• No results found

Gijsbert Tijssens, Merkurius onder de Actionisten, of Quinquenpoix in allarm, over 't daalen van de Zuidzee acties · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gijsbert Tijssens, Merkurius onder de Actionisten, of Quinquenpoix in allarm, over 't daalen van de Zuidzee acties · dbnl"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Quinquenpoix in allarm, over 't daalen van de Zuidzee acties

Gijsbert Tijssens

bron

Gijsbert Tijssens, Merkurius onder de Actionisten, of Quinquenpoix in allarm, over 't daalen van de Zuidzee acties. Z.p. 1720

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/tijs003merk01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

(2)

Gijsbert Tijssens, Merkurius onder de Actionisten, of Quinquenpoix in allarm, over 't daalen van de Zuidzee acties

(3)

Merkurius onder de actionisten,

Of Quinquenpoix in Allarm, over 't daalen van de Zuidzee Acties.

DE zilver blanke Maan liet naauw van 's hemels trans, By 't afzyn van de Zon, haar deluuw bleken glans Op 't aardryk schynen; wyl ontelb're duizend starren Aan 't uitgespanne dak zig onder een verwarren, Als Maja's vlugge zoon op gulde wieken kwam Van zyn geboorte plaats, Cyllene, naar den dam

Die d'Amstelstroom bepaald, en naar zyn naam hoort noemen.

De grootste Koopstad, daar Europa op durft roemen, Het scheepryk Amsterdam, 't geen door het wys beleid Der Agtb're Majestraat, tot nog in zekerheid

Zyn hoofd gerust legt in den schoot der Burger Vad'ren,

Die 't vuur van Liefde, en Trouw, en Deugd speeld door hunne ad'ren;

Gijsbert Tijssens, Merkurius onder de Actionisten, of Quinquenpoix in allarm, over 't daalen van de Zuidzee acties

(4)

Hier streek hy, by de schaauw des duist'ren avonds neer, Herschaapen in den schyn van eenen Actie Heer;

Men zag geen vleugels nu zyn godd'lyk hoofd versieren, Maar een Alongie Pruik langs nek en schouders zwieren;

Een breet gerande hoed, met goud verslerd, verstrekt Hem nu voor een helmet, terwyl hy 't lyfbedekt Met wydsze kleding, styf van goude en zilv're kanten;

Hy schynt een Veld Cadet, die 't vaandel denkt te planten In 't Zuijen, om een baak te strekken voor die geen,

Die door de hoop van winst haast derwaarts steev'nen: neen Hy schynt voor Ingeneur naar Utrecht te vertrekken, Om aan die Compagnie naauwkeuriglyk te ontdekken, Hoe hy in honderd jaar, met honderd duizend man, Hun voorgenoome Vaart heel ligt volvoeren kan,

Zo 't geld maar niet ontbreekt: Maar ik, die op zyn schreeden Naauwkeurig agt sla, zie naar Quinquenpoix hem treeden, Om op zyn vaders last eens grondig te doorzien,

Wat Wind negoties van veel dwaazen hier geschien, Om op zyn wederkomst hem rekening te geeven, Wat dolle uitspoorigheen hier worden thans bedreeven.

Help Febus! onderschraag uw Digter, die zyn zang, Op 't spoor van god Merkuur, werpt midden in den drang Der Actienarren, die, op hoop van geld te winnen, Verliezen eer, en naam, verstand, en tyd, en zinnen.

'k Voel reeds myn zwak gemoed ontroeren door uw geest, Dies zal myn Digteres, grootmoedig, onbevreest

Op zingen, al het geen der Goden Tolk beschouwde, Daar zy zig wel gerust aan zyne zy vertrouwde:

Nog naauw'lyks kwam Merkuur by d'aangedrongen troep Der Windverkoopers, als een schrikkelyk geroep, Van; Wie doet op Edam! Enkhuizen! Naarden! Hooren!

