• No results found

DE CONFERENTIE TE DENPASAR

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DE CONFERENTIE TE DENPASAR"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE CONFERENTIE TE DENPASAR

7-24 December 1946

Deel II: Bijlagen

G. KOLFF

&

Co.

BATAVIA

Uitgave van het Algemeen Regeering&commissariaat voor Borneo en de

= = =

Groote Oost.

(2)
(3)
(4)
(5)

DE CONFERENTIE TE DENPASAR

7-24 December 1946

Deel II: Bijlagen

G. KOLFF

&

Co.

BATAVIA

Uitgave van het Algemeen Regeeringscommissariaat voor Borneo en de

= =

Groote Oost.

(6)
(7)

DE CONFERENTIE TE DENPASAR.

(7-24 December 1946)

I. HANDELINGEN

Hoofdstuk I

bladz.

VOORBESPREKINGEN, onder leiding van Or. W. HOVEN, Algemeen Regee- ringscommissaris voor 8.orneo en de Gtoote Oost (7 December - 18 December

1946).

1. Vergadering op 7 December 1946: opening en inleiding ... . 2. Vergadering op 9 December 1946: nadere toelichting op de artikelen 2 en 3

der ontwerp-regeling ... _................................................. 2 3. Vergadering op 11 December 1946: nadere uiteenzetting omtrent hoofdstuk

11 der ontwerp-regeling .............................................. 5 4. Vergadering op 12 December 1946: nadere uiteenzetting omtrent hoofdstuk

111 der ontwerp-regeling ... 6 Hoofdstuk 11.

OPENINGSREDE, uitgesproken door Zijne Excellentie den Luitenant-Gouver- neur-Generaal, Or. H.

J.

van MOOI<, op 18 December 1946.

5. Ochtendvergadering op 18 December 1946 ... . Hoof d s tuk 111.

ALGEMEENE BESCHOUWINGEN door AFGEVAARDIGDEN G. Middagvergadering op 18 December 1946

7. Ochtendvergadering op 19 December 1946 8. Middagvergadering op I 9 December 1946 9. Ochtendvergadering op 20 December 1946

Hoof d st u k IV.

REDE van den LANDVOOGD, ter beantwoording van de algemeene beschouwin- gen, uitgesproken op 22 December 1946

21 30 44 54

10. Vergadering op 22 December 1946 ... ... 66 Hoof d s tuk V.

ARTIKELSGEWIJZE BEHANDELING der ontwerp·regeling.

I\. Ochtendvergadering op 23 December 1946 ... ... . 79 12. Middagvergadering op 23 December 1946 ... 91

Hoof d s tuk VI.

BEHANDELING MOTIES, KIESRE.GELING STAATSHOOFD en EEDSFOR- MULIEREN.

13. Ochtendvergadering op 24 December 1946 ... ... ... ... .... 96 H 00 f d s tuk VII.

SLOTZITTING.

14. Middagvergadering op 24 December 1946 ... ... ... .... .... ... 104

(8)

DE CONFERENTIE TE DENPASAR.

(7-24 December 1946) 11. BIJLAGEN.

B ij I a gel.

OORSPRONKELIJKE ONTWERP-REGELING TOT VORMING VAN DEN STAAT DE GROOTE OOST,

a. Tekst, zooals ter conferentie ingediend ... _ ... . bladz.

b. Memorie van Toelichting ... ... ... ... ... .... ... .. . ... .... 7 c. Aanvullende toelichting op de artikelen 2 en 3 ...••...•... , ...

d. Bevoegdheden van den staat ... ... . ... . Bijlage 11.

NOTA'S VAN WIJZIGING.

e.

I.

Ie Nota van wijziging 2e Nota van wijziging

Bijlage 111.

VOORSTELLEN TOT WIJZIGING.

g. Voorstel tot wijziging, ingediend door NADjAMOEDIN DAENG MALEWA, I1 15

18

20

SOEKAWATI, c.s. ... 21 h. Voorstel tot wijziging, ingediend door !DE ANAK AGOENG GDE

AGOENG, c.s. ... ... ... ... ... ... 23 i. Voorstel tot wijziging, ingediend door DAENG MARADjA LAMAKARATE,

~

.... ... . ... .. ... .. .... . ... ... U

j. Voorstel tot wijziging, ingediend door NADjAMOEDIN DAENG MALE-

~~.. ... ............. ..... ~

k. Voorstel tot wijziging, ingediend door ZAINAL AB!DIN ALTING, .s. ... 26 I. Voorstel totl wijziging, ingediend door A. C. MANOPPO, c.s. ... ... ... 27 m. Voorstel tot wijziging, ingediend door Mr. ) Ode PANETJA, c.s. ...•.... 28 n. Voorstel tot wijziging, ingediend door E. KATOPPO, c.s. .. ... .... ... 29 o. Voorstel tot wijziging, ingediend door Mr. TADjOEDDIN NOOR, c.s. ... 30

B ij I a g e IV.

AANVAARDE TEKST der ONTWERP-REGELING TOT VORMING VAN DEN STAAT OOST-INDONESIE.

p. Tekst, zo.oals aanvaard in de ochtend vergadering van 24 December 1946 (Indisch Staatsblad 1946 No. 143) ... ... 32 q. Ordonnantie betreffende de voorloopige organisatie van de ne ara Oost-

Indonesië (Indisch Staatsblad 1946 No. 143) ... ... 38 B ij I a g e V.

ONTWERP-MOTIES.

r. Ontwerp-motie TAHIJA c.s. in zake de toevoeging van Indonesische leden aan de Nederlandsche delegatie ter Pacific-defensie Conferentie .... .... ..•. .... ... ... 39

(9)

t. Ontwerp-motie van den SULTAN VAN SOEMBAWA, MOEHAMMAD KAHAROEDDIN, c.s. om de Groote Oost en Borneo tot één staat samen te

bladz.

voegen . .... .... ... ... ... ... ... .... ... ... ... .... 41 u. Ontwerp-motie NADjAMOEDIN DAENG MALEWA c.s. betreffende de

samenvoeging van Nieuw-Guinea bij den staat Oost-Indonesië .. ... 42 B ij I a g e VI.

KIESREGELING STAATSHOOFD en VOORZITTER VOORLOOPIG VERTE- GENWOORDIGEND LICHAAM; EEDSFORMULIEREN.

v. Ontwerp-kiesregeling Staatshoofd ... ... ... .... ... ... ... ... .... ... 43 w. Ontwerp-eedsformulier Staatsh.oofd ... '" ... -.. ... ... 43 x. Eedsformulier Staatshoofd, zooals vastgesteld in de ochtendvergadering van

24 December 1946 ... 43 y. Kiesregeling voorzitter voorloopig vertegenwoordigend lichaam ... 43 z. Eedsformulier leden (voorzitter) vaorloopig vertegenwoordigend lichaam... 44

B ij I ag e VII.

TELEGRAMMEN uitgegaan van de CONFERENTIE te DENPASAR.

aa. Tekst van het telegram dd. 9 December 1946 aan den Luitenant-Gouverneur- Generaal (zie "Handelingen", ho.ofdstuk I, par. 2) ... 45 bb. Tekst van de telegrammen dd. 21 December 1946, naar aanleiding van de

aanvaarding der basisovereenkomst van Linggadjati door de Tweede Kamer der Staten-Generaal, gericht aan:

i. de Commissie-Generaal, .... ... .... .... ... .... ... .... ... ... ... 45 ii. den voorzitter der Tweede Kamer, ... ... ... ... 45 iii. het Komité Nasi.onal Indonesia Poesat ... ... ... 45 cc. Tekst van het danktelegram aan H. ~. Koningin Wilhelmina, van het voor-

loopig vertegenwoordigend lichaam van Oost-Indonesië, bijeen in eerste vergadering ... 46

B ij I a g e VIII.

NAAMLIJST van AFGEVAARDIGDEN van OOST-INDONESIE te DENPASAR (Indisch Staatsblad 1946 No. 144) ... ... 47

B ij I a ge IX.

TABELLARISCHE VERGELIJKING der nummering van "Handelingen en Bijla- gen" en "Uitgaven van het conferentie-secretariaat" ... ... . ... 49

(10)
(11)

Il. BIJLAGEN

BIJLAGE I.

Oorspronkelijke ontwerp-regeUng tot vorming van den staat de Groote Oost.

a. Tekst, zooals ter conf!erenfie ingediend.

HOOFDSTUK I.

Artikel I.

(I) Ingesteld wordt een staat de Groote Oost.

(2) Het grondgebied van den staat de Groote Oost omvat het territoir van het bij de ordonnantie van 19 Februari 1936 (Staatsblad No. 68), juncto het Gouverne- mentsbesluit van 25 Mei 1938 No. 28 (Staatsblad No. 264) ingestelde gewest de Groote Oost, behoudens, dat nader zal worden beslist omtrent de indeeling van het grondgebied

\"3n de huidige residentie Nieuw-Guinea.

