• No results found

Studiegids Militaire Bedrijfswetenschappen 2021-2022

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Studiegids Militaire Bedrijfswetenschappen 2021-2022"

Copied!
174
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Studiegids

Opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen Academisch jaar 2021 - 2022

Nederlandse Defensie Academie Faculteit Militaire Wetenschappen

Opleidingsbestuur MBW Nederlandse Defensie Academie September 2021

(2)
(3)

Studiegids

Opleiding

Militaire Bedrijfswetenschappen (MBW) 2021-2022

Nederlandse Defensie Academie Faculteit Militaire Wetenschappen

Opleidingsbestuur MBW

Breda, Den Helder, september 2021

(4)

i

(5)

ii

Voorwoord

De bacheloropleiding Militaire bedrijfswetenschappen (MBW) is één van de onderwijsprogramma’s van de Faculteit Militaire Wetenschappen en is uniek binnen het Nederlandse veld voor hoger onderwijs. Centraal in deze opleiding staat het toepassen van relevante bedrijfskundige kennis op de militaire organisatie, zowel als het gaat om operationele als bedrijfsvoeringsvraagstukken. Officieren van alle krijgsmachtdelen leggen met het voltooien van de MBW opleiding een gedegen bedrijfskundig fundament, dat wetenschappelijk erkend is en de rest van hun carrière van meerwaarde zal zijn.

In deze gids kunt u lezen wat de kernfilosofie van de MBW opleiding is, welke regels en voorziening zijn getroffen om de studeerbaarheid te waarborgen en uit welke specifieke cursussen de opleiding bestaat.

Het opleidingsbestuur van MBW doet er alles aan om de opleiding te blijven verbeteren en staat zodoende altijd open voor feedback van studenten en andere betrokkenen. Mocht u na het lezen van deze studiegids toch nog met vragen blijven zitten of inhoudelijke verbetersuggesties hebben, neem dan contact met ons op.

Opleidingsbestuur MBW:

Dr. J.J.D. (Jacqueline) Heeren-Bogers (lid) Maj. K.J.C.M. (Kevin) van Loon MA (lid)

Cadet Sergeant L.R.A. (Lonneke) Leenders (studentlid) Prof. Dr. F.J. (Eric-Hans) Kramer (vz)

fj.kramer@mindef.nl

(6)

iii

(7)

iv

Inhoudsopgave

Voorwoord ii

Inhoudsopgave iv

DEEL 1 ORGANISATIE & OPLEIDING 8

1 Organisatie en filosofie achter de wetenschappelijke opleidingen 10

1.1 De Nederlandse Defensie Academie 10

1.2 De Faculteit Militaire Wetenschappen 10

1.2.1 Algemeen 10

1.2.2 Relatie officiersprofiel-wetenschappelijke eindeisen 11

1.3 Militaire Bedrijfswetenschappen: achtergrond, positiebepaling en wetenschappelijke ambitie 13

2 MBW opleiding: doelstellingen en eindtermen 14

2.1 Oriëntatie en niveau 14

2.1.1 Inleiding 14

2.1.2 Wetenschappelijk niveau 14

2.1.3 Doelstelling 15

2.1.4 Operationalisatie van de generieke eindtermen 15

3 Opzet en opbouw van de opleiding MBW 18

3.1 Opbouw van de opleiding MBW 18

3.1.1 Het Opleidingsmodel 18

3.1.2 Algemene beschrijving van de leerlijnen 19

3.1.3 De MBW opleiding per fase in vakken uiteengezet 21

3.1.4 Keuzemogelijkheden voor de werkveldspecifieke stromen MBW 22

3.1.5 Opbouw in moeilijkheidsgraad 23

3.2 Onderwijs- en werkvormen bij de opleiding MBW 24

3.3 Generiek jaarooster 4-jarige MBW bachelor en non-bachelor programma 25

4 MBW Opleiding: Kwaliteitszorg en commissies 28

4.1 Kwaliteitszorg 28

4.1.1 Kwaliteitscontrole 28

4.1.2 Kwaliteitsverbetering 29

4.2 Organisatie van de opleiding MBW: Opleidingsbestuur, opleidingscommissie en examencommissie 29

DEEL 2 REGELS & SERVICES 32

5 Regels en procedures van toepassing op MBW studenten 34

5.1 Toelatingseisen 34

5.2 Opleidings- en ExamenRegeling (OER) MBW 34

5.3 Fraude en plagiaat 34

5.4 Vaste orders 34

5.5 Lestijden 35

5.6 Vrijstellingen 35

5.7 Toetsing en weging 35

6 Mogelijkheden na uw opleiding MBW 38

6.1 Doorstuderen 38

6.2 Alumni activiteiten 38

6.3 Executive & hoger management onderwijs 38

7 Services en voorzieningen voor MBW studenten 40

7.1 Organisatie 40

7.2 Mentoraat 40

7.3 Services 40

8 Voorzieningen voor MBW studenten 42

8.1 IT voorzieningen 42

(8)

v

8.2 Studieboeken 42

8.3 Locaties Breda 42

8.4 Locaties Den Helder 43

8.5 Bibliotheek en Bureau Multimedia 43

DEEL 3 CURSUSSEN OPLEIDING MBW 44

9 Cursussen GOO 46

9.1 Academische introductie 48

9.2 Inleiding Oorlog & Vrede 49

9.3 Inleiding Militaire Operaties 51

9.4 Legitimiteit en Humanitair Oorlogsrecht 53

9.5 Structurele Basisconfiguraties in de Militaire Organisatie 54

9.6 Inleiding Militaire Systemen 55

10 Cursussen Basisfase 58

10.1 Militair Leiderschap en Ethiek 60

10.2 Human Resource Management 1 62

10.3 Psychosociale Dynamiek v.e. Geweldsorganisatie 1 64

10.4 Basiskennis Militair Bestuursrecht 66

10.5 Evolutie van Krijgsmachten en Oorlogvoering* 68

10.6 Inleiding Strafrecht 70

10.7 Krijgsmacht, Politiek en Samenleving 72

10.8 Introductieweek MBW 74

10.9 Structuur en Flexibiliteit 75

10.10 Kwaliteit, Processen en Resultaatmanagement 76

10.11 Interorganisatorische Samenwerking 78

10.12 Informatiemanagement 80

10.13 Basiskennis Militair Straf- en Tuchtrecht 82

10.14 Defensie-Economie en Logistiek 84

10.15 Defensie Operations Research 86

10.16 Accounting, Control & Economics 88

10.17 Defensie Operationele Logistiek* 90

10.18 Strafrecht & Cyber* 92

10.19 Wetenschapsleer 94

10.20 MTO 1: Methoden en Technieken van Onderzoek 96

10.21 Statistiek 98

10.22 MTO 2: Kwalitatieve Methoden 100

10.23 MTO 3: Kwantitatieve Methoden 102

10.24 MTO 4: Het Onderzoekstechnisch Ontwerp 104

10.25 Integratie Project 106

11 Cursussen werkveld-specifieke stroom Operationele Logistiek en Defensie-Economie (OLDE) 108

11.1 Defensie Logistiek & Supply Chain Management 110

11.2 Defensie Management, Accounting & Control 112

11.3 Defensie Asset Management 114

11.4 Defence Accounting Information Systems 116

12 Cursussen werkveld-specifieke stroom Leiderschap in Crisis Omstandigheden (LCO) 118

12.1 Psychosociale Dynamiek v.e. Geweldsorganisatie 2 120

12.2 Human Resource Management 2 122

12.3 Veiligheid en Leiderschap bij Rampen en Crises 124

12.4 Human Factors & Systeem Veiligheid 126

13 Cursussen Synthesefase 128

13.1 Systemen, Complexiteit & Veiligheid 130

13.2 Veranderen & Organiseren 132

13.3 Strategic Defense Sourcing 134

13.4 Militaire Innovatie en Technologie 136

(9)

vi

13.5 MTO 5: Individueel Onderzoeksvoorstel 138

13.6 Scriptie 139

14 Keuzecursussen 142

14.1 Counter Threat Finance 144

14.2 Politiemodellen in vergelijkend perspectief 146

14.3 Commandovoering 147

14.4 Digital Warfare 149

14.5 Arms Trade & Strategic Control 152

14.6 Strafrechtelijk bewijs 154

14.7 Civiel-Militaire Samenwerking 156

14.8 Revisiting Srebrenica & Genocide in breed perspectief 158

14.9 Grenspolitietaak 160

14.10 Internationale Diplomatie, Onderhandeling en Bemiddeling 162

14.11 Strategische Besluitvorming 164

Bijlage 1: Cursustitels 166

Bijlage 2: Afkortingen 168

Colofon 170

Figuur 1 u Relatie militaire werkveld en wetenschappelijke context van de bacheloropleiding MBW ... 12 Figuur 2 u MBW Opleidingsmodel ... 19 Figuur 3 u Programma MBW bacheloropleiding 2021-2022 ... 26

