• No results found

CONVENANT BETREFFENDE LAAG-FOSFORVOEDERS EN LAAG-EIWITVOEDERS EN DE VERMINDERING VAN FOSFAAT EN STIKSTOF IN DIERLIJKE MEST

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "CONVENANT BETREFFENDE LAAG-FOSFORVOEDERS EN LAAG-EIWITVOEDERS EN DE VERMINDERING VAN FOSFAAT EN STIKSTOF IN DIERLIJKE MEST"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CONVENANT BETREFFENDE LAAG-FOSFORVOEDERS EN LAAG-EIWITVOEDERS EN DE VERMINDERING VAN FOSFAAT EN STIKSTOF IN DIERLIJKE MEST

Tussen enerzijds, Het Vlaamse Gewest,

vertegenwoordigd door mevrouw Zuhal Demir, Vlaams Minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme

hierna genoemd ‘het Gewest’

en anderzijds,

A. De mengvoedersector vertegenwoordigd door de Beroepsvereniging van de Mengvoederfabrikanten (BFA), v.z.w., gevestigd in de Gasthuisstraat 31 te 1000 Brussel, vertegenwoordigd door de voorzitter, dhr. Dirk Van Thielen en

B. De zelfmengers vertegenwoordigd door de Vereniging van zelfmengers, v.z.w., gevestigd in de Danegemstraat 6 te 8730 Oedelem, vertegenwoordigd door de voorzitter, dhr. Marc Debouver

hierna genoemd de Contractanten,

wordt het volgende overeengekomen m.b.t. de productie van volledige diervoeders bedoeld voor varkens of pluimvee:

(2)

Gelet op de Richtlijn van de Raad (91/676/EEG) van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit

agrarische bronnen;

Gelet op het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, hierna

genoemd “het Mestdecreet”, meer bepaald artikel 25 en 26 dat de landbouwer toelaat om voor de berekening van de productie van dierlijke mest de reële uitscheidingshoeveelheden te hanteren;

Overwegende dat de mengvoedersector en de zelfmengers in het verleden op een positieve en constructieve manier hebben meegewerkt aan het

verwezenlijken van de doelstellingen inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door dierlijke mest;

Overwegende dat de mengvoedersector en de zelfmengers hiertoe bereid zijn door zoveel mogelijk het gehalte aan fosfor en stikstof bij de bron, met name in volledig diervoeder, te beperken;

Overwegende dat door het gebruik van voedermiddelen met een goede

fosforverteerbaarheid of voedermiddelen met een lagere fosforinhoud, of door het gebruik van enzymes in diervoeders voor varkens en pluimvee de belasting van het leefmilieu door fosfor gevoelig verminderd kan worden;

Overwegende dat door het gebruik van voedermiddelen met een goede eiwitverteerbaarheid of voedermiddelen met een lagere eiwitinhoud voor varkens en pluimvee de belasting van het leefmilieu door stikstof verminderd kan worden;

Overwegende de Europese Verordening 767/2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders;

Overwegende dat met het oog op een vermindering van de belasting van het milieu door fosfor, het wenselijk is het gehalte aan totaal fosfor te beperken in diervoeders voor verschillende diercategorieën binnen de diersoorten varkens en pluimvee;

Overwegende dat met het oog op een vermindering van de belasting van het milieu door stikstof, het wenselijk is het gehalte aan ruw eiwit te beperken in diervoeders voor verschillende diercategorieën binnen de diersoorten varkens en pluimvee;

(3)

De partijen komen overeen wat volgt:

Artikel 1 - Juridisch kader

§1. Dit convenant wordt afgesloten met representatieve organisaties van mengvoederfabrikanten en zelfmengers. Dit convenant is bindend voor de bovengenoemde partijen alsook voor al de producenten die hiertoe een mandaat aan één van de contractanten hebben verleend.

§2. Dit convenant heeft betrekking op de geleverde voeders in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020.

Artikel 2 - Definities

§1. De begrippen en definities, vermeld in het Mestdecreet en zijn

uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing op dit convenant, onverminderd de aanvullende definities omschreven in dit convenant.

§2. Volgende definities zijn specifiek voor dit convenant:

1° contractant: een organisatie die dit convenant mee ondertekent in naam van de producenten die haar hiertoe een mandaat hebben verleend. Deze organisatie is representatief voor haar sector;

2° producent: zelfmenger of fabrikant van diervoeders, die een

contractant, waarvan hij al dan niet lid is, een mandaat heeft verleend om in zijn naam dit convenant te ondertekenen;

3° uitbating: een inrichting waar diervoeder geproduceerd wordt;

4° zelfmenger: een veehouder die diervoeders produceert enkel en alleen voor zijn eigen dieren. Met het geproduceerde voeder wordt op geen enkele manier handel gedreven;

5° %tP: procentueel totaal gehalte aan fosfor in diervoeders;

6° %RE: procentueel gehalte aan ruw eiwit in diervoeders;

7° volledig diervoeder: het volledig diervoeder bedoeld in Art. 3, 2.i) van de Europese Verordening 767/2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders;

8° compendium: het door de Vlaamse landmaatschappij - afdeling Mestbank beheerde methodenboek met ‘Bemonsterings- en analysemethodes voor meststoffen, bodem en diervoeders in het kader van het Mestdecreet’;

9° laag-fosforvoeder: volledig diervoeder, bestemd voor de in tabel 1 onderscheiden dierklassen waarvan het % tP het in tabel 1 vermelde maximaal % tP niet naar boven overschrijdt.

