002 door de gemeente- raad is vastgesteld. In de structuurvisie heeft de gemeente in hoofdlijnen de wenselijke ontwikkelingen voor onder andere de ruimtelijke ordening uiteenge- zet.

In de structuurvisie zijn voor de verschillende onderwerpen van de visie een toekomstbeeld, de wenselijke ontwikkelingen en de bijdrage van de gemeente uiteengezet. Hierbij wordt ook ingegaan op de kustverdediging.

De veiligheid staat voorop bij de kustverdediging. Op dit punt vindt overleg plaats met het ministerie van Verkeer en Waterstaat en het Hoogheemraad- schap Hollands Noorderkwartier. De meest bedreigende ontwikkelingen zijn de zeespiegelstijging en de zwaardere golfoploop en mogelijke bodemdaling. Bij oplossingen voor dergelijke problemen wordt ingezet op meervoudig ruimtege- bruik, zoals natuurontwikkeling, recreatie of de opwekking van duurzame e- nergie. Ook besteedt de gemeente aandacht aan risicobewust bouwen in de kuststrook in het kader van de Kustvisie 2050 van de provincie Noord- en Zuid- Holland. Op plaatsen waar de veiligheid en de recreatieve belangen geen ge- vaar lopen, kunnen meer natuurlijk vormen van kustbeheer worden gestimu- leerd.

(14)

3 . 4 . 2

W e l s t a n d s n o t a

Op 28 oktober 2008 is de Welstandsnota door de gemeenteraad van Texel vast- gesteld. Voor de kuststrook waar zich het plangebied bevindt, geldt dat het gebied welstandsvrij is.

3 . 4 . 3

S t r a n d n o t a T e x e l

Op 11-12-2007 heeft de gemeente Texel de Strandnota Texel vastgesteld. De onderdelen “exploitatie” en “strandhuisjes” (hoofdstukken 8 en 9) zijn nadien herzien en vastgesteld door de gemeente op 2-6-2009.

De doelen van de Strandnota Texel zijn:

- het formuleren van een toekomstvisie op het strand;

- het scheppen van voorwaarden voor het mogelijk maken van ontwikke- lingen die passen binnen de toekomstvisie en bestaand beleid, wet- en regelgeving;

- het voorkomen van ongewenste ontwikkelingen op, langs en aan het strand;

- het in goede banen leiden van alle activiteiten op het strand.

Uitgangspunt voor de exploitatie van het strand is de versterking van het Texelse product. Het gemeentelijke beleid is er op gericht dat er een kwali- teitsslag wordt gemaakt in de toeristische sector. De gemeente Texel geeft daartoe de zittende ondernemers ruimte voor ontwikkeling en kwaliteitsverbe- tering. Zo steunt de gemeente Texel ondernemers om jaarrond exploitatie van het strand mogelijk te maken.

De gemeente heeft de ambitie om bij elke strandslag een zo volledig mogelijk aanbod van voorzieningen te hebben. Eventuele jaarrond paviljoens mogen geen uitbreiding van het aantal paviljoens veroorzaken. Ze dienen te ontstaan door omzetting van een bestaand tijdelijk strandpaviljoen in een permanent gebouw.

Voorts geeft de Strandnota Texel aan dat de oppervlakte van een strandpavil- joen maximaal 400 m² mag bedragen. Dit is meer dan op basis van het vige- rende bestemmingsplan mogelijk is (maximaal 350 m²). De oppervlakte van een bijbehorend (niet overdekt) terras mag maximaal 350 m² bedragen.

(15)

M i l i e u a s p e c t e n

4 . 1

B o d e m

In het kader van het landelijke project “Landsdekkend Beeld Bodemverontrei- niging” is een (vrijwel) provinciedekkende inventarisatie uitgevoerd naar bo- demlocaties waarvan op grond van historische gegevens het vermoeden be- stond dat er sprake van bodemverontreiniging zou kunnen zijn, de zogenaamde

“verdachte” locaties. Al deze gevonden locaties zijn in een database verza- meld. Tevens zijn bodemonderzoeksrapporten, die bij de gemeenten en de provincie aanwezig zijn, ingevoerd in de gemeentelijke bodeminformatiesys- temen. De meeste locaties leveren geen onaanvaardbaar risico op en kunnen worden aangepakt wanneer er nieuwbouw, wegaanleg of eigendomsoverdracht plaatsvindt.

F i g u u r 1 2 . F r a g m e n t b o d e m k a a r t ( B r o n : P r o v i n c i e N o o r d - H o l l a n d )

In bovenstaande figuur is een fragment opgenomen van de kaart van het Bo- demloket. De bodemkaart geeft gesaneerde locaties en locaties waar bodem- onderzoek heeft plaatsgevonden weer. In het kaartfragment ter plaatse van het plangebied staan geen verdachte locaties weergegeven. Ook is een strand- paviljoen geen gevoelige functie wat betreft bodemverontreiniging. Vanuit het oogpunt van bodemkwaliteit mag het plan uitvoerbaar worden geacht.

(16)

4 . 2

G e l u i d h i n d e r

De Wet geluidhinder dateert van 16 februari 1979 en is sindsdien middels ver- schillende wetten diverse keren gewijzigd. De meest recente wijziging heeft plaatsgevonden bij besluit van 7 december 2006 en is inwerking getreden op 1 januari 2007.

In de Wet geluidhinder is bepaald dat elke weg een zone heeft, waarbinnen onderzoek plaats moet vinden naar de geluidbelasting aan de gevels van nieuw te bouwen woningen en gebouwen ten behoeve van andere geluidgevoelige functies. Een uitzondering geldt voor:

- wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;

- wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km/uur.

Indien binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals wonin- gen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder wordt voldaan.

Het plan maakt de bouw van een permanent strandpaviljoen en de plaatsing van een semipermanent beachcafé mogelijk. Een strandpaviljoen/beachcafé is geen geluidgevoelige functie in het kader van de Wet geluidhinder. Daarnaast liggen het paviljoens ook niet aan een weg waarvoor een zone geldt. Het ver- richten van een akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk en de plan- nen mogen uitvoerbaar worden geacht wat betreft het aspect wegverkeers- lawaai.

4 . 3

L u c h t k w a l i t e i t

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmple- menteerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstan- dighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingspro- gramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt reke- ning met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infra- structuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

NSL/NIBM

(17)

Ook projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toena- me van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd.

