• No results found

Transkei. blank"verzet"in ZuidAfrika. Zimbabwe Bulletin: Groeiend verzet in Rhodesie.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Transkei. blank"verzet"in ZuidAfrika. Zimbabwe Bulletin: Groeiend verzet in Rhodesie."

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Orgaan van de Stichting Comite Zuid-Afrika tevens Defence and Aid Fund Nederland

Transkei.

Model van een tragische vergissing.

Boycot Outspan Change groups:

blank"verzet"in ZuidAfrika.

Zimbabwe Bulletin: Groeiend verzet

in Rhodesie.

(2)

Uitgave van de Stichting Comité Zuid-Afrika, tevens Defence and Aid Fund Nederland.

Amstel 240, Amsterdam, telefoon: 020 - 227110.

Postgiro Comité Zuid-Afrika: 580900.

Postgiro Defence and Aid Fund: 609900.

Het Zuid-Afrika Bulletin verschijnt (tesamen met het Zimbabwe Bulletin) tenminste vier keer per jaar.

Overname van artikelen, met bronvermelding, is toegestaan.

Minimum abonnementsprijs: f] 5,- per jaar.

Losse nummers: fl 1,-.

NUTTIGE ADRESSEN:

Werkgroepen Zuidelijk Afrika in verschillende ste den, kontaktadressen:

Arnhem: Paul Krugerstraat 6 (085) 422437 Uden: Karelstraat 3 (04132) 2580 Utrecht: Oude Gracht 36 (030) 14314 Groningen: Gr. Kr. Elleboog 15 Nijmegen: Verl. Groenestraat 43 (08800) 58711-2370

Deventer: Graven 6 (05700) 18431

Hazerswoude: Burg. Warnaarkade 41 (01728) 221 Wageningen: Asserpark 44-7a

Culemborg: Chopinplein 147 (03450) 3689 Leiden: Stationsplein 10 (01710) 48333-4639 Landelijke Comitees:

Angola Comité, Klarenburg 253, Amsterdam (020) 196511

Mondlane Stichting, Busken Huetlaan 1, Bloemen daal (023) 265233

KAIROS, Cornelis Houtmanstraat 17, Utrecht (030) 710614

MEDEDELINGEN

De oproep geld te storten voor het Defence and Aid Fund (Z.A. Bulletin nr. 51) heeft veel resultaat gehad.

Aangezien de Zuidafrikaanse regering graag zou wil len weten hoeveel geld het Internationale Defence and Aid Fund ontvangt, lijkt het ons beter geen bedragen te noemen, maar er kon in elk geval weer een bedrag worden overgemaakt naar het hoofdkwartier in

Londen. Dat uw geld nodig is en goed wordt gebruikt, is gebleken in de kirantenberichten over de vervolging van de Anglikaanse deken van Johannesburg, Gonville ffrench-Beytagh. Uw financiële bijdrage op de speciale postgirorekening van het Defence and Aid Fund

(postgiro 609900) is dan ook welkom en noodzakelijk.

Het comité Zuid-Afrika heeft bij de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond geprotesteerd tegen de deelname van een Nederlandse dameshockeyploeg aan het Wereld Dames Hockey Tournooi dat in Nieuw Zeeland zal worden gespeeld. Wij hebben geprotes teerd, omdat Zuid-Afrika daar vertegenwoordigd zou zijn door een alleen uit blanken bestaand team. In middels heeft Zuid-Afrika zich teruggetrokken

(20 juli 1971) uit angst voor demonstraties tegen de Zuidafrikaanse apartheidspolitiek. Wij hebben tevens bij de KNHB geprotesteerd tegen de vriendschappelij ke wedstrijden die de Nederlandse ploeg na afloop van het tournooi wil gaan spelen in Zuid- Afrika.

Het Anne Frankhuis, Prinsengracht 265 Amster dam, herbergt tot eind september een fototentoon stelling over Zuid-Afrika, samengesteld en georgani seerd door de Zuid-Afrika werkgroep Pluto. De aan grij pende tentoonstelling is zeer uitgebreid en bevat veelnieuw fotomateriaa uit Zuid-Afrika. Bij de ten toonstelling worden publikaties van het Comité Zuid Afrika en het Internationale Defence and Aid Fund verkocht. De fototentoonstelling krijgt terecht veel belangstelling van de bezoekers van het Anne Frank huis en is een uitgebreid bezoek zeker waard.

Onder het motto 'Angola, Vietnam van Afrika' organiseren het Angola Comité en de werkgroep Zui delijk Afrika Wageningen op 17, 18 en 19 september a.s. te Wageningen een tweede 'B(l)ackin' Southern Africa Congres. Er komen sprekers, die de bevrijde gebieden van Angola hebben bezocht. Er zijn nieuwe

films en er zullen discussiegroepen gevormd worden, die het verband zullen aantonen tussen de Portugeze politiek en het standpunt van de Nederlandse regering.

Er zal tevens van gedachten worden gewisseld over de mogelijkheden tot aktievoeren in Nederland. Voor informatie en opgaven: Buro Vormingsadviseur,

Salverdaplein 11, Wageningen, tel. (08370) 6111, toestel 3683.

Vlak voor het ter perse gaan van dit nummer (21-8-1971) werd, via een Bodengravense krant bekend dat het Zuidafrikaanse waterpoloteam "de Spring bokken" een zomertoernee door Nederland maakt.

Zij willen o.a. spelen in Bodegraven, Gouda en Leiden.

Het team bestaat alleen uit blanken omdat, zoals de heer J. Werder, technisch secretaris van gast-vereniging De Zijl in Leiden verklaarde: "negers hebben geen goede lichaamsbouw om te zwemmen". De Derde Wereldwinkel in Bodegraven organiseerde in samen werking met het Comité Zuid-Afrika en enkele plaatse ljke groeperingen demonstraties tegen de wedstrijden.

Enkele spelers van het Nederlandse waterpoloteam verklaarden dat zij weigerden tegen de Springbokken te spelen.

De redaktie van het Zuid-Afrika Bulletin zoekt kontakt met journalisten of copywriters, die ons af en toe gratis kunnen helpen bij de eindredaktie van dit bulletin. Nadere inlichtingen: Gerben Bruinsma, tel. (020) 228192.

Het Comité Zuid-Afrika zal in de Vredesweek

(19-25 september 1971) 25.000 exemplaren verspreiden van een gratis extra nummer van het Zuid-Afrika Bulletin van vier pagina's, met een "wervend" karakter.

M-- W

(3)

Het Comité Zuid-Afrika heeft onlangs Canon John L. Collins, president van het International Defence and Aid Fund, kandidaat gesteld voor de Nobelprijs 1971 voor de Vrede.

In het Zuid-Afrika Bulletin nr. 50 pagina 10 e.v.

hebben wij enkele gedeelten geciteerd uit het boek van Cosmas Desmond 'The Discarded People' (het af gédankte volk). Inmiddels is Cosmas Desmond tot 5 jaar huisarrest veroordeelt vanwege deze publikatie.

Zijn boek kan worden besteld bij de werkgroep KAIROS, Cornelis Houtmanstraat 17 Utrecht, tel. (030) 710614 of bij het International Defence and Aid Fund, 2 Amen Court, London E.C.4-M7BX, Engeland. De prijs zal ongeveer Fl. 17,- bedragen.

Op 1 juni jl. hebben enige leden van het Comité Zuid-Afrika samen met enkele Zuidafrikaanse vluch telingen gedemonstreerd bij de Zuidafrikaanse ambas sade in Den Haag, waar een receptie werd gehouden ter gelegenheid van het feit dat Zuid-Afrika op 31 mei 1961 tot Republiek werd uitgeroepen. Tegen de vie ring van dit schandelijke jubileum (Zuid-Afrika werd toen gedwongen het Gemenebest te verlaten) werd in Zuid-Afrika veel geprotesteerd (demonitraties in Kaapstad en Johannesburg). De demonstranten in Den Haag vroegen de bezoekers van de receptie of 10 jaar Republiek een rede was tot feestvieren. Verder werden de bezoekers gefeliciteerd met hun blank-zijn; zij mochten wel op de receptie komen. De demonstran ten vonden het pijnlijk nog zoveel bekende Nederlan ders te zien verschijnen. Zo zijn op de receptie gezien de Ministers Witteveen en Bakker, de Direkteur-Gene raal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de professoren De Gaay Fortman en van Hulst, terwijl tevens onafzienbare rijen Generaals en Admiraals kwamen opdraven.