(10)

vii

(11)

DEEL 1 ORGANISATIE & OPLEIDING

In dit deel vindt u informatie over de Nederlandse Defensie Academie, de Faculteit Militaire Wetenschappen en de opzet van de opleiding

LEES

WIJZER LEES

WIJZER

(12)
(13)

1 Organisatie en filosofie achter de wetenschappelijke opleidingen

2

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de organisatie en de achtergronden van de opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen.

1.1 De Nederlandse Defensie Academie

De NLDA heeft tot doel:

§ Het opleiden van mannen en vrouwen tot professionele en gemotiveerde officieren die leiding gaan geven in de dynamische defensie organisatie;

§ Het doen van wetenschappelijk onderzoek op militaire aandachtsgebieden voor kennisontwikkeling, onderwijs en beleidsadvisering.

De NLDA bundelt de instituten voor de algemene officiersopleidingen, voor alle defensieonderdelen op alle niveaus: zowel de initiële officiersopleidingen als de loopbaanopleidingen op het midden-, hoger- en topmanagementniveau. Bovendien onderhoudt en ontwikkelt de NLDA kennis op militair relevante gebieden door eigen wetenschappelijk onderzoek, door bundeling van wetenschappelijk gevalideerde kennis en praktijkervaringen binnen Defensie en door samenwerking met universitaire instellingen in binnen- en buitenland. Zij maakt deze kennis toegankelijk voor Defensie en samenleving.

De NLDA leidt officieren op voor alle defensieonderdelen en de verschillende functiegebieden (de z.g. Wapens, Dienstvakken, Functies, Korpsen) binnen deze krijgsmachtsdelen. De krijgsmachtdelen hebben elk hun eigen formatie en personeelslogistieke keten waaruit de lange termijn behoefte aan officieren voor de verschillende richtingen kan worden afgeleid. In afstemming tussen krijgsmachtdelen en de NLDA wordt bepaald hoeveel officieren met welke expertise moeten worden opgeleid, en wanneer zij de opleiding moeten hebben afgerond.

Tot de NLDA behoren de volgende eenheden:

§ Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda

§ Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) in Den Helder

§ Instituut Defensie Leergangen (IDL) in Breda

§ Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) in Breda en Den Helder

§ Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) in Den Haag

§ Expertise Centrum Leiderschap Defensie (ECLD) in Breda

§ Talen Centrum Defensie (TCD) in Breda.

1.2 De Faculteit Militaire Wetenschappen

1.2.1 Algemeen

De Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW), onderdeel van de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek van de Nederlandse Defensie Academie (SWOON), is binnen de Militair Wetenschappelijke Opleidingen (MWO) primair verantwoordelijk voor het verzorgen van de wetenschappelijke opleiding en vorming op bachelor niveau van (aspirant) officieren van de Nederlandse krijgsmacht. In verwevenheid met de militaire en maritieme officiersopleidingen en de persoonsvorming, draagt de FMW bij aan de voorbereiding van de aspirant officieren op

LEES

WIJZER LEES

WIJZER

(14)

permanente’ wetenschappelijk masteronderwijs voor officieren van de krijgsmacht. In opdracht van de Minister van Defensie is het wetenschappelijk onderwijs ook toegankelijk voor civiele studenten. De FMW biedt de volgende geaccrediteerde wetenschappelijke opleidingen aan:

1. Bachelor Krijgswetenschappen (KW) in Breda,

2. Bachelor Militaire Bedrijfswetenschappen (MBW) in Breda, 3. Bachelor Militaire Systemen & Technologie (MS&T) in Den Helder, 4. Master Military Strategic Studies (MSS) in Breda,

5. i.s.m. vijf Europese wetenschappelijke opleidingsinstituten: European Joint Master in Strategic Border Management (EJMSBM) op verschillende opleidingslocaties in Europa,

6. Master Military Technology, Processes and Systems (MTPS) in Den Helder, 7. Master Compliance and Integrity in International Military Trade (CIIMT) in Breda.

De FMW verzorgt niet alleen wetenschappelijk onderwijs maar ook het wetenschappelijk onderzoek dat daaraan ten grondslag ligt. Zowel tijdens het bachelor- als het tijdens het master onderwijs is het mogelijk dat studenten een actieve bijdrage aan het FMW onderzoek leveren. De FMW wil een unieke kennisbron voor het Ministerie van Defensie zijn en treedt op verschillende gebieden als kenniscentrum voor de defensieorganisatie op.

Naast het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek draagt de FMW bij aan de verschillende andere officiersopleidingen van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA), zoals de Post Academische Opleiding Militair Juridische Dienst Krijgsmacht, de Korte en Specialistische Officiersopleidingen voor de Koninklijke Militaire Academie (KMA), het Vaktechnisch Onderwijs voor het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) en de verschillende loopbaanopleidingen voor het Instituut Defensie Leergangen (IDL).

Ten slotte levert de FMW verschillende maatwerkcursussen, beleidsadviezen en -ondersteuning. Voor diverse opdrachtgevers worden onder andere de volgende cursussen door de FMW verzorgd: de Advanced Airpower Course en de Airpower Course (in opdracht van CLSK), de International Security Course (in opdracht van Souschef Internationale Militaire Samenwerking (SCIMS) t.b.v. deelnemers uit verschillende Afrikaanse landen, cursussen Life Cycle Management (ten behoeve van DMO) en in opdracht van de CDS zijn verschillende Verdiepingscursussen Militaire Ethiek (VME) verzorgd.

Het FMW-onderwijs wordt ontwikkeld en uitgevoerd door een docentencorps bestaande uit een mix van civiele en militaire docenten. Dit docentencorps put uit ruime eigen ervaring binnen het nationale en internationale militaire veld, volgt militair relevante (internationale) ontwikkelingen op de voet en is actief op het gebied van – voor de FMW – relevant onderzoek. De FMW-docenten hebben vaak directe eigen ervaring met (deelgebieden van) vakken die zij doceren. Kenmerkend voor FMW-docenten zijn het enthousiasme voor het militair wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, een grote betrokkenheid bij het militaire bedrijf waarvoor de studenten worden opgeleid en het tegemoet treden van studenten als toekomstige collega’s. Dit laatste is vooral aan de orde tijdens het afstudeeronderzoek dat aansluit bij en bijdraagt aan de FMW-onderzoeksprogramma’s.

1.2.2 Relatie officiersprofiel-wetenschappelijke eindeisen

De opleidingsprofielen van de FMW-bacheloropleidingen zijn gebaseerd op (1) het officiersprofiel (2015)1 en (2) wetenschappelijke eindeisen (gebaseerd op de vergelijking met relevante bacheloropleidingen aan universiteiten en zusterinstituten in het buitenland). Hiermee geeft de FMW aan dat zij naast haar primaire aandacht voor wetenschappelijke vorming, sterk betrokken is bij de doelstellingen op het gebied van persoonsvorming en militaire-maritieme vorming.