(4)

Tabel 1: maximaal gehalte aan totaal fosfor in het volledig diervoeder voor de verschillende dierklassen

Diersoort Dierklasse Maximaal %

tP Varkens Biggen met een gewicht van 7

tot 20 kg 0,60

Zeugen incl. biggen met een gewicht kleiner dan 7 kg, beren,

Andere varkens met een gewicht van 110 kg en meer

0,60

Andere varkens met een

gewicht van 20 tot 40 kg 0,50 Andere varkens met een

gewicht van 40 tot 110 kg 0,45 Pluimvee Slachtkuikens - Braadkippen

fase 1 - tot 2 weken 0,60 Slachtkuikens - Braadkippen

fase 2 - vanaf 2 weken 0,50 Slachtkuikens – Braadkippen

fase 3 - blancovoeder 0,45

In afwijking van bovenstaande mag, met inbegrip van de meetfouten:

a) het bij de analyse van een individueel staal van volledig diervoeder bepaalde % tP tot maximaal 0,05 procenteenheden naar boven afwijken van het hierboven vermelde maximaal % tP;

b) per uitbating en per diersoort het gemiddelde van de afwijkingen van de analyseresultaten van de individuele stalen, als vermeld in a), niet meer dan 0,03 bedragen;

10° laag-eiwitvoeder: volledig diervoeder, bestemd voor de in tabel 2 onderscheiden dierklassen waarvan het % RE het in tabel 2 vermelde maximaal % RE niet naar boven overschrijdt.

Tabel 2: maximaal gehalte aan ruw eiwit in het volledig diervoeder voor de verschillende dierklassen

Diersoort Dierklasse Maximaal %

RE Varkens Beren

Zeugen incl. biggen met een gewicht kleiner dan 7 kg Andere varkens met een gewicht van 110 kg en meer

17

Andere varkens met een

gewicht van 20 tot 40 kg 18 Andere varkens met een

gewicht van 40 tot 110 kg 16 Pluimvee Slachtkuikens - Braadkippen

fase 1 - tot 2 weken 21,5 Slachtkuikens - Braadkippen

fase 2 - vanaf 2 weken 20,5

(5)

Slachtkuikens – Braadkippen

fase 3 - blancovoeder 19,5

In afwijking van bovenstaande mag, met inbegrip van de meetfouten:

a) het bij de analyse van een individueel staal van volledig diervoeder bepaalde % RE tot maximaal 2,0 procenteenheden naar boven afwijken van het hierboven vermelde maximaal % RE;

b) per uitbating en per diersoort het gemiddelde van de afwijkingen van de analyseresultaten van de individuele stalen, als vermeld in a), niet meer dan 1,5 bedragen;

11° nutriëntenarm voeder: voeder dat zowel laag-fosforvoeder als laag- eiwitvoeder is;

12° type voeder: een volledig diervoeder dat ofwel laag-fosforvoeder, ofwel laag-eiwitvoeder, ofwel nutriëntenarm voeder is.

13° erkende instelling: een instelling die erkend is voor het pakket veevoeder krachtens artikel 61, §7, van het Mestdecreet;

14° onafhankelijke certificatie-instelling (OCI): een instelling die erkend is door OVOCOM vzw in het kader van de FCA-certifiëring;

15° afdoende verzegeld recipiënt: een recipiënt dat op dusdanige wijze verzegeld is dat opening van het monster onherroepelijk leidt tot een onherstelbare verbreking van de verzegeling van het monster. De gebruikte recipiënten moeten uniek identificeerbaar zijn en dermate geconcipieerd dat elk recipiënt slechts eenmaal kan gebruikt en verzegeld worden.

Op dit recipiënt moeten eveneens de volgende gegevens vermeld worden: het uniek identificatienummer, de naam van het voeder, productiedatum, het productielotnummer of het monsternummer.

Artikel 3 - Toepassingsgebied

§1. Onder het toepassingsgebied van dit convenant vallen alle volledige diervoeders.

§2. Diervoeders bestemd voor de export buiten Vlaanderen, vallen niet onder het toepassingsgebied van dit convenant.

Artikel 4 - Doel van het convenant

Dit convenant legt de wijze vast, waarmee via een vermindering van fosfor en eiwit in volledige diervoeders de aanpak aan de bron van de uitscheiding van fosfor en stikstof in de dierlijke mest kan bewerkstelligd worden, overeenkomstig artikel 25, 26, §2 en 28, §2, van het Mestdecreet.

Artikel 5 - Verbintenissen voor de producent en voor de contractanten

§1. De producent:

1° produceert laag-fosforvoeder of laag-eiwitvoeder;

2° zorgt dat de door hem geproduceerde diervoeders, die hij als laag- fosforvoeder of laag-eiwitvoeder typeert, voldoen aan de

overeenkomstige definities van artikel 2;

(6)

3° zorgt dat de inhoud aan totaal fosfor en ruw eiwit van de laag- fosforvoeders of laag-eiwitvoeders overeenkomen met de waarden die vermeld staan op het attest;

4° voldoet aan de aangifteplicht conform artikel 23 van het Mestdecreet voor het lopende kalenderjaar en voor alle voorgaande kalenderjaren;

5° verbindt zich er toe om vóór 1 oktober van het lopende kalenderjaar:

a. als de producent geen zelfmenger is, per uitbating en voor elke diersoort waarvoor op de betrokken uitbating jaarlijks minder dan 10.000 ton laag-fosforvoeder geproduceerd en afgezet wordt in Vlaanderen, de nodige acties te ondernemen opdat:

i. per uitbating en per diersoort waarvoor jaarlijks minder dan 10.000 ton laag-fosforvoeder wordt geproduceerd, minimum 4 stalen van voor deze diersoort bestemde laag- fosforvoeders worden genomen;

ii. deze stalen afkomstig zijn van voeders die geproduceerd werden in verschillende kalendermaanden, waarvan minstens 1 staal afkomstig is van voeders die geproduceerd werden na 30 juni;

iii. deze stalen geanalyseerd worden voor de voor het betreffende voeder relevante nutriënten: P;

b. als de producent geen zelfmenger is, per uitbating en voor elke diersoort waarvoor op de betrokken uitbating jaarlijks 10.000 ton of meer laag-fosforvoeder geproduceerd en afgezet wordt in