DAAROM BEN IK BEREID TE STERVEN.

(Nelson Mandela)

In het afgelopen voorjaar werd in Nederland een internationale stichting voor hulp aan Zuidafrikaanse vluchtelingen opgericht: Stichting ISARA (Internatio nal South African Refugee Aid).

Namens Nederland zitten o.m. in het stichtings bestuur Dr. D. de Lange en Ds. H.J. Diekerhof. Om aan geld te komen voor de allerergste nood onder sommige vluchtelingen en hun gezinnen, voornamelijk in landen als Zambia, Tanzania, Botswana en Kenya, verspreidt Stichting ISARA tijdens de komende Vre

desweek folders waarin om giften wordt gevraagd.

Tevens wordt door Stichting ISARA een 30 cm.

langspeelplaat uitgebracht "Daarom ben ik bereid te sterven", waarvan de ene zijde de verdediging van de tot levenslang veroordeelde ANC-leider Nelson Man dela bevat (in het Nederlands gelezen door Dolf Cop pes) en de andere zijde oorspronkelijke Afrikaanse vrijheidsliederen.

De plaat kost (inclusief verzendkosten) fl 11,-. Er zit tevens een gratis boekje bij met nadere informatie over Nelson Mandela en over de strijd in Zuid-Afrika.

Stichting ISARA geeft daarnaast een boekje uit van Esau du Plessis en enkele andere Zuidafrikaanse schrij vers over de jongste processen tegen verscheidene van terrorisme beschuldigde Afrikanen. De titel van het boekje: "Berechting door marteling".

De prijs bedraagt fl 2,- (inclusief porto).

De 30 cm, langspeelplaat en het boekje kunnen be steld worden door storting van het betreffende bedrag op postgiro 598 800 t.n.v. Stichting ISARA, Reiger laan 239, Capelle a.d. Ijssel. Op dit postrekèningnum mer zijn uw ffiften uiteraard ook van harte welkom.

IIIIililllillillBloycotiliUillllllillllllllili

Boycot Outspan

Een grote groene bus opgetuigd met afbeeldingen van Zuidafrikaanse Outspansinaasappelen en citroenen reist sinds enkele weken door Europa, begeleid door

ongeveer 40, in kleurige Outspanjurkjes gestoken meisjes, blanke meisjes natuurlijk. De propaganda tournee moet de export van Zuidafrikaans fruit verho gen.

Het Comité Zuid-Afrika vraagt U de outspanproduk ten te boycotten. Een ekonomische boycot van Zuid Afrika is in vele resoluties van de Verenigde Naties aanbevolen om Zuid-Afrika te dwingen haar racisti sche politiek op te geven. Een algemene boycot is echter zeer moeilijk te realiseren, temeer daar de eko nomische relaties tussen Nederland en Zuid-Afrika zo uitgebreid zijn. Een gerichte boycot kan echter duide lijk maken, dat niet iedereen de vruchten van het apartheidsbeleid lust. Bij het Comité Zuid-Afrika zijn kleine gekleurde plakstickers te verkrijgen met de

tekst: "Koop géén Outspan. Produkt van de Apart~

heid". Die groene autobus volgeplakt met deze stickers zal het slecht doen als Zuidafrikaans propa gandamiddel.

Andere mogelijkheden: op winkelruiten van hard nekkige Outspanverkopers bij U in de buurt. Of op Outspansinaasappels zelf, dat lukt echt wel in grote supermarkten. Of de stickers geplakt in of op propa gandamateriaal van de Zuidafrikaanse ambassade (in de trein, bij de dokter in de wachtkamer, op de win kelruit van de vestigingen van Zuidafrikaanse lucht vaartmaatschappijen).

De plakstickertjes kosten fl. 0,05 per stuk en zijn te bestelfen door storting van... x fl. 0,05 op giroreke ning 580900 t.n.v. Stichting Comité Zuid-Afrika te Amsterdam, onder vermelding van "Outspansticker tjes".

m

m

(4)

ENKELE GEBEURTENISSEN,

VRIJ WILLEKEURIG GEPLUKT UIT KRANTEN EN TIJDSCHRIFTEN

September 1970: De Wereldraad van Kerken (WCC) schenkt $ 200.000 aan organisaties, die het racisme be strijden en haar slachtoffers helpen. Zo worden onder andere gesteund: de Anti-Apartheid Movement, The Africa Bureau en het International Defence and Aid Fund in Londen; het Angola Comité en de Mondlane Stichting in Nederland; het Africa 2000 Institute in Zambia, en de meeste Afrikaanse bevrijdingsbewe gingen.

5-10-1970: Winnie Mandela krijgt huisarrest opge legd, nadat zij en enige andere Afrikanen tot twee keer toe waren vrijgesproken van aanklachten wegens 'terroristische aktiviteiten'.

10-11-1970: Commentaar Christelijk Instituut van Zuid-Afrika op schenking WCC: "Hoe feller de reaktie tegen het besluit van de WCC van de kant van de blan ke, hoe overtuigder de niet-blanke ervan geworden is, dat hij zijn verlossing uit de slavernij van de apartheid niet van de witte Farao's te verwachten heeft, maar alleen van een Mozes uit eigen "geleden".

2-12-1970: Dr. Ramsey, aartsbisschop van Canter bury verklaart na een bezoek aan de Transkei: "Ik laat me niet bedriegen door de zogenaamde groei naar onafhankelijkheid van de Transkei." Enige weken daar voor had Minister Bakker zich wèl laten bedriegen.

20-1-1971: De Anglikaanse Deken van Johannes burg, Gonville ffrench Beytagh is door de BOSS

(Bureau of State Security) aangehouden voor onder vraging.

28-1-1971: ffrench Beytagh wordt op een borg tocht van fl. 25.000,- vrijgelaten, nadat hij was be schuldigd van overtreding van de wet op het Commu nisme. Van begin februari tot eind maart 1971 werden 12 geestelijken Zuid-Afrika uitgewezen.

25-2-1971: De BOSS heeft invallen gedaan en huis zoekingen verricht bij een groot aantal kerkelijke instellingen en twee journalisten van de Rand Daily Mail en The Star. De politie zocht belastend materiaal tegen Deken ffrench Beytagh. De volgende dag werd het proces tegen hem verdaagd tot 28 mei 1971.

21-5-1971: Het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen, waarbij o.a. het NVV is aangesloten, beschuldigt de regiems in Zuidelijk Afrika van slaver nij.

28-5-1971: Het hoofd van de BOSS, P.J. Venter, wil tijdens het vandaag begonnen proces tegen Deken ffrench Beytagh, bewijzen dat de deken geld ontving uit het buitenland voor de familieleden van politieke gevangenen (o.a. van het in Zuid-Afrika verboden Defence and Aid Fund.)

30-6-1971: De Rooms-katholieke priester Cosmas Desmond krijgt 5 jaar huisarrest opgelegd. Hij mag nu in Zuid-Afrika niet meer geciteerd worden en zijn publikaties (o.a. het schokkende boek, The Discarded People, zie Bulletin nr. 50) zijn verboden.

1-7-1971: De aanklacht tegen Deken ffrench Beytagh is veranderd. Hij moet nu op 2 augustus terechtstaan wegens overtreding van de wet op het terrorisme (maximum straf: de doodstraf). Zijn huma nitaire arbeid, hij zou voor het International Defence

and Aid Fund fl. 250.000,- hebben verspreid, is blijk baar een 'terroristische daad'.

20-7-1971: In een open brief aan het tijdschrift 'Pro Veritate' hebben 45 geestelijken uit de Kaap provincie het maatschappelijke en politieke systeem van Zuid-Afrika vergeleken met dat van Hitler-Duits land.

27-7-1971: Winnie Mandela is zonder opgave van reden in Johannesburg gearresteerd.

29-7-1971: In een brief van de Lutherse Kerken van Namibia wordt premier Vorster ervan beschuldigd de rechten van de mens in Namibia niet te hebben nage

leefd. Zij sluiten zich aan bij de uitspraak van het Internationale Hof van Justitie.

29-7-1971: De nationale raad van kerken van de Verenigde Staten roepen alle kerken op waarnemers te sturen naar het proces tegen Deken ffrench Beytagh. Hij zou o.a. voor het IDAF uitgaven hebben gedaan voor school- en boekengeld, voor voedsel, kle ding, reisgeld naar Robbeneiland, rechtskundige bij stand, begrafeniskosten en andere hulp voor gevange nen en hun gezinnen. En dat noemen ze in Zuid-Afri ka 'terrorisme'.