Artikel 2.

(1) Aan den staat de Groote Oost wordt door het Land zoo veel overheidsbe- voegdheid overgedragen als noodig is, om dezen staat als gelijke, van welken anderen samenstellenden staat ook, mede te doen werken tot de vorming van de Vereenigde Staten van Indonesië, met dien verstande, dat aan vorenbedoelden overgang van be- voegdheid tevens verbonden is, dat de staat de daaruit voortvloeiende verplichtingen op zich neemt.

(2) De overdracht van bevoegdheid, als bedoeld in lid I, wordt alleen beperkt door de noodzaak er voor te zorgen, dat thans geen bevoegdheidsoverdracht plaats heeft, welke in het kader van den voorgenomen staatkundigen opbouw weder ongedaan zou moeten worden gemaakt in verband met de taakverzorging door de Vereenigde Staten van fndonesië en de Nederlandsch-fndonesische Unie.

(3) De beperkingen in zake de bevoegdheidsoverdracht, als bedoeld in lid 2, worden, voor zoover zij niet in deze regeling zijn aangegeven, vastgesteld bij ordon- nantie, waarbij zoo noodig tevens wijziging kan worden gebracht in het bepaalde bij artikel 3.

(4) Voor het overige heeft de overdracht van bevoegdheid plaats in een zoo snel tempo als de staat zelf gewenscht acht en zulks met inachtneming van de desbetreffende overgangsbepalingen, welke zijn vermeld in hoofdstuk 11 van deze regeling.

Artikel 3.

(I) Aan den staat worden, behoudens de bevoegdheid van het Land om de mede- werking van den staat te verzoeken, niet overgedragen overheidsbevoegdheden met betrekking tot:

a.

buitenlandsche betrekkingen, alsmede verplichtingen tegenover buitenlandsche overheden;

b. landsverdediging, met inbegrip van regeling en afkondiging van den staat van oorlog en beleg;

c. gratie, amnestie en abolitie;

d. regelingen in zake nationaliteit, onderdaanschap en ingezetenschap;

e. immigratie en emigratie;

f.

regelingen in zake auteursrecht en industrieelen eigendom;

g. het hoogste rechtscollege;

h. munt-, geld- en bankwezen, zoomede deviezenregelingen ; i. vennootschapsbelasting;

k. hooger onderwijs, met inbegrip van richtlijnen omtrent de opleidingen, die toegang geven tot de examens, en het civiel effect van de diploma's van het hooger onder- wijs;

I. invoer uit en uitvoer naar het buitenland, inclusief in- en uitvoerrechten;

m. herstel van rechtsverkeer;

n. vergoeding van oorlogsschade;

o. verkeer, voor zoover van ruimer belang dan voor den staat alleen, inclusief beba- kening en kustverlichting;

p. luchtvaart en meteorologie;

q. topografie en hydrografie;

r. toezÎcht op zee.

(12)

Bijlagen a (2) Op het gebied van de hieronder vermelde onderwerpen van overheidszorg wijken de regelingen van den staat voor die ;van het Land, zulks ,ongeacht de vraag, of het wettelijke dan wel administratieve voorschriften betreft:

a. alle onderwerpen, welke nauw verband houden met de verhouding tot het buiten- land en die niet reeds vallen onder artikel 3, lid J;

b. wetenschappelijke instellingen;

c. verzameling van statistisch materiaal van algemeen belang;

d. sociale voorzieningen van algemeen karakter;

t. regeling van het burgerlijk recht en het handelsrecht, voor zoover deze in aan- merking komen voor centrale regeling, hetzij wegens algemeene handelsbelangen of om andere economische redenen, hetzij wegens hun bijzonder beteekenis voor belangrijke bevolkingsbestanddeelen, die als zoodanig niet in een bepaalden staat thuis hooren;

t.

kadaster;

g. accijnzen;

h. zegelrecht;

Î. vermogens- en couponbelasting;

k. inkomstenbelasting, voor zoover betreft een bij ordonnantie te bepalen gedeelte;

I. monopoliën i

m. politie voor speciale diensten;

n. kolonisatie, behoudens dat niet door het Land eenzijdig kan worden beschikt over de eigendommen van den staat;

o. binnenlandsche reispassen en legitimatiekaarten;

p. richtlijnen in zake toezicht op den invoer en de vertooning van films;

q. richtlijnen nopens de wetgeving op het gebied van zakelijke rechten op den grond, zoomede nopens het bosch beheer;

r. afweer van besmettelijke ziekten;

s. handel, nijverheid, landbouw, bosch wezen, veeteelt, visscherij en andere economi- sche aangelegenheden, voor zoover betrekking hebbende op verhoudingen tot het buitenland, dan wel in interinsulair verband;

t. havens en rivieren, opengesteld voor de internationale scheepvaart, zoomede de benoodigde baggerwerken;

u. post, telegraaf en telefoon;

v. mijnbouw;

w. wetgeving in zake waterkracht en electriciteit, alsmede aanleg e exploitatie van groote waterkrachtwerken ;

x. ijkwezen.

Artikel 4.

Op den staat de Groote Oost rust de verplichting de fundamenteele rechten der bevolking - met inbegrip van gelijkgerechtigdheid der godsdiensten en vrijheid van geloofspropaganda, behoudens de grenzen gesteld in het belang van rust en orde - te waarborgen en te zorgen voor een rechtvaardige behandeling van min erheden.

Artikel 5.

De door den staat vast te stellen staatsregeling houdt in de i stelling van een vertegenwoordigend lichaam, waarin vertegenwoordigd moeten zijn alle minderheids- groepen, die door getalsterkte, dan wel uit hoofde van haar maatschappelijke, cultureele of economische beteekenis daarvoor in aanmerking komen.

Artikel 6.

(1) De staat laat aan de onderscheidene volksgerneenschappe gelegenheid tot zelfbeschikking langs democratischen weg en op den voet van een dod of vanwege de Kroon der Nederlanden, in overleg met den staat, te bepalen regeling en stelt die ge- meenschappen, die blijven binnen het verband van de Groote Oost, i staat een eigen volksbestaan te leiden, waaronder begrepen het voeren van een ei,en huishouding.

(2) Bij de indeeling van het territoir in autonome gebieden geldt oorts als begin- sel, dat daarbij de belangrijkste factor is de wensch van de betrokken evolkingen zelf.

(3) De staat is verplicht zooveel mogelijk rekening te houden met de speciale positie van de zelfbesturende landschappen, 200a1s die is vastgelegd ~ de bescheiden, welke de betrekkingen tusschen bedoelde landschappen eenerzijds

Ef1

anderzijds het Koninkrijk der t~ederlanden en het Land (Nederlandsch-Indië) behet:!rschen. Zelfbestl&-

Tt~nde landschappen kunnen, tegen den wil van het zelfbestuur. niet worden opgeheven

(13)

Bijlagen a of \erkleind, dan na verkregen instemming van de Kroon der Nederlanden of Haren wettigen vertegenwoordiger.

Artikel 7.

In de OrDote Oost is een Commissaris van de Kroon aanwezig, die ten aanzien van den staat tot taak heeft:

a. raad en steun te verleenen en te doen verleenen bij de voorbereiding vall zijn staatsregeling, bij de organisatie van zijn diensten, alsmede bij zijn wetgeving en bestuursvoering in het algemeen;

b. te waken voor een rechtvaardige behandeling van de onderscheidene bevoJkill.!:s~

gro~pen en voor de naleving van de overige in de artikelen 4, 5 en 6 bedoeidc beginselen.

Artikel 8.

Indien de wettige vertegenwoordigers van een der in artikel '15 bedoelde daerahs, of van haar samenstellende rechtsgemeenschappen, van oordeel zijn, dat de aan hun gebied ingevolge deze regeling toekomende rechten onvoldoende worden ontzien, zijn zij bevoegd ter zake de tusschenkomst in te roepen van den Commissaris van de Kroon.

Artikel 9.

(1) Indien ,,,'ordt vermeend, dat d,)or den staat of zijn organen wordt geha'ldeld in strijd met den geest van het bep~al~lc bij deze regeling, kan, bij aldien geen overeen- stemming wordt bereikt, omtrent het gerezen geschil door den Commissaris van de Kroon de beslissing worden ingc:rocpen van een nader bij onderling overleg in het levzn te roepen Instantie, zulks op den veet v~n een bij bedoeld overleg vast te stellen rege- ling, met dien verstande, dat, zoo lang dr hierboven bedoelde instantie van beroep rog niet is aangewezen of nog niet knn tUi1ctioneeren, de bevoegdheid tot beslissing in iJeroep bert;sr bij de Kroon der N('deliarden of een door Haar aan te wijzen instantie.