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool 3-8-2009 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

F i g u u r 1 3 . B e r e k e n i n g m e t n i b m - t o o l

Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van een strandpaviljoen dat gedurende het hele jaar in bedrijf is en om het bestaande semipermanente beachcafé iets te veranderen. In de huidige situatie bevinden zich echter ook al strandpaviljoens op deze locatie. Deze beide strandpaviljoens worden in de bestaande situatie voor het winterseizoen afgebroken. Voor het winterseizoen is er daarmee sprake van een kleine toename van het aantal verkeersbewegin- gen. Dit zal echter een beperkte toename zijn. Uit de berekening met de nibm-tool (zie figuur 8) blijkt dat wanneer er per dag een toename van 1000 verkeersbewegingen zou plaatsvinden, het nog steeds een nibm-project be- treft. Het is niet aannemelijk dat in het winterseizoen een toename van 1000 voertuigbewegingen per dag zal plaatsvinden. Het plan overschrijdt daarmee niet de drempelwaarde voor nader onderzoek naar de luchtkwaliteit.

Aangezien het project een nibm-project is, kan onderzoek naar de luchtkwali- teit achterwege blijven. Het plan voldoet hiermee aan het gestelde in de Wet milieubeheer.

NIBM-TOOL

CONCLUSIE

(18)

4 . 4

E x t e r n e v e i l i g h e i d

Op 13 juni 2001 is door de regering het vierde Nationale milieubeleidsplan (NMP4) vastgesteld. Hierin wordt het (nieuwe) externe veiligheidsbeleid uit- eengezet. Het beleid is gericht op het beheersen van de risico's in de omgeving vanwege het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook op de risico's die samenhangen met het gebruik van luchthavens is het externe veiligheidsbeleid van toepassing. Uitgangspunten van dit beleid zijn:

- het plaatsgebonden risico: het risico op een plaats, bepaald als de kans dat een persoon die onafgebroken op die plaats aanwezig is, overlijdt als gevolg van een ongeval waarbij een gevaarlijke stof is betrokken;

- het groepsrisico: bepaald als de kans dat een groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als gevolg van een ongeval waarbij een gevaarlijke stof is betrokken.

Voor het plaatsgebonden en groepsrisico zijn normen opgesteld. Deze normen zijn uitgangspunt voor het ruimtelijk en milieubeleid. Wat betreft het plaats- gebonden risico wordt (voor ‘nieuwe’ ruimtelijke ontwikkelingen) een kans van één op een miljoen (10-6) aanvaardbaar geacht. Op dit moment is deze norm een grenswaarde. Overschrijding van deze grenswaarde is niet toegestaan.

Voor het groepsrisico worden bij inrichtingen de volgende kansen aanvaardbaar geacht van het:

- eens per honderdduizend jaar (10-5 per jaar) overlijden van 10 perso- nen of meer;

- eens per tien miljoen jaar (10-7 per jaar) overlijden van 100 personen of meer;

- eens per miljard jaar (10-9 per jaar) overlijden van 1.000 personen of meer.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over onder andere (spoor)wegen wordt een kans van achtereenvolgens 10-4, 10-6 en 10-8 aanvaardbaar geacht. Deze normen zijn oriënterende waarden. Dit betekent dat een overschrijding van deze normen is toegestaan wanneer de gemeente dit voldoende kan motiveren.

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in wer- king getreden. De regelgeving, zoals die in het Bevi is opgenomen, is gericht op het beperken van de risico's van een ongeval met gevaarlijke stoffen in inrich- tingen (bedrijven) voor personen. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde voor het groepsrisico zijn in het Bevi vastge- steld.

Het externe veiligheidsbeleid met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen is in de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs) opgenomen. In de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is dit beleid verder uiteengezet. Dit beleid is waar mogelijk overeenkomstig het Bevi.

(19)

In de circulaire Zonering langs hogedrukaardgastransportleidingen is het beleid met betrekking tot de risicozones bij aardgastransportleidingen opgenomen.

F i g u u r 1 4 . F r a g m e n t r i s i c o k a a r t ( B r o n : P r o v i n c i e N o o r d - H o l l a n d )

Om na te gaan of het voorgenomen plan belemmerd wordt door veiligheidsri- sico's in het kader van externe veiligheid, zijn de risicobronnen geïnventari- seerd middels te Risicokaart van de provincie Noord-Holland. Bovenstaand kaartje is een fragment van deze risicokaart. Uit het kaartje blijkt dat in de omgeving van het plangebied (roze omcirkeld) zich geen risicobronnen bevin- den in het kader van externe veiligheid. Tevens lopen er geen gasleidingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen in de omgeving van het plangebied.

Wat betreft het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan.

4 . 5

H i n d e r v a n b e d r i j v e n

Op grond van de Wet Milieubeheer zijn bedrijven en instellingen verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te wor- den met de omliggende woonbebouwing. Door middel van de milieuwet- en re- gelgeving wordt (milieu)hinder in woongebieden zo veel mogelijk voorkomen.

(20)

Er dient te worden aangetoond dat het plan buiten de invloedssfeer van be- drijvigheid in de nabije omgeving valt. Tevens dient te worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor de nabijgelegen functies.

In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen woningen. Voor beide paviljoens geldt dat de dichtstbijzijnde andere functie eveneens een strandpa- viljoen is. Deze wordt in milieuopzicht niet beperkt door het plaatsen van het nieuwe strandpaviljoen. Daarnaast vormt het paviljoen ook geen belemmering voor de realisatie van het nieuw te bouwen paviljoen. Vanuit het oogpunt van hinder van bedrijvigheid mag het plan uitvoerbaar worden geacht.

4 . 6

E c o l o g i e

Om na te gaan of de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft voor natuurwaarden in het gebied, is hier in 2010 een natuurwaardenonder- zoek verricht. In het navolgende zijn de conclusies van het onderzoek weerge- geven. Voor het gehele onderzoek wordt verwezen naar het rapport “Advies Natuurwaarden Strandpaviljoen De Zeester, De Koog” (BügelHajema Adviseurs, maart 2010). Deze is als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen.

B e s c h e r m d e g e b i e d e n

Door realisatie en (deels) permanent gebruik van de strandpaviljoens, worden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 geen significant negatieve effecten op beschermde gebieden verwacht. Daarnaast worden geen effecten op de Ecologische Hoofdstructuur verwacht. Deze activiteit is daarmee niet in strijd met het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord. Het is waarschijnlijk dat er geen Natuurbeschermingswetvergunning nodig is voor verstoring van in- standhoudingsdoelen en habitattypen.

Op beide punten is het aan het bevoegd gezag, het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland, om deze visie te bevestigen. Het is derhalve aan te bevelen om de rapportage “Advies Natuurwaarden Strandpavil- joen De Zeester, De Koog” voor te leggen aan het bevoegd gezag.

B e s c h e r m d e s o o r t e n

Uit het onderzoek komt naar voren dat het plangebied een zeer beperkte na- tuurwaarde kent. Wanneer bij het uitvoeren van de werkzaamheden rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels worden er geen verbodsbe- palingen van de Flora- en faunawet overtreden.

Voor de aanwezige licht beschermde soorten geldt een vrijstelling van de ver- boden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvul- lende eisen gesteld. Wel blijft de algehele zorgplicht van toepassing.