Het officiersprofiel

Het officiersprofiel beschrijft drie rollen die officieren moeten kunnen vervullen: commandant, coach, en manager. Bij het commandantschap horen de ontwikkeling van een (strategische) visie, transformationeel leiderschap en het tot stand brengen van cohesie binnen de eenheid. In de rol van coach treedt de officier op als coach/mentor van ondergeschikten. De rol van manager heeft een sterke relatie met de inhoud van het MBW- programma. Zo stelt de profielschets dat iedere officier vaardig moet zijn in het stellen van randvoorwaarden,

1 Profielschets van de officier van de Nederlandse krijgsmacht (25 februari 2015). Het OB MBW zal op korte termijn onderzoeken of de nieuwe Profielschets van de Officier van de Nederlandse Krijgsmacht (8 juli 2021) tot aanpassing van het curriculum noodzaakt.

(15)

kaders en prioriteiten en om beschikbare middelen optimaal in te zetten voor het realiseren van doelstellingen en resultaten. De bedrijfskundige inzichten en proceskennis aangeboden in de MBW-opleiding bieden een solide basis voor de invulling van deze rol vanaf het subalterne niveau.

Naast de drie rollen benoemt de profielschets verschillende competenties die de officier moet bezitten om zijn/haar militaire vakmanschap te waarborgen gedurende de gehele loopbaan. Vier competenties waaraan de opleiding MBW een directe bijdrage levert, zijn de volgende:

1. De officier heeft kennis van militaire strategie en operatiën

2. De officier heeft kennis van (inter)nationale verhoudingen en buitenlands- en veiligheidsbeleid 3. De officier heeft kennis van defensiebestuur en bedrijfsvoering

4. De officier is taalvaardigheid en toont cultural awareness

Ten slotte wordt leervermogen in het officiersprofiel expliciet genoemd als een generieke competentie, die van invloed is op alle drie de rollen en ontwikkelfases van de officier binnen de Nederlandse krijgsmacht (subalterne officier, hoofdofficier, en opper- of vlagofficier). Leervermogen staat ook centraal binnen MBW en is zelfs vertaald in een aparte opleidingseindterm (zie paragraaf 2.1.4).

Het wetenschappelijk opleidingsprofiel

Aansluitend bij de officierscompetenties vertaalt het wetenschappelijke werk- en denkniveau voor officieren zich in termen als inzicht, begrip, samenhang, conceptueel denken, abstractie, systematiek, logisch en kritisch denken, denken in structuren, ethisch bewustzijn, vermogen om te reflecteren op en te communiceren over de eigen kennis en het eigen handelen. Deze termen doen een appel op het ontwikkelen van het leervermogen, typerend voor wetenschappelijke vorming.

Uit de synthese van de vijf eigenschappen van thinking soldiers, het officiersprofiel en de benchmarks met universitaire instellingen leidt de FMW doelstellingen af voor haar bacheloropleidingen (Figuur 1). De doelstellingen zijn vertaald naar eindkwalificaties ofwel eindtermen. Deze eindtermen zijn op hun beurt weer terug te voeren op de zogenaamde Dublin descriptoren en/of de criteria voor academische bachelor en master curricula.

Figuur 1 u Relatie militaire werkveld en wetenschappelijke context van de bacheloropleiding MBW

(16)

1.3 Militaire Bedrijfswetenschappen: achtergrond, positiebepaling en wetenschappelijke ambitie

De MBW-opleiding is in eerste instantie bedoeld voor de typisch bedrijfskundige functiegebieden in de verschillende krijgsmachtdelen: de militaire administratie/bedrijfseconomische zaken, de logistiek (bevoorrading, transport en onderhoud), de geneeskundige dienst, de personeelsfunctie, en voor de zeestrijdkrachten: de officier van de logistieke dienst. In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de bedrijfskundige officiersfuncties.

Tabel 1 u Overzicht van bedrijfskundige officiersfuncties

Krijgsmachtdeel Functies

Koninklijke Landmacht Officier Logistiek: Militaire Administratie Officier Logistiek: Geneeskundige Dienst Officier Logistiek: Bevoorrading & Transport Koninklijke Luchtmacht Officier Logistiek

Officier Personeel

Officier Bedrijfseconomische Zaken Koninklijke Marine Officier van de Logistieke Dienst Koninklijke Marechaussee Officier KMAR

Opmerkingen bij Tabel 1:

Noemenswaardig is dat naast de in Tabel 1 genoemde aspirant-officieren ook een aantal aspirant-officieren van andere wapens, dienstvakken, functiegroepen of korpsen mag kiezen voor de opleiding MBW. Zo kan ook een percentage van de aspirant-officieren van het Korps Mariniers, de Zeedienst, de Cavalerie, de Infanterie en de Artillerie deelnemen aan de MBW-opleiding. Bij de Luchtmacht kunnen aspirant-officieren voor functies in de Gevechtsleiding, Geleide Wapens, Algemene Luchtverdediging, Vlieg-operatiën en Luchtverkeersleiding de opleiding MBW volgen.

Op korte termijn -na afstemming met het werkveld- wordt een verdere indeling voor de officier informatiemanoeuvre (I&V en C&E) gemaakt.

Ten aanzien van de opleiding MBW is het belangrijk te benadrukken dat zij zich niet beperkt tot de zogenaamde vredesorganisatie. De opleiding richt zich op zowel de vredes- als op de uitzendings- of crisissituatie. Hierdoor is de MBW-opleiding uniek in Nederland. In de MBW-opleiding wordt het functioneren van mens en organisatie dan ook niet alleen onder normale, maar ook onder uitzonderlijke, zo niet extreme omstandigheden bestudeerd. Dat is iets waar civiele opleidingen (vrijwel) niet aan toekomen. Van MBW-opgeleide officieren wordt verwacht dat zij bedrijfskundige inzichten kennen en kunnen toepassen, maar bovendien wordt verwacht dat zij die inzichten kunnen aanpassen aan situaties van verhoogde spanning zoals die zich tijdens humanitaire missies en optreden in crisis- en oorlogsomstandigheden kunnen voordoen. Ook in het onderzoek van de vakgroep wordt het functioneren van mens en organisatie onder uitzonderlijke, risicovolle omstandigheden nadrukkelijk aan de orde gesteld.

(17)

2 MBW opleiding: doelstellingen en eindtermen

Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de achtergrond, de doelstellingen en eindtermen van de opleiding MBW

2.1 Oriëntatie en niveau

2.1.1 Inleiding

Binnen het veld van instellingen voor hoger onderwijs positioneert de opleiding MBW zich als een unieke interdisciplinaire bedrijfskundige bacheloropleiding van wetenschappelijk niveau. De uniciteit van de opleiding is tweeledig. Ten eerste is de MBW-studie onderdeel van de officiersopleiding aan de Nederlandse Defensie Academie en bedient daarmee een eigen werkveld. Aspirant-officieren van de Nederlandse krijgsmacht vormen de belangrijkste doelgroep van de opleiding. Ten tweede, neemt de opleiding inhoudelijk gezien een bedrijfskundige niche positie in om juist de speciale doelgroep met relevante kennis te voeden. Deze opleidingsniche richt zich op twee kernaspecten die de krijgsmacht als organisatie een bijzondere bedrijfskundig profiel geven, te weten (1) de psychosociale dynamiek van organiseren binnen een geweldscontext en (2) de wisselwerking tussen inzetbaarheid, voortzettingsvermogen en presteren bij expeditionair militair optreden. Om de niche goed in te kunnen vullen, streeft de opleiding een interdisciplinair karakter na. Dat wil zeggen dat de generieke deeldisciplines van een bedrijfskunde opleiding (bedrijfswetenschappen, economische wetenschappen, gedrags- en sociale wetenschappen, institutionele en rechts wetenschappen, en technische wetenschappen) niet alleen worden aangeboden als aparte noodzakelijke programmaonderdelen, maar juist binnen verschillende cursussen en leerlijnen ook bewust met elkaar in verband worden gebracht om de kernaspecten van de niche holistisch te benaderen. Deze keuze is vergeleken met de bedrijfskundeprogramma’s van militaire zusterinstellingen. Hieruit blijkt dat de buitenlandse militaire academies een meer traditioneel multidisciplinair bedrijfskundig karakter kennen met een nadruk op economische, institutionele en technische cursussen. Deze constatering heeft de MBW- opleiding gesterkt in het vasthouden aan de keuze voor de niche omdat juist die een relevante toepassingsgerichte kennisoverdracht mogelijk maakt, gericht op de complexe, veelzijdige bedrijfskundige vraagstukken waarmee hedendaagse krijgsmachten zich geconfronteerd zien. Tenslotte is een wetenschappelijke oriëntatie noodzakelijk omdat naast persoonsvorming, vaktechnische deskundigheid en militaire en/of maritieme professionaliteit officieren ook academische scholing nodig hebben om de eisen die aan hen worden gesteld waar te kunnen maken. Het optreden van de hedendaagse Nederlandse krijgsmacht in uiterst complexe omstandigheden kent steeds minder vaste sjablonen en vraagt steeds meer om zelfstandige en vernieuwende denkers tot op de lagere organisatieniveaus, die beschikken over een gedegen en samenhangend organisatiekundig en methodologisch denkkader, op basis waarvan bedrijfskundige vraagstukken betrouwbaar kunnen worden onderzocht en waarvoor vervolgens weloverwogen oplossingen kunnen worden bedacht en geïnitieerd.