2-8-1971: 14 niet-blanken moeten terechtstaan wegens overtreding van de wet op het terrorisme. Zij verschijnen op hetielfde moment en op dezelfde be schuldiging voor de 'rechter' als de blanke Deken ffrench Beytagh, die echter vrijwel alle aandacht en publiciteit krijgt. De deken werd tijdelijk vrijgelaten tegen een grote borgtocht, voor de andere aangeklaag

den was dit niet mogelijk. De 15, later 14, want er wordt één niet-blanke vrijgelaten, kunnen alle de

doodstraf krijgen. Zij moeten hun onschuld bewijzen, de regering hoeft niet te bewijzen, dat ze schuldig zijn.

Later bleek, tijdens het proces tegen de deken, dat enige getuigen zich als politiespionnen hadden bin nengedrongen in de gemeente van de deken. Een andere getuige gaf toe gedwongen te zijn tegen de deken te getuigen.

16-8-1971: De 13 niet-blanken hebben tijdens hun proces verklaard door de BOSS te zijn gemarteld.

WORDT VERVOLGD (voorlopig afgesloten op 16 augustus 1971).

G.B.

Afrikaanse bouwvakkers in Pietermaritzburg, die hun beroep van metselaar niet meer mochten uitoefe nen, omdat dit beroep voor blanken is gereserveerd, konden onlangs plotseling hun werk hervatten. De reden hiervoor was het gebrek aan blanke metselaars.

Echter: om de wet niet te overtreden kregen de Afrikanen geen troffels om mee te werken, maar...

plantenschopjes.

(Uit: Zambia Daily Mail, 7 mei 1971.)

(5)

Transkei.

Model van een tragische vergissing.

De volledige nederlaag van de "Herstigte Nationale Partij" onder leiding van dr. A. Hertzog tijdens de verkiezingen in Zuid-Afrika van 1970, heeft de regering-Vorster eens te meer ervan overtuigd, dat zij met haar apartheidsbeleid op de goede weg is. Kern van dit beleid is, dat het voor de blanke Zuid-Afrika nen onaanvaardbaar is het bestuur van hun samen leving en economie met de niet-blanken te delen en dat de niet-blanken langs de weg van een afzonder lijke ontwikkeling hun eigen toekomst moeten opbouwen. De "verkrampte" en extremistische Afrikaners van de "Herstigte Nationale Partij"

hadden zich tegen deze politiek proberen te verzetten, en met name tegen het zelfbeschikkingsrecht voor de Bantoe-thuislanden dat aan dit land inherent was, maar hebben voor hun verzet nauwelijks steun van de kiezers gekregen.

De "Nationale Partij" van premier Vorster kan doorgaan met de uitvoering van haar politiek van

"eiesoortige ontwikkeling" voor de Bantoes, waaraan zij sinds 1948 stelselmatig heeft gewerkt, niet

gehinderd door een rechtse oppositiegroep, en uiter aard ook niet door een linkse oppositie, omdat deze al sinds jaar en dag in Zuid-Afrika tot de onmogelijk heden behoort.

Het is niet te ontkennen dat de "Nationale Partij"

bij de tenuitvoerlegging van haar apartheidspolitiek op een intelligente manier gebruik heeft weten te maken van de door de historie gegeven situatie, dat namelijk de stamlanden van de verschillende Bantoe volkeren in Zuid-Afrika nooit helemaal verloren waren gegaan en reeds in 1913 - dus lang voordat de huidige Republiek tot stand kwam (1960) - een zekere fixatie hadden gekregen. In dat jaar 1913 werd de zogenaamde "Hertzog-wet" aangenomen, volgens wefke 13 procent van het grondgebied van Zuid-Afrika gereserveerd zou worden voor de Bantoe-bevolking, met dien verstande, dat blanken of niet-Afrikanen daar geen land zouden kunnen kopen. De keerzijde van deze wet was natuurlijk, dat

het aan Afrikanen verboden werd - aanvankelijk nog met uitzondering van de Kaapkolonie - om buiten de voor hen vastgestelde gebieden land te kopen of te bezitten. Afgezien van de onrechtvaardig heid dat aan niet-blanken de mogelijkheid ontnomen werd om een deel van de door de blanken gestolen grond nog ooit terug te kopen, was deze maatregel bovendien heel wat minder fraai dan hij leek, omdat slechts de helft van het vastgestelde grondgebied voor landbouw en veeteelt geschikt was.

Het was vooral premier H. Verwoerd (1958- 1966), die uitgaande van het erkende bestaan van deze reservaten, daarin een mogelijkheid heeft gezien om

aan de Afrikaanse bevolking politieke rechten en vrijheden te geven, zonder dat de blanke minderheid

daarvoor andere dan bescheiden financiële offers zou moeten brengen. Door de oorspronkelijke stamlanden

van de Afrikaanse bevolking in "thuislanden" om te dopen, kreeg iedere Afrikaan -ook al kende hij zijn stamland slechts van horen zeggen en was hij heel ergens anders geboren - een gebied toegewezen waar hij oorspronkelijk zou thuishoren. Daar zou hij ook over de rechten en vrijheden kunnen beschikken, die hem in het gebied waar hij was geboren, waar hij woonde en werkte, en waar hij van nu af de status van

vreemdeling zou hebben, uiteraard onthouden werden.

Het gebied buiten de thuislanden - 87 procent van Zuid-Afrika - zou het onaantastbaar eigendom blijven van de blanke minderheid. Dat dit gebied samenviel met de vruchtbaarste en rijkste gedeelten van het land, waar de blanken hun boerderijen, industrieën en woningen hadden, behoefde niet te betekenen dat de Afrikanen in hun thuislanden tot armoede veroor deeld zouden worden. Naar het oordeel van premier Verwoerd zou met de "grote apartheid" die met de scheiding van blanke en zwarte gebiedsdelen werd ingevoerd, een politiek van "afzonderlijke ontwikkë ling" gepaard moeten gaan. Ieder Bantoe-volk zou binnen zijn eigen woongebied de gelegenheid moeten krijgen om zijn eigen cultuur te bewaren en zich overeenkomstig zijn eigen tradities te ontwikkelen.

De ontwikkelingshulp die daarbij van de kant van de regering geboden zou worden, zou ervoor garant staan dat de verschillende thuislanden een redelijk verant woorde welvaart zouden kunnen bereiken. Deze welvaart zou natuurlijk niet dezelfde zijn als die van de blanken. Maar men mocht dat ook niet verwachten omdat de thuislanden van de Afrikanen, zoals vrijwel alle niet-blanke Afrikaanse landen, nog in het stadium van de ontwikkeling verkeren en nog niet het niveau

hebben bereikt waarop de blanken na eeuwen inspanning en hard werken waren aangeland.

In 1959, toen bij de behandeling van de wet op de Bevordering van het Bantoe-zelfbestuur de grote lijnen van deze "grote apartheid" in het parlement werden uiteengezet, heeft de regering Verwoerd toegegeven, dat in de overgangsperiode, gedurende welke blanken en Bantoes nog in één gebied bij elkaar zullen wonen, de bevolkingsgroepen tegen elkaar beschermd moesten worden. Daartoe zou naast het stelsel van de thuislanden nog een stelsel van wetten nodig blijven om te verhinderen dat de blanken op hun grondgebied overlast zouden onder vinden van de niet-blanken en om de mogelijkheid van de afzonderlijke ontwikkeling veilig te stellen. Deze

"kleine apartheid", gaande van speciale woonwijken ("townships" of "lokaties") voor de niet-blanken tot aparte treincoupé 's en openbare toiletten, zou echter naar het oordeel van de regering-Verwoerd slechts een tijdelijk karakter hebben, omdat zij de overtuiging had dat alle Afrikanen ooit in de thuislanden een onderkomen zouden kunnen vinden. Men had daartoe zijn hoop gesteld op de vestiging en uitbreiding van grensindustrieën aan de rand van de verschillende

m

(6)

thuislanden en bleef tegen de parlementaire oppositie in vasthouden aan de gedachte, dat de zwarte arbeiders die in de blanke industriegebieden niet gemist konden worden, daar slechts tijdelijk zouden verblijven (zgn. trekarbeiders). Hun woonplaats,

waar ook hun vrouwen en kinderen zouden verblijven, zou in een van de thuislanden zijn. Hun toekomstige situatie zou vergelijkbaar zijn met die van de arbeiders, welke uit Lesotho of Swaziland naar de mijnen rondom Johannesburg trokken.