(21)

C o n c l u s i e

De natuurwetgeving vormt gezien de aanwezige natuurwaarden in en rond het plangebied, wat betreft de uitvoerbaarheid, geen belemmering voor het voor- liggende plan. Ten aanzien van de gebiedsbescherming is het echter aan het bevoegd gezag, het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord- Holland, om de visie ten aanzien van beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur te bevestigen.

4 . 7

W a t e r

Op grond van artikel 3.1.1 Bro is de watertoets verplicht voor bestemmings- plannen. In een hierover op te nemen paragraaf dient te worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishou- ding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schrif- telijke weerslag van de zogenaamde watertoets: “het hele proces van vroeg- tijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten”.

Bij brief van 18 maart 2010 heeft het Hoogheemraadschap Hollands Noorder- kwartier in het kader van de verplichte Watertoets gereageerd op de voorlig- gende plannen. Met deze opmerkingen wordt in de verdere planvorming en -uitvoering rekening gehouden.

Het Hoogheemraadschap adviseert om op basis van de AmvB Kust de hoofdbe- stemming die van “waterkering” te laten zijn wanneer er een bestemmings- plan wordt opgesteld voor het plangebied.

Over de exacte situering van de strandstrandpaviljoens is in het kader van de bouwvergunning nader overleg nodig met de afdeling Vergunningen en Hand- having van het Hoogheemraadschap. Ten aanzien van de drinkwatervoorziening en de afvoer van afvalwater merkt het Hoogheemraadschap op dat voor het doorkruisen van de duinwaterkering een Watervergunning is vereist. Het be- treft echter twee locaties die reeds op de waterleiding en riolering zijn aange- sloten waardoor de duinwaterkering niet nogmaals hoeft te worden doorkruist.

Het Hoogheemraadschap verzoekt de gemeente om de initiatiefnemer te wij- zen op de benodigde watervergunning en Keurontheffing op grond van de Keur 2009, waar de afstemming met betrekking tot het waterkeringbeleid vorm krijgt. Ook hiervoor dient contact opgenomen te worden met de afdeling Ver- gunningen en Handhaving van het Hoogheemraadschap.

Tot slot vraagt het Hoogheemraadschap om de volgende tekst in de ruimtelijke onderbouwing op te nemen.

REACTIE HOOGHEEMRAADSCHAP HOLLANDS NOORDERKWARTIER

(22)

Het beleid ten aanzien van jaarrondpaviljoens staat omschreven in de Beleids- lijn Kust (hoofdstuk 6, artikel III en IV):

De algemene voorwaarden van het Rijk en het Hoogheemraadschap aan semi- permanente jaarrond aanwezige bouwwerken vanuit het oogpunt van watervei- ligheid zijn:

- De geldigheidsduur van de vergunning is tijdelijk, meestal 5 jaar;

- De positionering van de paviljoens:

- Afstand uit duinvoet tot afrastering;

- Afstand tot strand- en paalhoofden;

- Fundering op (verwijderbare) palen of anders flexibel aan te passen;

- Bouwvoorschriften voor deze bouwwerken:

- Minimale vloerhoogte;

- Hoogte van het paviljoen;

- Waterkeringstechnische voorwaarden voor de doorvoer van kabels en leidingen;

- Verplaatsbaarheid van de bebouwing;

- Berekend op uit elkaar vallen van de bebouwing bij blootstelling aan zware golven.

Net als voor andere buitendijkse activiteiten geldt voor jaarrond aanwezigheid en exploitatie van strandpaviljoens en andere semipermanente bouwwerken op het strand dat deze plaatsvinden op eigen risico.

Voorwaarden vanuit waterveiligheid in de zone waar waterstaatswetgeving geldt:

- Het bouwwerk vormt in geen geval een feitelijke belemmering voor het kustbeheer dat het Hoogheemraadschap uitoefent. Cruciaal daarbij is dat de aangroei van duinvoet in de pas blijft met de stijging van de zee- spiegel of van de versterking van het zandige kustfundament, zoals om- schreven in de AmvB Ruimte.

- Er is sprake van een zodanige situering, ontwerp en uitvoering van de ingreep dat voldaan wordt aan “zacht waar het kan, hard waar het moet”.

- Er is geen sprake van een feitelijke belemmering van het onderhoud, de huidige veiligheid of de toekomstige versterking van de primaire water- kering inclusief de ruimte nodig voor 200 jaar zeespiegelstijging.

Er dient in alle gevallen te worden voldaan aan de eisen van de Keur (en leg- ger), het WBP 4 (Waterbeheersplan 4), de Beleidsregels keurontheffingen 2009, het beheersplan Waterkeringen 2009-2015 en de Beleidsregels Strandpaviljoens en vergelijkbare objecten 2009.

4 . 8

A r c h e o l o g i e

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologische erfgoed een prominentere plaats gekre-

BELEID T.A.V. JAARROND- PAVILJOENS, BELEIDSLIJN

KUST

(23)

gen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het ver- drag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de plan- vorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde “veroorzakerprincipe”. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behouds- maatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologi- sche waarden. Ondertussen is dit vertaald in de Wet op de archeologische mo- numentenzorg (WAMZ) die op 1 september 2007 van kracht is geworden. Met name de Monumentenwet is door de WAMZ aangepast en gaat concreet in op de bescherming van archeologische waarden in bestemmingsplannen.

F i g u u r 1 5 . F r a g m e n t k a a r t a r c h e o l o g i s c h e w a a r d e n e n v e r w a c h t i n g e n ( B r o n : G e m e e n t e T e x e l )

Bovenstaand kaartje is een afbeelding van de beleidsadvieskaart van de ge- meente Texel. Op deze kaart staat voor het hele grondgebied van de gemeen- te de archeologische verwachtingswaarde weergegeven. Het plangebied is in wit weergegeven. Dit duidt op “geen archeologische verwachting”. Vanuit het oogpunt van archeologie zijn er dan ook geen belemmeringen voor de uitvoe- ring van het plan.

(24)

E c o n o m i s c h e u i t v o e r b a a r h e i d

5 . 1

E c o n o m i s c h e u i t v o e r b a a r h e i d

De voorliggende ruimtelijke onderbouwing is opgesteld naar aanleiding van het voornemen van de heer Ropke om het strandpaviljoen De Zeester op het Noordzeestrand ter hoogte van paal 17 te Texel een jaarrond karakter te geven en het naastgelegen semipermanente beachcafé De Buren iets aan te passen.

De kosten van de realisatie van de gebouwen alsook de kosten voor de noodza- kelijke onderzoeken voor het voorliggende projectbesluit zullen door de initia- tiefnemer worden gedragen. De kosten voor de gemeente betreffen de gebrui- kelijke kosten voor de planbegeleiding.