Al onder een verward, zyne ooren kwam doorbooren;

Fluks ziet hy zig omringt van Smoussen, zonder tal, Die door hun schaggerzugt, gelyk een waterval

Gijsbert Tijssens, Merkurius onder de Actionisten, of Quinquenpoix in allarm, over 't daalen van de Zuidzee acties

(5)

Van 't hoog gebergte stort, hem overal bespringen, Om zelfs, als tegens dank, hun wind hem op te dwingen, Wat bied je op Edam? vraagt de een, als Maja's zoon Voor 't eerst zyn mond ontsluit en met een grootssen toon Die Schagg'raars dus begroet. Wie meend gy te bedriegen, En door den schoonen schyn van winst, in slaap te wiegen?

't Geen reeds zo meenig een te deerelyk beklaagt.

Weet, dat uw Koopmanschap van Wind, my niet behaagd.

Zo ik die Acties kogt, waar zou ik de intrest haalen Van 't uitgeschoote Geld? uw harszens zyn aan 't maalen, Of zal Edam met Kaas heel Nederland voorzien?

Of ligt de Weereld? want daar moet iets vreemds geschiên.

Edam zal Amsterdam wis boven 't hooft haast groeijen;

Of zal die Compagnie ook handelen in koeijen, Om de intrest van het geld te vinden, met de melk Ter markt te brengen? Spreek! leg my eens uit, op welk Een grondslag deeze Wind-negotie word gedreeven.

Men zwygt: een ander vraagt, wat wilt ge op Horen geven?

Wat Hooren? zeid Merkuur; koop wortels voor uw geld, Dan word gy ligtelyk tot Directeur gesteld

Van 't agtbaar Wezep, om de Varkens vet te mesten, Dog deeze Compagnie is ligt nog de alderbesten, Want Zwynen dienen nog tot 's leevens onderhouwd, Vul daar uw Maag dan meê, als u de hoop berouwd, Die u op Rook, op Wind, op Niet uw geld deed geeven;

Maak ieder Actie tot een Zwyn om van te leeven.

Maar neen, deez' raad is kwaad, dewyl gy Smoussen zyt.

Voort Schaggeraars vertrekt! want gy verkwist uw tyd, Zo gy tot voordeel my denkt agter naar te loopen.

Praat wat je wilt, roept weer een Smous nog zelje koopen Op Utrecht, dat is vast. Ja zeid Merkuur: wanneer Ik eens die breede Vaart van ruim vier uuren veer

Voltooid zal zien, en de Eems zal pronken met een Haven, Daar men die alle beî nu nog voor eerst moet graaven.

Gijsbert Tijssens, Merkurius onder de Actionisten, of Quinquenpoix in allarm, over 't daalen van de Zuidzee acties

(6)

Wel koop dan op Tergouw, roept weer een Schaggeraar, Die Compagnie is goed. Bedien u van die waar, Herneemt der Goden Tolk, zy zal goede Intrest geeven, Ja Intrest daar een Smous by naar van dient te leeven, Want Pypen, en Toebak, en Weseps kooren nat, Is voor uw Natie 't best. Ga heen, verzoek dan dat Uw Volkjen, Directeurs mag van die Bubbles weezen, Maar gy zult my nooit tot die Compagnies beleezen, Uw Wind-negotie, daar reeds meenig een om vloekt, En naar Vianen by het held're dagligt zoekt,

Wyl zyn verlies hem 't hoofd en harssens steld op schroeven, Zal nimmer myn gemoed door schaâ, op schaâ bedroeven.

Ik min de Koopmanschap, maar op de deugd gegrond, En haat deeze Actieplaag, die 't woelend Vrankryk vond, Om met een flinksse streek zyn schulden te betaalen, En 't geld van 't heele Ryk in 's konings kas te haalen.

Uw Rook-negotie haat ik als de veege pest,

Daar elk door 't woekeren zoekt maar zyn eigen best:

Geen zonde maakt, van d'een of d'and'ren uit te stryken, Zo men zyn schrokbeurs maar kan door die list verrykken, En zo 't verlies u parst, dat gy haast door moet gaan, Men trekt het harnas van Vorst Fredrik Hendrik aan, Dit strekt u tot een schild om alles af te weeren;

Terwyl men vliegt, en rost, in kakelbonte kleeren;

Geen Duizend gulden is by u meêr noemens waard, Neen, 't zyn Miljoenen, daar gy u nu by verklaard.