Deze conceptie, die door de regering-Verwoerd in 1959 aan het parlement werd voorgelegd, had natuurlijk een voorgeschiedenis. Bovendien zouden nog vele stadia doorlopen moeten worden, voordat op 22 mei 1970 het laatste van de in 1959 ontworpen Bantoe-thuislanden, Zoeloe-land, beperkt zelfbestuur zou krijgen. Op deze geschiedenis moeten we nu nader ingaan.

Van reservaat tot thuisland.

Hoewel de Zuid-Afrikaanse propaganda het doet voorkomen alsof het grondgebied van de Afrikaanse bevolking zich nooit veel verder heeft uitgestrekt dan de hun nu toegewezen reservaten - alle tezamen ongeveer vijfmaal de grootte van Nederland - is het zeker dat vóór de komst van de blanken de verschil lende Bantoe-stammen een veel groter gebied tot hun eigendom rekenden. Omdat de meeste stammen hun woon- en weidegebied echter in het Oosten en Noorden van het land hadden, duurde het tot 1779 voordat de conflicten ontstonden tussen de opdrin gende blanke immigranten en de oorspronkelijke bevolking. In 1776 maken de geimmigreerde boeren voor het eerst contact met de Xhosa's - de bevolking van het huidige Ciskei en Transkei in het Noord

Oosten van de Kaapkolonie - en kort daarop breekt de eerste Kafferoorlog uit (1779). Deze zal gevolgd worden door nog negen andere oorlogen, die uit eindelijk in 1894 uitlopen op de volledige annexatie van Ciskei en Transkei. De conflicten met de meer noordelijk wonende stammen ontstaan na het begin van de Grote Trek (1835), wanneer de Boeren zich in Natal, Transvaal en Oranje-Vrijstaat gaan vestigen en de Afrikanen steeds verder verdringen van de meest vruchtbare landbouw- en weidegronden. Rondom 1910, wanneer de Unie van Zuid-Afrika tot stand komt, zijn er ongeveer 300 woongebieden voor de intact gebleven Afrikaanse stammen, in hoofdzaak gelegen aan de Noord- en Oostgrenzen van de Unie.

Hoewel het aanvankelijk nog mogelijk was voor de Afrikanen om zonder enige beperking land te kopen en hun eigendom uit te breiden, komt daaraan al spoedig een einde. In 1913 wordt een wet aangeno men, waardoor de woongebieden voor de Afrikanen nauwkeurig worden vastgelegd en worden vastgesteld op 13 procent van het grondgebied van de Unie.

Hoewel in feite de Afrikanen in die tijd niet meer dan 7,3 procent van dit land in eigendom hebben, zodat grondaankoop nog mogelijk blijft, houdt de nieuwe wet toch déze beperking in, dat de Afrikanen geen

rond kunnen verwerven buiten de door de wet afge bakende gebieden. Vanaf 1913 is Zuid-Afrika ver deeld in een blank en een zwart gebied. Het proces waardoor de Bantoes die buiten de thuislanden verblijven, bij de wet tot vreemdelingen in eigen land worden gediskwalificeerd en hun bij de wet wordt verboden om rechten op te eisen, gelijk aan die van de

daar wonende blanken, is hiermee definitief op gang gekomen. Hoewel het de bedoeling van de toenmalige regering was om de Afrikanen tegen verdere infiltratie

van de blanken te beschermen en hun grondgebieden te respecteren, is het toen vastgelegde systeem van

"reservaten" na 1948 voor de Nationalistische regering het uitgangspunt geworden voor hun politiek van de "grote apartheid".

De moeilijkheid bij de uitvoering van de "South African Trust and Land Act" van 1913 is van meet af aan geweest, dat de gebieden waar de verschillende Afrikaanse stammen hun woonplaats hadden her en der verspreid waren en nauwelijks een aaneengesloten

eenheid vormden. Door landaankopen, al in 1916 voorgesteld door een commissie onder leiding van Sir William Beaumont, maar pas ernstig ter hand geno

men in 1936 na een wijziging van de wet van 1913, is geprobeerd om van de gebieden die de Afrikanen hun eigen land mochten noemen, grotere geografische eenheden te maken. Zoals iedereen die een meer gedetailleerde kaart van Zuid-Afrika bekijkt zelf kan waarnemen, is men hierin eigenlijk nog steeds niet geslaagd. Met uitzondering van Transkei, zijn alle thuislanden meer administratieve en sociale, dan geografische eenheden. Nog onlangs -op 21 april 1971 -heeft premier Vorster in het parlement aangekondigd, dat de regering bereid was om over eenkomstig de wet van 1936 opnieuw zeven miljoen hectaren "blanke grond" op te kopen, ter uitbreiding van de nu bestaande Bantoestans.

Het oorspronkelijke stamverband.

Een andere draad die de "Nationale Partij" bij de uitvoering van haar politiek van afzonderlijke ontwikkeling uit het verleden heeft opgenomen, is die van het bestuurspatroon, dat in de verschillende stamlanden werd aangetroffen. Ondanks het feit dat vele Afrikanen vanaf het begin der 19e eeuw naar de boerderijen en de opkomende industriegebieden trokken, waardoor voor velen het oorspronkelijk stamverband zijn betekenis begon te verliezen, behielden de traditionele koningen en vorsten (chiefs) van de verschillende stammen een grote invloed op de leden van hun volk. Met name in Transkei -het grootste van de huidige thuislanden of Bantoestans -heeft de regering van Zuid-Afrika vrij handig van deze gezagsdragers gebruik weten te maken. Bij de totstandkoming van de Unie in 1910 kwam het kiesrecht, niet alleen het passieve, maar ook het actieve kiesrecht, uitsluitend in handen van de blanke bewoners van het land. Alleen de Kaapse

Afrikanen behielden tot 1960 een vorm van getrapt actief kiesrecht. Van inspraak van de Afrikanen zou

zou hooguit sprake kunnen zijn binnen de reservaten, bij de behandeling van zaken die het eigen gebied betroffen. De traditionele vorsten waren de aangewe zen personen om deze vorm van inspraak te realiseren.

In Transkei functioneert daartoe vanaf 1931 de zogenaamde Bunga (commissie), die in 1936 een meer officieel statuut krijgt met de naam "United Trans keian Territories General Council" (UTTGC), een adviesraad van 108 leden, waarin de 27 blanke districtsrechters het uiteindelijk voor het zeggen hebben. Niettemin is dit het begin van een vorm van zelfbestuur voor de Transkei. De Afrikaanse leden van de Bunga waren zich daarvan ook bewust, getuige hun verzoek aan de regering in 1944, om "de Transkei volledig zelfbestuur toe te kennen". De motie van het raadslid Qamata die dan wordt aangenomen, luidt:

"Deze Raad verzoekt de regering om in het kader van de naoorlogse vernieuwing, het gebied van Transkei tot een eigen provincie of staat van de Unie te ver klaren met souvereine rechten bij het bestuur van zijn

(7)

volk en de regeling van zijn zaken." Tot goed begrip van deze motie moet wel worden opgemerkt, dat met zelfbestuur niet hetzelfde wordt bedoeld als de Nationalistische regeringen later hieronder verstaan.

De Bunga hoopt ermee te bereiken, dat de Afrikanen als volledig gelijkwaardige burgers van de Unie worden erkend, die op grond daarvan een directe vertegen woordiging in het centrale parlement zullen verkrijgen.

Dit kan men afleiden uit het feit, dat vanaf 1936 in de Bunga gepleit wordt voor algemeen kiesrecht, ook voor de Afrikanen, en dat pas in 1955 de actie hier voor wordt gestaakt.

Deze onafhankelijke geluiden die de Bunga had laten horen, waren er wellicht oorzaak van, dat in 1951 een nieuwe wet wordt aangenomen - voorbe reid door de toenmalige minister van Bantoezaken, dr. H. Verwoerd - waardoor aan de vorsten uit de verschillende stamgebieden leidinggevende bevoegd heden worden gegeven, maar tegelijk de weg naar inspraak in het bestuur van de Unie wordt afgesloten.

De opzet van de wet was volgens dr. Verwoerd, om de traditionele gebruiken en gewoonten van de Afri kanen te respecteren en de ontwikkeling van de verschillende stamlanden overeenkomstig de daar gegroeide structuren te doen verlopen.