Door de herziening van het voor de betreffende gronden geldende bestem- mingsplan is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 van de Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. Hiervoor is tussen de gemeente Te- xel en de heer Ropke een planschadeovereenkomst gesloten.

Op basis van deze overweging moet het voorliggende projectbesluit econo- misch uitvoerbaar worden geacht. De exploitatiekosten zijn derhalve anders- zins verzekerd. Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is dan ook niet noodzakelijk. Dit betekent dat de uitvoerbaarheid van het voor- liggende plan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt be- lemmerd.

(25)

B i j l a g e n

(26)

B i j l a g e 1 :

A d v i e s N a t u u r w a a r d e n

S t r a n d p a v i l j o e n D e Z e e s t e r ,

D e K o o g

(27)

A dv i e s N at uu r w aa r de n St r an d p av i l j o e n De Ze e s t e r , De Ko o g

(28)

A dv i e s N at uu r w aa r de n St r an d p av i l j o e n De Ze e s t e r , De Ko o g

Inhoud

Rapport en bijlagen

13 oktober 2010

Projectnummer 257.18.54.00.00

(29)

I n h o u d s o p g a v e

1 I n l e i d i n g 5

2 P l a n g e b i e d e n v o o r g e n o m e n p l a n n e n 9

2.1 Ligging 9

2.2 Huidige situatie 9

2.3 Historie 10

2.4 Bodemsamenstelling en grondwaterstand 10

2.5 Voorgenomen plannen 11

3 B e s c h e r m d e g e b i e d e n 13

3.1 Gebiedsbescherming 13

3.2 Te beschermen waarden 15

3.3 Effecten 17

3.3.1 Ecologische Hoofdstructuur 20

4 S o o r t e n b e s c h e r m i n g 21

4.1 Vaatplanten 22

4.2 Zoogdieren - vleermuizen 23

4.3 Zoogdieren - overige 23

4.4 Vogels 24

4.5 Amfibieën 25

4.6 Reptielen 26

4.7 Vissen 26

4.8 Dagvlinders 26

4.9 Libellen 27

4.10 Overige ongewervelden 27

5 C o n c l u s i e e n c o n s e q u e n t i e s 29

5.1 Beschermde gebieden 29

5.2 Beschermde soorten 29

5.3 Uitvoerbaarheid 29

6 B r o n n e n 31

6.1 Veldbezoek 31

6.2 Media 31

6.3 Gegevens 31

6.4 Literatuur 32

B i j l a g e n

(30)

1

I n l e i d i n g

Er bestaan plannen om het bestaande (semi-permanente) strandpaviljoen De Zeester te Texel te verwijderen en daarvoor in de plaats een nieuw (en permanent) strandpaviljoen te bouwen. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken wordt een projectbesluit genomen. In dit kader is het noodzakelijk een onderzoek uit te voeren naar effecten op de natuurwaarden (soortenbescher- ming en gebiedsbescherming).

Dit rapport behandelt de ecologische beoordeling van de vorengenoemde acti- viteit. De effecten op natuurwaarden worden beoordeeld in relatie met be- staande wet- en regelgeving. Dit betreft met betrekking tot de soortenbescherming de Flora- en faunawet en met betrekking tot de gebieds- bescherming de Natuurbeschermingswet 1998, de Nota Ruimte, de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2009 en het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord.

Waar nodig, wordt aandacht besteed aan het Besluit Rode lijsten flora en fau- na. In bijlage 1 is nadere informatie over deze wet- en regelgeving opgeno- men.

De ligging van het plangebied wordt weergegeven in navolgend figuur (fi- guur 1).

AANLEIDING

DOEL VAN HET ADVIES

PLANGEBIED

(31)

F i g u u r 1 . T o p o g r a f i s c h e k a a r t m e t l i g g i n g p l a n g e b i e d ( r o z e ) ( b r o n o n d e r g r o n d : M i j n K a d a s t e r )

In hoofdstuk 2 worden het plangebied en de voorgenomen plannen beschreven, met daarbij aandacht voor de huidige inrichting en functies. In hoofdstuk 3 worden de gebiedsbescherming-regimes en de te beschermen natuurwaarden die hieruit voortvloeien besproken. In paragaaf 3.2 worden de mogelijke effec- ten beschreven die kunnen optreden als gevolg van de ontwikkelingen. Vervol- gens wordt in paragraaf 3.3 nader ingegaan op de meest relevante verstoringsbronnen en of de verstoringsbronnen leiden tot (significant) nega- tieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de beschermde gebie- den. In hoofdstuk 4 volgt een beschrijving van en de effecten op de te beschermen natuurwaarden in het kader van de Flora- en faunawet. Waarna in hoofdstuk 5 alle conclusies worden samengevat en de planologische conse- quenties worden weergegeven.

De beschrijving van de relevant te beschermen natuurwaarden is gebaseerd op twee invalshoeken:

- databanken, verspreidingsatlassen, waarnemingsoverzichten, rapporten

OPZET VAN HET RAPPORT

INFORMATIE

111 112

566 567

(32)

- verkennend veldbezoek, waarbij vooral is gekeken naar kritische en/of beschermde soorten, zowel wat betreft aanwezigheid, als potenties voor deze soorten.

Aan de hand van de bekende gegevens en het veldbezoek zijn de mogelijke effecten bepaald als gevolg van de toekomstige ontwikkelingen en heeft een beoordeling ten opzichte van de natuurwetgeving plaatsgevonden. Hierbij is, waar nodig, aandacht geschonken aan eventuele mitigerende en compenseren- de maatregelen.

De bevindingen worden tot slot in het hoofdstuk Conclusie en consequenties overzichtelijk weergegeven. Uit de conclusie kan ook naar voorkomen dat aan- vullend onderzoek noodzakelijk is.

BEOORDELING

BEVINDINGEN

(33)

2

P l a n g e b i e d e n v o o r g e n o m e n

p l a n n e n

2 . 1

L i g g i n g

Het plangebied ligt aan de westzijde van Texel aan het einde van de Ruijslaan.

Dit is een kleine 100 m ten noorden van Paal 17, in het kilometerhok1 111-566 en in uurhok1 09-23. Figuur 1 geeft een overzicht van de ligging van het plan- gebied en het betreffende kilometerhok. Het plangebied bevindt zich ongeveer halverwege de zeereep tussen de duintop en de duinvoet, die overgaat in het strand op enkele tientallen meters van de hoogwatervloedlijn.

