ADVIES VAN DE BEZWAARSCHRIFTENADVIESCOMMISSIE
Aan:
Betreft:
Primair besluit:
Ontvangst bezwaarschrift B/T:
Hoorzitting:
Overdracht advies aan Belastingdienst/Toeslagen:
Onderwerp van advies
Belastingdienst/Toeslagen
Bezwaarschrift inzake kinderopvangtoeslag 26 maart 2020
15 mei 2020
20 januari 2021 (van de hoorzitting is een verslag gemaakt dat is toegevoegd als bijlage)
4 februari 2021
Het bezwaarschrift van belanghebbende is gericht tegen de door Belastingdienst/
Toeslagen (hierna: de dienst) genomen beschikking definitieve compensatie CAF 11 van 26 maart 2020. Deze is toegekend omdat belanghebbende deel uit heeft gemaakt van het onderzoek CAF 11. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 6 december 2019 (Staatscourant 2019, nr. 66172) is aan belanghebbende een bedrag van€ 18.350, - toegekend.
De toegekende compensatie aan belanghebbende bestaat uit verschillende elementen zoals bepaald in onderdeel 1 sub a, b, c, d en f en onderdeel 7 van die regeling. Er is geen compensatie voor proceskosten (sub e) aan belanghebbende toegekend.
Gronden van bezwaar
Belanghebbende heeft bij brief van 30 april 2020, die door de dienst is ontvangen op 15 mei 2020, bezwaar ingesteld tegen de beschikking definitieve compensatie CAF 11 van 26 maart 2020. Volgens belanghebbende is, samengevat, onvoldoende rekening
gehouden met de geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het onterecht stop zetten van de kinderopvangtoeslag.
Verweer
In de schriftelijke reactie op het bezwaarschrift heeft de dienst, samengevat, gesteld dat belanghebbende ontvankelijk is in het bezwaar, maar dat dit bezwaar (vooralsnog) bij gebrek aan concrete bezwaargronden tegen de (berekening van de) verstrekte compensatie ongegrond is. De dienst stelt dat het compensatiebedrag op de juiste wijze is berekend en verwijst hiervoor naar de tabel bij de beschikking van 26 maart 2020 en de ingediende onderliggende stukken.
BAC 2020-001
Vaststaande feiten
Voor de berekeningsjaren 2013 (€ 12.129, -) en 2014 (€ 12.598, -) had belanghebbende aanspraak op_(voorlopige) kinderopvangtoeslag voor in totaal€ 24.727, -. De toeslagen voor deze berekeningsjaren zijn gecorrigeerd als gevolg van het CAF 11 onderzoek en op nihil gesteld.
Vaststaat dat bij beschikking van 26 maart 2020 een definitieve compensatie CAF 11 aan belanghebbende is toegekend van€ 18.350, -, waarvan€ 6.000, - een
standaardvergoeding betreft voor veronderstelde immateriële schade, waaronder stress, ongemak en onzekerheid waarmee belanghebbende is geconfronteerd in de lange tijd die is verstreken vanaf het eerste neerwaartse correctiebesluit in het kader van het CAF onderzoek (sub b van de Compensatieregeling). Bij brief van 30 april 2020 heeft belanghebbende bezwaar ingediend tegen deze beschikking.
Vaststaat eveneens dat belanghebbende tijdens het telefoongesprek met de secretaris van de BAC op 22 oktober 2020 heeft laten weten dat het bezwaarschrift inderdaad gericht is tegen de definitieve berekening van de standaardvergoedingen en daarnaast een verzoek om aanvullende vergoeding van werkelijke schade bevat. Belanghebbende heeft
ingestemd met doorzending van het bezwaarschrift naar de Commissie Werkelijke Schade (CWS). Op 30 oktober 2020 is het bezwaarschrift per e-mail doorgezonden naar de
secretaris van de CWS. Dit is aan belanghebbende bevestigd bij brief van 9 november 2020.
Van toepassing zijnde wet- en regelgeving Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) Besluit proceskosten bestuursrecht
Compensatieregeling CAF 11 van 6 december 2019 (Staatscourant 9 december 2019, nr.
66172)
Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 20 mei 2020 (Staatscourant 26 mei 2020, nr. 28700)
Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Staatscourant 7 september 2020, nr. 45904)
Ontvankelijkheid
De dienst heeft het bezwaarschrift ontvangen op 15 mei 2020. Uitgaande van artikel 35 Awir als grondslag voor de bezwaartermijn is 7 mei 2020 de laatste dag van de
bezwaartermijn. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van bezwaren in deze zaak en vergelijkbare (CAF)-zaken stelt de commissie het volgende voorop.
Belanghebbende behoort tot de groep ouders die door de overheid werden geconfronteerd met een overstelpende hoeveelheid beschikkingen. De daaruit
voortvloeiende, omvangrijke betalingsverplichtingen werden vervolgens met inzet van de volle overheidsmacht ingevorderd. Bezwaren en protesten tegen deze gang van zaken werden stelselmatig genegeerd. In de individuele rechtsgang vingen ouders veelal bot.