Men sweerd op 't alderminst' by twee drie Tonnegoudssen;

Terwyl gy smeerige en smagterige Smoussen U in beeld, dat gy zelfs de Weereld nu regeerd.

Fluks roept een Jood: dien Vent zyn harszens staan verkeerd, Het is zyn Gekheids schuld dat hy ons dus durft hoonen.

Dat gy lui gekken zyt zal u het end betoonen, Beantwoord hen Merkuur, wanneer gy 't laaz'rus huis Tot berberg krygen zult. Fluks hoord men een gedruis,

Gijsbert Tijssens, Merkurius onder de Actionisten, of Quinquenpoix in allarm, over 't daalen van de Zuidzee acties

(7)

En winderig geroep van Nagtnegotieanten, Die zig in eene zwerm te zaam' van alle kanten By een vergaaderen. Wie op de Zuidzee? wie?

'k Zal Premie geeven, of ontfangen, van al die

Maar lust heeft, om zyn geld, op hoop van winst, te waagen;

Ik kan, als al de rest, maar myn verlies beklagen.

Dus roept hier de eene, die zig daad'lyk vint bezet Door Premietrekkers, als der Godentolk ook met Zyn naargebootsten schyn als een dier Actiedwaazen, Zyn stem doet hooren in dit ysz'lyk wind'rig raazen.

Hoe? zeid hy, veild men hier de Zuidzee? Ja myn Heer Roept fluks een ander; bied eens zeven honderd, 'k zweer Dat ik u aanstonts zal zo veel Partyën geeven,

Als gy begeeren zult; ik ben daar in bedreeven.

Geen Actionist, die op de Zuidzee doet, komt my In gaauwheid, of in tal van Actiën naarby;

'k Heb vyf Miljoenen reeds met Premiën gewonnen, Dat in drie Maanden, zintsik 't eerste heb begonnen In deeze Koopmanschap. Op 't hooren van deez' reen Zag Maja's wakk're Zoon vertorend om'zig heen, Wyl hy geenzints de spyt, die zyn gemoed kwam tergen, Door laffe veinzery kon voor hun oog verbergen;

Dies sprak hy in het end. Schoon dat gy door uw list, Hoe dik ook met den schyn van winsten gefernist, Zo meenig een reeds hebt door logen taal bedrogen;

Denk geenzints, dat gy met uw vleijery, myne oogen Bedwelmen zult, door wind op eid'le hoop gebouwd.

Indien gy wist wie 'k ben, die gy bedriegen wouwt, Gy zoud angstvallig voor myn by zyn aanstonts vreezen.

Tot zeven honderd is de Zuidzee reeds gereezen, Zeg zy is zo geweest, toen dolle uitspoorigheid, Die nu reeds voor een deel is aan den band geleid, Verzelschapt van den waan om schatten te vergaaren, Ontelb're duizenden geplomt heeft in de baaren

Gijsbert Tijssens, Merkurius onder de Actionisten, of Quinquenpoix in allarm, over 't daalen van de Zuidzee acties

(8)

Van 't kwynend Naberouw, 't geen nu op haaren tyd U prompt betaalen zal, want gy zyt alles kwyt, Die Acties van de Zuid zyn reeds te ver aan 't daalen, En kunnen naauwelyks twee honderd gulden haalen, En zo in Engeland de Bank, die Compagnie

Niet styft met haar Crediet, geloof my vry, ik zie Haast naar Vianen u toe vlugten met elkand'ren.

En deeze Compagnie in rook en wind verand'ren.

Beklaag nu uw verlies, en schreeuw van nu af aan, Niet meêr, hoe veel de Zuid? maar 'k heb my zelf verraân, Ja Vrouw en Kind berooft door 't duivels Premie trekken, Gelukkig, vond ik nu een plaatsje by de Gekken.

Maar Jei, Monsieur, die ons hier dus voor dwaazen scheld, Roept weêr een uit den hoop, en zoekt door uw geweld Ons te over schreeuwen, waar zult ge uw bewyzen haalen, Dat de Acties op de Zuid zo krachtig zyn aan 't daalen?