Hoewel de parlementaire orpositie betwijfelde of deze stamstructuur no we intact was, bleef Ver woerd volhouden dat de Afrikanen een vorm van zelf bestuur wensten, waarin de traditionele aristocratie van de vorsten (chiefs) de leiding zou behouden. Het toen nog bestaande "Afrikaanse Nationale Congres"

noemde deze wet niettemin een "reactionaire wet", omdat hij de Afrikanen een bestuursvorm opdringt waaraan velen van hen ontgroeid waren. Ook de Bunga in Transkei bleef zich tot 1955 tegen de invoering van de wet verzetten, omdat hij de weg af sloot naar een deelname van de Afrikaanse bevolking aan de landelijke verkiezingen. Toen dit verzet gebroken was, kon de wet in 1956 van kracht worden.

De minister van Bantoe-zaken had toen bereikt, dat de Afrikanen met zo min mogelijke officiële

inmenging van blanken hun eigen zaken konden regelen - een belangrijk onderdeel van de politiek van afzonderlijke ontwikkeling - maar ook dat hun de toegang tot de landsregering en de democratie

- de stamhoofden werden door geboorte en niet bij stemming aangewezen - was ontzegd. De gevolgen van een en ander blijken in 1957, wanneer in Trans kei de Bunga wordt vervangen door de "Transkeian Territorial Authority" (TTA), waarvan alleen

Afrikanen lid zijn en waarin de blanken slechts als

"waarnemers" optreden. Overigens waarschuwt dr. Verwoerd bij de installatie op 7 mei 1957:"Laat deze boom van afzonderlijke ontwikkeling niet te hard groeien".

Het Tomlinson-rapport.

Nu eenmaal al dit voorbereidend werk was gedaan, moest de grote beslissing komen, die aan de politiek van de Nationale Partij - sinds 1948 in het bezit van de regeringsmeerderheid - haar afronding zou geven.

De bestaande woongebieden van de Afrikanen zouden als "nationale eenheden" erkend moeten worden, die zich tot onafhankelijke staatjes zouden kunnen

ontwikkelen. In die gemakkelijk te controleren staatjes zouden de Afrikanen baas in eigen huis kun nen zijn, zodat de regering de Afrikanen die op

"blank gebied" woonden, als vreemdelingen kon beschouwen, die - indien zij lastig waren of geen werkvergunning hadden - naar hun thuislanden

kondèn worden "uitgewezen". De wet die deze ont wikkeling mogelijk moest maken, de Wet op de

bevordering van het Bantoe-zelfbestuur, werd in 1959 in enkele dagen tijd door het parlement gejaagd.

Omdat voor de uitvoerbaarheid van deze wet nodig was, dat de meerderheid van de totale zwarte bevol

king in de nabije toekomst bestaansmogelijkheden en werk zou kunnen vinden in de thuislanden, had de regering al in 1949 aan een commissie onder leiding van prof. Tomlinson opdracht gegeven om het vraag stuk van de werkgelegenheid in de Bantoe-reservaten

te onderzoeken. Deze Tomlinson-commissie had in 1954 haar eindrapport uitgebracht, waarin berekend werd hoeveel arbeidsplaatsen gecreëerd konden worden, indien de verbetering van de landbouwgron

den en landbouwmethoden radicaal werd aangepakt en indien met behulp van blank kapitaal en blanke ondernemers nieuwe industrieën in de thuislanden konden worden opgezet. De commissie berekende dat twee miljoen Afrikaanse boeren in de landbouw een bestaan zouden kunnen vinden en dat in andere sectoren gedurende 25 jaar jaarlijks 50.000 arbeids plaatsen ter beschikking zouden kunnen komen. Dit zou betekenen, dat na 25 jaar ongeveer 3,5 miljoen Afrikanen in de thuislanden van werk konden worden voorzien. Maar zelfs als de thuislanden in een dergelijk hoog tempo konden worden geindustriali seerd, zou dit geschatte aantal arbeidsplaatsen niet kunnen volstaan om gelijke tred te houden met de groei van de zwarte bevolking, zodat het alleen al om die reden uitgesloten moet worden geacht dat Zuid Afrika in het jaar 2000 een blanke natie zou kunnen zijn met een aantal zwarte randstaten aan zijn uiterste grenzen. De meerderheid van de Afrikaanse arbeiders zou in de belangrijke industriecentra blijven werken.

De belangrijkste conclusie van het Tomlinson-rapport bleef echter, dat indien de regering snel ertoe over ging in de Bantoestans de landbouwgronden te verbeteren, met name door herverkaveling en bestrij

ding van de erosie, en bovendien de vestiging van industrieën zou stimuleren en subsidiëren, de econo mische infrastructuur die voor een ontwikkeling naar sociale en staatkundige zelfstandigheid onontbeerlijk is, tot stand zou kunnen komen. Omreden van deze conclusie is het Tomlinson-rapport van grote invloed geweest op de totstandkoming van de wet van 1959, waarmee in principe gekozen werd voor de toekom stige onafhankelijkheid van de acht omschreven Bantoestans: Transkei, Ciskei, Tswanaland, Lebowa, Vendaland, Tsonga, Zuid-Sotho en Zoeloe.

Men moet overigens niet denken, dat de Nationa listische regering de inhoud van het Tomlinson rapport zonder meer overnam. Toen de commissie na vijf jaar studie en onderzoek in 1954 haar rapport had aangeboden, duurde het tot mei 1956, voordat de regering door middel van een Witboek daarop officieel reageerde. Zij bleek toen niet akkoord te gaan met een van de belangrijkste voorstellen van de commissie, namelijk de vestiging van door blanken opgezette industrieën in de thuislanden zelf en de, opbouw in snel tempo van een eigen economie. De regering was van mening dat voor de oplossing van het werkgelegenheidsprobleem industrievestiging nabij de thuislanden - op "blank gebied" ! - aan gemoedigd zou moeten worden. De arbeiders uit de thuislanden zouden in deze zogenaamde grensnijver heden werk kunnen vinden. Het gebruik van goed kope, zwarte arbeidskrachten en het systeem van trekarbeiders, waardoor de blanken in Zuid-Afrika rijk waren geworden, zou daardoor niet wezenlijk

-w

(8)

veranderd behoeven te worden. Bovendien zou door de vestiging en uitbreiding van deze grensnijverheden voorkomen worden, dat in de verschillende thuis landen toch weer blanke nederzettingen zouden ontstaan ("white spots"), die weer allerlei apartheids problemen zouden oproepen.

Omdat de regering niettemin vasthield aan haar opvatting over de afzonderlijke ontwikkeling naar zelfstandigheid, kreeg men uit het Witboek sterk de indruk, dat men zich van deze zelfstandigheid niet teveel moest voorstellen. Blijkbaar ging de regering van het standpunt uit, dat ook een economisch onderontwikkeld gebied nog tot politieke vooruit gang in staat was. Dit lag ook in de lijn van de Nationalistische ideologie, volgens welke de Afrikanen zich overeenkomstig hun eigen culturele traditie zouden moeten ontwikkelen, een ontwikkeling die door de industrialisering van de thuislanden verstoord en ontwricht zou kunnen worden.

Nu duidelijk was, dat de regering het belangrijker vond om de Afrikanen van de blanken af te zonderen

dan hen te laten deelnemen in de economische ontwikkeling van het land, was de weg vrij om de Wet op de bevordering van Bantoe-zelfbestuur aan het parlement aan te bieden. In 1959, nog geen jaar nadat Verwoerd minister-president was geworden, werd het wetsvoorstel ingediend, dat de oprichting van zelf standig werkende bestuurslichamen in de thuis landen beoogde, maar waaraan de regering tegelijk de rechtvaardiging ontleende om de miljoenen Afrikanen buiten de thuislanden als een soort gast arbeiders te beschouwen, die alleen in hun diverse thuislanden politieke rechten konden doen gelden.

Er zouden zelfs "ambassadeurs" komen, die de contacten van de thuislanden met de Afrikanen daarbuiten zouden gaan onderhouden.

De wet van 1959.