Vlaanderen, de nodige acties te ondernemen opdat:

i. per uitbating en per diersoort waarvoor jaarlijks 10.000 ton of meer laag-fosforvoeder wordt geproduceerd, minimum 8 stalen van voor deze diersoort bestemde laag-

fosforvoeders worden genomen;

ii. deze stalen afkomstig zijn van voeders die geproduceerd werden in verschillende kalendermaanden, waarvan minstens 2 stalen afkomstig zijn van voeders die geproduceerd werden na 30 juni;

iii. deze stalen geanalyseerd worden voor de voor het betreffende voeder relevante nutriënten: P;

c. als de producent geen zelfmenger is, per uitbating en voor elke diersoort waarvoor op de betrokken uitbating jaarlijks minder dan 10.000 ton laag-eiwitvoeder geproduceerd en afgezet wordt in Vlaanderen, de nodige acties te ondernemen opdat:

i. per uitbating en per diersoort waarvoor jaarlijks minder dan 10.000 ton laag-eiwitvoeder wordt geproduceerd, minimum 4 stalen van voor deze diersoort bestemde laag- eiwitvoeders worden genomen;

ii. deze stalen afkomstig zijn van voeders die geproduceerd werden in verschillende kalendermaanden, waarvan minstens 1 staal afkomstig is van voeders die geproduceerd werden na 30 juni;

iii. deze stalen geanalyseerd worden voor de voor het betreffende voeder relevante nutriënten: RE;

(7)

d. als de producent geen zelfmenger is, per uitbating en voor elke diersoort waarvoor op de betrokken uitbating jaarlijks 10.000 ton of meer laag-eiwitvoeder geproduceerd en afgezet wordt in

Vlaanderen, de nodige acties te ondernemen opdat:

i. per uitbating en per diersoort waarvoor jaarlijks 10.000 ton of meer laag-eiwitvoeder wordt geproduceerd, minimum 8 stalen van voor deze diersoort bestemde laag-

eiwitvoeders worden genomen;

ii. deze stalen afkomstig zijn van voeders die geproduceerd werden in verschillende kalendermaanden, waarvan minstens 2 stalen afkomstig zijn van voeders die geproduceerd werden na 30 juni;

iii. deze stalen geanalyseerd worden voor de voor het betreffende voeder relevante nutriënten: RE;

e. als de producent een zelfmenger is, de nodige acties te ondernemen opdat:

i. per diersoort waarvoor laag-fosforvoeder of laag-

eiwitvoeder wordt geproduceerd, minimum 3 stalen van voor deze diersoort bestemde laag-fosforvoeders of laag-

eiwitvoeders worden genomen;

ii. deze stalen afkomstig zijn van voeders die geproduceerd werden in verschillende kalendermaanden, waarvan minstens 1 staal afkomstig is van voeders die geproduceerd werden na 30 juni;

iii. deze stalen geanalyseerd worden voor de voor het betreffende voeder relevante nutriënten: P of RE;

6° waakt er over dat ieder staal dat genomen wordt in het kader van dit convenant vanaf de staalname bewaard wordt op de productieplaats in afdoende verzegelde recipiënten;

7° zorgt dat de nodige staalnames van het betreffende laag-fosforvoeder of laag-eiwitvoeder:

a. ofwel genomen worden volgens de modaliteiten van het Compendium door een op het moment van staalname erkende instelling;

b. ofwel aangeduid worden door een onafhankelijke certificatie- instelling volgens volgende procedure:

i. de producent maakt een lijst met alle beschikbare monsters in de monsterkamer van laageiwit- of

laagfosforvoeders over aan de certificatie-instelling. De lijst vermeldt minstens de naam van het voeder, de

dierklasse waarvoor het voeder bestemd is, het uniek identificatienummer uit de monsterkamer en de

productiedatum;

ii. de producent vraagt aan de certificatie-instelling om daar een bepaald aantal stalen uit te selecteren die geanalyseerd zullen worden op de voor het betreffende voeder relevante nutriënten P of RE, rekening houdende met de eerder beschreven spreiding in productiedatum;

iii. de certificatie-instelling zal zijn selectie aan de producent en aan de contractant overmaken, verwijzend naar het uniek identificatienummer uit de monsterkamer;

iv. de producent verzendt de desbetreffende stalen en de analyseaanvraagformulieren met vermelding van het uniek identificatienummer uit de monsterkamer voor analyse naar een erkend laboratorium als vermeld in 8°;

(8)

8° zorgt dat de stalen genomen of aangeduid, overeenkomstig 7°, in hun afdoend verzegeld recipiënt overgemaakt worden aan een op het moment van analyse erkende instelling die deze stalen analyseert volgens de modaliteiten van het Compendium;

9° zorgt dat de Vlaamse Landmaatschappij – Afdeling Mestbank de resultaten van alle analyses uiterlijk op 20 oktober van ieder kalenderjaar ontvangt;

10° levert de attesten, weergegeven in bijlage 1 bij dit convenant, met specifieke vermelding van de geleverde “laag-fosforvoeders“ of

“laag-eiwitvoeders”;

11° verbindt zich er toe vanaf de ondertekening van dit convenant het % tP en het % RE te vermelden op alle etiketten, facturen en attesten van alle diervoeders die als “laag-fosforvoeder” of “laag-

eiwitvoeder” worden geproduceerd;

12° zorgt dat de verplichtingen die hem opgelegd zijn bij deze of eerdere laagnutriëntenconvenanten, ondermeer voor wat betreft het nemen van extra stalen, nageleefd worden;

13° zorgt, als de producent geen zelfmenger is, dat, als er in een

bepaalde kalendermaand, op een bepaalde uitbating, voor een bepaalde diersoort, geen productie van een bepaald type convenantvoeders is, de Vlaamse Landmaatschappij-Afdeling Mestbank, hiervan verwittigd wordt, uiterlijk op de vijftiende dag van de volgende kalendermaand.