2 . 2

H u i d i g e s i t u a t i e

Het plangebied bestaat uit zandstrand met hierop het strandpaviljoen. Het huidige strandpaviljoen staat op palen in het zand, die bij jaarlijkse verwijde- ring achterblijven. Daarnaast zijn tussen de Ruijslaan en het strandpaviljoen betonplaten aanwezig. Het strandpaviljoen is al jaren in de periode van eind maart tot eind oktober op deze locatie aanwezig. Omdat het strandpaviljoen op een vaste locatie ligt, is ten behoeve van de plaatsing een klein deel van de (veranderende) zeereep afgegraven. Hiermee ligt het strandpaviljoen niet op de overgang van strand en duin, maar halverwege de zeereep. Ten noorden van het plangebied is een locatie voor een tweede semipermanent strandpavil- joen (De Buren). Een kleine 100 m oostelijk langs de Ruijslaan ligt in het duin- gebied een grote parkeerplaats voor ruim 1.500 voertuigen. Verder terug ligt ten zuiden van deze weg het natuurcentrum Ecomare. Het strandpaviljoen is gedurende het zomerseizoen (derde week maart tot laatste week oktober geo- pend). Behalve een horecafunctie worden er (vanuit of in samenwerking met derden) verschillende activiteiten in en rondom de locatie georganiseerd.

1Een kilometerhok is een vastgelegd gebied van 1 km bij 1 km. De Topografische Dienst heeft

deze hokken ingevoerd als rasterverdeling voor het tekenen van de topografische kaarten van Nederland. Een uurhok is een gebied van 5 km bij 5 km gebaseerd op diezelfde verde- ling.

(34)

R u i j s l a a n r i c h t i n g s t r a n d D u i n g e b i e d t e n o o s t e n v a n h e t p l a n g e b i e d

S t r a n d p a v i l j o e n D e Z e e s t e r

2 . 3

H i s t o r i e

De huidige eigenaar beheert strandpaviljoen De Zeester in de huidige vorm sinds 1996, maar het strandpaviljoen bestond daarvoor ook al op deze locatie.

Tot op heden werd het paviljoen jaarlijks in het voorjaar opgebouwd en in het najaar afgebroken.

2 . 4

B o d e m s a m e n s t e l l i n g e n g r o n d w a t e r - s t a n d

De bodemsamenstelling en de grondwaterstand zijn voor veel planten- en dier- soorten een bepalende factor voor het voorkomen in een gebied. Het ligt in de duinvoet op de overgang van strand en duinen. Volgens de bodemkaarta be- staat de bodem van het plangebied uit duinvaaggronden met fijn zand en een ontkalkte bovengrond. Deze van nature nutriëntarme en kalkrijke bodem houdt nauwelijks water vast, waardoor dit een belangrijke factor is in de aanwezige begroeiing in het plangebied.

(35)

2 . 5

V o o r g e n o m e n p l a n n e n

De gemeente is voornemens uitbreiding van het strandpaviljoen mogelijk te maken. Het paviljoen krijgt een totaal oppervlakte van 950 m2, waarvan 350 m2 terras. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om het strandpavil- joen jaarrond te exploiteren. In de huidige situatie is dit slechts toegestaan van begin maart tot 1 november. In de plannen wordt een nieuw paviljoen geplaatst ter hoogte van de huidige locatie van het bestaande semipermanente paviljoen. De navolgende figuren zijn een verbeelding van het toekomstige paviljoen.

F i g u u r 2 . D o o r s n e d e S t r a n d p a v i l j o e n ( A r c h i t e k t e n b u r e a u L o u i s U r i - o t B V , 2 0 0 9 )

F i g u u r 3 . P l a t t e g r o n d S t r a n d p a v i l j o e n , h e t t e r r a s w o r d t o m r i n g d d o o r w i n d s c h e r m e n ( A r c h i t e k t e n b u r e a u L o u i s U r i o t B V , 2 0 0 9 )

(36)

3

B e s c h e r m d e g e b i e d e n

3 . 1

G e b i e d s b e s c h e r m i n g

De voor dit plangebied relevante wet- en regelgeving op het gebied van de gebiedsbescherming betreft de Natuurbeschermingswet 1998, het Verdrag van Ramsar en wat de Ecologische Hoofdstructuur betreft de Nota Ruimte, de Pro- vinciale Ruimtelijke Verordening 2009 en het Ontwikkelingsbeeld Noord- Holland (zie ook bijlage 1).

Het plangebied bevindt zich min of meer op de grens van twee beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 namelijk Natura 2000-gebied Noordzeekustzone en Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel. Met betrekking tot het grensverloop langs de duinvoet geldt voor beide gebieden het volgende: De zeewaartse grens van duingebieden loopt langs de duinvoet van het buitenduin (zeereep). De begrenzing van het Wetland (ver- drag van Ramsar) komt ter hoogte van het plangebied overeen met de begren- zing van beide Natura 2000-gebieden.Voor de ligging en de begrenzing van de Natura 2000-gebieden ten opzichte van het plangebied zie figuur 4.

INVENTARISATIE

(37)

F i g u u r 4 . N a t u r a 2 0 0 0 - g e b i e d N o o r d z e e k u s t z o n e ( l i c h t g r o e n e n b l a u w ) , N a t u r a 2 0 0 0 - g e b i e d D u i n e n e n L a g e L a n d T e x e l ( g r i j s ) e n p l a n g e b i e d ( r o z e ) ( A a n w i j z i n g s b e s l u i t N a t u r a 2 0 0 0 - g e b i e d N o o r d - z e e k u s t z o n e , M i n i s t e r i e v a n L a n d b o u w , N a t u u r e n V o e d s e l k w a l i - t e i t , 2 0 0 9 )

E x t e r n e w e r k i n g

De Natuurbeschermingswet 1998 verlangt dat onderzoek wordt gedaan naar de effecten van het plan op de natuurwaarden van het Natuurbeschermingswet- gebied waarin het ligt. Hierbij wordt aangenomen, dat het (semi)permanente strandpaviljoen zelf onder de exclaveringsformulering valt: Bestaande bebou- wing, erven, tuinen, verhardingen en hoofdspoorwegen maken geen deel uit van het aangewezen gebied.

Echter, ook mogelijke effecten op aangrenzende of in de directe omgeving van het plan dienen te worden onderzocht, de zogenaamde externe werking. Als gevolg hiervan is het noodzakelijk de effecten van jaarrond plaatsing van het paviljoen op zowel Natura 2000-gebied Noordzeekustzone als het Natura 2000- gebied Duinen en Lage Land Texel in beeld te brengen.

E c o l o g i s c h e H o o f d s t r u c t u u r

De nabijgelegen gebieden in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (No- ta Ruimte, Provinciale Ruimtelijke Verordening 2009 en Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord) zijn weergegeven in bijlage 2. Beide Natura 2000- gebieden worden gerekend tot de Ecologische Hoofdstructuur.

(38)

B e v o e g d g e z a g

Het bevoegd gezag voor de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone en de Duinen en Lage Landen Texel in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, met uitzondering van de Wetlands, is de provincie Noord-Holland. Het bevoegd gezag van Wetland Waddeneilanden en Noordzeekustzone is de minis- ter van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het bevoegd gezag voor de Ecologische Hoofdstructuur is de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord- Holland.