(2) Bij de in het vorige lid van dit artikel aangeduide instantie berust tevens de bevoegdheid om te beslissen in zake geschillen van competentie, welke door de Regee- riilg van dt:rt stailt aan het oordeel "élH de beroepsinstantie worden onderworpen.

HOOFDSTUK 11.

Artikel 10.

De op hd tijdstip van ir~werkingtreding van deze verordening voor het gebied vall den staat geldende wettelijk,:! Tl~geliligen bliiven voor dat gebied van kracht, voor zoover en voor zuo lang zij niet door daartoe bevoegd gezag van den staat worden gewijzigd, a .. ngevuld of ingetrokken.

Artikel 11

(I) Zoo lang en voor lo'n'er de staat zijn overheidstaak niet geheel ter hand lleeft genomtn, wordt in de uitv('tring dnarvan van Landswege voorzien door de desbe- treffende organen. op den voet var. de bestaande voorschriften.

(2) Met betrekking tot tuken, welke aan den staat toevallen. doch nog niet door hem daadwerktiijk zijn overgenomen en mitsdien op den voet van het eerste lid van dit artikel nog tijdelijk hij wijze van hulpverschaffing door het Land worden verzorgd, kunnen innudc1els d~ desbctn!Ht'lloc wettelijke en administratieve voorschriften !log vall Landswege worden herzien, voor zoover de staat niet zelf ter zake regelend is opge- treden.

Artikel 12.

Voor zOOwet tie orgtlnisat!e v~n de in artikel 15 bedoelde daerahs op het tijdsiip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet is voltooid en die voltooiïng J~iet

mogelijk is krachtens eigen bevoegdheid of bevoegdheid der samenstellende deelen, zal de 'yorming van de betrekken daerahs, waaronder begrepen de bepaling van zijn ressort, worden bC'wcrkstellligd door die organen van het Land, welke daartoe, volgens de tot dusnr gcgG.lclt.1l hebbende voorschriften, bevoegd zouden zijn.

Artikel 13.

Zoo lang de ~il1anci~ele yerhouding tusschen het Land en den staat niet in dier voege is geregeld, dat de staat toekomt met eigen inkomsten, zal van Landswege een bij ordonnantie te bepalen toeLicht op den staat kunnen worden uitgeoefend.

3

(14)

Bijlagen a HOOFDSTUK 111.

Artikel 14.

De staai oefent zijn tc"ocgd!'ltden aanvankelijk uit op den voet van het bep331de bij dit hoofdstU'i.

A,likel 15.

De staat omvat aam'ankelijk áe ondervolgende autonome gemeensçhappen:

ie. de daerah "ZU:d-CClt'bcs", bestaande uit het territoir van de resi~ntie Celebes en OnderhoJrigheden, IIJet inucgrip van de zelfbesturende landschappen Ooa, Bone, Wadjo, Soppef:g, Maloesct.r:.si, Soeppa, Sawito, Batoelappa, Kilssa, Sidenreng, Rappangj M3iwa, Ellrekang. Maloea, Boentoe-Batoe, Alla, Barrae, Soppengriadja, Tanette, MaLijene, P~mbaocng. Tjenrana, Balangnipa, Binoeang, Mamoedjoe, Tapalang, loewoe, Tanah Toradja, Boeton en Laiwoei;

2e. de daerah "Minahasa";

3e. de daerah "Sangihe- en Toloud-eilanden", bestaande uit dè zelfbesturende landschappen Taboekan, Siaoe, Kendahe-tahoena, Manganitoe, Tagoelandang en Talaud-eilanden, alle door onderlinge federatie verbonden;

4e. de daerah "Noord-Ceiebe~', bestaande uit het territoir van de afd,eeling Gorontalo en de otulerafdeeEng Bola&ng Mongondow. met inbegrip van de zelfbesturende landschappen Boeol, Bolaäng Mongondow, Bolaäng Oeki, Bintoe na en Kaidipang Besar;

5e. de daerah "Midden Celebes", bestaande uit het territoir van de afdeelingen Poso en Donggala, omvattende de zelfbesturende landschappen Todjo, Poso, Lorea, Oenaoen,il, Boengkoe .. Mori, Banggai, Banawa, Tawaeli, Palloe. Sigi-Dolo, Koela- wi, Parigi, Moöetong en Toli-Toli, alle door onderlinge federatie verbonden;

6e. de daeran "Bali", b(staande uit de zelfbesturende landschappen Boeleleng, Ojem- brana, Badoeng, Tabané.ln, Gianjar, Kloengkoeng, BangJi en Karang Asem, alle door onderlinge ftderatie verbonden;

7e. de daerah ."Lombok", bestaande uit het territoir van de afdeeling Lombok;

8e. de daerah "Soem()tlwa", bestaande uit de zelfbesturende landschappen Bima, Dompoe en Soembaw~, alle door onderlinge federatie verbonden;

ge. de daerah "Flores", bestaande uit de zelfbesturende landschappen Ende, Lio,

LarantoeÎ<~, Adonara, 5ikka en onderhoorigheden, Ngada, Rioeng, Nageh-Keo en Manggarai, alle door onderlinge federatie verbonden;

We. de daerah "Soemba", bestaande uit de zelfbesturende landschappen Kanatang, Lewa, Taboendoeng, Meioio, Rendih, Waidjeloe, Masoekarera, L,vera, Waidjewa, Kodi, Laoeli, Memboro Oemboe Ratoe Nggay, Anakala, Wanokaka en Lamboja, alle door onderlinge federatie verbonden j

lle. de daerah "Timor en eilanden", bestaande uit de zelfbesturende landschappen Koepang, Amarasi, Fatoeleo, Amfoan, Roti, Saw oe, Mollo, Amanoeban, Amana- toen, Miomaffo, Beboki, Insana, Beloe, Alor, Barnoesa, PantaT Matahari Naik, Koei, Kolami, Batoelolong en Poeremau, alle door onderlin~ federatie ver- bonden;

12e. de daerah "Zuit/-Molukken", bestaande uit het territoir van de zelfstandige gemeenschap Zuid-!,\olukken;

J3e. de daerah "Noord-Molukken", bestaande uit de zelfbesturende landschappen Ternate, TidQre en Bat jan, alle door onderlinge federatie verbonden.

Artikel 16.

(I) In den staat wordt de Regeering uitgeoefend door het Hoof van den staat, tezamen met op den, oet van artikel 17 te benoemen ministers.

(2) Alle besluiten van het Hoofd van den staat, hetzij op het gebied der wetgeving, hetzij op dat van bestuur, worden door ~en minste één daarbij betrok n minister mede onderteekend.

(3) De ministers zijn verantwoordelijk tegenover het voorloopig vertegenwoordi.

gend lichaam.

Artikel 17.

(l) Het lIoofd van den staat benoemt en ontslaat de ministers.

(2) Bij de uitoefening van zijn in lid ] bedoelde bevoegdh'ei~ is het leidend beginsel, dat steeds een m:nisterie aanwezig is, dat met het vertegenwoordigend lichaam kan samenwerken.

(15)

Bijlagen a Artikel 18.

Zoo lang het Hoofd van den staat nog niet is opgetreden, worden diens functiën waargenomen door deli Commissaris van de Kroon.

Artikel 19.

(I) Als voorloopig vertegenwoordigend lichaam treedt op de vergadering van afgevaardigden, zooals die is samengesteld voor de op den 7d~n December 1946 te Denpasar aangevangen besprekingen over de vorming van den staat de Groole Oost, zullende derhalve in het voorloopig vertegenwoordigend lichaam zitting hebben: a. de afgevaardigden v,,-n de daerahs;

b. de door henoeming aangewezen leden, die, hetzij bepaalde bevolkingsgroepen of minderheden, hetzij bijzondere belangen of maatschappelijke en geestelijke stroo- mingen vertegenwoordigen.

(2) Van tIe namen der leden van dit voorloopig vertegenwoordigend lichaam wordt aanteekelling gehouden bij een besluit van den Gouverneur-Generaal, dat in het staatsblad zal worden geplaatst.

Artikel 20.

(1) Zoo lang de staat ter zake niet zelf een voorziening heeft getroffen, worden eventueele vacatures in het voorloopig vertegenwoordigend lichaam vervuld op een wijze, welke zooveel mogelijk overeenkomt met de procedure. gevolgd bij de aanwijzing van het lid wiens plaats is open~evaillen.

(2) Indien de voorziening 10 een vacature, als bedoeld in lid 1, geschiedt door een nieuwe verkiezing, neemt het verkozen lid zitting, nadat de wijze van verkiezing is goedgekeurd door het voorloopig vertegenwoordigend lichaam.