2.1.2 Wetenschappelijk niveau

De MBW-opleiding hanteert het paradigma van de “ thinking soldier” om de eigenheid van opleiding te typeren en te benadrukken. Geen enkele andere instelling voor hoger onderwijs in Nederland leidt immers studenten op tot thinking soldiers. Het paradigma refereert aan het opleiden van “denkende doeners”. Het woord thinking verwijst daarbij naar de academische denker die in staat moet zijn om relevante kennis te absorberen, selecteren, assimileren, transformeren, en exploiteren. Het woord soldier slaat terug op de praktische inslag die eveneens van officieren wordt verwacht. MBW-opgeleide officieren moeten uiteindelijk academische professionals zijn die door

LEES

WIJZER LEES

WIJZER

(18)

toepassing van wetenschappelijke kennis en inzichten in staat zijn oplossingen te ontwerpen voor de bedrijfskundige vraagstukken uit het militaire werkveld en deze te implementeren.

2.1.3 Doelstelling

Gebaseerd op het “thinking soldier” paradigma heeft de MBW-opleiding de volgende hoofddoelstelling geformuleerd:

Als voorbereiding op de complexe wereld waarbinnen de Nederlandse officier werkzaam zal zijn, beoogt de MBW-opleiding haar studenten een brede wetenschappelijke bedrijfskundige basis mee te geven, op basis waarvan organisatorische vraagstukken en problemen in het algemeen, en uit het militaire domein in het bijzonder, kunnen worden begrepen en geadresseerd.

Deze doelstelling is vertaald in de zes onderstaande generieke eindtermen, die enerzijds zijn afgeleid van de profielschets van de officier en anderzijds sterk zijn gebaseerd op de zogenaamde Dublin descriptoren. Met het accent op het verwerven van kennis, begrip van concepten en principes en het kunnen toepassen van al datgene, positioneert de MBW-opleiding zich nadrukkelijk als een wetenschappelijke studie op bachelor niveau.

Na voltooiing van de opleiding is de afgestudeerde officier in staat om:

1. op basis van aangedragen algemene wetenschappelijke bedrijfskundige kennis en nieuwe inzichten, het functioneren van organisaties in het algemeen en de Defensie organisatie in het bijzonder, te doorgronden;

2. met behulp van de aangereikte wetenschappelijke kennis en inzichten, oplossingen te genereren voor toegepaste bedrijfskundige vraagstukken;

3. primaire en ondersteunende processen van (militaire) organisaties onder normale en crisisomstandigheden te kunnen duiden, inrichten, beheersen en aanpassen;

4. complexe gegevens logisch te structureren en terug te brengen tot relevante eenheden, verbanden te leggen en onderliggende kernthema’s te identificeren en overzicht te behouden;

5. ideeën, visies en bevindingen te kunnen verwoorden, in woord en geschrift, in het Nederlands en in het Engels, zowel in een wetenschappelijke als in een militaire omgeving;

6. na te denken over, te reflecteren op, en verantwoording af te leggen over het eigen handelen en leer- en vormingsproces.

2.1.4 Operationalisatie van de generieke eindtermen

De generieke eindtermen zijn geoperationaliseerd in de onderstaande concrete eindtermen om richting te geven aan de invulling van het curriculum van de MBW-opleiding.

Generieke eindterm 1: Dublin descriptor

Op basis van algemene wetenschappelijke bedrijfskundige kennis en nieuwe inzichten is de afgestudeerde MBW-Bachelor in staat het functioneren van organisaties in het algemeen en defensieorganisaties (in crisisomstandigheden en tijdens vredesbedrijfsvoering) in het bijzonder, te doorgronden.

Kennis en Inzicht

De MBW-Bachelor:

1.1 heeft kennis van en inzicht in de context waarin, de middelen waarmee en de wijze waarop (defensie)organisaties hun taken uitvoeren;

1.2 heeft kennis van en inzicht in organisatieprocessen, –structuren en –contexten van verschillende soorten (defensie) organisaties;

1.3 heeft kennis van en inzicht in bedrijfskundige theorieën en modellen;

1.4 heeft kennis van en inzicht in concepten van de verschillende disciplines binnen de (militaire) bedrijfskunde: organisatiekunde, economie, recht, filosofie, sociologie en psychologie;

1.5 heeft kennis van en inzicht in de inrichting en besturing van (defensie) organisaties en de manier waarop deelaspecten van de verschillende disciplines van de (militaire) bedrijfswetenschappen tot uitdrukking komen en aangepakt kunnen worden.

(19)

Generieke eindterm 2: Dublin descriptor Met behulp van de aangereikte wetenschappelijke kennis, inzichten en methoden

is de afgestudeerde MBW-Bachelor in staat problemen te analyseren en oplossingen te genereren voor (militaire) bedrijfskundige vraagstukken.

Toepassen kennis en inzicht als academisch onderzoeker

De MBW-Bachelor:

2.1 is in staat om ten behoeve van theorie- en toepassingsgericht onderzoek literatuur te verzamelen en dat op de juiste wijzen te annoteren en een projectkader, doelstelling, onderzoeksvragen en onderzoeksmodel te formuleren;

2.2 is in staat ten behoeve van een bedrijfskundig onderzoek een passende onderzoeksstrategie, dataverzamelings- en data-analysemethoden te kiezen en toe te passen;

2.3 is in staat om een bedrijfskundig probleem te analyseren en op basis daarvan tot heldere conclusies te komen en daar waar van toepassing relevante

aanbevelingen te formuleren.

Generieke eindterm 3: Dublin descriptor

De afgestudeerde MBW-Bachelor is in staat om primaire en ondersteunende processen van (defensie) organisaties onder normale en crisisomstandigheden te duiden, inrichten, beheersen en aanpassen.

Toepassen kennis en inzicht als academisch professional

De MBW-Bachelor:

3.1 begrijpt de plaats van de defensieorganisatie in de Nederlandse samenleving en in de internationale context en kan daarbij de grenzen van het eigen handelen bepalen;

3.2 kan bij problemen in de externe afstemming tussen (defensie)organisaties en omgeving verschillende stakeholders identificeren en oplossingen bedenken om de problemen aan te pakken;

3.3 kan bedrijfsproblemen analyseren, de consequenties voor de operationele praktijk inschatten en oplossingen ontwikkelen;

3.4 kan interne organisatieprocessen beschrijven en analyseren (zoals organisatorische, financiële, personele, logistieke, informatiekundige).

Generieke eindterm 4: Dublin descriptor

De afgestudeerde MBW-Bachelor is in staat zich een oordeel te vormen over complexe (militaire) bedrijfswetenschappelijke kwesties dat mede gebaseerd is op het kritisch afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke en/of ethische aspecten.