Het gevolg van dit als grof geweld ervaren overheidsoptreden was dat zij in dekking
gingen en zich afsloten voor communicatie vanuit de overheid. Inmiddels heeft de overheid de hiervoor geschetste gang van zaken erkend. In het licht van het ongekend onrecht dat deze groep ouders waartoe belanghebbende behoort, is aangedaan en gezien de noodzaak van herstel van hun vertrouwen in de overheid, geeft het naar het oordeel van de commissie geen pas om bezwaren van gedupeerden van de CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken te passeren op de grond dat deze te laat zouden zijn ingediend. De indiener van het bezwaar is niet in verzuim.
De dienst heeft kennelijk en terecht het vorenstaande tot uitgangspunt genomen bij de bepaling van het standpunt om het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk te achten.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Tijdens de hoorzitting van 20 januari 2021 heeft de commissie met belanghebbende en de vertegenwoordiger van de dienst de definitieve berekening van de standaardvergoedingen op grond van de compensatieregeling doorgenomen. Daarbij is naar voren gekomen dat nog geen compensatie voor de kosten van juridische bijstand in verband met de
terugvorderingsbesluiten voor de berekeningsjaren kinderopvangtoeslag 2013 en 2014 is toegekend. De commissie adviseert de dienst om dit alsnog te doen.
Daarnaast geeft de commissie de dienst in overweging om bij de beslissing op bezwaar de rente voor de gemiste kinderopvangtoeslag op grond van onderdeel 3.16 van de 3e
Compensatieregeling van 28 augustus 2020 (Staatscourant 7 september 2020, nr. 45904) nu al mee te nemen in de berekening van het definitieve compensatiebedrag. Hetzelfde geldt voor de extra compensatie voor veronderstelde immateriële schade plus opnieuw een aanpassing van de extra compensatie van 1 %.
Verder stelt de commissie dat het voor belanghebbende duidelijk moet zijn dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de toekenning van de
standaardvergoedingen volgens de compensatieregelingen en niet al mede een beslissing op het verzoek om vergoeding van werkelijke schade bevat. De commissie geeft in overweging om de hulp die hierbij geboden kan worden door een persoonlijk
zaakbehandelaar van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen in de beslissing op bezwaar te vermelden. Hetzelfde geldt voor de regeling in verband met gratis
onafhankelijke externe juridische ondersteuning, mocht die ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar al beschikbaar zijn.
Samenvatting en advies
Samengevat stelt de bezwaarschriftenadviescomniissie zich op het standpunt dat het bezwaar ontvankelijk is. Voor de heroverweging van het bestreden besluit adviseert de commissie, gegeven het juridisch kader en gelet op de verklaringen van belanghebbende tijdens de hoorzitting van 20 januari 2021, om over te gaan tot het alsnog toekennen van compensatie voor proceskosten in de bezwaar- en beroepsfase inzake de
terugvorderingsbesluiten voor de berekeningsjaren 2013 en 2014 aan belanghebbende en de berekening in lijn te brengen met de compensatieregelingen die na het besluit van 26 maart 2020 tot stand zijn gekomen. Daarnaast adviseert de commissie om in de beslissing op bezwaar duidelijk te maken aan belanghebbende dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de toekenning van de standaardvergoedingen volgens
BAC 2020-001
de compensatieregelingen en niet al mede een beslissing op het verzoek om vergoeding van werkelijke schade bevat.
De secretaris, De voorzitter,
VERSLAG HOORZITTING VAN DE BEZWAARSCHRIFTENADVIESCOMMISSIE
gehouden op 20 januari 2021 inzake de behandeling van het bezwaarschrift van:
belanghebbende gedateerd 30 april 2020 en ingediend tegen de beschikking van Belastingdienst/Toeslagen van 26 maart 2020, met kenmerk T-C DR CAF-11 CB 4 - 010834618.
gehoord door:
- mr. dr. H.J.T.M. Swaanenburg-van Roosmalen (voorzitter) - mr. T. Groeneveld
- mr. E.B. van de Loo
- bijgestaan door mr. J.S. de Kam en mr. S. 't Hoen (ambtelijk secretarissen) Verschenen zijn:
- Belanghebbende
- Vertegenwoordiger van de Belastingdienst/Toeslagen.
Opening:
De voorzitter opent de hoorzitting, controleert wie er zijn verschenen en deelt de gang van zaken mede.
De voorzitter licht toe:
dat het bezwaarschrift van 30 april 2020 is gericht tegen de beschikking definitieve compensatie CAF 11 van 26 maart 2020. Bij deze beschikking zijn
standaardvergoedingen toegekend op grond van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 6 december 2019. In mei 2020 trad de tweede
Compensatieregeling in werking en in september 2020 de derde regeling. De
mogelijkheid van een verzoek om aanvullende schadevergoeding voor werkelijke schade was in de eerste regeling nog niet opgenomen. Belanghebbende heeft bevestigd dat het bezwaarschrift mede een verzoek om aanvullende schadevergoeding van werkelijke schade betreft.