§2. De contractant:

1° verbindt zich ertoe de producenten te vragen voor welke diersoort en voor welk type voeder zij wensen toe te treden tot het convenant en voor welke dierklassen zij vermoedelijk voeder zullen produceren.

Vóór 20 januari van ieder kalenderjaar wordt aan de Vlaamse

Landmaatschappij - afdeling Mestbank een lijst overgemaakt in een onderling af te spreken formaat. Deze lijst vermeldt tenminste de naam van de producenten, de uitbatingen van elk van de producenten, de gemeente van de uitbating, in voorkomende geval het betreffende erkenningsnummer of toelatingsnummer toegekend door het FAVV of het betreffende uitbatingsnummer of landbouwernummer toegekend door de Vlaamse Landmaatschappij – afdeling Mestbank, in voorkomend geval de certificatie-instelling die verantwoordelijk is voor de aanduiding van de stalen als vermeld in §1, 7°, per uitbating de vermelding voor welke diersoort en voor welk type voeder men wenst toe te treden tot het convenant en de dierklassen waarvoor vermoedelijk dat type voeder geproduceerd zal worden. Voor producenten die het voorgaande

kalenderjaar niet op de lijst van de contractant voorkwamen wordt hierbij tevens het bewijs gevoegd dat de contractant gemandateerd is door de producent om dit convenant af te sluiten en de

analyseresultaten van de stalen, als vermeld in artikel 6 §1, 1° en 2°. Wijzigingen aan deze lijst worden binnen de 14 dagen overgemaakt aan de Vlaamse Landmaatschappij - afdeling Mestbank. Bij elke

wijziging moet steeds meegedeeld worden vanaf welke datum de wijziging ingaat;

2° zorgt dat uiterlijk op 20 oktober van ieder kalenderjaar een

overzicht van de analyseresultaten per diersoort en per uitbating met vermelding van de dierklasse waarvan het voederstaal werd genomen ter

(9)

beschikking van de Vlaamse Landmaatschappij - afdeling Mestbank wordt gesteld. Dit overzicht vermeldt per uitbating het erkennings- of toelatingsnummer van het FAVV, het uitbatingsnummer of het

landbouwernummer en de productieklasse waartoe de uitbating behoord (jaarlijkse productie van volledig diervoeder van minder of meer dan 10.000 ton, afgezet in Vlaanderen). Deze gegevens worden digitaal overgemaakt in een tussen de contractanten en de Vlaamse

Landmaatschappij - afdeling Mestbank onderling af te spreken formaat.

Artikel 6 – Toetreding

§1. Een producent die wil toetreden tot dit convenant moet zich aanmelden bij een contractant die hij mandateert dit convenant voor hem aan te gaan.

Door het mandateren van een contractant verklaart de producent zich akkoord met de bepalingen van dit convenant en verbindt hij zich tot de naleving van de verbintenissen voortvloeiend uit dit convenant. De producent die een contractant mandateert geeft hierbij, per uitbating waar hij diervoeders produceert, aan voor welke diersoort en voor welk type voeder hij wenst toe te treden tot het convenant.

Bij deze aanmelding voegt de producent per type voeder en per diersoort:

1° hetzij het bewijs dat hij voor dat type voeder, bestemd voor die diersoort waarvoor hij wenst toe te treden, in het jaar

voorafgaand aan de aanmelding voldeed aan de voorwaarden van het convenant;

2° hetzij de analyseresultaten van een staal dat genomen en

uitgevoerd is als vermeld in artikel 5, §1, 7° en 8°. Dit staal moet genomen zijn van het eerste productielot van dat type voeder voor die diersoort. Uit de analyseresultaten van dit staal moet blijken dat voldaan is aan de voorwaarden van artikel 2, 9° en 10°; Deze stalen tellen niet mee in het aantal te nemen stalen als bepaald in artikel 5. De resultaten van deze analyses worden bij de evaluatie van het voorbije kalenderjaar mee in rekening

gebracht bij de beoordeling van de individuele stalen evenals bij de berekening van het gemiddelde per diersoort en per

nutriëntenarm voeder, overeenkomstig artikel 2, 9° en 10°.

3° een overzicht per dierklasse van de types voeder waarvoor vermoedelijk laagnutriëntenvoeder zal geproduceerd worden.

§2. Producenten kunnen niet toetreden tot dit convenant voor het

kalenderjaar en voor die types voeder en die diersoort waarvoor ze, op basis van de niet-naleving van het convenant, in het voorgaande

kalenderjaar, uitgesloten zijn van toetreding.

§3. Producenten kunnen niet toetreden tot dit convenant als ze niet voldaan hebben aan de aangifteplicht conform artikel 23 van het Mestdecreet voor alle voorgaande kalenderjaren.

§4. De Vlaamse Landmaatschappij - afdeling Mestbank kan bezwaar maken tegen de toetreding van bepaalde producenten, ondermeer ingeval een producent in het verleden ten onrechte laagnutriëntenvoeder op zijn attesten vermeld heeft. In dergelijk geval roept de Vlaamse Landmaatschappij - afdeling Mestbank het overlegorgaan, vermeld in artikel 9, §1, bijeen. Het

overlegorgaan kan bij consensus beslissen om de betrokken producent geheel of gedeeltelijk de toetreding tot de convenant te weigeren. De betrokken producent wordt hiervan bij aangetekende brief op de hoogte gesteld. In geval van een gehele of gedeeltelijke weigering van toetreding kan de betrokken producent tegen deze weigeringsbeslissing beroep instellen overeenkomstig de procedure, vermeld in artikel 10, §5.