Oordeelsvorming

De MBW-Bachelor:

4.1 kan bestaand onderzoek kritisch beoordelen en hierop reflecteren;

4.2 kan de juiste gewichten toekennen aan voor- en tegenargumenten en kan zo, onder diverse omstandigheden, tot een beargumenteerd eindoordeel komen;

4.3 is in staat om kritisch te reflecteren op een handelwijze, een beslissing of een maatregel met behulp van wetenschappelijke theorieën en modellen;

4.4 kan interdisciplinaire aspecten aan een probleem onderkennen en tot een gewogen oplossing komen;

4.5 kan maatschappelijke implicaties van bedrijfsbeslissingen van

(defensie)organisaties en de invloed van de maatschappelijke context op bedrijfsbeslissingen afwegen en hierover een kritisch oordeel vormen.

Generieke eindterm 5: Dublin descriptor

De afgestudeerde MBW-Bachelor is in staat om afgestemd op de doelgroep ideeën, visies en bevindingen adequaat te verwoorden, in woord en geschrift, in het Nederlands en in het Engels, zowel in een wetenschappelijke als in een militaire omgeving.

Communicatie

De MBW-Bachelor:

5.1 kan ideeën, visies en bevindingen verwoorden aansluitend op de doelgroep.

5.2 kan een gestructureerde mondelinge en/of schriftelijke presentatie in het Nederlands of in het Engels geven van een zelfstandig of in teamverband verricht onderzoek;

5.3 is vaardig in het gebruik van diverse (veelal ICT-) hulpmiddelen en weet deze in te zetten om adequaat mondeling en/of schriftelijk te communiceren.

(20)

Generieke eindterm 6: Dublin descriptor De afgestudeerde MBW-Bachelor is in staat na te denken over, te reflecteren op, en

verantwoording af te leggen over het eigen handelen in het leer- en vormingsproces.

Leervaardigheden

De MBW-Bachelor:

6.1 is in staat zowel zelfstandig als met hulp van anderen kennis en inzicht te verwerven, te integreren en toe te passen;

6.2 is in staat kritisch te reflecteren op de gebruikte theorieën en modellen;

6.3 is in staat een kritisch oordeel te vormen over eigen conclusies en handelen;

6.4 heeft een houding gericht op blijven leren en ontwikkelen.

(21)

3 Opzet en opbouw van de opleiding MBW

Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de opzet en opbouw van de opleiding MBW

3.1 Opbouw van de opleiding MBW

3.1.1 Het Opleidingsmodel

In figuur 2 wordt de opbouw van de MBW-opleiding schematisch weergegeven.2 In algemene zin is de MBW- opleiding verdeeld in vier fases, te weten de Gemeenschappelijke Officiersopleiding (GOO), de basisfase, de werkveld-specifieke stromen en de synthesefase. In de basisfase worden drie thematische leerlijnen onderscheiden: “de Psychosociale dynamiek van Expeditionair Optreden” (PSDEO), “Organiseren van Militaire Inzet” (OMI), en “Deployability, Sustainability and Performance” (DSP). Deze leerlijnen zijn thematisch maar verbinden binnen deze thematiek de verschillende kennispijlers van het disciplineprotocol MBW. PSDEO omvat de pijler “gedrags- en sociale wetenschappen” en één aspect van “institutionele en rechtswetenschappen” (straf- en tuchtrecht). OMI omvat de pijlers bedrijfswetenschappen en institutionele- en rechtswetenschappen. In het discipline protocol wordt het onderwerp “logistiek” ook tot de bedrijfswetenschappen gerekend. Omdat het thema logistiek echter essentieel is voor het thema “Deployability, Sustainability & Performance”, wordt logistiek ondergebracht in de andere leerlijn. DSP omvat de economische wetenschappen, de technische wetenschappen en het thema logistiek (bedrijfswetenschappen). Naast 3 thematische leerlijnen wordt een leerlijn Methoden en Technieken van Onderzoek (MTO) onderscheiden.

Werkveldspecifieke stromen gaan in op kennis die absoluut noodzakelijk is voor het functioneren in een bepaald militair werkveld. In vergelijking met de profileringen uit het voorgaande onderwijsmodel komt minder de nadruk te liggen op het uitdiepen van één van de aspecten van de bedrijfswetenschappen. De consequentie hiervan is dat de bachelor MBW als geheel een bredere basis krijgt. Dit past overigens in de ontwikkelingen binnen het onderwijswerkveld, waarin een streven naar bredere bachelors en minder doorstroom-masters een expliciete doelstelling is. Uiteindelijk resteren 2 werkveldspecifieke stromen van elk 20 EC. Eén stroom wordt genoemd

“leiderschap in crisisomstandigheden” (LCO) en is inhoudelijk gerelateerd aan de leerlijn PSDEO. De andere werkveldspecifieke stroom “operationele logistiek en defensie-economie” (OLDE) is inhoudelijk gerelateerd aan DSP.

In de synthesefase worden 4 “integrerende topvakken” onderscheiden. Daarvan zijn er 3 gerelateerd aan een leerlijn (PSDEO, OMI of DSP) en één vak niet, te weten Militaire Innovatie & Technologie (MIT). Kenmerkend voor deze leerlijn integrerende topvakken is dat zij inzichten uit de leerlijnen in de basisfase integreren aan de hand van voor de militaire organisatie relevante thematiek. Het is dus de thematiek van de militaire organisatie die de leerlijnen, en dus in essentie de kennis uit de basisvakken van het disciplineprotocol integreert. Door deze integratie van bedrijfswetenschappelijke kennis toegepast op relevante militaire thematiek blijkt dat in de analyse van

“veldproblemen” de onderlinge verwevenheid van de basisdisciplines van groot belang is en blijkt dat juist in de meest geavanceerde veldproblematiek deze verwevenheid een grote rol speelt.

LEES

WIJZER LEES

WIJZER

(22)

Figuur 2 u MBW Opleidingsmodel

3.1.2 Algemene beschrijving van de leerlijnen 1. PSDEO (A)

De focus van de leerlijn Psychosociale Dynamiek van Expeditionair Optreden (PSDEO) ligt op de driehoeksrelatie tussen het individu, de groep en het organisatiesysteem in drie wisselende contexten: voor, tijdens en na uitzending. Er wordt ingezoomd op de verschillende niveaus en op de relaties daartussen. Daarbij gaat het om vragen als: Wat gebeurt er in confrontatie met geweld, zowel met het individu als met de groep? Wat zijn de consequenties hiervan voor de organisatie? Wat is de rol van de leidinggevende met betrekking tot bovengenoemde vragen? PSDEO zoekt naar een doelbewuste verbinding van de vakgebieden filosofie, ethiek, psychologie en organisatiekunde. De onderliggende gedachte van de leerlijn PSDEO is: Hoe beter de leidinggevende wordt geëquipeerd, hoe beter opdrachten op effectieve en verantwoorde wijze gerealiseerd kunnen worden en hoe meer onverantwoord gedrag –en alle schadelijke gevolgen daarvan, voor alle betrokkenen op de bovengenoemde niveaus en dus ook voor de persoon zelf voorkomen kan worden. De leerlijn PSDEO start in de basisfase met de cursussen MLE, PSGEO 1, HRM 1 en BMBR, verdiept zich vervolgens in de werkveld-specifieke stroom met de cursussen PSGEO 2, VLRC, HRM 2 en HF&SV en sluit af met het leerlijn integrerend topvak SCV.

2. OMI (B)

De leerlijn Organiseren voor Militaire Inzet (OMI) richt zich op de bedrijfskundige bestudering van structuren, processen, systemen en middelen die militaire inzet onder zowel vredes- als operationele condities mogelijk moeten maken. De OMI leerlijn vormt de algemene basis voor de beide andere, meer gespecialiseerde, leerlijnen.