Hoewel naar onze mening de Nationalistische regering bij de totstandkoming van deze wet gebruik heeft weten te maken van allerlei elementen die door de voorafgaande geschiedenis werden aangereikt, is het nieuwe ervan toch, dat aan de op te richten Bantoestans een grote mate van onafhankelijkheid in het vooruitzicht wordt gesteld. Ook al betekende deze onafhankelijkheid niet veel, gezien de controle die blank Zuid-Afrika behield en gezien de economi sche onmacht waartoe de thuislanden voorlopig veroordeeld waren, in ieder geval werd de basis gelegd voor een politieke bewustwording van de Afrikanen, die de regering totnogtoe met allerlei dwangmaatregelen had proberen te verhinderen. In

een voortreffelijke studie over het ontstaan van Transkei (South Africa's Transkei. The politics of domestic colonialism Evanston1967) gaan de

Amerikanen G.M. Carter, T. Karis en N.M. Stolz de motieven na die bij het introduceren van de "grote apartheid" hebben meegespeeld. De idee om aan de Bantoestans gedeeltelijk zelfbestuur toe te kennen - daarover is iedereen het wel eens - hangt onmiddel lijk samen met de opvattingen binnen de Nationale Partij, waarin het behoud van de volksidentiteit en het aankweken van de volkstrots een grote rol vervullen.

Dit betekent allereerst dat Zuid-Afrika een land van blanken moet zijn waar zij hun eigen cultuur zuiver kunnen bewaren, maar vervolgens wordt aangenomen dat ook de Bantoe-volken een dergelijke ontwikkeling in de lijn van hun eien cultuur wensen. De reden waarom de Nationalistische regering in 1959 - nogal plotseling - aan deze idee uitvoering gaat geven, zijn

volgens de Amerikaanse onderzoekers: de onafhanke lijkheidsbeweging in de andere delen van Afrika, de toenemende kritiek op de apartheidspolitiek vanuit de Verenigde Naties en de beschuldiging die tegen Zuid-Afrika bij het Internationaal Hof van Justitie was ingebracht, dat in het VN-mandaatgebied Zuid West-Afrika (later: Namibia) in strijd met het hand vest van de Verenigde Naties werd opgetreden. Van hieruit is dan te verklaren waarom de Zuid-Afrikaanse regering de Wet op de Bevordering van Bantoe zelfbestuur in 1959 heeft voorgesteld als een soort zedelijke verplichting ten aanzien van de Afrikanen en als een model van oplossing dat ook in andere landen navolging zou verdienen. Al deze elementen vindt men inderdaad terug in een interventie van minister M.D.C. De Wet Snel tijdens de behandeling van de Wet voor het parlement. Hij zei toen: "De roeping van deze kleine natie is, de wereld de basis en het patroon te bieden waarop verschillende rassen voor de toekomst in vrede en veiligheid kunnen leven, ieder binnen zijn eigen nationale kring. Dat is de weg naar de oplossing van het rassenprobleem, niet alleen in Afrika, maar in heel de wereld ... Westerse beschaving en in het bijzonder christelijke beschaving is een van de grote krachten in de wereld. In dit zuidelijk deel van Afrika zijn we een van de bolwer

ken van die Westerse beschaving. Het is onze plicht om erop toe te zien, dat deze beschaving niet vernietigd wordt. Daarom zou onze wetgeving zo

moeten zijn, dat onze beschaving beschermd zal worden en een bron van kracht zal zijn, niet alleen voor de blanken, maar ook voor de Bantoe-bevol

king."

Toen eenmaal de wet was goedgekeurd en Zuid Afrika de illusie kon koesteren dat de wereldopinie overtuigd moest zijn van de nobele bedoelingen die achter zijn rassisme schuilgingen, duurde het enige tijd voordat men tot de uitvoering van de wet over ging. Vooral vanuit Transkei, waar sinds 1957 de

"Territorial Authority" functioneerde, wordt op zelfbestuur aangedrongen. In november 1961 geeft vorst Tutor Ndamase van Westelijk Pondoland - een gebied in Noord-Transkei - aan de minister van Bantoe zaken te kennen, dat men tegen het eind van 1963 zelfbestuur voor Transkei wenst en zo spoedig moge lijk daarna volledige afhankelijkheid. Dergelijke verzoeken die zich gedurende 1962 herhalen, wijzen erop dat ook van de kant der Afrikaanse stamhoofden en vorsten op zelfbestuur werd aangedrongen, die daarmee de regering bevestigden in haar overtuiging dat zij voor haar plannen op de steun van een deel der Afrikanen kon rekenen. Hoe wankel deze steun was, bleek overigens in 1960, toen in Transkei moeilijk heden ontstonden over landverkaveling en belasting verhoging. Een aantal traditionele stamhoofden bleek toen helemaal niet zo populair en geaccepteerd te zijn, als de regering steeds had doen voorkomen. Hun rol als lakeien van de regering, die hen bovendien ook salarieerde, zodat hun steun aan de regeringspolitiek mede door eigenbelang werd ingegeven, werd door de plaatselijke bevolking wel degelijk gezien.

Behalve de stamhoofden dringt ook de oppositie in het parlement aan op invoering van gedeeltelijk zelf bestuur in de thuislanden, zodat premier Verwoerd in januari 1962 aankondigt, dat Transkei een semie autonome natie zal worden binnen de Republiek. In het voorjaar van 1963 vindt de registratie plaats van alle stemgerechtigden die Transkei als thuisland hebben. In november 1963, wanneer de verkiezingen worden gehouden voor 45 leden van het bestuurs-

(9)

lichaam - 64 leden van het bestuur zijn vorsten en stamhoofden die "ex officio" lid zijn - blijkt 97 procent van de bewoners van Transkei zich te hebben laten registreren en van de Xhosa's die buiten Trans kei verblijven, 50 procent. Op 11 december 1963 wordt het bestuurslichaam van Transkei officieel ge installeerd en begint een nieuwe fase in de politiek van "eiesoortige ontwikkeling". Enkele jaren daarna vólgen achtereenvolgens Ciskei (1968), Tswanaland (1968), Lebowa (1969), Vendaland (1969), Tsonga (1969), Zuid-Sotho (1969) en Zoeloe (1970).

Het grote zelfbedrog.

Als we ons tenslotte de vraag stellen, of de regering van Zuid-Afrika geslaagd is in haar beleid ten aanzien van de thuislanden, is het van belang te letten op de volgende drie sectoren: die van de bevolkings politiek, die van de landbouwverbetering en economi sche groei, en die van de groei naar politieke zelfstan digheid.

Wat de bevolkingspolitiek betreft: een van de bedoelingen van de afzonderlijke ontwikkeling is geweest, het aantal Afrikanen in de blanke gebieden van Zuid-Afrika te verminderen en in de toekomst

alle Afrikanen die niet in de blanke industrieën of op de blanke boerderijen werkzaam waren, naar de thuis landen over te brengen. Het ministerie voor Bantoe zaken is ter uitvoering van deze opzet in de laatste jaren ertoe overgegaan om tenminste bejaarden, vrouwen en kinderen uit hun woongebieden rondom de blanke steden naar hun thuislanden te verplaatsen.

Tot welke mensonterende en hartverscheurende toestanden deze deportaties aanleiding geven, kan men lezen in het boek van C.- Desmond The_ discarded pe .le(Braamfontein.970) en in een rapport van het International Defence and Aid Fund, getiteld

Resettlement. The new violence to Africans _LLondn_

1969). De gedeporteerde mensen worden naar gebie den overgebracht, waar de meest primaire voorzie ningen nauwelijks aanwezig zijn, en daar vrijwel aan hun lot overgelaten.

Met behulp van dit soort fascistische en geweld dadige methoden, waardoor duizenden gezinnen ontwricht worden, dwingt de regering op het ogen blik een groot aantal Afrikanen te verhuizen naar hun respectievelijke thuislanden. Indien men ooit gedacht

mocht hebben, dat een spontane migratie uit de blan ke gebieden tot stand zou komen en de Afrikanen aan een betrekkelijke zelfstandigheid in de thuislan den de voorkeur zouden geven boven hun rechteloze positie in de lokaties rondom de industriecentra, dan is deze verwachting niet uitgekomen. De thuislanden zijn voor de meeste Afrikanen nauwelijks aantrekke lijk, omdat zij er niet geboren zijn, er geen werk kunnen vinden en deze landen in vergelijking met de stedelijke centra van Zuid-Afrika ook voor de meeste Afrikanen achtergebleven plattelandsstreken zijn. De verwachting van de apartheidsideologen dat in de

"blanke gebieden" het overwicht van de zwarte bevolking zou afnemen, zodat tegen het jaar 2000 de verhouding van blanken en zwarten één tegen één zou zijn, moet dan ook illusoir genoemd worden.