(3) Het voorlooplg vertegenwoordigend lichaam wordt, indien niet is voldaan aan het gestelde in artikel 25, uiterlijk 2 jaar na zijn eerste bijeenkomst vervangen door een nieuw voorloopig vertegenwoordigend lichaam.

Artikel 21.

(1) De wptgevende macht van den staat wordt uitgeoefend door de Regeering, tezamen met hrt vertegenwoordigend lichaam, voor zoover het vaststellen van wetge- vende voorschriften niet door de wetgevende macht aan andere organen wordt overge- laten.

(2) Ontwerpen voor verordeningen kunnen bij het vertegenwoordigend lichaam worden ingedieud, hetzij door de Regeering, hetzij door zooveel leden van het verte- genwoordigend lichaam, als bij verordening van den staat zal worden bepaald, zullende bedoeld aantal, in afwachting van de nadere bepaling, vijf bedragen.

Artikel 22

(I) Het vertegenwoordigend lichaam heeft het recht in de bij hem ingediende ontwerpen wijzigingen te maken.

(2) Een door het vertegenwoordigend lichaam, al dan niet na wijziging, aange- nomen en door de Regeering goedgekeurd ontwerp. krijgt kracht van wet.

Artikel 23.

De afkondiging van Hrordeningen van den staat geschiedt door de Regeering, op door Haar te bepalen wijze, zoo lang niet bij verordening dienaangaande een regeling

is getroffen.

Artikel 24.

(1) Zoo lang de staat niet heeft voorzien in de aanwijzing van den voorzitter van het vertegenwoordigend lichaam en zoo lang de plaats van vestiging van dat lichaam niet is bepaald, wordt de functie van voorzitter vervuld door een door den Gouverneur~

Generaal aan te wijzen persoon en worden de vergaderingen gehouden op een daarvoor door den GOl:verneur~Gelleraal aan te wijzen plaats.

(2) Tevens wijst de Gouverneur-Generaal de plaats aan, waar de Regeering van den staat voorloopig wordt gevestigd.

Artikel 25.

Nadat door het wetgevend orgaan van den staat een staatsregeling is aangenomen, zullen verkiezingen worden gehouden en zal een nieuw vertegenwoordigend lichanm worden gevormd, een en ander op den voet van bij staats verordening te bepalen regels.

5

(16)

Bijlagen a

\Vordt de staatsregeling opnieuw door het vertegenwoordigend lichaam aangenomen, dan krijgt zij kracht van wet, met ingang van een bij staatsverordening te bepalen datum. Vanaf dat tijdstip treden de bepalingen van hoofdstuk 111 buiten werking, voor ZOQver zij niet bij staatsverordening als overgangsbepaling worden gebandhaafd.

SLOTBEPALING.

Artikel 26.

Deze verordening, welke kan worden aangehaald onder den naa~ van "Regeling tot vorming van den staat de Groate Oost", treedt in werking met iog g van een door den Gouverneur-Generaal te bepalen dag.

(17)

Bijlagen b b. Memorie van Toelichting

I. ALGEMEEN GEDEELTE

Het doel van het voorliggend ontwerp is de vorming van een staat, omvattende het grondgebied van het vroegere gewest de Oroote Oost - met een restrictie ten aanzien van Nieuw-Guinea - op den voet van hetgeen bij de Malino-conferentie werd be- sproken.

De constructie beoogt de staatsrechtelijke positie van een nieuwe" staat zoodanig te regelen, dat hij, bij de vorming van de "Vereenigde Staten van Indonesië", zal kun- nen optreden als de gelijke van eiken anderen staat, die voor het lidmaatschap van de federatie in aanmerking komt.

Bij het tot stand brengen van deze federatie dient voorts te worden uitgegaan van het recht der bevolking van de verschillende gebieden om zich langs democratischen weg uit te spreken omtrent haar plaats in het geheel en van het beginsel van vrijwillige samenwerking tot het scheppen van nieuwe vormen voor de staatkundige ontwikkeling.

Het ligt voor de hand, dat de toetredende staten zich bij de desbetreffende beraadslagingen op het standpunt zullen stellen, dat zij, wat politiek en staatsrechtelijk niveau aangaat, in de federatie elkaars gelijken moeten zijn, zulks ongeacht de verschil- len, die zich zullen voordoen met betrekking tot zielental, oppervlak van het grond- gebied, economische belangrijkheid enz. De overheidsbevoegdheid - dat is dus iets anders dan zijn werkelijke taakuitoefening - zal voor eiken staat even hoog moeten reiken. De in de grondwet van de vereenigde staten aan de staten - in het algemeen belang en met onderling goedvinden - op te leggen beperkingen van bevoegdheid, zullen voor alle staten gelijk moeten zijn.

Heeft de bepaling van dit niveau ten gevolge, dat een staat zich geplaatst ziet voor een taak, die hij nog niet daadwerkelijk geheel kan vervullen, dat zal hij wellicht hulp kunnen krijgen van de federatie, maar dan zonder dat in principe zijn rechten inge- kort worden.

In het algemeen lijkt het de juiste weg om het aantal absolute beperkingen van de bevoegdheid der afzonderlijke staten zeer klein te houden.

Daarnaast kan dan een terrein van overheidszorg worden aangewezen, waarop de wil van de federatie beslissend is, d.w.z. waar regelingen van den staat moeten wijken voor die van de vereenigde staten en op welk terrein de federatie 'dus kan doen en .. /oorschrijven, wat zij in het algemeen belang noodig acht. Echter zal dit terrein van overheidszorg niet in principe voor den afzonderlijken staat gesloten zijn.

Buiten het voorgaande om - en te verwachten is, dat juist deze weg veel gevolgd zal worden - bestaat uiteraard de mogelijkheid om, zonder beperking van de over- heidsbevoegdheid der afzonderlijke staten, vele onderwerpen door organen van de federatie, dan wel in andere vormen van samenwerking, gemeenschappelijk te ver- zorgen.

Het moge duidelijk zijn, dat met een gedragslijn als de hierboven geschetste voor oogen, het een moeilijk te beantwoorden vraag is, welke bevoegdheidsoverdracht thans t.a.v. de nu te vormen staten moet worden toegepast. Bovendien spelen hierbij ook de voor het oogenblik bestaande wettelijke mogelijkheden een rol.

Ook moet in aanmerking worden genomen, dat het weinig zin kan hebben om nu aan den staat de Groote Oost bevoegdheden over te dragen, welke naar redelijke verwachting binnenkort toch ingebracht zullen worden bij de federatie en dan wederom centraal uitgeoefend zullen worden.

Dit alles in aanmerking nemende, is de Regeering tot de slotsom gekomen, dat thans nog slechts een voorloopige bevoegdheidsoverdracht ware te bewerkstelligen, die, naar gelang de omstandigheden zulks eischen, kan worden gewijzigd en welke voor- loopige regeling in den aanvang ware af te stemmen op de bestaande verwachtingen nopens een verdeeling van bevoegdheden tusschen de Vereenigde Staten van Indonesië en de Nederlandsch-Indonesische Unie eenerzijds en de afzonderlijke staten anderzijds.

Aan de overheidsbevoegdheid van den staat de Groote Oost is dus onttrokken zooveel bevoegdheid als vermeend wordt, dat later centraal zal moeten worden uit- geoefend.

7

(18)

Bijlagen b

~~ze bevoegd.heidsregeling v?rmt, met de instelling van den staat, de aanwijzing van zIJn grondgebIed, de vaststellIng van fundamenteele rechten en die van rechten van minderheden, de ve~zek~ring van bepaalde rechten van zelfbesturen en eenige bepalingen omtrent den CommIssaris van de Kroon, de hoofdzaak van den inhoud van hoofdstuk I.

Dit hoofdstuk bevat dus verschillende voorschriften van algemeene beteekenis en zal,. ondanks ~et t~jdelij~e karakter van de heete regeling, wellicht oo~ blijvende betee- kems hebben In dIen ZIO, dat het bouwstoffen zal leveren voor de constitutie van de Vereenigde Staten van Indonesië.

Het is hier de plaats om een korte beschouwing te wijden aan de indeeling van het ontwerp en aan den levensduur, die aan de ontworpen, regeling is toegedacht.

D.~ y~)Qrgestan~ re.geling zal in haar geheel slechts een tijdelijk k~rakter dragen. Is de dehmheve constitutie van den staat de Groote Oost tot stand gekomen en zijn de, Vereenigde Staten van Indonesië en de Nederlandsch-Indonesische Unie eenmaal geheel in functie, dan zal de onderwerpelijke regeling haar beteekenis geheel verloren hebben en derhalve buiten werking kunnen treden. In meer dan een opzicht levert zij echter bouwstoffen voor de toekomstige organisatie.

Hoofdstuk

r

bevat verschillende bepalingen, welke wellicht, eventueel in gewijzigden vorm, zullen worden overgenomen in de constitutie van de federatie.