De leerlijn wijkt met name door de centrale thematiek, die gericht is op het begrijpen van de militaire organisatie, af van de gebruikelijke Management & Organisatie leerlijnen van reguliere universiteiten. Uiteraard wordt de kennis omtrent structuur en functioneren van de militaire organisatie gepresenteerd met gebruikmaking van kennis van andere, “gewone” organisaties zoals bedrijven en non-profitorganisaties. Immers, de kennis omtrent de militaire organisatie wordt in belangrijke mate bepaald door inzichten die in de algemene organisatie- en

(23)

bedrijfskunde gelden, maar de hier toegepaste kennis heeft een bijzonder karakter vanwege de unieke aard van de krijgsmacht. Die uniciteit bestaat uit haar sterke politieke bepaaldheid, haar functie die in essentie gericht is op geweldsbeheersing en -uitoefening en haar structuur die expeditionair organiseren mogelijk moet maken. Geen van deze kenmerken is op zichzelf uniek voor de krijgsmacht, maar de combinatie ervan is dat wel. Als zodanig is de krijgsmacht een betrekkelijk unieke organisatie binnen het totale speelveld van organisaties. De leerlijn OMI start in de GOO met de cursus SBMO, loopt door in de basisfase met de cursussen EKO, KPS, SEF, KPR, IOS, IM, en BMSTR en sluit af met het leerlijn integrerend topvak VEO.

3. DSP (C)

De leerlijn Deployability, Sustainability & Performance (DSP) richt zich op dé bedrijfskundige uitdaging die krijgsmachten door de eeuwen heen parten heeft gespeeld. De geschiedenis heeft geleerd dat vele veldslagen niet primair zijn verloren op het slagveld, maar door een slechte financiële uitgangspositie en haperende logistieke ondersteuning. In plaats van het tactisch vernuft van een krijgsheer waren de beschikbare hoeveelheden geld, haver, voedsel en munitie betere voorspellers voor de afloop van een gewapend conflict. Het formeren, onderhouden en strijd leveren met een grote troepenmacht was in de Napoleontische tijd al een majeure uitdaging, maar is er sindsdien niet eenvoudiger op geworden. De steeds hoogwaardigere en brandstof verslindende wapensystemen, de expeditionaire, mondiale focus van westerse krijgsmachten, het genetwerkte optreden met internationale partners, de toenemende druk op de overheidsfinanciën, de hiermee samenhangende groeiende afhankelijkheid van externe bedrijven voor het leveren van producten en diensten en pooling en sharing overeenkomsten met partnerlanden, en ten slotte, de grote variatie aan inzetmogelijkheden hebben tot allerlei nieuwe logistiek-economische vraagstukken geleid bij militaire inzet. Thema’s als overheidsfinanciën, burden sharing, technologie en asset management, supply chain management, sourcing en life cycle costing vormen het hart van de DSP leerlijn met het beoogde doel de complexe relatie tussen financiën, inzetbaarheid, en militair optreden van de hedendaagse Nederlandse krijgsmacht te ontrafelen. De cursussen van DSP bieden in onderlinge samenhang en gericht op de Nederlandse krijgsmacht een uniek onderwijsprogramma.

De leerlijn DSP start in de basisfase met de cursussen DEL, DOL, DOPR, ACE, en krijgt een logistiek-economische verdieping in de werkveldspecifieke stroom Operationele Logistiek en Defensie-Economie met de cursussen DAM, DAIS, DLSM en DMAC. Met het integrerende topvak SDS wordt de leerlijn afgesloten.

4. MTO (D)

MBW streeft ernaar om de ontwikkeling van wetenschappelijke onderzoeksvaardigheden op bachelorniveau te waarborgen. Vanaf het begin van de MBW-opleiding wordt verwacht dat studenten zich bekwamen in het – op methodologisch en wetenschappelijk verantwoorde wijze – formuleren, uitwerken en oplossen van vraagstukken en problemen, zowel individueel als in groepsverband. De leerlijn Methoden en Technieken van Onderzoek (MTO) is hiertoe ontwikkeld. In de cursussen MTO 1 t/m 4 ligt de nadruk op de diverse uitgangspunten, methoden en technieken die in bedrijfskundig onderzoek centraal staan. Uiteindelijk komen inhoud en methode bij elkaar in de cursus IP (Integratieproject), waarin in syndicaatsverband en onder begeleiding van een docent-onderzoeker een concreet bedrijfskundig probleem binnen de Nederlandse krijgsmacht wordt onderzocht. Onderzoeks- vaardigheden en de beroepspraktijk komen hier samen. Eveneens wordt vanaf het begin van de wetenschappelijke studie aandacht besteed aan het schriftelijk en mondeling communiceren in Nederlands en Engels. De scriptie aan het einde van de opleiding wordt als de uiteindelijke proeve van bekwaamheid gezien en vormt het sluitstuk van de bacheloropleiding MBW.

5. Communicatieve vaardigheden

Met ingang van het collegejaar 2020-2021 zijn de leerlijnen Communicatieve Vaardigheden Engels (CVE) en Communicatieve Vaardigheden Nederlands (CVN) herzien. De leerlijnen zijn verweven met de cursussen in de Bacheloropleiding via een aantal formatieve en summatieve toetsen op het gebied van academisch schrijven en presenteren. Deze toetsen CVE of CVN zijn onderdeel van de opdrachten in de verschillende cursussen. In de cursusbeschrijvingen in deel 3 van deze studiegids staat vermeld of de betreffende cursus een toetsing CVN of CVE met ondersteuning vanuit het Talencentrum Defensie (TCD) omvat.

Met het TCD is overeengekomen dat in de Gezamenlijke Officiers Opleiding (GOO), Ba periode 1 en 2, tijdens de vakken IMO en IO&V schrijfvaardigheid op het gebied van CVE worden getoetst. In Ba periode 3 vindt toetsing CVN plaats bij het vak MLE. In Ba periode 10 vindt summatieve toetsing CVN plaats bij MIT en in Ba periode 11 formatieve toetsing CVE bij de Engelstalige samenvatting van de Scriptie. Zie onderstaande tabel bij ‘nieuw’.

Voor de ondersteuning vanuit het TCD in de rest van de bacheloropleiding wordt nog nader overleg gevoerd.

(24)

Studenten die op grond van hun prestaties behoefte hebben aan begeleiding bij de stijl- en taalaspecten van hun geschreven teksten, kunnen zich altijd tot de docenten van het TCD wenden. Indien nodig kan een 'remedial teaching'-traject worden opgesteld.

3.1.3 De MBW opleiding per fase in vakken uiteengezet

De onderstaande schema’s geven aan welke vakken per fase in de opleiding op het programma staan. Wat de schema’s proberen duidelijk te maken is uit welke vakken de verschillende fases in de opleiding zijn opgebouwd.

Daarnaast geven de schema’s inzicht in de inhoud van de verschillende leerlijnen, ofwel welke vakken onder de noemer van een leerlijnthematiek een onderlinge binding hebben.

GOO (20 EC)

De GOO wordt door alle studenten MBW gevolgd samen met de studenten van alle andere bachelor opleidingen van de FMW.

Basisfase (106 EC)

De basisfase wordt door alle studenten MBW gevolgd. In onderstaand schema verwijzen de vakken met een zwarte rand naar de vakken die onderdeel zijn van de gemeenschappelijke propedeuse. Deze gemeenschappelijke propedeuse wordt door zowel studenten van KW als MBW gevolgd. De gemeenschappelijke propedeuse wordt aan het begin van de basisfase geroosterd en telt uiteindelijk op tot 40 EC. Het schema laat zien dat de vakken van de gemeenschappelijke propedeuse enerzijds een apart onderdeel van de opleiding vormen, maar anderzijds passen in bredere leerlijnen.

Het MBW-specifieke deel van de opleiding start met de Introductie MBW.

Elke inhoudelijke leerlijn (dat wil zeggen minus de leerlijn MTO) eindigt met 1 punt IP (integratieproject). Hiermee wordt gerefereerd aan het feit dat de cursus IP zich richt op praktijk-onderzoeken die inhoudelijk gerelateerd zijn aan een combinatie van de drie leerlijnen om het interdisciplinaire karakter van de opleiding te benadrukken.