P r o c e d u r e

In het kader van de gebiedsbescherming moet conform de daarvoor ontwikkel- de praktijk, door de initiatiefnemer (Strandpaviljoen De Zeester BV) samen met haar ecologische adviseur (BügelHajema Adviseurs) een gesprek worden aangegaan met het bevoegd gezag voor de Natuurbeschermingswet 1998. Het doel van dit gesprek is, vast te stellen of het bevoegd gezag vindt dat er we- tenschappelijke zekerheid is dat het project geen negatieve effecten zal heb- ben op de kwalificerende waarden van de beschermde gebieden. Indien die zekerheid er niet is, zal een passende beoordeling, dan wel een verslechte- ringstoets moeten worden opgesteld. Ook ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur dient het bevoegd gezag te bevestigen dat er geen sprake is van negatieve effecten.

E f f e c t e n o n d e r z o e k

Dit rapport beschrijft de relevante ecologische waarden op en rond de locatie van het strandpaviljoen en de effecten van jaarrond plaatsing van het pavil- joen op deze natuurwaarden. Van belang is, op te merken dat het strandpavil- joen al jaren in de periode van eind maart tot eind oktober op deze locatie aanwezig is. De toetsing van mogelijke schadelijke effecten op de natuur heeft derhalve uitsluitend betrekking op veranderingen die optreden in de winterpe- riode bij het achterwege laten van de jaarlijkse afbraak van het paviljoen.

Effecten op de natuurwaarden in de periode dat het paviljoen op de locatie staat zijn er niet, want het plan heeft geen grote verandering van de al be- staande situatie in die periode tot gevolg. Daar het paviljoen al in het broed- seizoen op de locatie aanwezig is, is geen effect te verwachten op het broedvogelbestand op de omgeving. Hetzelfde kan worden gesteld ten aanzien van de overige natuurwaarden in de omgeving, die zich al jaren in de aanwe- zigheid van het strandpaviljoen kunnen handhaven. In dit rapport wordt des- ondanks op de aanwezigheid van deze natuurwaarden gewezen.

3 . 2

T e b e s c h e r m e n w a a r d e n

In het navolgende volgt een beschrijving van de te beschermen waarden, zoals vastgelegd in het vaststellingsbesluit Natura 2000-gebied Noordzeekustzone en Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel, in of nabij het plangebied.

Voor een volledige beschrijving van de te beschermen waarden en soorten en

(39)

de daarbij behorende doelstellingen verwijzen wij naar beide aanwijzingsbe- sluiten (www.minlnv.nl).

H a b i t a t t y p e n

Het plangebied en de directe omgeving aan de zeezijde zou kunnen worden getypeerd als het habitattype embryonale duinen. Echter, omdat embryonale duinen zich alleen goed ontwikkelen op stranden waar biestarwegras (Elytrigia juncea) niet te lijden heeft onder betreding of berijding, is embryonale duin- vorming langs dit zeer toeristische deel van de Texelse kust praktisch afwezig.

De stranden tussen hoog- en laagwaterlijn betreffen een subtype Noordzee- kust-zone van habitattype slik- en zandplaten. Beide subtypen van zilte pio- nierbegroeiingen en schorren en zilte graslanden, zeekraal komen alleen voor op de zogenoemde ‘groene stranden’ van Ameland en Schiermonnikoog. Direct achter het plangebied ligt de zeereep welke tot het habitattype witte duinen behoort. Gezien de ligging van het paviljoen in/tegen de zeerreep zou men kunnen zeggen, dat dit het habitattype in en om het plangebied is. Het achter- liggende duinengebied bestaat uit verschillende habitattypen, waaronder ver- schillende subtypen grijze duinen en duinvalleien.

S o o r t e n v a n d e H a b i t a t r i c h t l i j n

F l o r a

In Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel komt één plantensoort voor die is geplaatst op de Habitatrichtlijn, namelijk groenknolorchis (Liparis Loese- lii). De groenknolorchis komt in het gebied vooral voor in vochtige duinvalleien in de omgeving van De Hors. In de directe omgeving van het strandpaviljoen komen geen groeiplaatsen van deze plantensoort voor. In Natura 2000-gebied Noordzeekustzone op Texel komen geen plantensoorten voor van de Habita- trichtlijn.

F a u n a

In Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel komt één soort voor die is geplaatst op de Habitatrichtlijn, namelijk noordse woelmuis. De noordse woelmuis betreft één van de grootste metapopulaties in ons land. De soort komt voor in zowel de duinen als het poldergebied. De biotoop strand en rand- duinen maken echter geen onderdeel uit van het leefgebied van deze soort.

Voorkomen in of in de directe omgeving van het plangebied is derhalve uitge- sloten.

In Natura 2000-gebied Noordzeekustzone komen zes soorten voor die zijn ge- plaatst in de bijlagen bij de Habitatrichtlijn, namelijk gewone zeehond, grijze zeehond, zeeprik, rivierprik, fint en bruinvis. Met uitzondering van gewone zeehond en grijze zeehond zijn de overige soorten watergebonden en zullen op voorhand geen hinder ondervinden van het strandpaviljoen. Hoewel beide zeehondensoorten de Noordzeekustzone gebruiken als foerageergebied wordt het Noordzeestrand in de omgeving van het paviljoen slechts bij hoge uitzon- dering als rustgebied door de zeehonden benut.

(40)

V o g e l s

De Noordzeekustzone kwalificeert zich onder de Vogelrichtlijn vanwege het voorkomen van drempeloverschrijdende aantallen duikers, (duik)eenden, strandlopers en plevieren. De stranden van de eilanden zijn verder van belang als broedgebied van dwergstern, bonte strandloper en bontbekplevier. Broed- plaatsen van dwergstern, of sterns in het algemeen komen in de omgeving van het paviljoen niet voor. De broedgebieden zijn beperkt tot De Hors in het zui- den en de Slufter in het noorden van het eiland. Broedplaatsen van beide ple- vieren komen jaarlijks in wisselende aantallen verspreid op het Noordzeestrand voor. Broedlocaties worden vooral gekozen op plekken met lagen schelpengruis, waar bovendien het gevaar van overstuiving van de broed- locatie klein is. In de directe omgeving van Strandpaviljoen De Zeester zijn mede door de intensieve recreatie geen broedgevallen van strandplevier of bontbekplevier te verwachten.

De Duinen en Lage Land Texel behoort volgens het aanwijzingsbesluit tot één van de vijf belangrijkste broedgebieden voor de lepelaar, blauwe kiekendief en velduil in Nederland. Deze en kritische soorten als tapuit en roodborsttapuit broeden verspreid in het duingebied en daarbuiten. Verder is de Slufter een belangrijk broedgebied voor eidereend, kleine mantelmeeuw en dwergsterns.