Hoofdstuk Il is in het bijzonder een verzameling van overgangsbepalingen.

Het regelt de tijdelijke vervulling van taken voor den staat door het Land en het van toepassing blijven van de landswetgeving, voor zoover en zoo lang die niet door het daartoe bevoegde gezag van den staat is vervangen. Het gaat hier over een zaak, die geheel buiten de principieele bevoegdheidsverdeeling staat. Het

i"

zoo als gemak- kelijk in te zien is, een practische noodzaak te voorkomen, dat stagnatie ontstaat bij alle mogelijke diensten. De staat moet deze geleidelijk kunnen overnem~n van het Land.

Hoofdstuk 111 heeft tot voornaamste strekking zoodanige voorschriften te geven, als noodig zijn om den staat in de gelegenheid te stellen zichzelf op wettige wijze te construeeren. Het is duidelijk, dat hiervoor eenige bepalingen noodig J:ijn, al ware het slechts om organen in het leven te roepen. die verordenende voorschriften kunnen maken en om aan te geven, hoe die wettelijke voorschriften tot stand moeten .komen, om verbindend te zijn. Men had ten deze de keuze tusschen twee wegen: de eene is den staat een complete staatsregeling voor te schrijven, de andere, om hem van voorloopige wetgevende organen te voorzien, welke het mogelijk maken, dat de staat zelf zijn con- stitutie opbouwt en al datgene wat daaruit voortvloeit.

Gemeend is, dat de tweede methode aanbeveling verdient.

Uit dezen opzet is te verklaren, dat het derde hoofdstuk, de instelling van voorloo- pige organen van den staat, eenerzijds een zeer tijdelijk karakter dra~gt (het ~.an ver- vallen zoodra de staat zijn eigen staatsregeling heeft aangenomen) e anderZijds van zeer beperkten omvang kan zijn.

Het derde hoofdstuk bevat - om het huishoudelijk uit te drukk n - een brokie staatsinrichting, maar geeft, we~ens de .zeer beperkte ~oelstelling, in áit ~pzicht geenszins een afgerond gehe.el. Uitgegaan IS v~n de. o~vattlng. dat de staat vnj moet zijn om interne zaken, als 11Ier bedoeld, naar eigen inZicht te regelen. Al datgene wat niet noodig is om hem daartoe in de gelegenheid te stellen, is daarom weggelaten.

Dit laatste moet bij de beoordeeJing van het ontwerp steeds voor oogen worden

gehouden. . . . . . .

Vragen, b.v., als die, waarom niet de verphchtmg IS gesteld .Jaarlijks een begroo- ting te behandelen, waarom niet het kiesrecht aan zekere regels IS gebond~n, waarom niet het recht van interpellatie en van enquête enz. van het parlft11ent 15 geregeld, waarom niets bepaald is omtrent de beëediging van bewindslieden e p!lrle'!lentsleden en dergelijke, vinden alle eenzelfde beantwoordmg, n.l. dat het de bed ehng JS geweest de regeling omtrent zulke punten aan den staat zelf over te laten. . . . . . Dit hoofdstuk kan dan ook buiten werking treden, zood ra de deflOitieve constitutie van den staat is tot stand gebracht. De beteekenis van de drie hoofdstukken kan aan de hand van voorgaande uiteenzetting, in zeer beknopten vorm, als v~lgt worden aan- geduid:

Hoofdstuk

Hoofdstuk 11 Hoofdstuk 111

bevat de instelling van den staat en enkele andere, strikt noodige ~ep~­

Iingen, die weJl}cht eenigen bouwstof zullen opleveren voor de constitutie van de federatie.

zorgt er voor, dat de overdracht van bevoegdheden geleidelijk en zonder stagnatie kan plaats hebben.. .

voorziet den staat van een summiere, voorioopige apparatuur .om verder zijn eigen constructie te kunnen opbouwen en bevat d s welhcht bouw- stoffen voor de constitutie van den staat.

(19)

Bijlagen b Aan voorgaande algemeene toelichting dient n.og, zij het wellicht ten overvloede, de opmerking te worden toegevoegd, dat waar gesproken wordt van de Regecring, daar- onder verstaan wordt de regeering van den staat en dat, waar sprake is van het Land, daarmede bedoeld is de staatsrechtelijke figuur "Nederlandsch-Indië' of zijn organen, zooals die zich in de periode, voorafgaande aan de totstandkoming van de Vereenigde Staten van Indonesië en van de NederJandsch-lndonesische Unie zullen ontwikkelen.

Deze figuur, welke in de nieuwe staatkundige ordening verdwijnt, zal niettemin nog een tijd blijven bestaan en in dien tijd de toekomstige taak der federatie, alsmede die van hulpverschaffing blijven vervullen.

Zij moet niet verward worden met de toekomstige federale organen, al zullen deze mogelijk t.g.t. ook opgebouwd worden door overneming van organen van "Neder- landsch-Indië".

Principieel is het echter gewenscht beide figuren goed uiteen te houden, ook al omdat het enkele feit, dat een bepaalde taak, bij instelling der federatie, verzorgd wordt door "Nederlandsch-Indië", op zichzelf geenszins een beslissing inhoudt, dat die taak door de federatie wordt overgenomen. Hierover toch zullen de staten zelfstandig hebben te oordeel en.

11. NADERE TOELICHTING OP ENKELE ARTIKELEN. Artikel I.

Met betrekking tot den voor den staat gekozen naam wordt opgemerkt, dat deze slechts een voorloopig karakter draagt en dat zij veranderd zal kunnen worden, bijvoorbeeld in "Indonesia Timoer", welke naam van verschillende zijden is geopperd.

Nieuw-Guinea is niet bij het gebied van den staat ingedeeld, omdat de regeling van de staatsrechtelijke positie van dit gebied een probleem is op zichzelf, dat apart in behandeling is genomen.

Artikel 2.

Dit artikel behoeft, na hetgeen omtrent de bevoegdheidsregeling reeds in het alge- meene gedeelte is medegedeeld, nog slechts weinig toelichting.

Lid 3 opent de mogelijkheid de bevoegdheidsverdeeling later te wijzigen; de leden 2 en 4 hebben tot speciale strekking vast te leggen, dat de beperkingen van bevoegd- heid van den staat zoo gering mogelijk moeten zijn en dat het tempo van de feitelijke overdracht door de ontwikkeling van den staat zelf wordt bepaald.

Artikel 3.

Men dient er zich rekenschap van te geven, dat dit artikel alleen beoogt overheids- bevoegdheid te reserveeren en zich niet uitlaat over de eigenlijke taakafbakening. Dat b.v. het bankwezen genoemd is in lid 1 beteekent niet dat een staat geen bank- instelling zou mogen oprichten, wel, dat zij t.a.v. een zoodanige bank geenerlei overheidsbevoegdheid zou hebben, liggende op het gebied van het bankwezen.

Ten aanzien van de opneming van het hoogste rechtscollege, welks competentie door het Land (later door de federatie) zal worden bepaald, wordt er op gewezen, dat het in hoofdzaak zal zijn hof van cassatie en rechter in zaken, die naar hun aard niet ter beslissing staan van de staatsrechters, b.V. doordat het toe te passen recht door verschillende staten vastgesteld is. Het tweede lid duidt een terrein van overheidszorg aan, waarop voorshands de regelingen van het Land - later wellicht die van de fede- ratie - prevaleeren boven die van den staat.

De opneming van een onderwerp in deze opsomming schakelt niet de bemoeienis van den staat a priori uit, maar zij maakt den staat t.o.v. dit onderwerp wel onder- geschikt aan al hetgeen hieromtrent centraal zal worden bepaald.

Ten opzichte van alles wat niet valt onder de beide opsommingen van dit artikel, dus nopens het overgroote deel van de overheidstaak binnen den staat, zat de staat geheel de rechten der overheid kunnen uitoefenen, behoudens uiteraard de decentrali- satie naar binnen op de autonome daerahs.

Artikel 4.

Onder de hier genoemde fund amen tee Ie rechten moeten in de eerste plaats worden verstaan de gelijke aanspraak van alle inwoners van den staat op bescherming van persoon en goederen en de vrijheid vnn meeningsuiting, welke weer kan worden onder- scheiden in vrijheid van drukpers, het recht van vereeniging en vergadering en het recht om verzoekschriften tot de overheid te richten, alsmede de vrijheid van godsdienst.

Ook de gelijkheid van rechten der staatsburgers van verschillende" landaard is hieronder begrepen.

9

(20)

Bijlagen b Daarenboven moet hierbij worden gedacht aan de verschillende waarborgen, welke dienen te worden geschapen inzake de onafhankelijkheid van de rechtspraak en, in het algemeen, eene rechtvaardige rechtsbedeeling, waarin de individ~eele staatsburger beveiligd wordt tegen de mogelijkheid van machtsmisbruik door de overheid.