Studie- jaar

Ba

periode Vak Leids

niveau CVE/CVN Schrijf- vaardigheid

Spreek-

vaardigheid Formatief Summatief 21/22 22/23 23/24

Ba 1-2 IMO 100 CVE X X (O/V)

Ba 1-2 IO&V 100 CVE X X (O/V)

Ba 3 MLE 200 CVN X X (O/V)

Ba 4 EKO 200 CVE X X

Ba 5 PSGEO 1 200 CVN X X (O/V)

Ba 6 ACE 200 CVE X X (O/V)

Ba 7 IOS 200 CVN X X (O/V)

Ba 8 SEF 200 CVE X X (O/V)

Ba 10 MiT 400 CVN X X (O/V)

Ba 11 SCR 400 CVE X X

1

2

3

4

Studiegids

Nieuw Nieuw

Nieuw

Oud Oud

(25)

Werkveldspecifieke stromen (20 EC)

De werkveldspecifieke stromen worden niet door alle studenten gevolgd. Afhankelijk van hetzij eisen van het werkveld, hetzij persoonlijke keuze, volgen studenten één van de twee werkveldspecifieke stromen (zie hiervoor paragraaf 3.1.4). De studenten kunnen kiezen uit: (1) Leiderschap in Crisisomstandigheden (LCO) of (2) Operationele Logistiek en Defensie-Economie (OLDE).

Synthesefase (34 EC)

De synthesefase wordt weer door alle studenten gevolgd. De leerlijn-integrerende topvakken worden hieronder weergegeven in de kleur die correspondeert met de kleur van leerlijnen zoals ze in de schema’s van de basisfase worden gehanteerd. Het doel van de leerlijn-integrerende topvakken is dat ze inhoudelijk vertrekken vanuit een bepaalde leerlijn, maar over de grenzen van de thematiek kijken naar de inhoud van de andere leerlijnen. Ze zijn dus enerzijds integrerend bedoeld, anderzijds vormen ze het sluitstuk op een leerlijn, wat de ratio is voor het begrip

‘topvak’. Enigszins afwijkend van deze logica is het vak MTO5/IOV, dat zich richt op het schrijven van een onderzoeksvoorstel voor de scriptie. Dit is wel een sluitstuk op een leerlijn omdat de leerlijn MTO alle ingrediënten heeft aangedragen een dergelijk voorstel te kunnen schrijven. Het doel echter om een brug te slaan naar de andere leerlijnen ontbreekt bij dit vak. De tweede uitzondering vormt het vak MIT. Dit vak is enerzijds waardevol omdat het een beschouwelijk, wetenschapstheoretisch karakter heeft. Anderzijds is het om die reden niet exclusief gekoppeld aan een leerlijn en ontleent het juist zijn waarde aan deze niet exclusieve koppeling.

3.1.4 Keuzemogelijkheden voor de werkveldspecifieke stromen MBW

Binnen de werkveldspecifieke stromen is voor studenten van sommige wapens, dienstvakken, functies en korpsen mogelijk om een keuze te maken, terwijl dat voor andere niet mogelijk is. In onderstaande tabellen worden deze keuzemogelijkheden uiteengezet.

Koninklijke Landmacht – keuzemogelijkheden werkveldspecifieke stromen

INF, CAV, ART, VERB LCO, OLDE

LOGISTIEK-MA OLDE

LOGISTIEK-GNK OLDE

LOGISTIEK-B&T OLDE

Koninklijke Marine – keuzemogelijkheden werkveldspecifieke stromen

LOGISTIEKE DIENST OLDE

MARINIERS LCO, OLDE

ZEEDIENST LCO, OLDE

(26)

Koninklijke Luchtmacht – keuzemogelijkheden werkveldspecifieke stromen

VLO LCO, OLDE

LVB LCO, OLDE

GL LCO, OLDE

ALVD LCO, OLDE

GW LCO, OLDE

GRO LCO, OLDE

I&V LCO, OLDE

LOG OLDE

PERS LCO

BEZ OLDE

Koninklijke Marechaussee – keuzemogelijkheden werkveldspcifieke stromen Koninklijke Marechaussee LCO

3.1.5 Opbouw in moeilijkheidsgraad

De MBW-opleiding kent een oplopende moeilijkheidsgraad van cursussen. Daarbij is aangesloten bij een indelingsmodel van de universiteit van Leiden. Zie Tabel 2 voor de omschrijvingen van de niveaus die van toepassing zijn voor een bacheloropleiding.

Tabel 2 u Niveaus voor Bachelor opleidingen

Niveaus: Kenmerken:

Niveau 100

inleidende cursus, voortbouwend op het niveau van het eindexamen VWO.

Onderwijs is gebaseerd op stof in handboek of syllabus, didactisch gestructureerd, met oefenstof en proeftentamens; begeleide werkgroepen; accenten in studiestof en voorbeelden in colleges.

Niveau 200

cursus met inleidend karakter, geen specifieke voorkennis maar wel ervaring met zelfstandig studeren.

Leerboeken of ander onderwijsmateriaal van min of meer inleidend karakter;

colleges bijv. in de vorm van capita selecta, zelfstandige bestudering van de stof wordt voorondersteld.

Niveau 300

cursus voor gevorderden (ingangseis niveau 100 of 200).

Leerboeken, die niet speciaal voor onderwijs hoeven te zijn geschreven;

zelfstandige bestudering van de tentamenstof; bij tentamens zelfstandige toepassing van de leerstof op nieuwe problemen.

Niveau 400

gespecialiseerde cursus (ingangseis niveau 200 of 300).

Naast een tekstboek gebruik van vakliteratuur (wetenschappelijke artikelen);

toetsing (mede) d.m.v. een klein onderzoek, een referaat, of een schriftelijk werkstuk.

(27)

3.2 Onderwijs- en werkvormen bij de opleiding MBW

In de MBW-opleiding worden verschillende onderwijs- en werkvormen gehanteerd. De belangrijkste onderwijs- en werkvormen worden hieronder toegelicht en per cursus wordt aangegeven welke werkvormen er gehanteerd worden.

ONDERWIJS- EN WERKVORMEN

UITLEG

Hoorcollege Tijdens een hoorcollege legt de docent de leerstof uit en geeft belangrijk informatie over de onderwerpen die aan bod komen en structureert op deze manier de leerstof. De docent houdt een betoog en de studenten luisteren en maken aantekeningen. Hoorcolleges zijn geschikt voor informatieoverdracht aan grotere groepen. Hoorcolleges worden vaak gecombineerd met werkcolleges. Een tussenvorm is het activerende hoorcollege waarin de docent tijdens het hoorcollege tracht de toehoorders te betrekken door kleine opdrachten of discussiemomenten te gebruiken tijdens het college.

Werkcollege Een werkcollege is een college waarbij de studenten onder begeleiding van een docent in kleinere groepen een bepaalde leertaak uitoefenen. Studenten zijn vooral zelf aan het werk en de docent begeleidt. Tijdens de werkcolleges is er gelegenheid voor bijv. nabespreking van hoorcolleges en bespreking van/discussie over de literatuur en opdrachten. Tijdens werkcolleges kunnen verschillende didactische werkvormen gebruikt worden zoals: discussie, onderwijsleergesprek, opdrachten, casuïstiek, rollenspelen, etc. Doordat studenten actief werken aan een leertaak kunnen werkcolleges een belangrijke rol hebben in de oefening van academische vaardigheden/ bij de academische vorming.

Gedragstraining Bij trainingen worden er vaak bepaalde beroepsgedragingen en/of communicatieve of sociale vaardigheden geoefend. Veelal worden hierbij de werkvormen rollenspel of simulatiespel gebruikt. Bij een rollenspel nemen de deelnemers een rol van iemand anders aan, bijvoorbeeld met als doel om zich in te leren leven in een andere positie. Bij een simulatiespel wordt een realistische context gesimuleerd, waarbij de deelnemers wordt gevraagd om op te treden in die gesimuleerde situatie. Op deze manier kunnen bepaalde vaardigheden ‘veilig’ beoefend worden.

Casuïstiek Bij case-onderwijs gaat het erom dat studenten opgedane kennis, inzicht en vaardigheden toepassen om een probleem op te lossen. De case is meestal gebaseerd op een realistische praktijksituatie maar kan ook een fictief probleem zijn. M.b.v. casuïstieken wordt het probleemoplossend vermogen beoefend.