Tenzij men op nog groter schaal dan nu reeds gebeurt, weerloze bevolkingsgroepen naar de thuislanden probeert af te voeren, zal de zwarte bevolking van Zuid-Afrika in de blanke gebieden nog lang de meer derheid behouden en daarmee de spanningstoestand bestendigen die van hun onderdrukking het gevolg is.

in september van het vorig jaar heeft de minister van statistiek, J.J. Loots, de voorlopige uitslagen van de

volkstelling 1970 aan het parlement meegedeeld. Op het moment van de volkstelling woonden in Zuid Afrika 14.9 miljoen Afrikanen, 3.8 miljoen blanken, 2 miljoen kleurlingen en 614 duizend Aziaten. Van de Afrikanen woonden 8 miljoen in de "blankege bieden" (in 1960 6.8 miljoen) en in de thuislanden 6.9 miljoen (in 1960 4.1 miljoen). Behalve dat uit deze cijfers blijkt op hoe grote schaal de gedwongen verplaatsing van de Afrikanen naar de thuislanden reeds plaatsheeft, is ook duidelijk dat het aantal Afrikanen dat in de "blanke gebieden" woont, nog steeds tweemaal zo groot is als het aantal blanken.

Hieruit kan men de conclusie trekken, dat de politiek van afzonderlijke ontwikkeling, bedoeld om een oplossing te bieden voor het rassenprobleem in Zuid-Afrika, in feite voor de meerderheid der Afrika nen geen enkele oplossing biedt en meer een alibi is om hun rechteloosheid te doen voortbestaan.

Dit temeer omdat de blanken in Zuid-Afrika niet van plan zijn om afstand te doen van de welvaart, die zij zich met behulp van de onderbetaalde zwarte arbeiders hebben verworven, zodat zij al het mogelijke zullen doen om zolang ze hen nodig hebben, de vitale Afrikanen aan de boerderijen en industriecentra te binden. Maar zelfs indien de blanken bereid waren om ernst te maken met de plannen van de regering en door landverbetering en industrievestiging in de thuislanden arbeidsmogelijkheden te creëren voor de Afrikanen, zou het de vraag zijn of de miljoenen Afrikanen in de thuislanden ooit een menswaardig bestaan konden vinden. Zuid-Afrikaanse landbouw experts en economen (o.a. :H. _anWijjkii Soi resources of the Transkei-in:-Fort Hare Papers4

g968658~G.LRumanhe ransei.An ex p~~r~çj9nQmich sçaainnISouth

AfricanIjurnal of Economics_36L968_243__

W. Backerj_ed.,The economic e velpment of the Transkei,_U of Fort Harel97_) geven onom wonden toe, dat- wat Transkei betreft - niet een vermeerdering van het aantal boeren, maar juist een vermindering noodzakelijk is, terwijl ook voor een echte industriële ontwikkeling de mogelijkheden nauwelijks aanwezig zijn. Totnutoe zijn met steun van de regering enkele kleinbedrijven ontstaan of uitge breid, die nauwelijks reden geven om van industrie te spreken. Hoe in dit gebied de 2.8 miljoen geregistreer de bewoners (Xhosa's) een bestaan zouden moeten vinden, is dan ook nog steeds een onopgelost raadsel.

In feite zal het erop neerkomen, dat de meerderheid van de arbeidsbekwame bevolking uit de thuislanden als trekarbeider gaat werken. Dit betekent dat deze mensen voor het grootste deel van de tijd in de blanke industriecentra verblijven, omdat het aantal zogenaam de grensnijverheden nog steeds onvoldoende is.

De conclusie is dan ook, dat óók wat betreft de tewerkstelling, de politiek van de afzonderlijke ontwikkeling nauwelijks de situatie verbeterd heeft en slechts een rechtvaardiging is om het systeem van goedkope zwarte arbeidskracht en blanke suprematie vooralsnog ongewijzigd te laten voortbestaan.

Ook de staatkundige ontwikkeling van de thuis landen in de richting van enigerlei vorm van reëel zelfbestuur is in werkelijkheid heel wat minder rooskleurig dan de regering voorstelt. Matanzima, de eerste minister van Transkei, heeft sinds zijn Transkeian National Independence Party in oktober

1968 de verkiezingen won, aangedrongen op een ruimere autonomie van Transkei in het kader van de politiek van afzonderlijke ontwikkeling. Naar verluidt zou hij daarmee zijn boekje te buiten zijn gegaan en

1

(10)

zou de regering-Vorster hem duidelijk hebben ge maakt dat zij van dit soort onafhankelijke geluiden niet erg gediend was. In het algemeen kan men zeggen dat Transkei en andere Bantoegebieden slechts die zelfstandigheid genieten, die de regering toelaat baar acht en die op geen enkele manier een bedreiging kan vormen voor Zuid-Afrika. Alles wijst erop dat de

"eiesoortige ontwikkeling" slechts een ontwikkeling is die de regering zich heeft voorgesteld en niet een ontwikkeling zoals de bewoners van de thuislanden of de deelnemers aan de verkiezingen zich die wensen.

Elke poging van de Afrikanen om zich te verzetten tegen deze bevoogding en opgedrongen ontwikkeling wordt dan ook in de kiem gesmoord. Als het kan met de subtiele middelen van de machthebber die de

politieke leiders in de thuislanden geheel en al in zijn hand heeft, anders met de minder subtiele middelen van de politie of het machtsapparaat, die nog in

februari van dit jaar vijftig boeren doodschoot in Transkei, toen ruzie was ontstaan over een landver

deling of herverkaveling. Er w-aren geen gewonden, alleen maar doden, meldde een arts. Dat is het uit eindelijk resultaat van een apartheidspolitiek, die de wereld door Zuid-Afrika als voorbeeld van menselijk heid en christelijke beschaving wordt voorgehouden.

N. Versluis

NIEUW: AFRICA AND SOUTH AFRICA.

The implications of South Africa's "outward looking" policy.

Geschreven door Robert Molteno.

Uitgave van het Africa Bureau, London.

In deze brochure analyseert de schrijver de over wegingen die sommige Afrikaanse leiders ertoe ge bracht hebben een dialoog met Zuid-Afrika te begin nen. Zowel het ekonomische ("wij kunnen van de

komst van Zuidafrikaans kapitaal profiteren") als het politieke ("wij kunnen zo onze broeders in Zuid~

Afrika helpen") argument worden door hem op helde re en overtuigende wijze weerlegd.

WEER VERKRIJGBAAR: 1 WILL STILL BE MOVED.

Reports from South Africa.

Uitgave van Amnesty International.

Met bijdragen van o.a. Helen Joseph, Nelson Man dele en Albert Luthuli (Nobel voordracht).

NIEUW: A PRINCIPLE IN TORMENT.

3. The United Nations and Namibia.

Uitgave van de United Nations.

De strijd in Namibië duurt voort. De Verenigde Naties doen pogingen om Namibië te helpen. Maar het schijnt moeilijk te zijn Zuid-Afrika ervan te over tuigen dat vrijheid en onafhankelijkheid onmisbaar zijn voor de inwoners van Namibië.

NIEUW: THE TRANSKEI- A SOUTH AFRICAN TRAGEDY.

Geschreven door Randolph Vigne.

Uitgave van het Africa Bureau, London.

Randolph Vigne schetst de praktijk van Zuid Afrika's eerste Bantustan. Deze praktijk is niet op wekkend. Aan zelfbestuur moet men bij het horen van

de naam Transkei zeker niet denken.

NIEUW: PORTUGAL'S WARS IN AFRICA.

Geschreven door Ruth First.

Uitgave van het International Defence and Aid Fund.

In dit boekje wordt op duidelijke wijze de toestand in de Portugese koloniën beschreven. Een historisch overzicht en de mening van deserteurs ontbreken er niet aan. Evenals in Zuid-Afrika viert in de Portugese koloniën de onderdrukking hoogtij.

NIEUW: THE SIMONSTOWN AGREEMENTS.

Britain's defence and the sale of arms to South Africa.

Geschreven door M.J. Christie.

Uitgave van het Africa Bureau, London.

Sinds het aan de macht komen van de Conservatie ve Partij in Engeland zijn de overeenkomsten van Simonstown weer aktueel geworden. Het oorspronke lijke doel en de consequenties voor Engeland en Zuid Afrika worden besproken. Hieruit blijkt dat Engeland zeker niet verplicht is wapens aan Zuid-Afrika te leveren.

NIEUW: APARTHEID IN SOUTH AFRICA INDUSTRY.

Uitgave van het South African Congress of Trade Unions, London.

De schrijnende diskriminatie in de Zuidafrikaanse industrie is (bijna) iedereen bekend. Alleen de feite lijke gegevens ontbreken vaak. De verdienste van dit pamflet is dat het de verschillen in beloning, sociale voorzieningen etc. tussen de bevolkingsgroepen aan de hand van cijfers uiteenzet.