(10)

§5. Na ontvangst van de lijsten van de contractanten vermeld in artikel 5,

§2, 1° stelt de Vlaamse Landmaatschappij - afdeling Mestbank een lijst samen, opgesplitst per diersoort en per type voeder, van de

diervoederproducenten die, overeenkomstig de bepalingen van dit convenant, geldig zijn toegetreden tot dit convenant. Enkel diervoederproducenten als vermeld op deze lijst mogen, voor de diersoorten en types voeders, waarvoor ze overeenkomstig de lijst tot dit convenant zijn toegetreden, attesten afleveren, als vermeld in artikel 26, §2, 1°, van het Mestdecreet. De producent mag een attest pas afleveren nadat hij van de Vlaamse

landmaatschappij - afdeling Mestbank een gunstig antwoord heeft gekregen op zijn aanvraag tot toetreding.

Artikel 7 – Controle en handhaving

§1. Naast de in dit convenant voorziene staalnames en analyses in opdracht van de producent of de contractant kan ook de Vlaamse Landmaatschappij – Afdeling Mestbank op elk ogenblik hetzij op de uitbating waar het

diervoeder geproduceerd wordt hetzij bij het laden of lossen van het diervoeder bijkomende controlestalen nemen of laten nemen en laten analyseren.

Deze stalen tellen niet mee in het aantal te nemen stalen als bepaald in artikel 5.

De resultaten van deze analyses worden bij de evaluatie van het voorbije kalenderjaar mee in rekening gebracht bij de beoordeling van de individuele stalen evenals bij de berekening van het gemiddelde per diersoort en per nutriëntenarm voeder, overeenkomstig artikel 2, 9° en 10°.

De analyseresultaten worden binnen de dertig dagen na staalname ter beschikking gesteld van de desbetreffende contractant en producent.

§2. De Vlaamse Landmaatschappij – Afdeling Mestbank kan op elk ogenblik op de plaats waar het diervoeder geproduceerd wordt elk voor de controle relevant gegeven opvragen.

§3. De Vlaamse Landmaatschappij – Afdeling Mestbank kan op elk ogenblik bij alle betrokken partijen alle gegevens ter controle van deze convenant gaan inzien of opvragen, en kan ondermeer bij een certificatie-instelling, bij BFA v.z.w. of een uitbating waar laagnutriëntenvoeder geproduceerd wordt, de lijsten opvragen met stalen die aangemeld waren of geselecteerd waren voor controle als beschreven in artikel 5, §1, 7° evenals de reeds

beschikbare analyseresultaten per uitbating.

Artikel 8 – Contra-analyses

§1. De contractant of de producent heeft de mogelijkheid om op zijn kosten door een krachtens artikel 62, §6, van het Mestdecreet, erkend

laboratorium, een contra-analyse te laten uitvoeren op een staal, genomen in opdracht van de Vlaamse landmaatschappij - afdeling Mestbank.

Het erkend laboratorium dat in opdracht van de Vlaamse landmaatschappij - afdeling Mestbank de staalname en analyse heeft uitgevoerd, heeft hiervoor het staal na homogenisatie, als vermeld in het Compendium, verdeeld in twee identieke gedeelten. Het eerste gedeelte van het staal zal door het erkend laboratorium gebruikt worden voor onmiddellijke analyse.

Het gedeelte van het staal dat voor contra-analyse bestemd is, wordt gedurende 45 dagen volgend op de dag van de bemonstering bewaard door het erkend laboratorium onder de fysische en chemische voorwaarden gesteld door de laboratoria van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek

(11)

(VITO)en ter beschikking gehouden van de desbetreffende contractant of de desbetreffende producent.

§2. Het resultaat van de contra-analyse wordt bij de evaluatie van het voorbije kalenderjaar mee in rekening gebracht voor de beoordeling van het individueel analyseresultaat van het betrokken staal, evenals voor de berekening van het gemiddelde per diersoort en per nutriëntenarm voeder.

Het resultaat van de oorspronkelijke analyse komt te vervallen.

§3. Indien de contra-analyse zal worden uitgevoerd door een ander erkend laboratorium dan het erkend laboratorium dat de oorspronkelijke analyse uitvoerde, dient het erkend laboratorium dat de contra-analyse zal

uitvoeren een deel van het staal op te vragen bij het erkend laboratorium dat de oorspronkelijke analyse uitvoerde. De overdracht van het gedeelte van het staal dat zal aangewend worden voor contra-analyse gebeurt steeds tussen twee erkende laboratoria. Bij deze overdracht wordt het gedeelte van het staal dat gebruikt zal worden voor contra-analyse niet volledig

overgemaakt, maar blijft er steeds een hoeveelheid van het staal bewaard in het erkend laboratorium dat de oorspronkelijke analyse uitvoerde.

Artikel 9 – Evaluatie en overleg

§1. Een overlegorgaan wordt voorzien, met minstens de volgende samenstelling:

1° een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu;

2° twee vertegenwoordigers van de Vlaamse Landmaatschappij – Afdeling Mestbank;

3° een vertegenwoordiger van elk van de deelnemende Contractanten.

§2. Het overlegorgaan komt minstens éénmaal per jaar samen, voor een eindevaluatie tussen 1 december en 15 december van het lopende

kalenderjaar.