Artikel 5.

Dit artikel betreft de instelling van eene volksvertegenwoordigi g, welke de kern vormt van een democratische staatsinrichting en geeft tevens ee~ der voornaamste waarborgen voor de rechten en belangen der minderheden, welke gelegen is in het door middel van deze volksvertegenwoordiging deel hebben aan de regeeljng van den staat en de daarbij geboden gelegenheid om zich te doen hooren en voor de belangen dier groe- pen op te komen.

Artikel 6.

Dit artikel heeft in hoofdzaak ten doel de autonomie der onderdeelen te waarbor- gen, alsmede

on:

te verzekeren, dat de speciale positie der zelfbesturende landschappen zal worden ontzIen.

Artikel 10.

Deze overgangsbepaling gaat uit van de geachte, dat .de staat op ~et terrein van de hem toevallende overheidszorg bevoegd zal zijn bestaande centrale regelingen in te trekken of te wijzigen.

Artikel 12.

De regelingen omtrent de vorming van daerahs zijn, ofschoon wel reeds overal voorbereidende besprekingen daaromtrent zijn gehouden, nog niet alle voltooid. Wan- neer de te vormen daerahs bijv. geheel uit zelfbesturende landschappen bestaan kan de organisatie door de zelf besturen krachtens eigen bevoegdheid worden voltooid.

Artikel 15.

Dit artikel bevat een opsomming van de daerahs welke reeds in beginsel gevormd zijn en van die waarvan de vorming eventueel te verwachten zal zijn. Het spreekt van- zelf, dat door de opname in dit artikel, voor de gebieden waar het overleg omtrent de daerahvorming nog niet is beëindigd, geen bindende richtlijn is gegeven. Dit beteekent, dat van deze lijst derhalve, voor zoover noodig met toepassing van artikel 12 van deze regeling, zal kunnen worden afgeweken.

Artikel 18.

Dit artikel gaat er van uit, dat de staat zelf een regeling kan treffen om een Hoofd van den staat aan te wijzen en de wijze waarop die aanwijzing zal plaats hebben zelf te regelen. Echter is ook ruimte gelaten voor een andere oplossing, mdien en de wen- schelijkheid daarvan mocht blijken.

Indien men niet komt tot onmiddellijke aanwijzing van een staatshoofd, zullen zoo lang dit niet geschiedt, of het Hoofd van den staat nog niet is opgetr den, zijn functiën worden waargenomen door den Commissaris van de Kroon.

Het bepaalde in de artikelen 16, 17, 19,20,21,22,23,24 en 25 beeft ten doel den staat te voorzien van ee,n voorloopige regeeringsorganisatie op demo~ratisch parlemen- tairen grondslag, welke noodig is om de eigen constructie ter hand te kunnen nemen.

Verschillende van deze bepalingen zullen waarschijnlijk in de toekomstige staatsinrich- ting wederom kunnen worden opgenomen,

(21)

Bijlagen c c. Aanvullende Toelicllting op de artikelen 2 en 3 tl.a.v. de besprekingen

te Denpasar op den gden December 1946.

(Zie "Handelingen", hoofdstuk J, sub 2).

De artikelen 2 en 3 van de voorliggende ontwerp-regeling hebben in het bijzonder betrekking op de beperkingen, die de overheidsbevoegdheid van den nieuwen staat zal ondergaan. Deze beperkingen worden voornamelijk bepaald door de omstandigheid. dat - naar men verwacht - de staat de Groote Oost of Oost-Indonesië een der deel- nemende staten zal zijn van de te vormen federatie der Vereenigde Staten van Indo- nesië. Op haar beurt zal deze weer samenwerken met het Koninkrijk der Nederlanden in de Nederlandsch-Indonesische Unie. Men moet zich dus voorstellen, dat in de toekomst het staatsrecht van deze landen zijn uitgangspunt zal vinden in het statuut van de NederJandsch-lndonesische Unie, de grondwet van de Vereenigde Staten va;) Indonesië en in de constituties van de onderscheidene staten zelf.

Uitgaande van deze verwachting dient men de overdracht van bevoegdheden thans reeds op deze toekomstige structuur af te stemmen. Is het nieuwe gebouw eenmaal op- getrokken. dan zal de voorliggende regeling, die tot dezen bouw medewerkt en voor- bereidt, haar doel hebben bereikt en plaats maken voor de hoogergenoemde consti- tueerende regelingen. Zij zal dus van tijdelijken aard zijn, doch voor den tijd, dat zij geldt, de plaatsbepaling inhouden van den staat de Groote Oost.

Vormen dus eenerzijds de verwachtingen nopens de toekomstige staatsrechtelijke structuur van deze landen een bepalende factor, anderzijds dient bij den bouw van den nieuwen staat rekening te worden gehouden met den huidigen feitelijken toestand. Deze vertoont voor dit deel van Indonesië het beeld van een eenheidsstaat van voor den oorlog, die met zijn centrale organen het bestuur voert, terwijl in een ander deel het Gouvernement door den loop der omstandigheden thans geen overheidstaak uitoefent.

Uitgaande van de verwachtingen voor de toekomst en den feitelijken toestand van heden heeft men, bij de bevoegdheidsoverdracht aan den nieuwen staat een aantal bevoegdheden van de centrale overheid vastgehouden, waarvan men verwacht. dat zij in de toekomst aan de federatie zullen toevallen.

Deze restrictie in de bevoegdheidsoverdracht heeft vnl. een practisch en grond, n.1.

te voorkomen, dat bevoegdheden die in federatief verband uitgeoefend zouden moeten worden, nu overgedragen worden aan den staat en dan straks en mogelijk op betrek- kelijk korten termijn - weer naar het centrum zouden moeten worden toegewezen.

Een omgekeerde werkwijze - ze er grootscheepsche overdracht van de centrale bevoegdheden aan den staat en vervolgens wederom heroverdracht aan de federatie van de aan haar toegedachte bevoegdheden - zou aan een geleidelijken opbouw van de toekomstige structuur niet ten goede komen en natuurlijk onpractisch zijn.

In dit verband dient gewezen te worden op de zinsnede in het eerste lid van artikel 2, waarin wordt gesteld, dat zooveel overheidsbevoegdheid overgedragen zal worden, als noodig is om den staat als gelijke van welken anderen samenstellenden staat ook, mede te doen werken tot de vorming van de Vereenigde Staten van Indonesië, doch dat uiteraard dan ook de uit die overdracht voortvloeiende verplichtingen door den staat gedragen worden,

Vanzelfsprekend is het niet wel mogelijk thans reeds nauwkeurig vast te stellen, welke bevoegdheden de staat voor zichzelf zal behouden en welke na de totstandkoming van de federatie aan dezen zullen toevallen. Het afbakenen der bevoegdhedenen is des te moeilijker, omdat daarmede moet worden begonnen, zonder dat men precies weet.

hoe in de toekomst in de federatie de bevoegdheden afgebakend zjjn. Het is daarom, dat in artikel 2 lid 2 uitdrukkelijk als richtlijn wordt gesteld, dat de overdracht van bevoegdheden alleen wordt beperkt door de noodzaak, dat thans geen bevoegdheids- overdracht plaats heeft, welke ongedaan zou moeten worden gemaakt in verband met de taakverzorging door de Vereenigde Staten van Indonesië en de Nederlandsch- Indonesische Unie.

De nadruk dient in dit verband gelegd te worden op het woord thans. Hoe straks definitief de taakverdeeling zal uitvallen, zal bij nadere besprekingen van de staten geregeld moeten worden, waarbij iedere staat gelijk gerechtigd is mee te spreken.

Wat de uitkomst van deze besprekingen omtrent de bevoegdheidsafbakening ook zal zijn, op den voorgrond staat, dat in de toekomst de overheidsbevoegdheid van ieder der in de federatie verbonden staten op gelijk niveau zal staan.

Welk dat niveau definitief zal zijn, zal afhangen van de uitkomst der straks te houden besprekingen. Wijkt het resultaat van deze besprekingen af van het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van de ontwerp-regeling - in den zin van een uitgebreidere dan wel beperktere lijst van voorbehouden onderwerpen of onderwerpen, waarvoor de rege- ling van den staat wijkt voor die van het Land (straks de federatie) - dan opent het derde lid van artikel 2 de mogelijkheid van wijziging.

II

(22)

Bijlagen c Deze mogelijkheid kan dus leiden tot het terugbrengen van m~cr bevoegdheden naar het centrum (de fede'Tatie) dan thans in artikel 3 staan omschreven, doch omge- keerd zouden ook onderwerpen, die thans volgens artikel 3 onttrokken zijn aan de competentie van den staat, bij ordonnantie alsnog aan den staat kunnen worden gegeven.