Gezien de aanwezige intensieve vorm van recreatie op en rondom het strand nabij Paal 17 zijn verstoringsgevoelige soorten niet in duinen en in de directe omgeving van het plangebied te verwachten. De locatie van het paviljoen zelf heeft daarnaast geen bijzondere betekenis voor trekvogels of overwinteraars.

Voor een verdere beschrijving en de opsomming van de kwalificerende vogel- soorten op grond van de Vogelrichtlijn wordt verwezen naar de aanwijzingsbe- sluiten (www.minlnv.nl).

3 . 3

E f f e c t e n

In de navolgende tabel zijn alle mogelijke effecten op de instandhoudingsdoel- stellingen van beide Natura 2000-gebieden opgesomd. In de tabel is per in- greep (uitbreiding en jaarrond exploitatie) een effectbeoordeling gemaakt. In de tabel is te zien dat de voorgenomen plannen verstoring van geluid, licht en optische verstoring als indirect effect kunnen hebben. Aan de hand van de effectenindicator2 is vervolgens nagegaan of deze (indirecte) effecten van invloed zijn op de genoemde instandhoudingsdoelstellingen.

2De effectenindicator is een hulpmiddel voor initiatiefnemers, vergunningverleners en plan-

makers die te maken krijgen met activiteiten in of nabij Natura 2000-gebieden. De effec- tenindicator is een instrument waarmee mogelijke schadelijke effecten ten gevolge van de activiteit en de plannen kunnen worden verkend. De effectenindicator geeft informatie over de gevoeligheid van soorten en habitattypen voor de meest voorkomende storende fac- toren. Deze informatie is generiek: om vast te stellen of een activiteit in praktijk schadelijk is, moet vervolgonderzoek plaatsvinden.

(41)

Tabel 1. Effecten beoordeling

Nummer Effecten Uitbreiding strandpa-

viljoen

Jaarrond exploi- tatie

1 Oppervlakte verlies - -

2 Versnippering - -

3 Verzuring - -

4 Vermesting - -

5 Verzoeting - -

6 Verzilting - -

7 Verontreiniging - -

8 Verdroging - -

9 Vernatting - -

10 Veranderde stroomsnelheid - -

11 Verandering overstromingsfre- quentie

- -

12 Verandering dynamiek substraat - -

13 Verstoring door geluid 14 Verstoring door licht

15 Verstoring door trilling - -

16 Optische verstoring

17 Verstoring door mechanische effecten

- -

18 Verandering in populatiedynamiek - -

Indirect negatief effect Positief effect Direct negatief effect Niet van toepassing

V e r s t o r i n g d o o r g e l u i d

Door uitbreiding van het bouwoppervlak van het strandpaviljoen kan de recrea- tie eveneens toenemen. Een geringe toename van geluidshinder binnen het Natura 2000-gebied is niet uitgesloten. Geluid heeft echter geen effect op de aanwezige habitattypen en flora instandhoudingsdoelstellingen van beide Natu- ra 2000-gebieden. Noordse woelmuis zou in de duinvalleien op enige afstand van het plangebied kunnen voorkomen. Het precieze effect van verstoring door geluid op deze soort is niet bekend, maar zal eerder zijn gekoppeld aan fysie- ke- en optische verstoring (zie kopje Optische verstoring) welke niet wordt verwacht. Voorkomende vogelsoorten van de Vogelrichtlijn gebruiken de direc- te omgeving van het plangebied gedurende winterperiode enkel om te rusten en/of te foerageren. Het plangebied heeft echter geen bijzondere waarden voor deze soorten.

V e r s t o r i n g d o o r l i c h t

In de toekomstige situatie kunnen tevens nieuwe lichtbronnen worden aange- bracht. Kunstmatige verlichting van de nachtelijke omgeving kan tot verstoring van het normale gedrag van soorten leiden. Verstoring heeft echter geen ef- fect op de habitat- en flora-instandhoudingdoelstellingen van beide Natura 2000-gebieden. Het is gezien het voorkomen en de afstand tot geschikte bioto- pen niet waarschijnlijk, dat eventuele lichtuitstraling de aangewezen habitat-

(42)

aantrekkende tot verblindende of afstotende werking op mobiele organismen uitoefenen. Bij een secundaire lichtbron, zoals gevormd door het optreden van airglow (verlichting van de hemel boven sterk verlichte objecten), spelen deze aspecten evenzeer. Bijzonderheid hierbij is dat 's nachts trekkende en op hun magnetisch kompas vliegende vogels door oranjegeel licht, zoals dat zich bij een door lichtverstrooiing ontstane lichtkoepel voordoet, gedesoriënteerd kunnen raken. Gezien de verwachtte verlichting van het strandpaviljoen zal geen sprake zijn van een sterk verhoogde verlichting van de omgeving. Verlich- ting zal voornamelijk binnen worden aangebracht, aangezien in de winter- maanden in de avonduren niet buiten zal worden gerecreëerd. Daardoor is het niet aannemelijk dat licht verstoring zal leiden tot negatieve effecten op in- standhoudingsdoelstellingen voor vogels.

O p t i s c h e v e r s t o r i n g

Optische verstoring betreft verstoring door de aanwezigheid en/of beweging van mensen, dan wel voorwerpen die niet thuis horen in het natuurlijke sys- teem. Uitgezonderd de habitattypen en flora zijn alle overige soorten gevoelig voor optische verstoring. De duinen ten oosten van het plangebied zijn, uitge- zonderd van de paden, niet vrij toegankelijk. Waardoor de belangrijkste bron optische verstoring (wandelen) beperkt is tot de directe omgeving van de pa- den.

J a a r r o n d e x p l o i t a t i e

Jaarrond exploitatie mogelijk maken betekend, dat in de winter mogelijk (en- kele) recreanten naar het strandpaviljoen komen. De verwachting is echter dat in de wintermaanden de recreant slechts komt ‘uitwaaien’ op het strand en zich eventueel opwarmt in het strandpaviljoen.

Daarnaast is gedurende de periode van 1 november tot 1 februari de recreatie- druk binnen de Natura 2000-gebieden naar verwachting beperkt. Jaarrond exploitatie mogelijk maken zal naar verwachting geen (significante) toename van recreatie in de Natura 2000-gebieden als gevolg hebben.

Hiermee is het ook niet te verwachten, dat optische verstoring als gevolg van toegenomen recreatie toeneemt in de omliggende Natura 2000-gebieden.