Ha 'k merk 't, dat is een trek van u, die gy verdigt, Alleen om naar uw zin, onze Actiën zeer ligt, En tot een laagen prys uw eigendom te maaken, Dan zullen morgen, die weêrom aan 't ryzen raaken, 'k Beken, 'k heb nevens u zulks menigmaal gedaan, Daarom neem ik u dit niet kwalyk, maar zie 't aan Gelyk een blyk van uw verstand, ja gy zyt waardig Een Actie Heer te zyn, want die moet altoos vaardig Tot liegen weezen, waar door hy zyn Intrest vind, Dat deeze Compagnie of ryst of daald. Dus wint Men schatten, maar dat gy ons wilt de hoop ontrukken, Die ons de Zuidzee geeft, dat zal u niet gelukken, Want met den laatsten Post was deeze Compagnie Nog Zeven honderd, en daar is niet nader. Wie Heeft deeze tyding dan aan u gebragt? 'k Wil Zweeren Dat gy 't verdigt; of zyt gy op geleende veeren Naar Engeland geweest? en is 't geen gy verklaard De waarheid, wouw ik dat ge op reis verzoopen waard!

Gijsbert Tijssens, Merkurius onder de Actionisten, of Quinquenpoix in allarm, over 't daalen van de Zuidzee acties

(9)

Toen kon de Hofherout van 't Hoofd der hemel Goden, Die neêr gedaald waar op de dond'rende geboden Van d'oppersten Jupyn, de spyt, die zyn gemoed Door zulk een hoon bespringt, en in zyn boezem wroet, Niet meêr betoomen, maar door ed'len toorn bestreden' Smyt al de wysse praal der weereldlyke kleeden, Alleen met eene ruk, van 't godd'lyk lighaam af;

Fluks steigt hy naar om hoog met Beurs, en Slangen staf, En blyft dus zweevende op zyn snelle wieken hangen.

Hoor nu, roept hy, het lot het geen gy zult ontfangen, En zie of 't moog'lyk is, dat ik uit Engeland

Heb nader tyding, hoe uw hoop daar is gestrand, Door 't daalen van de Zuid, die schoon gy u verwonderd, Haast vallen zullen tot op Honderd, onder 't honderd, Dat is tot Niemendal; gelooft gy 't nu, wel aan, Laat my, voor myn vertrek uw klagten dan verstaan.

Fluks rees 'er een gerugt, als of van alle de oorden

Van 's aardryks groot begryp, het Oost, West, Zuid, en Noorden De winden, op het ruim des hemels, in hun vlugt

Afgrysz'lyk op elkaâr aanhorten, dat de lugt,

En zee, en aardryk beeft, niet anders hoord men 't klagen, En zuchten van die geen, die tot in 't hart verslagen, Den Wind der Acties duur vervloeken, wyl hun staat, En ingebeelde winst met éénen slag vergaat.

Ach! zugt 'er een, ik heb my eigen zelf bedrogen, En zie nu nevens my, helaas! met weenende oogen Myn Vrouw en Kind'ren, die my als de bronâar van Hun deerelyken staat aanschouwen, en ik kan

Nu hun verwyt, met recht, noch reden, van my weeren Wyl ik moedwilliglyk, tot eigen schaâ wou leeren, Wat intrest dat die Wind-negotie, in het end Verschaffen zou, 't geen my nu is te wel bekent.

Helaas! hoe zal ik best myn schuldenaars ontwyken?

Die met het overschot wis van myn geld gaan stryken,

Gijsbert Tijssens, Merkurius onder de Actionisten, of Quinquenpoix in allarm, over 't daalen van de Zuidzee acties

(10)

Ten zy Vianen my voor hun vervolging dekt.

Fluks roept een ander weêr, die 't haer met boszen trekt Uit de opgezwolle kop, van wind en waan bezeeten;

Helaas! 'k zal nooit deez' slag in eeuwigheit vergeeten?

ô Zuidzee! 'k wou dat ik, voor myn geroofden schat, My mogt zo aanstonts gaan verzuipen in het nat Van uw verbolge plas, zo zoude ik nu niet zugten, Daar ik nu moet door u gelyk een balling vlugten, Of leeven zonder eer! want schoon ik my bedek Met Fredrik Hendriks regt, nog zal op my de vlek, En haatelyken naam van Bankrottier steeds kleeven;

Gelukkige Ambagtsman! die van uw werk kunt leeven, Hoewel gerust doorloopt gy uwen leevens iyd,

Daar ik myn dagen nu in bitt're droefheid slyt,

Door Naberouw gepynt! door Wanhoop fel bestreeden!