"Desgevraagd bevestigde prof. Albeda dat hij onder de huidige omstandigheden een tegenstander was van emigratie naar Zuid-Afrika omdat door de komst van blanke geschoolden uit het buitenland de noodzaak om de niet-blanken in Zuid-Afrika zelf tot de betere functies toe te laten zou verminderen."

(Uit het mei-nummer van "ZUID-AFRIKA - Maand blad van de Zuid-Afrikaansche Stichting Moederland te Amsterdam voor de culturele en economische be trekkingen tussen Nederland en Zuid-Afrika.)

(11)

HET WREDE BEDROG VAN DE 'GESCHEIDEN ONTWIKKELING'

(The Times, 27-4-71, p. 16; John Sackur.)

De raciale ongelijkheid in Zuid-Afrika neemt toe.

Het inkomen van de blanken is (per hoofd) nu reeds twintig maal dat van de niet-blanken, en de kloof groeit. De kaste-barrières worden versterkt door industrialisatie en het patroon van de economische groei.

Centraal in het apartheidsbeleid van de regering staat de "gescheiden ontwikkeling" van de blanke en de niet-blanke gebieden (welke laatste als reservaten, thuislanden of bantoestans worden aangeduid). De werkelijke betekenis hiervan ligt echter in de zgn.

migrantenarbeid van de zoveel mogelijk naar de thuis landen gedeporteerde Afrikanen: de gezinnen worden in de reservaten ondergebracht, maar de loontrekkers worden als vrijgezellen "gehuisvest" in nederzettingen bij de steden of werken in blanke industrieën aan de rand van het reservaat.

Dit is iets anders dan de ontwikkeling van de thuis landen zelf: die zou schadelijk voor de blanke industrieën kunnen zijn, door de dan gecreëerde concurrentie op de goederen- zowel afs op de arbeids markt. Dat "gevaar" is echter niet groot: de meeste thuislanden zijn ongeschikt voor zowel industriële als agrarische ontwikkeling omdat ze zonder voldoende water zitten en te ver verwijderd zijn van transport en energie-faciliteiten.

De Zuidafrikaanse commissie-Tomlinson berekende in 1954 dat de thuislanden zeven miljoen mensen kunnen herbergen indien omvangrijke agrarische verbeteringen werden aangebracht en tot 1980 buiten de landbouw 1,25 mln. nieuwe arbeidsplaatsen wer den gecreëerd. Die zeven miljoen waren in 1970 bijna bereikt, terwijl slechts 2000 arbeidsplaatsen door regeringsprogramma's waren gerealiseerd (naast

100.000 in industrieën aan de grenzen) en slechts een fractie van het landbouwprogramma was verwezen lijkt. De thuislanden blijven reservoirs van arbeids krachten voor de steden en van boeren met te weinig grond om van te leven.

In de zgn. "hervestigingskampen" wordt agrarische activiteit vaak in het geheel niet toegestaan; de men

sen leven daar in hutten, waarvoor, ook als ze niet door de regering zijn gebouwd, huur moet worden betaald.

Gezinnen worden er uiteengereten (vaak zijn zowel de vader als de moeder afwezig om, soms op verschillen de plaatsen, als migrantenarbeiders te werken). Ziekte en sterfte zijn er ontstellend groot, de kindersterfte benadert naar schattingen van artsen de 50 °/o.

De thuislanden zijn de verborgen zijden van de apartheid, zonder eigen ontwikkeling en met een steeds grotere gebondenheid aan de blanke economie.

In de oudste bantoestan, Transkei, zijn acht maal zoveel migrantenarbeiders als loontrekkers binnen het eigen gebied; voor het inkomen is de bevolking er voor meer dan de helft afhankelijk van overmakingen van migranten (53 0/o in 1960, 58 0/o in 1966).

De van tijd tot tijd verkondigde grootse plannen van de regering lopen op niets uit. Van het geringe bedrag dat voor Afrikanen-zaken ter beschikking wordt gesteld, bereikt een nog veel geringer bedrag de

thuislanden. De "gescheiden ontwikkeling" is de laatste goocheltruc die de regering tegenover de buitenwereld kan gebruiken. Door het wrede bedrog

zijn de ergste slachtoffers van het systeem buiten het gezichtsveld in de reservaten gedreven.

Sackurs conclusie is dat de blanke suprematie niet ernstig bedreigd wordt door de economische proble men van het land. En de bedreiging door ongeregeld heden is verdwenen: de migranten-vestigingen bij de steden zijn omgeven door grote open vlaktes, die een intensieve controle mogelijk maken; in de reservaten zou een rebellie alleen schade aan de Afrikanen zelf berokkenen, eenvoudig omdat er niets "blanks" is te verwoesten.

Er is een directe verbinding tussen wat in de reser vaten gebeurt en het systeem van de migranten-arbeid, welk systeem ingebed is in de gehele Zuidafrikaanse economische structuur en daardoor verbonden met de internationale betrekkingen. De Zuidafrikaanse maatschappij in de huidige vorm zou niet zo lang hebben kurinen bestaan als er niet een samenloop van belangen was tussen de Zuidafrikaanse industrie en westerse (m.n. Britse) commerciële en financiële groepen. Deze gemeenschappelijke belangen lijken echter onder druk te komen. Als buitenlands kapitaal, technologische know-how en handel zich geleidelijk meer op andere markten dan de Zuidafrikaanse gaan richten, zou deze verschuiving in de internationale economische context meer kunnen doen om de apartheid te ondermijnen (door de blanke economie

in een vertrouwenscrisis te plaatsen) dan waar welke interne krachten ook toe in staat zijn geweest.

m.mmmmmmmmmmmmmmmmmm

Geweren houden ons nog in toom, maar de vraag is voor hoe lang.

Enkele citaten uit een interview van Robert van Waesberge met een zwarte Zuidafrikaan (uit de Haag se Post van 28 juli 1971):

... We waren tot voor een paar jaar bereid tot een dialoog. Maar we willen nu alleen nog maar praten over wezenlijke veranderingen...

... Apartheid is iets absurds. Omdat Afrikanen geen geschoolde arbeid mogen verrichten, is er een groot tekort aan bijv. buschauffeurs. Toen ik in Enge land was zag ik een advertentie, die de mensen aan spoorde om naar Zuid-Afrika te gaan, om daar tegen een hoog loon buschauffeur te worden. Het is toch te gek dat je 9000 km verderop mensen zoekt om een bus te bsturen, terwijl duizenden Afrikanen er geschikt voor zijn .. .

... Uit privé-gesprekken blijkt dat de meeste Afri kanen erg blij zijn met alle stappen, die van buitenaf tegen Zuid-Afrika ondernomen worden ...

... Wanneer de desbetreffende regeringen hun kre dietgarantie aan de investerende bedrijven zullen in trekken, zal de ekonomie van Zuid-Afrika geraakt worden. Zeker, de Afrikaan zal de eerste zijn, die eronder lijdt, maar hij kan toch niet meer lijden dan

tot nu toe? Hij is in ieder geval bereid dit offer te brengen . . .

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vraag ook maar eens aan iemand met het minimumin- komen of hij er bezwaar tegen heeft dat hij 52 procent belasting moet gaan betalen als hij op een gegeven moment zoveel

Voor de bouw- en architectuurhistoricus, die voor zijn werk afhankelijk is van het materiële bronnenma- teriaal, dient altijd voorop te staan dat voor de recon- GEEN

Within that context a heri- tage object can be judged authentic based on credi- ble historical sources and material, but also based on sources that attest to authentic aspects

In zijn advies aan de Europese Commissie heeft de raad daarom aangegeven dat er een nieuwe Europese verordening moet komen waarin wordt vastgelegd dat het beschikbaar stellen

Voor 2018 zorgde het instellen van verzet ervoor dat de tenuitvoerlegging van het dwangbevel, op grond van de wet, automatisch werd opgeschort totdat op het verzet is beslist;?. 

Als het Rijk de gemeenten wel meeneemt bij trap-af, niet voldoende compenseert voor (ex- tra) taken en bij trap-op-situaties smoesjes verzint om de andere overheden niet te laten

Zij bekritiseren het feit dat ze als Nederlandse burgers met Nederlandse paspoorten onderworpen worden aan grenscontroles door de Nederlandse staat wanneer ze van

clothes among hunters; the bow, arrows and narrow hunting bags containing more arrows and whisks and slung over one shoulder; quivers; the clubs and missiles