U i t b r e i d i n g s t r a n d p a v i l j o e n

Door uitbreiding van het strandpaviljoen toe te staan, worden er op het strand enigszins meer voorzieningen gecreëerd waar recreanten kunnen eten en drin- ken. Er bestaat echter geen rechtstreeks verband tussen het aantal recreanten (strandgangers) en de omvang of aantallen strandpaviljoens. De recreatiedruk op dit deel van het strand van Texel is mede door de toegankelijkheid en daar- voor gecreëerde faciliteiten (parkeerplaatsen) reeds vrij hoog. Het is twijfel- achtig dat het vergroten van het strandpaviljoen hierop een extra aanzuigende werking zal hebben.

Uitbreiding van het paviljoen maakt het strand wellicht wel aantrekkelijker voor bepaalde recreanten. Een groter paviljoen biedt meer en betere voorzie- ningen waardoor de recreant langer in het paviljoen kan verblijven. Het is niet aannemelijk dat de recreatiedruk en hiermee optische verstoring, toeneemt in

(43)

de omliggende Natura 2000-gebieden doordat de oppervlakte van het strand- paviljoen wordt vergroot. Daarnaast zullen activiteiten op het strand geduren- de de winterperiode niet leiden tot negatieve effecten op voorkomende soorten in beide Natura 2000-gebieden.

C o n c l u s i e

De voorgenomen plannen kunnen verstoring van licht, geluid en optische ver- storing tot gevolg hebben. Licht- en geluidverstoring zullen niet van invloed zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van beide Natura 2000-gebieden. Dit omdat habitattypen en flora hiervoor niet gevoelig zijn en omdat aangewezen soorten niet of slechts sporadisch binnen de invloedsfeer van het strandpavil- joen voorkomen.

Verschillende soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn opgesteld, zijn wel gevoelig voor optische verstoring. De voorgenomen plannen zullen naar verwachting geen extra optische verstoring met zich meebrengen. Dit is onder andere doordat recreatie binnen (uitgezonderd strand) de Natura 2000- gebieden slechts op de aanwezige paden is toegestaan. Het is daarnaast niet aannemelijk dat jaarrond exploitatie en uitbreiding een toename van recreatie druk in de Natura 2000-gebieden tot gevolg zal hebben. Er zullen zich naar verwachting dan ook geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstel- lingen voordoen.

3 . 3 . 1

E c o l o g i s c h e H o o f d s t r u c t u u r

Het ruimtelijke beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. De provincie Noord-Holland heeft in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur de wezen- lijke kenmerken en waarden (natuurdoeltypen) voor de Waddenzee in beeld gebracht. Voor het waddenlandschap zijn handhaving van rust en openheid bepalend. Bij de toetsing van het plan in het kader van de Ecologische Hoofd- structuur moet worden getoetst op behoud van areaal, kwaliteit en samenhang van de Ecologische Hoofdstructuur als geheel. Voorzover de compensatievoor- schriften vanuit de Natuurbeschermingswet strenger zijn dan die vanuit het ruimtelijk beleid, dient het strengere regime te worden gehanteerd. In de vorige paragrafen is uiteengezet waarom significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van beide Natura 2000-gebieden niet worden verwacht. Derhalve worden er ook geen negatieve effecten op de Ecologische Hoofdstructuur verwacht.

(44)

4

S o o r t e n b e s c h e r - m i n g

Relevante wet- en regelgeving op het gebied van de soortenbescherming be- treft de Flora- en faunawet en het Besluit Rode lijsten flora en fauna. In bijla- ge 1 is nadere informatie over deze wet- en regelgeving opgenomen. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van bestaande gegevens en een verkennend veldbezoek.

Op basis van de AMvB 2004 betreffende artikel 75 van de Flora- en faunawet worden de in Nederland beschermde soorten in drie beschermingsregimes in- gedeeld. Het gaat hierbij om: algemene soorten (soorten uit tabel 1), overige soorten (soorten uit tabel 2) en strikt beschermde soorten (soorten uit ta- bel 3). Om verwarring te voorkomen wordt in dit rapport de benaming van respectievelijk licht, middelzwaar en streng beschermd gehanteerd (zie bijla- ge 1).

Geraadpleegde databanken (onder andere Het Natuurloket3, bijlage 3), ver- spreidingsatlassen, waarnemingsoverzichten, websites en rapporten zijn in de literatuurlijst opgenomen. Bekende waarnemingen uit deze bronnen worden bij het bespreken van de verschillende soortengroepen alleen genoemd indien ze een meerwaarde hebben voor het onderzoek.

Eind januari 2010 is het plangebied bezocht om een indruk te krijgen van de terreinomstandigheden van het plangebied, de omgeving en de voorkomende flora en fauna (zie paragraaf 5.1). Ten behoeve van natuurwaarnemingen is het veldbezoek niet in het meest geschikte seizoen uitgevoerd. De uiteindelij- ke ontwikkelingen (jaarrond exploitatie) heeft echter juist wel betrekking op de periode waarin het veldbezoek heeft plaatsgevonden. Daarnaast kan gezien de aard van het plangebied en de indruk die van het plangebied is verkregen, de kennis over leefgebieden van soorten en de beschikbare gegevens van alle soortengroepen met voldoende zekerheid een oordeel worden gegeven over het voorkomen van beschermde soorten in het gebied.

3 Het Natuurloket is een onafhankelijke informatiemakelaar die gegevens over beschermde soorten toegankelijk maakt. Deze gegevens zijn afkomstig uit de databanken van talloze organisaties, verenigd in de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna (VOFF). Het Natuurloket bezit zelf geen gegevens. Het Natuurloket is een initiatief van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de organisaties binnen de VOFF (www.natuurloket.nl).

WET- EN REGELGEVING

BESCHERMINGSREGIME

BRONNEN

VELDBEZOEK

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ruimtelijke onderbouwing | Erichemsekade 8 te Buren | definitief 31 geurhinder geen belemmering voor voorgenomen ontwikkeling.. Bovendien kan

Bij de groei wordt op grond van wet- en regelgeving in het kader van milieu en dierenwelzijn winst geboekt." In de beleidsregels “Categorieën van gevallen” staat dat het

Met deze functiewijziging wordt echter wel een uitbreiding van het loonbedrijf uit Geldermalsen mogelijk gemaakt door een tweede locatie in een vrijgekomen stal mogelijk te

is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg

zoogdiersoorten zoals steenmarter worden niet verwacht omdat geen geschikt leefgebied dan wel sporen zijn aangetroffen in het plangebied.  In het plangebied of binnen de

Volgens de risicokaart ligt het plangebied in de omgeving van een inrichting die onder het Bevi valt. Het gaat om de propaanopslag op het agrarisch bedrijf aan de Marsdijk 18. Op de

De functiewijziging die met deze ruimtelijke onderbouwing mogelijk wordt gemaakt, leidt niet tot een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke

Omdat wij in deze ruimtelijke onderbouwing geen woningen of andere milieugevoelige objecten en ook geen nieuwe milieubelastende objecten mogelijk maken, hoeft de ontwikkeling niet te