Terwijl dus in het tweede lid van artikel 2 het woord thans h~t v.oorloopig ka- rakter van de bevoegdheidsafbakening aangeeft, zoo opent het derde: lid de mogelijk- heid om in afwachting van een definitieve totstandkoming van de bevoegdheidsafbake-

"ing wijzigingen daarin aan te brengen.

Wanneer dus thans een begin wordt gemaakt met de vorming van den staat de Groofe Oost, moet daarbij de mogelijkheid voor oogen gehouden orden, dat naar gelang de besprekingen, waaraan de Oroote Oost als gelijk be rechtigde deelneemt, van deze onderwerpen iets wordt afgenomen dan wel dat daaraan 0 derwerpen zullen worden toegevoegd.

Een definitieve afbakening is momenteel practisch onmogelijk.

In de Memorie van Toelichting is dan ook gezegd: "Aan de overheidsbevoegdheid van den staat de Oroote Oost is dus onttrokken zoo veel bevoegdheid als vermeend wordt, dat later centraal moet worden uitgeoefend".

In den komenden tijd zal men zich er telkens rekenschap van m eten geven of de taakverdeeling, zooals die thans is opgesteld, goed is en als dit in een of ander opzicht niet het geval blijkt te zijn, of indien verwacht wordt, dat een bepaald onderwerp, dat hierin is opgenomen, niet in federatief verband kan worden geregeld, dan zal dit geschrapt of veranderd dienen te worden. Wanneer aan den anderen kant alle betrok- kenen het er over eens mochten worden, ,dat onderwerpen, die niet in de, ontwerp-regeling zijn opgenomen. toch federatief behandeld moeten worden, dan zullen deze alsnog kunnen worden opgenomen.

Thans overgaande tot een nadere toelichting op artikel 3 mag al dadelijk de vraag gesteld worden, waarom men niet heeft opgesomd, al hetgeen de staat wèl tot zijn overheidsbevoegdheid mag rekenen; dit naast de opsomming van het~een aan de fede- ratie en hoogere organen is voorbehouden en op welk terrein de federatie regelingen zal kunnen geven, waar'Joor die van den staat moeten wijken.

Op het eerste gezicht immers lijkt het aantal onttrokken onderwerpen en het ter- rein, waarop de regelingen van de federatie facultatief doch prevaleerend zijn, van grooten omvang. Maar wat niet genoemd is - en dat is wat de staat wèl krijgt - is nog heel veel meer. In feite zou een opsomming van de onderwerp n van overheids- bevoegdheid, die wèl aan den staat toevallen, het ondanks een onhanteerbare lengte niet tot volledigheid kunnen brengen. Een bezwaar van een dergelijke opsoTming zou boven- dien liggen in het feit, dat zij limitatief zou moeten worden opgevat en alle onderwerpen, die daarin vergeten zouden zijn, niet tot de overheidsbevoegdheid van den staat zouden komen te behooren. Dit is nu bepaaldelijk niet de bedoeling.

Daarnaast zal bij aandachtige beschouwing van de onderwerpen in het eerste en tweede lid van artikel 3 opgesomd, al dadelijk blijken, dat de draagwijdte van vele van de desbetreffende beperkingen, door de daaraan toegevoegde restricties aanzienlijk wordt verkleind.

Als voorbeeld voor de in het eerste lid opgesomde onderwerpen mag worden genoemd, de restrictie onder 0 aan "verkeer" toegevoegd. Alleen verkeer. voor zoover van ruimer belang dan voor den staat alleen, is onttrokken. Alle overheidsbevoegdheid met betrekking tot verkeer binnen den staat, waarv.oor dit criterium niet geldt, blijft bevoegdheid van den staat. Nauw verband met verkeer houden uiteraard bebakening en kustverlichting. Het is duidelijk, dat vuurtorens voor de geheele scheepvaart van belang zijn en de vraag of ergens een vuurtoren moet staan, een kwestie is die niet door één staat afzonderlijk kan worden uitgemaakt, wijl een dergelijke verlichting vaak meer van belang is voor andere gebieden dan voor dat. waar de vuurtoren is opgesteld.

Beschouwt men de opsomming van onderwerpen in lid 2 van artikel 3, dan moet men al dadelijk voor oogen houden, dat op dit terrein de overheidsbevoegdheid van den staat volstrekt niet primair is uitgeschakeld. Integendeel: in beginsel heft de staat hier weloverheidsbevoegdheid t.a.v. de opgesomde onderwerpen. Alleen daar waar en in zoover als de centrale overheid hierin regelend optreedt, wijken de regelingen van den staat.

Daarenboven is aan deze opsomming, meer nog dan in die in het eerste lid, de draagwijdte van vele der onderwerpen aanzienlijk ingeperkt.

De onderwerpen opgesomd onder c, d, e, k. m, n, p, q, s en t zijn alle beperkt door een daaraan toegevoegde restrictie.

Zoo is onder sub c aan: "verzameling van statistisch materiaal" toegevoegd:

"voor zoover van algemeen belang". Hieruit volgt, dat op het gebied van verzameling van statistisch materiaal. dat alleen voor den staat van belang is, deze geheel vrij is.

(23)

Bijlagell C Eenzelfde gevolgtrekking kan men maken t.a.v. de restrictie inzake sociale voor- zieningen. Slechts "sociale voorzieningen van algemeen kar.akter" kunnen door de centrale overheid worden geregeld.

Ook slechts regeling van dat gedeelte van het burgerlijk- en handelsrecht, dat, hetzij wegens algemeene handelsbelangen of om andere economische redenen, hetzij wegens bijzondere beteekenis voor belangrijke bevolkingsbestanddeelen die als z.oodanig niet in een bepaalden staat thuis hooren, is (facultatief) aan den 'staat onttrokken.

Als toelichting op de restrictie gemaakt t.a.v. de inkomstenbelasting: "voorzoover betreft een bij ordonnantie te bepalen gedeelte" moge gelden, dat het hier niet de bedoeling is het overgroote deel van deze materie te onttrekken aan de overheids- bevoegdheid van den staat, doch slechts enkele onderdeelen, die bezwaarlijk door den staat kunnen worden geregeld.

Men denke slechts aan inkomstenbelasting geheven van personen, die elders, b.v.

in Nederland, wonen, doch parallel aan de huidige regelingen inkomstenbelasting hebben te betalen aan den staat ten laste van welks begrooting hunne inkomsten worden genoten. Men denke verder aan firma's, wier arbeidsveld zich over meer dan een staat uitstrekt. Zonder centrale regeling bestaat de mogelijkheid, dat dergelijke firma's slechts aan den staat waar zij gevestigd zijn, inkomstenbelasting betalen. over datgene wat mogelijk in een anderen staat is verdiend.

Ook de bemoeienissen van de centrale overheid met handel, nijverheid, landbouw, boschwezen, veeteelt, visscherij en andere economische aangelegenheden is beperkt door de toevoeging: "voorzoover betrekking hebbende op verhouding tot het buitenland, dan wel in interinsulair verband". Ook t.a.v. deze onderwerpen is dus een aanzienlijk deel der overheidsbevoegdheden aan den staat overgelaten. Hetzelfde geldt voor havens en rivieren, zoomede de daarvoor benoodigde baggerwerken, waarover de staat volle overheidsbevoegdheid behoudt, IVoor zoover niet opengesteld voor de internationale scheepvaart.

Bij nadere beschouwing van de lijst van onderwerpen, die aangeven het terrein, waarop regelingen van het Land prevaleeren boven die van den staat, blijkt dus dat deze meer lijkt te omvatten dan inderdaad het geval is.

De vraag kan rijzen of de omschrijvingen niet zoo rekbaar zijn gesteld. dat de grens tllsschen wat overheidsbevoegdheid van den staat en wat die van het Land is in sommige gevallen niet duidelijk is, hetgeen tot verschil van opvatting aanleiding kan geven.

De staat kan b.v. in een bepaald geval betwisten, dat een verzameling van statis- tisch materiaal van algemeen belang is en stellen, dat een regeling terzake van de centrale overheid in strijd is met het desbetreffend voorschrift.

Voor dergelijke gevallen, dat partijen het niet eens zijn, is in artikel 9 een moge- lijkheid van beroep geschapen.

Er dient nogmaals op gewezen te worden, dat de regeling in dit ontwerp slechts een voorloopig karakter draagt. Men moet op korten termijn aan het werk en geleidelijk de taak en overheidsbevoegdheden overnemen, die volgens deze regeling al dadelijk aan den staat zijn toegevallen. En deze zijn reeds zeer omvangrijk. Men houde voor oogen, dat in dit ontwerp slechts een overzicht is opgenomen, van de beperkingen, die de bevoegdheden van den staat ondergaan. Men ziet slechts die beperkingen met name genoemd.