§3. De analyseresultaten van zowel de controlestalen die genomen zijn op initiatief van de Producent als op initiatief van de Vlaamse

Landmaatschappij – Afdeling Mestbank evenals de naleving van de

verbintenissen waaraan de partijen door dit convenant gebonden zijn en de eventuele bezwaren, worden op de eindevaluatievergadering geëvalueerd.

§4. Het voorzitterschap van het overlegorgaan wordt waargenomen door de vertegenwoordiger van de Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu. Het secretariaat wordt waargenomen door een vertegenwoordiger van de Vlaamse Landmaatschappij – Afdeling Mestbank. Voor elke vergadering wordt elke betrokken partij uitgenodigd door de Vlaamse Landmaatschappij – Afdeling Mestbank.

§5. Omwille van de variabele wereldmarktprijzen van synthetische aminozuren en de 3-maandelijkse evaluatie daarvan, kunnen de Vlaamse Landmaatschappij – Afdeling Mestbank en de contractanten 3-maandelijks beslissen om een periodieke evaluatievergadering samen te roepen:

1° enkel wanneer de prijzen van aminozuren ernstig zouden stijgen, wordt het overlegorgaan samengeroepen omwille van deze reden. Deze

vergadering kan Tabel 2 met de ruw eiwit normen voor een bepaalde periode opschorten;

2° Lysine, Threonine, Methionine en Tryptofaan zijn de belangrijkste

aminozuren en gelden als hoofdindicatoren voor een eventuele tijdelijke opschorting van dit convenant. Naargelang de marktsituatie verandert, bestaat de mogelijkheid om na onderling overleg deze groep van

indicatoren uit te breiden met andere aminozuren;

(12)

3° het verzoek om het overlegorgaan voor deze periodieke evaluatie samen te roepen, dient 5 werkdagen op voorhand door één van beide

Contractanten bekend gemaakt te worden aan de Vlaamse Landmaatschappij – Afdeling Mestbank.

§6. Op vraag van elk van de partijen kan het overlegorgaan ook worden samenroepen voor een bijzondere vergadering met uitdrukkelijke vermelding van de redenen, andere dan vermeld in §5, waarom overleg nodig is.

Artikel 10 - Oplegging van maatregelen

§1. Voor 15 november van ieder kalenderjaar zendt de Vlaamse

Landmaatschappij - afdeling Mestbank elke producent, die, op basis van de gegevens waarover de Mestbank op dat moment beschikt, de verbintenissen van dit convenant niet heeft nageleefd, een aangetekend schrijven waarin ze de betrokken producent meedeelt welke verbintenissen van dit convenant hij niet heeft nageleefd. De Vlaamse landmaatschappij - afdeling Mestbank deelt de betrokken producent tevens mee welke maatregel, als gevolg hiervan

opgelegd kan worden.

De contractanten krijgen tevens een afschrift van elk schrijven naar de producenten die hun gemandateerd hebben dit convenant aan te gaan.

§2. Binnen de vijftien kalenderdagen kan, per aangetekend schrijven, een bezwaar ingediend worden bij de Vlaamse Landmaatschappij - afdeling

Mestbank, tegen de oplegging van de voorgestelde maatregel. De termijn van vijftien kalenderdagen begint te lopen vanaf de derde werkdag die volgt op de dag waarop de brief, vermeld in §1, eerste lid, aan de postdiensten overhandigd werd.

§3. De voorgestelde maatregelen en de eventueel ontvangen bezwaren worden besproken op de evaluatievergadering, als vermeld in artikel 9, §2. Het overlegorgaan kan bij consensus beslissen om de voorgestelde maatregelen niet op te leggen of andere maatregelen op te leggen rekening houdend met de ingediende bezwaren. Het uitblijven van een beslissing van het

overlegorgaan, schorst de opgelegde maatregel als vernoemd in §1, niet op.

Voor 1 januari van het volgende kalenderjaar zendt de Vlaamse

Landmaatschappij - afdeling Mestbank elke producent, die de verbintenissen van dit convenant niet heeft nageleefd, een aangetekend schrijven waarin ze de betrokken producent meedeelt welke maatregel, wordt opgelegd.

De contractanten krijgen tevens een afschrift van elk schrijven naar de producenten die hun gemandateerd hebben dit convenant aan te gaan.

§4. De gehele of gedeeltelijke uitsluiting van een producent wordt op

initiatief van de Vlaamse Landmaatschappij – Afdeling Mestbank gepubliceerd op haar website en in minstens 3 vakbladen van de landbouwsector.

§5. De producent kan binnen de vijftien kalenderdagen, per aangetekend schrijven beroep instellen bij de minister van leefmilieu, tegen de beslissing tot het opleggen van een maatregel. De termijn van vijftien kalenderdagen begint te lopen vanaf de datum van verzending van het in §3 bedoelde schrijven. De minister van leefmilieu deelt per aangetekende brief binnen de vijfenveertig kalenderdagen na ontvangst van het beroep, zijn beslissing mee aan de betrokken producent. Het instellen van een beroep schorst de opgelegde maatregel niet.

Artikel 11 – Maatregelen bij niet-naleving

§1. Indien het analyseresultaat van een individueel staal, genomen in het lopende kalenderjaar, hoger is dan de toegestane afwijking, overeenkomstig artikel 2, 9°,a), en 10°,a), dan moet de betrokken producent, voor de betrokken uitbating, voor het betreffende type voeder en voor de

(13)

betreffende diersoort, tijdens het volgende kalenderjaar, bovenop de stalen als vermeld in artikel 5, nog drie extra stalen laten nemen en analyseren volgens de modaliteiten vermeld in artikel 5. Deze drie extra stalen moeten genomen worden in drie verschillende kalendermaanden.