Daar ik my zelfde bron van myn rampzaligheden Moet noemen, wyl ik al myn schatten heb verspild, Met Koopmanschap van Wind en yd'le Rook; dus gild, En schreeuwd de Compagnie der Zuidzee Actienarren, Eendragtig met elkaar; daar de een ziet naar de starren, De tweede stampt op de aard', de derde gnord en grimd Gelyk een wezeps zwyn, de vierde zugt en krimpt Van angst schier in elkaâr, dog wyl zy Acties maaken, Om dat hun Acties hor, en heel tot niet geraaken, Klapt Maja's Zoon om hoog zyn wieken tegen een, En juigt om hun verdriet, en legt om hun geween.

Ga roept hy voor het laast: gy kunt uw schaâ herhaalen, Als Rotterdam of 't Stigt uw intrest zal betaalen Van de Acties, die gy hebt tot veertig, vyftig, ja Tot zestig toe gekogt; of Muiden zal uw schaâ Heel ligt vergoeden, want een stad, zoo wel geleegen Aan d'oever van de Vegt, zal 't alles overweegen;

Ja zelfs eerlang de zee bedekken door 't getal Van haare kielen, die langs Gooilands laagen wal

Gijsbert Tijssens, Merkurius onder de Actionisten, of Quinquenpoix in allarm, over 't daalen van de Zuidzee acties

(11)

Hun ankers werpen, om in 't midde van die plaszen, Door 't uitgespreide net, de viszen te verraszen;

Dan zeilen zy terstont, tot zinkens toe gelaân, Op 't lieff'lyk stroomgeruis van de Y revier, regt aan Regt toe naar Amsterdam, om daar ter markt te draagen De keurlykste Ybot, die ooit sterff'lyke oogen zaagen, Die Visvangst zal ligt van een Fonds van vyf Miljoen Goede Intrest geeven, en heel ligt de hoop voldoen, Die u zoo blindelings deed naar de winst verlangen, Want ik verzeker u dat Muiden Bot zal vangen.

Op Naarden hebt gy ook nog hoop, dewyl men daar In Fulp zal doen, en schoon uw geld verlooren waar, Zo is die stof nog zagt (zoo gy ze kunt bekomen) Om 's nagts in uwe rust gemakk'lyk op te droomen, Die Compagnie is goed, zy handeld in Fluweel.

't Wydluftig Steenwyk kan u ook eerlang een deel Van uw verlies, vergoên: wat pord u dan tot klaagen?

Of heeft de Zuidzee al uw hoop ter neêr geslaagen?

En ziet gy als voor heen u weêr ontbloot van geld, Uw Rykdom kort van duur geheel ter neêr geveld,

Wat scheeld dat? zyt gy niet nog die gy waard voor deezen?

Of dagt gy door den wind altyd een Heer te weezen?

Neen, die is al te los, en wiszelziek van aard.

Nu kan myn Heer, die nog op gist'ren, met een paard En Sjees vloog heen en weêr, die niet mogt horen spreeken Van zyn voorleeden staat, beschaamd den bek te steeken Aan burgerlyke speis, die niet dan wildbraad at,

En op een maaltyd meêr dan zeven Wolven vrat, Terwyl hy reis, op reis uit glaazen en bokaalen,

Een stroom van Rynssen Wyn deed door zyn gorgel dalen.

Zyn dis op nieuw voorzien met koeken van grof meel, Met erten, boonen, gort, terwyl hy in 't geheel Niet hoeft te zorgen, dat het vet hem op zal breeken, Want hy ziet Vlees, nog Spek, nog Boter, tot een teeken

Gijsbert Tijssens, Merkurius onder de Actionisten, of Quinquenpoix in allarm, over 't daalen van de Zuidzee acties

(12)

Dat hy door armoê tot devotie is gebragt.