Doch als men zich rekenschap geeft van het enorme terrein waarop de staat geheel vrij is, dan moet men tot de slotsom komen, dat dit zelfs meer is dan op korten termijn met de beschikbare organen van den staat door hem kan worden overgenomen. Men ziet dat slechts het hooger onderwijs, met inbegrip van richtlijnen omtrent de opleidingen die toegang geven tot de examens en het civiel effect van de diploma's van het hooger onderwijs, aan den Lande blijft. Dit beteekent, dat voor wat betreft het andere onder- wijs de staat volledige overheidsbevoegdheid heeft, behoudens dat men zijn middelbare scholen moet inrichten naar zekere normen die door de federatie gegeven worden voor wat betreft die middelbare schalen, die toegang geven tot het hooger onderwijs. Als men middelbare scholen zou willen opnemen, die geen aansluiting geven op hooger onder- wijs, is men daarin vrij. En als men verder ziet, dat alle andere onderwijsvoorzieningen, de middelbare scholen, de lagere scholen ent het volksonderwijs pverheidsbevoegdheid van den staat worden, dan is dit al werkelijk een zeer belangrijke taak.

T.a.v, de eigenlijke bestuursvoering is al dadelijk niets onttrokken, hetgeen onder meer al dadelijk beteekent, dat allerlei producten van wetgeving op dit gebied, die vroeger te Batavia werden vastgesteld, nu geheel binnen de overheidsbevoegdheid van den staat vallen. Verordeningen van het karakter van 'een stadsgemeenteordonnantie of een groepsgemeenschapsordonnantie, zal straks de staat zelf kunnen maken en vast- stellen. Ook bestl.lursressorten b.v. zal de staat zelf kunnen wijzigen en instellen.

13

(24)

Bijlagel! C

T.a.v. de justitie is alleen het opperste rechtscollege en de ,",,.1;';0 van zijn com- petentie aan de bevoegdheid van den staat onttrokken, zoo als de V.S. van Noord-Amerika aan den top een hoogste rechtscollege heeft.

~~:::~:~llt~O,~~~;:

zal echter in hoofdzaak zijn, hof van cassatie en rechter in zaken, die b door de staats- rechters beslist kunnen worden, b.v. doordat het toe te passen in verschillende staten vastgesteld is.

Voor het overige kan de staat zelf zijn rechtswezen regelen. In taak van het opperste rechtscollege zal niet begrepen zijn het dagelijksch toezicht op de rechtsbe- deeling binnen den staat. De regeling en uitvoering hiervan zal practisch geheel tot de competentie van den staat komen te behooren,

Uit dit alles moge duidelijk zijn. hoe enorm uitgestrekt het terrein is, waarop de overheidsbevoegdheid van den staat onbeperkt zal zijn,

(25)

Bijlagen d d. Bevoegdheden van den staat.

Welke zijn de bevoegdheden van den te vormen staat de Gfoote Oost? Dit kan heel kort, doch volledig, maar ook heel lang, en dan onvolledig beantwoord worden. Kort, maar volledig aldus: de staat de Groote Oost zal alle bevoegdheden bezitten welke tot dusverre door het Land werden uitgeoefend, slechts beperkt door de daa'ruit voort- vloeiende verplichtingen, die de staat uiteraard op zich moet nemen, en door een bepaling als in artikel 3 van de ontwerp-rcgcling. Dit artikel bevat een tweetal op het eerste gezicht wat lange lijsten van onderwerpen, welke - de eerste lijst - aan de overheidsbevoegdhecten van den staat zijn onttrokken, dan wel - de tweede lijst - op het gebied waarvan de regelingen van den staat moeten wijken voor die van het Land.

De lange, maar onvolledige beantwoording is die ~n den vorm van een nominatieve opsomming van de bevoegdheden van den staat. Zoodanige uitputtende opsomming op te nemen in een wettelijke regeling zou echter in de practijk een beperking der bevoegd- heden van den staat beteekenen. Immers, zoodanige opsomming zou nooit volledig kunnen zijn, en de staat zou in dat geval de overheidsbevoegdheid missen van alles, wat om een of andere reden verzuimd zou zjjn in die opsomming op te nemen.

Om een wat meer concreet beeld te kunnen geven van het geheel der aan den staat over te dragen bevoegdheden, volgt hieronder zoo'n opsomming, welke echter, zelfs niet bij benadering, op volledigheid kan bogen:

I. het beslissen omtrent zijn plaats in de Vereenigde Staten van Indonesië,

2. organisatie van den staat: het constituecren en organiseeren van zijn eigen Regee- ring en Haar organen, en van zijn volksvertegenwoordiging,

3. de regeling en de verzorging van het recht en de rechtspraak, burgerrechtelijk, handelsrechtelijk en strafrechtelijk, met dit voorbehoud evenwel, dat ook het Land de bevoegdheid heeft regelingen te maken op het gebied van burgerlijk recht en handelsrecht, voor zoover dit noodig is om redenen van algemeen handelsbelang of om andere economische redenen, dan wel wegens hun bijzondere beteekenis voor belangrijke bevolkingbestanddeelen, die als zoodanig niet in een bepaalden staat thuis hooren _ in welke gevallen regelingen van den staat dus moeten wijken voor die van het Land - en voorts met het voorbehoud, dat de overheidsbevoegd- heid met betrekking tot het hoogste rechtscollege, gratie, amnestie en abolitie bij het Land blijft berusten,

4. gevangeniswezen, met inbegrip van de desbetreffende wetgeving,

5. het verzamelen van statistisch materiaal, met dit voorbehoud echter, dat - voor zoover het betreft statistisch materiaal van algemeen belang - ook het Land de bevoegdheid heeft dit te verzamelen en derhalve op dit gebied regelingen van den staat moeten wijken vo.or die van het Land,

6. regeling van en toezicht op het recht van vereeniging en vergadering en toezicht op de drukpers,

7. regeling van het ingezetenschap van den staat, 8. tucht- en opvoedingswezen,

9. rec1asseeringswezen, 10. pandhuisdienst,

11. accijnzen, met het voorbehoud evenwel, dat ook het Land de bevoegdheid heeft accijnzen te heffen en regels omtrent accijnsheffing te geven,

12. venduwezen,

13. zegelrecht, met dit voorbehoud, dat ook het Land op dit gebied overheidsbevoegd- heden mag uitoefenen en derhalve regelingen ,van den staat hier moeten wijken voor regelingen van het Land,

14. landrente, personeele belasting, verponding, successierecht, weggeld, loonbelasting, slachtbelasting, inkomstenbelasting, behalve een bij ordonnantie te regelen gedeelte van de inkomstenbelasting, namelijk inkomstenbelasting van belastingplichtigen, wier bron van inkomsten niet tot één staat beperkt is, dan wel om andere technische redenen niet onderworpen kunnen worden aan een staatsi nkomsten belasting re ge- ling,

15. monopoliën, behalve die, welke het Land (later de federatie) zal wenschen te exploiteeren,

16. beheer der staatsfinanciën, 17. staats-ambtenaarszaken,

18. de bestuursorganisatie in vollen omvang, met dien verstande, dat de staat, wat de zelfbesturen betreft, zoo veel mogelijk rekening moet houden met de speciale positie van de zelfbesturende landschappen, zooals die is vastgelegd in de bescheiden, welke de betrekkingen tusschen de landschappen eenerzijds en anderzijds het Koninkrijk der Nederlanden en het Land beheerschen, en dat de staat, wat de 15

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De belangstelling en zorg voor de jongere gebouwde omgeving, architectuur en monumenten in het Gooi en omstreken (van na 1874, opening Oosterspoorweg), is matig

zal kunnen waarnemen en geen twijfel behoeft te koeste ren, of de aandacht voor en de invloed van de verschillende gebieden is gelij kelijk \'erdeeld en

Handelingen 5 instellingen moeten worden tot stJnd gebracht of gehandhaafd. Het voordeel van de hier in Den Pasar voorgestelde werkwijze is, dat de stem van

Ook slechts regeling van dat gedeelte van het burgerlijk- en handelsrecht, dat, hetzij wegens algemeene handelsbelangen of om andere economische redenen, hetzij

In het bijzonder onderzoeken we of België een monistisch stelsel van over- dracht heeft , waarbij de eigendom tussen partijen overgaat door het sluiten van de

De burgemeester, de commandant van de gemeentelijke brandweer, de commandant van de regionale brandweer en het door hen aangewezen ter plaatse dienstdoende personeel van de

Door deze belofte te ondertekenen, ga ik de verbintenis aan om de vakbondsrechten te respecteren en te bevorderen tijdens al mijn werkzaamheden die te maken hebben met EU-wetgeving

Doordat aan de vorm en mate van detaillering van de reguliere begroting- en verantwoordingscyclus door de Comptabiliteitswet een beperkt aantal eisen worden gesteld, geeft