Werkbezoek/excursie Tijdens een werkbezoek of een excursie wordt nader kennis gemaakt met de praktijk en kan de theorie van de desbetreffende cursus (en eventueel theorie uit andere cursussen) gekoppeld worden aan de praktijk. Een specifieke vorm van een werkbezoek binnen de militaire context is de Battlefield tour.

Gastcollege Tijdens gastcolleges wordt een ervaringsdeskundige vanuit de (beroeps)praktijk of een vakexpert uitgenodigd om over een specifiek onderwerp informatie te geven.

Zelfstudie Onderwijsgestuurde zelfstudie is een zodanige inrichting van de onderwijsomgeving dat de student individueel, binnen de beschikbare tijd, in staat wordt gesteld zelfstandig de beoogde studieresultaten te behalen. Het opdoen van kennis is hierbij meestal het centrale leerdoel.

Hierbij kan zelfstudiemateriaal worden ingezet zoals leerboeken en readers maar ook multimediaal zelfstudiemateriaal (E-learning). Meestal wordt zelfstudie gecombineerd met werkcolleges of responsiecolleges waarin vragen gesteld kunnen worden over de leerstof.

Individuele- of groepsopdracht

Tijdens opdrachten werkt de student soms alleen en soms met anderen aan taken en/of projecten. Opdrachten zijn er in verschillende soorten en maten. In de voorbereiding, begeleiding en afronding van opdrachten spelen de werkcolleges een belangrijke rol. Buiten de werkcolleges kunnen studenten in de vorm van zelfstudie in groeps- of syndicaatverband of individueel werken aan de opdracht. Veelal zal het werkcollege gebruikt worden om de opdracht toe te lichten en uit te zetten, om te presenteren wat er gedaan is tijdens het werken aan de opdracht en om met elkaar over de uitkomsten van de opdracht te discussiëren.

Project Bij projectonderwijs moeten de studenten individueel en als groep een gesteld probleem zo goed mogelijk proberen op te lossen, met gebruikmaking van de kennis en vaardigheden uit de cursussen die in diezelfde periode zijn onderwezen. De doelen hierbij zijn het toepassen van verworven kennis, inzicht en vaardigheden, het oplossen van problemen en het leren

(28)

Gespreksvormen Tijdens werkcolleges worden soms gespreksvormen zoals het onderwijsleergesprek, groepsdiscussie of het debat gehanteerd. Bij een onderwijsleergesprek heeft de docent een sturende rol door het stellen van gerichte vragen aan de studenten. Bij een groepsdiscussie is de docent meer een discussieleider en zijn de studenten met elkaar in discussie over een onderwerp, met als doel om gezamenlijk te leren door het delen van kennis, ideeën en meningen over het betreffende onderwerp. Bij een debat zal men argumenteren over de pro’s en contra’s van een bepaald onderwerp.

PGO Bij Probleem Gestuurd Onderwijs (PGO) gaat het er om dat de studenten aan de hand van een probleem of een taak kennis verwerven, en niet om het oplossen van een probleem waarvoor eerder verworven kennis moet worden gebruikt. Het startpunt is een concreet probleem, en door discussie over dat probleem in een onderwijsgroep analyseren de studenten het probleem en formuleren zij daarbij hun leerdoelen. Door zelfstudie proberen de studenten informatie over deze leerdoelen te zoeken waarbij de studenten begeleid worden door een tutor.

3.3 Generiek jaarooster 4-jarige MBW bachelor en non-bachelor programma

In deze paragraaf vindt u informatie over de opleiding MBW op halfjaar-, periode-, en detailniveau. Het schema in Figuur 3 op de volgende pagina) laat de opbouw van het gehele curriculum zien. De groene vlakken laten de gesynchroniseerde opleidingsperioden zien die niet tot het bacheloronderwijs behoren. In deze perioden vindt de militaire/maritieme vorming plaats. Het gevolg hiervan is dat de MBW bacheloropleiding op gezette tijden wordt onderbroken voor noodzakelijke militaire of maritieme opleidingsaspecten, zoals het aanleren en onderhouden van basisvaardigheden, vaarperiodes, velddiensten, stages en vaktechnische opleidingen.

(29)

26 Figuur 3 u Programma MBW bacheloropleiding 2021-2022

Totaal aantal weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Kalenderweken 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 Periode-weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 1 2 3 1 2 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 5 6 7 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1 2 3 4

BBO1.1 BBO

GOO 1.2

P MBW/KW BASIS MBW WSS MBW SYNTH MBW

Totaal aantal weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Kalenderweken 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 Periode-weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 1 2 3 1 2 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 5 6 7 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1 2 3 4

BBO 2.2

Totaal aantal weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Kalenderweken 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 Periode-weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 1 2 3 1 2 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 5 6 7 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1 2 3 4

BBO 3.2

Totaal aantal weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Kalenderweken 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 Periode-weken 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 1 2 3 1 2 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 5 6 7 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1 2 3 4

BBO 4.2 BMSTR (3)

SDS (4) IOV (3)

BMBR (3) BA7 HRM 1 (4) MTO 3 (4) KPR (4) IOS (3) KEUZEVAK KW/MBW (5)

BA10

MIT (5) SCV (4) VEO (5)

BA2

VV BA1

ZOMER KERST

MLE (7) STA (4) IO&V (4)

IMO (4) HOR (4) SBMO (4)

IMS (4)

BBO3.1

BO2 BA5

INTRO MBW (1)

* De Kmar cadetten en adelborsten LD volgen het vak ISR in plaats van het vak EKO; i.p.v. DOL volgen de Kmar cadetten het vak S&C (Strafrecht & Cyber) DEL (5)

DOL (5) / S&C (5)*

DOPR (6) ACE (5) MTO 2 (4) WL (3)

EKO (6) / ISR (6)*

JAAR 1

JAAR 2

JAAR 3 BO1

BA4

KERST

ZOMER

VV BA6

VV BA3

MTO I (3) KPS (6)

KEUZEVAK KW/MBW (6)

VV BBO2.1

SCR (13) VLRC of DLSM (5) PSGEO 2 of DMAC (5) PSGEO 1 (4)

IM (5)

SEF (4)

BO4 HRM 2 of DAIS (5)

Uitloop BA Uitloop BO BA11

KERST

BA8

MTO 4 (3) IP (3) KERST

JAAR 4

VV

ZOMER HF&SV of DAM (5)

VV

BO3 BA9

ZOMER VV VV

BBO4.1

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het vertrek van twee nauwe medestanders van de president binnen korte tijd (of zelfs drie, als het overlijden van Tudjman's vriend en minister van Defensie Susak wordt

Indien een student zich na de periode genoemd in het eerste lid opnieuw inschrijft voor de opleiding geldt dat voor toepassing van deze paragraaf als een eerste inschrijving en zijn

Verder is voor de totstandkoming van de definitie ook gebruik gemaakt van de respons van diverse actoren binnen het internationale diplomatieke netwerk van Defensie die door

In dit artikel beschrijf en analyseer ik dat soort militaire operaties zoals ze in Uruzgan door Nederlandse eenheden worden uitgevoerd om vervolgens uitspraken te kunnen doen over

Tijdens de basisfase van de opleiding MBW is er aandacht voor het wetenschappelijk bestuderen van militaire organisaties vanuit de functionele deelgebieden in de

De gemiddelde score voor zelfstandig- heid is laag, wat wil zeggen dat de Nederlanders de indruk hebben dat de Duitsers eerst toestem- Figuur 2 Het beeld dat Nederlandse

Dit profiel betekent dat de bacheloropleiding krijgswetenschappen zich niet alleen richt op de eerstvolgende functievervulling, maar een basis legt voor een loopbaan.. Het betekent

De FMW heeft zich afgelopen jaar niet alleen kunnen manifesteren als een belangrijke kennisleverancier voor Defensie maar ook als het knooppunt voor militair relevant