Naar de universiteit
van de toekomst
BRANCHEJAARVERSLAG NEDERLANDSE UNIVERSITEITEN 2010Inleiding
Hierbij treft u het branchejaarverslag van de Nederlandse universiteiten. In dit verslag komt een aantal voorbeelden naar voren van activiteiten die universiteiten in 2010 hebben ondernomen om excellentie en internationale samenwerking te bevorderen. Op wereldniveau presteren de Nederlandse universiteiten heel goed. Wil ons land in de top vijf van kenniseconomieën komen, dan zullen de universiteiten nog een tandje hoger moeten schakelen. Dit is wat de universiteiten willen, en dat kunnen ze.
2010 was opnieuw een jaar van successen voor het wetenschappelijk onderzoek. Nederland staat op de zesde plaats in aantal ontvangen Europese beurzen (ERC-grants) voor beginnende toponderzoekers, vlak achter ‘grotere’ landen als Frankrijk en Duitsland.
Daarnaast kreeg Nederland in 2010 een nieuwe Nobelprijswinnaar in de persoon van André Geim,
professor aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Naast deze successen werken universiteiten uiteraard ook aan de toekomst, met nog meer jong talent en excellerende studenten. Om dit te bereiken zijn succesvolle programma’s in 2010 verder uitgebreid, zoals het Sirius-programma (‘honours’-trajecten gericht op wetenschappelijke verdieping) dat nu ook ingevoerd is in de
masterfase. Steeds meer universiteiten nemen het concept van University Colleges over, waarmee ze veeleisende opleidingen bieden voor studenten met extra ambitie. Ook nauwere samenwerking met het bedrijfsleven is essentieel voor de toekomst waar de universiteiten naar toe willen werken. Er gebeurt al veel in de vorm van Publiek Private Samenwerking, maar in 2010 kwamen daar nieuwe initiatieven bij, zoals de Partnership Programma’s van SWT.
Binnen dit programma formuleert het bedrijfsleven het hoofdthema en voeren de kennisinstellingen de promotie- en postdoctrajecten uit. Zulke vormen van samenwerking zijn de sleutel tot de
technologische doorbraken van morgen.
In 2010 zijn de universiteiten volop actief geweest om de uitdagingen van de toekomst aan te gaan.
Als leveranciers van kennis zijn universiteiten cruciaal voor Nederland om in de top vijf van kenniseconomieën te komen. Maar dit vereist ook dat de universiteiten de middelen krijgen van de overheid om deze ambitie waar te maken. 2010 was het jaar waarin het advies van de commissie Veerman verscheen, met de niet mis te verstane boodschap dat er dringend in onderwijs en onderzoek geïnvesteerd moet worden. Later in hetzelfde jaar kondigde het nieuwe kabinet desondanks grote bezuinigingen aan op het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Met name de langstudeerdersboete en het verdwijnen van de FES-middelen zullen de universiteiten hard raken. De ambities van het kabinet zijn moeilijk te rijmen met de aangekondigde bezuinigings- maatregelen. Hierdoor zijn de ambities van het kabinet moeilijk te rijmen met de aangekondigde bezuiningsmaatregelen. Desondanks stond 2010 wederom in het teken van excellentie en
vernieuwing, en leverden de universiteiten hun bijdrage aan het versterken van de concurrentie- kracht van Nederland.
Inleiding
Het Nederlandse universitaire stelsel behoort tot de best presterende van de wereld. Maar het kan en moet nóg beter. Dat vindt de overheid en dat vinden de universiteiten zelf ook. Al was het maar omdat de internationale concurrentie niet stil zit. Bovendien wil ons land in de top vijf van kenniseconomieën komen. Bij zulke ambities horen grote inspanningen. Die hebben de
Nederlandse universiteiten in 2010 opnieuw geleverd. Niet alleen door het doen van goed onderzoek en het geven van goed onderwijs.
Ze hebben ook tal van additionele activiteiten uitgevoerd om bijvoorbeeld excellentie en internationale samenwerking te bevorderen.
En ze hebben daarmee succes geboekt. >
direct naar de kerncijfers >
Nobelprijs
2010 was voor de Nederlandse universiteiten een bijzonder heuglijk jaar. Na elf jaar was er weer een Nederlandse Nobelprijswinnaar: André Geim, professor aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Samen met zijn voormalige studie- en landgenoot Konstantin Novoselov (Universiteit van Manchester),
won hij de Nobelprijs voor natuurkunde, voor onder zoek naar de eigenschappen van grafeen, het dunste en sterkste materiaal ter wereld.