In afwijking van het eerste lid, wordt, als de betrokken producent in één van de drie vorige kalenderjaren voor dezelfde uitbating, voor hetzelfde type voeder en voor dezelfde diersoort, al een analyseresultaat van een individueel staal had, dat hoger was dan de toegestane afwijking, heeft dit de uitsluiting voor de betreffende uitbating, voor het betreffende type voeder, voor de betreffende diersoort, voor het volgende kalenderjaar tot gevolg.

§2. Indien de gemiddelde afwijking van de resultaten van de stalen betreffende éénzelfde uitbating, éénzelfde type voeder en éénzelfde diersoort, tijdens het lopende kalenderjaar, hoger is dan de toegestane gemiddelde afwijking vermeld in artikel 2, 9°, b) en 10°,b), moet de betrokken producent, voor de betrokken uitbating, tijdens het volgende kalenderjaar, vijf extra stalen nemen, per betrokken type voeder van de betreffende diersoort,

In afwijking van het eerste lid, wordt, als de betrokken producent in één van de drie vorige kalenderjaren voor dezelfde uitbating, voor hetzelfde type voeder en voor dezelfde diersoort, reeds een gemiddelde afwijking had, die hoger was dan de toegestane gemiddelde afwijking, overeenkomstig het convenant, heeft dit de uitsluiting voor de betreffende uitbating, voor het betreffende type voeder, voor de betreffende diersoort, voor het volgende kalenderjaar tot gevolg.

§3. Als voor de betrokken producent voor het lopende kalenderjaar, op 20 oktober van het lopende kalenderjaar onvoldoende analyseresultaten, die voldoen aan de voorwaarden, als vermeld in artikel 5, beschikbaar zijn, overeenkomstig de bepalingen van dit convenant, heeft dit de uitsluiting voor de betreffende uitbating, voor het betreffende type voeder, voor de betreffende diersoort, voor het volgende kalenderjaar tot gevolg.

§4. Indien tijdens de controle wordt vastgesteld dat niet alle voederstalen genomen in het kader van het laagnutriëntenconvenant bewaard worden in een afdoende verzegeld recipiënt, dan worden alle stalen die eerder tijdens het lopende kalenderjaar voor de betreffende uitbating genomen werden in het kader van dit convenant, als niet geldig beschouwd. Voor de toepassing van de maatregelen bij niet-naleving, vermeld in §1, §2 en §3, wordt enkel rekening gehouden met geldige stalen.

§5. Als een betrokken producent “laag-fosforvoeder” of “laag-eiwitvoeder”

vermeldt op de attesten voor de landbouwers, terwijl de gehaltes aan totaal fosfor of ruw eiwit vermeld op de etiketten van de betreffende voeders hoger zijn dan de toegelaten maximale gehaltes of gedefinieerd in artikel 1, 9°, 10° en 11°, heeft dit de uitsluiting voor de betreffende producent voor het convenant voor het volgende kalenderjaar tot gevolg.

§6. Als de betrokken producent in het lopende kalenderjaar attesten aflevert, voor het leveren van laag-fosfor voeder of laag-eiwit voeder, waarvan uit feitelijke vaststellingen is gebleken dat deze niet

overeenstemmen met de werkelijkheid, betekent dit de volledige uitsluiting van de betrokken producent voor het convenant voor het volgende

kalenderjaar.

§7. Het pas voldoen aan de aangifteplicht, overeenkomstig artikel 23, §1, 6° van het mestdecreet voor het lopende kalenderjaar, tussen 15 maart en de evaluatievergadering, heeft tot gevolg dat de betrokken producent, voor de betrokken uitbating, tijdens het volgende kalenderjaar, bovenop de stalen als vermeld in artikel 5, nog extra stalen moet laten nemen en analyseren volgens de modaliteiten vermeld in artikel 5:

(14)

i. Voor een uitbating en per diersoort waarvoor jaarlijks minder dan 10.000 ton convenantvoeder wordt geproduceerd, moet één extra staal genomen en geanalyseerd volgens de modaliteiten vermeld in artikel 5 in een andere maand dan de andere genomen stalen;

ii. Voor een uitbating en per diersoort waarvoor jaarlijks meer dan 10.000 ton convenantvoeder wordt geproduceerd, moeten er drie extra stalen genomen en geanalyseerd volgens de modaliteiten vermeld in artikel 5. Deze extra stalen moeten genomen worden in drie verschillende kalendermaanden.

§8. Het niet voldoen aan de aangifteplicht, overeenkomstig artikel 23, § 1, 6° van het Mestdecreet, voor het lopende jaar vóór de evaluatievergadering, heeft de volledige uitsluiting voor het volgende kalenderjaar van de

betrokken producent voor de betrokken uitbating voor het laagnutriëntenconvenant tot gevolg.

§9. Elke verhindering van het nemen van controlestalen evenals elke

weigering om de voor de controle opgevraagde gegevens, aan te leveren, door de betrokken producent, heeft de volledige uitsluiting voor het volgende kalenderjaar van de betrokken producent voor het laagnutriëntenconvenant tot gevolg.

§10. Uitsluiting van een producent heeft als gevolg dat deze producent voor de betreffende diersoorten en voor de betreffende voeders, voor het

volgende kalenderjaar:

1° niet kan toetreden tot het convenant;

2° niet erkend wordt als producent van laag-fosforvoeder, laag- eiwitvoeder of nutriëntenarm voeder;

3° geen attesten, als vermeld in artikel 26, §2, 1°, van het Mestdecreet, mag afleveren.

Artikel 12 – Informatieplicht

§1. De Vlaamse Landmaatschappij – Afdeling Mestbank is gerechtigd de contractanten en de producenten die voldoen aan de voorwaarden van dit convenant periodiek te publiceren en op haar website ter beschikking te stellen. Ze stelt een eerste lijst van contractanten en producenten die voldoen aan de voorwaarden voor toetreding tot dit convenant voor 31 januari van het lopende kalenderjaar ter beschikking op haar website.