Dus sprak Merkuur, en vloog in 't midde van den nagt, Omgordeld met een kleed van wolken, uit 't gewemel Der Rookverkoopers, naar den digt bestarnden hemel Van zyn Heer Vaders hof; terwyl 't uitbroeidzel van Heer Lauw, angstvallig vlugt, daar de eene, zo hy kan Voor Pluimgraaf of Matroos wil naar Oostinjen vaaren;

Een ander wenst zyn heil te vinden op de baaren Der groote Zuidzee, die hem heeft van gelt ontbloot, Om, als een Duiker uit haar grondeloozen schoot Zyn schat, dien hy verloor, door 't duiken weêr te vinden, Maar hy duikt ver genoeg, die door 't gebruik der winden Gelyk een Balling moet gaan vlugten, om geen schand En hoon te lyden in zyn lieve Vaderland;

Een derde, wenst veel eêr als een Zoldaat te sterven, Dan in zyn eigen huis en spys, en drank te derven;

Een vierde, wil zyn schand met een Godvrugtig kleed Bedekken, en tragt niets, dan om zyn hartenleed In eene kloostercel voor altoos te beklaagen,

Dog meêr om vry te zyn voor dearmoede en haar plaagen;

Dus maakt hen het verlies van geld, van naam, en staat, Of Zwahber, of Matroos, of Munnik, of Zoldaat.

ô Scheepryk Amsterdam, en pronk van Hollands steden!

Hoe duur zyt gy verpligt aan uw hooge Ov'righe den!

Die u door hun beleid, gevest op deugd en reên, Behoeden voor die Pest, en kanker van 't gemeen, Gy moest, ô Burgery! de Naamen van uw Heeren, En Voester Vad'ren, op het sier'lykst doen graveeren In eene koop're Zuil, gelyk de Tiberstroom

Wel eër zag stigten, aan zyn wyd berugten zoom Uit blinkend marmer steen, versierd met praalsieraaden, Tot Vorst Trajanus eer, verdienden zyne daaden

Dien onverwelk'ren lof? zo past geen mind'ren aan Uwe Opper Heeren, die, met zorgen overlaân,

Gijsbert Tijssens, Merkurius onder de Actionisten, of Quinquenpoix in allarm, over 't daalen van de Zuidzee acties

(13)

Staâg waak en voor uw heil, om alles af te weeren, Het geen uw welvaart, of uw rust zou kunnen deeren.

Zo bleef hunne Eer en Deugd by 't laatste Nageslagt;

Dog wyl ik van uw hand deez' Dankbaarheit verwagt, Wens ik, dat zy noch lang gelukkig mogen leeven, En de Actiekraam te zien heel Neêrland uit gedreeven.

E I N D E .

Gijsbert Tijssens, Merkurius onder de Actionisten, of Quinquenpoix in allarm, over 't daalen van de Zuidzee acties

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

„ Geschikt voor alle systeembreedtes metaBOX rolonderstel.. „ Geschikt voor Sortimo voertuiginrichtingen Globelyst en SR5

|keuze van het ministerie van Onder voor Rotterdam betekent eem nec voor de gemeente Den Haag, kandidaat was voor het

Vanaf 6 januari: Start to move voor kinderen van 7 tot 10 jaar.. Vanaf 9 januari: Multimove voor kleuters van 4 tot

binnen SDOA (directeur rapporteert aan DB SDOA) SDOA Q4 2021 Deels nieuw 6.1 Kosten van re-integratie worden in beeld gebracht in. P&C-cyclus Fijnder

In verschillende studies wordt daarom ook gesteld dat de aard en kwaliteit van professionele relaties tussen leraren een cruciale factor is voor het proces van duurzaam vernieuwen

• In de derde uitspraak: geen ernstig verwijtbaar gedrag met zo ernstige gevolgen, dat dit als inbreuk op een fundamenteel recht moet worden gekwalificeerd (Rb Overijssel 28

Daardoor heeft wie vroeger moet stoppen met werken, net omdat hij/zij zwaar werk heeft, een onvolledige loopbaan en dus minder pensioen.. De regering wil ook een gesloten

Deze webpagina bevat de citaten, claims en verklaringen van internationale onderzoeksrapporten over de impact van houtkap en verbranding van houtachtige biomassa op de