Er is een verschil tussen compensatie in de vorm van standaardvergoedingen en
aanvullende schadevergoeding. Compensatie betreft de standaardvergoedingen op grond van de genoemde compensatieregelingen. Daarover adviseert de
Bezwaarschriftenadviescommissie (BAC). Aanvullende schadevergoeding betreft de werkelijke schade. Hierover adviseert de Commissie Werkelijke Schade (CWS).
Het bezwaarschrift van belanghebbende is op 30 oktober 2020 doorgezonden naar de
CWS. Ook de per e-mail van 12 januari 2021 ingediende stukken zullen worden
doorgestuurd naar de CWS. De CWS heeft de BAC geïnformeerd dat het (formele)
verzoek om aanvullende schadevergoeding voor werkelijke schade in goede orde is
ontvangen op 28 december 2020.
BAC 2020-001
Toelichting van het bezwaarschrift en de schriftelijke reactie van dienst
De vertegenwoordiger van de dienst bevestigt dat deze het bezwaarschrift ontvankelijk acht. De commissie gaat over tot de inhoudelijke behandeling van het bezwaar. De aanwezigen hebben hun standpunten als volgt nader uiteen gezet.
Belanghebbende verklaart dat destijds in bezwaar is gegaan tegen de
terugvorderingsbesluiten met betrekking tot de berekeningsjaren kinderopvangtoeslag 2013 en 2014 en dat beide bezwaren ongegrond zijn verklaard. Belanghebbende geeft aan dat tegen de beslissing op bezwaar 2013 (red. 2014) in beroep is gegaan bij de Rechtbank, die het beroep gegrond heeft verklaard en de bestreden beschikking heeft vernietigd. Belanghebbende verklaart te zijn bijgestaan door een advocaat, omdat het om een groot bedrag ging en daar zelf niet uitkwam met de Belastingdienst.
Belanghebbende stelt dat het ging om een bedrag van iets meer dan € 20.000,- en dat ter onderbouwing hiervan ieder bewijs(je) had ingeleverd.
De vertegenwoordiger van de dienst licht desgevraagd toe dat bedragen in mindering zijn gebracht op het compensatiebedrag wegens eerdere bijstellingen voor de
berekeningsjaren 2013 en 2014 en niet ingevorderde kinderopvangtoeslag voor 2014.
Het bedrag van€ 11.432, - in het primaire besluit betreft de bijstelling van het eerder toegekende (geschatte) voorschot kinderopvangtoeslag 2013 op basis van later bij de dienst bekende gegevens. Het bedrag van€ 3.187, - voor 2014 betreft een bijstelling na bezwaar en beroep en het bedrag van€ 4.152, - een openstaande vordering in datzelfde jaar.
Belanghebbende verklaart de uitleg van de vertegenwoordiger van de dienst te begrijpen en het eens is met de berekening van de standaardbedragen in het besluit van 26 maart 2020.
De vertegenwoordiger van de dienst verklaart dat compensatie voor de kosten van juridische bijstand in verband met de terugvorderingsbesluiten voor de berekeningsjaren kinderopvangtoeslag 2013 en 2014 niet is meegenomen in de berekening van het
definitieve toegekende compensatiebedrag en dit alsnog door de dienst zal worden beoordeeld.
De commissie benoemt de door de Staatssecretaris aangekondigde regeling om gedupeerde ouders gratis onafhankelijke juridische ondersteuning te geven bij het
hersteltraject Kinderopvangtoeslag. Belanghebbende geeft aan graag gebruik te willen maken van een goede advocaat, maar weet niet hoe dit geregeld moet worden.
De behandelend ambtenaar geeft aan dat belanghebbende geïnformeerd zal worden. De persoonlijk zaakbehandelaar is bij uitstek geschikt om dit te doen in het kader van begeleiding en advisering van belanghebbende. De behandelend ambtenaar zegt toe om de persoonlijk zaakbehandelaar te vragen hierover zelf contact op te nemen met
belanghebbende, temeer gezien de negatieve ervaringen van belanghebbende in het verleden. Belanghebbende zegt het fijn te vinden om hiermee geholpen te worden.
Sluiting
De voorzitter deelt mede dat de bezwaarschriftenadviescommissie voldoende
geïnformeerd is. De commissie zal een advies over de afdoening van het bezwaarschrift opstellen. Dit advies zal de commissie uiterlijk donderdag 4 februari 2021 tezamen met een verslag van de hoorzitting aan de behandelend ambtenaar zenden.
De voorzitter stelt vast dat de termijn voor het nemen van de beslissing op bezwaar loopt tot 1 februari 2021. De vertegenwoordiger van de dienst verzoekt ter zitting om
instemming van belanghebbende om deze termijn te verlengen tot 1 maart 2021.
Belanghebbende stemt daarmee in. De vertegenwoordiger van de dienst geeft aan de verlenging schriftelijk aan belanghebbende te zullen bevestigen.
De Belastingdienst/Toeslagen zal zorgdragen voor toezending van het advies en het verslag aan belanghebbende, tezamen met de beslissing op bezwaar (vgl. artikel 13, tweede lid, Werkwijze Bezwaarschriftenadviescommissie).
De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de hoorzitting.
De secretaris De voorzitter