§2. De contractanten en de producenten verschaffen aan de Vlaamse Landmaatschappij – Afdeling Mestbank, eventuele andere informatie die nuttig geacht wordt voor de beoordeling en evaluatie van de overeenkomstig artikel 4 te bereiken doelstellingen.

§3. De contractanten lichten hun leden en de mandaterende niet-leden maximaal in over de verplichtingen die voortvloeien uit dit convenant met als bedoeling de sector te sensibiliseren om de doelstellingen gesteld in artikel 4 te bereiken.

§4. De uitsluiting van een producent wordt op initiatief van de Vlaamse Landmaatschappij – Afdeling Mestbank gepubliceerd op haar website en in minstens 3 vakbladen van de landbouwsector.

Artikel 13 – Financiering

De contractanten of de producenten staan in voor de financiering van de in hun opdracht door de erkende instellingen genomen stalen en analyses in het kader van dit convenant en de financiering van de overige specifieke taken die gepaard gaan met het afsluiten van dit convenant.

(15)

Artikel 14 – Verbintenissen voor de overheid

§1. De Vlaamse Landmaatschappij – Afdeling Mestbank vermeldt jaarlijks ondermeer op basis van het evaluatieverslag en het rapport van de

contractanten een stand van zaken van de resultaten van dit convenant in het Voortgangsrapport van de Vlaamse landmaatschappij - afdeling Mestbank, bepaald in artikel 44, §1, van het Mestdecreet. Ondermeer zal hier de totale vermindering, uitgedrukt in kg P2O5 en kg N dierlijke mestproductie die in Vlaanderen werd gerealiseerd door het gebruik van de verschillende soorten nutriëntenarme voeders opgesplitst per diersoort aangegeven worden.

§2. De Vlaamse Landmaatschappij – Afdeling Mestbank staat garant voor de publicatie en periodieke aanpassing van de lijsten van namen van de producenten die dit convenant onderschrijven en op datum van publicatie voldoen aan de voorwaarden van dit convenant.

Artikel 15 – Geschillencommissie

§1. In geval van een geschil over de uitvoering van dit convenant zal een geschillencommissie samengesteld worden. Deze commissie wordt ad hoc

samengesteld afhankelijk van de aard van het geschil en bestaat altijd uit twee vertegenwoordigers van het Vlaamse Gewest, aangeduid door de minister bevoegd voor Leefmilieu, en vier vertegenwoordigers van de contractanten.

De voorzitter wordt gekozen uit de vertegenwoordigers van het Vlaamse Gewest en in consensus aangeduid door de 6 vertegenwoordigers.

§2. De Geschillencommissie neemt haar beslissingen bij consensus.

§3. Indien over een geschil geen consensus kan worden bereikt, kan de Geschillencommissie een verslag opmaken voor de Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu.

Artikel 16 - Duur en einde van het convenant

§1. Dit convenant treedt in werking op 1 januari 2020 en eindigt van rechtswege op 31 december 2020.

§2. De algemene voorwaarden van dit convenant kunnen enkel worden gewijzigd tijdens de geldigheidsduur, met akkoord van alle partijen.

(16)

Art. 17 - Slotbepaling

Dit convenant werd gesloten te Brussel en werd ondertekend door de

vertegenwoordigers van alle partijen. Elke partij erkent haar exemplaar van het convenant te hebben ontvangen.

Brussel,

Voor het Vlaamse Gewest,

De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme

Zuhal DEMIR,

Voor de contractanten,

Namens BFA, de Beroepsvereniging van de Mengvoederfabrikanten v.z.w.:

Dirk VAN THIELEN

Namens de Vereniging van Zelfmengers v.z.w.:

Marc DEBOUVER

Zuhal Demir (Signature)

Digitaal

ondertekend door Zuhal Demir (Signature) Datum: 2020.07.14 12:39:57 +02'00'

Dirk Van Thielen (Authenticati on)

Digitaal ondertekend door Dirk Van Thielen (Authentication) DN: c=BE, cn=Dirk Van Thielen (Authentication), sn=Van Thielen, givenName=Dirk Alfons,

serialNumber=64071738909 Datum: 2020.05.18 09:58:22 +02'00'

DEBOUV ER

MARC

Digitaal

ondertekend door DEBOUVER MARC

Datum: 2020.05.06 08:10:07 +02'00'

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De belangrijkste kwestie die met de totstandkoming van de wet werd geregeld was de introductie van de wettelijke bescherming van archeologische monumenten. De wet geeft de minister

 Since MS-AR (1) model proved to be effective in capturing regime shifts behaviour in stock market returns, asymmetrical relationships between returns, nonlinear

The significant interaction effect of gender and family type (at the 5% -level) indicated that the level of adjustment as measured by this subscale is different for male and female

Sailplane, fuselage, boundary layer transition, drag reduction, aerodynamic optimization, CFD, adjoint analysis, polyhedral mesh, STAR-CCM+, automatic shape optimization,

Obesity-induced metabolic abnormalities have been associated with increased oxidative stress which may play an important role in the increased susceptibility to myocardial

Deze hebben een ionmassa van tenminste

15 significante posities. Daarom worden deze gegevens beschouwd als characterstnngs. De originele lengîe zoals opgegeven in de stuurbestanden is opvraagbaar met de

(dus: Jan zei, dat zijn broer ziek is geweest). Aldus werd het kaartbeeld vertroebeld en misschien gedeeltelijk onjuist. Het is inderdaad waarschijnlijk dat de tijd van het hulpww.