Hun Nobelprijs laat niet alleen het grote belang van funda menteel, nieuwsgierigheidsgedreven onder zoek zien, maar ook dat van internationale mobiliteit en uitwisseling van onderzoekers.
Konstantin Novoselov (l), Irina Grigoriewa, Andre Geim (r) (foto: Friedrun Reinhold)
Joint degrees
Voor studenten is internationale uitwisseling en mobiliteit al even belangrijk. In dat verband werken de Nederlandse universiteiten onder meer aan de totstandkoming van ‘joint degrees’:
diploma’s op basis van gezamenlijk vastgestelde en wederzijds erkende curricula, die studenten aan alle deelnemende universiteiten over de wereld kunnen behalen. In 2010 nam de Eerste Kamer een wetswijziging aan, die het Nederlandse universiteiten wettelijk mogelijk maakt om ‘joint degrees’ aan te bieden op bachelor-, master- en PhD-niveau. Het ministerie van OCW ondersteunt de universiteiten nu financieel bij het ontwikkelen van de internationaal afgestemde diploma’s en bij de concrete internationale uitwisseling van staf en studenten.
ERC ‘starting grants’
Wetenschap is niet alleen een kwestie van internationaal samenwerken en afstemmen, maar ook van internationaal concurreren. En ook daarin zijn we goed. Zo kende de Europese onderzoeksraad (ERC) in 2010 relatief veel
beurzen toe aan beginnende toponderzoekers aan Nederlandse universiteiten. Van de 427
‘starting grants’ gingen er 25 naar Nederland.
Daarmee kwamen we op de zesde plaats, na het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, Israël en Zwitserland.
bron: ERCEA/FC 2011 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90
79
53 71
32 67
45
27 21
25 17 25
13
23 13
22 21 20 11
17 5
12
6 6
2 5 5 5 4
ERC Starting and Advanced grants 2010
Number of selected proposals by country of host institution
UK FR DE CH IL NL ES IT SE BE AT PT DK FI
advanced grants total for 2008, 2009 & 2010 starting grants: 2010 call
CH Switzerland IL Israel NL Netherlands
ES Spain IT Italy SE Sweden
BE Belgium AT Austria PT Portugal
DK Denmark FI Finland UK United Kingdom
FR France DE Germany
Sirius-programma
Zoveel toponderzoekers krijg je niet zomaar. Die moet je opleiden, ondersteunen en kansen bieden.
En ook dat moet steeds beter. Daarom starten universiteiten nieuwe initiatieven die excellente studenten uitdagen het beste uit zichzelf te halen.
Sinds 2008 gebeurt dat met onder steuning uit het Sirius-programma van het ministerie van OCW. De eerste twee jaar waren de initiatieven geconcentreerd op de bachelorfase. In 2010 kwamen daar zes initiatieven voor de master- fase bij, gericht op wetenschappelijke verdieping (‘honours’-trajecten), leiderschap of multi-
disciplinair praktijkleren. De experimenten voor de bachelorfase zijn allemaal geslaagd en zijn ook al ingebed in de onderwijs- en onderzoekstructuur van de uitvoerende universiteiten. Andere universiteiten nemen hun ideeën over.
University Colleges
Voor breed geïnteresseerd toptalent, uit Nederland maar ook daarbuiten, richten steeds meer universiteiten een University College op.
Na Amsterdam, Maastricht, Middelburg en Utrecht, deed de Universiteit Leiden dat in 2010 op haar campus in Den Haag. Het gaat om een driejarige Engelstalige bacheloropleiding, met een interdisciplinair Liberal Arts & Sciences-
programma. Het centrale thema van deze opleiding is ‘Global Challenges’, waarbij de focus ligt op vrede, recht en duurzaamheid. Dit sluit naadloos aan bij de expertise van de Universiteit Leiden op het terrein van internationaal recht, wereldpolitiek en governance. Daarnaast past het perfect bij het internationale profiel van Den Haag als stad van vrede, recht en veiligheid. De veeleisende University College-opleidingen bereiden deelnemers voor op toonaangevende posities in de internationale samenleving.
Student Research Conference
Een andere, wat ‘lichtere’, manier waarop de Nederlandse universiteiten studenten uitdagen, is de Student Research Conference. Deze werd in 2010 voor het eerst georganiseerd.
Bachelorstudenten aan Nederlandse en Vlaamse instellingen kregen hier de kans om hun onderzoek aan een breed publiek te presenteren van
studenten, docenten, wetenschappers en alumni.
Het beste en meest relevante onderzoek werd beloond met de Student Research Award. In 2010
won Fenna Janssen (Universiteit Twente) met haar onderzoek naar een kooktoestel op zonne-energie, dat ontworpen is voor de Afrikaanse markt. De komende jaren wil de conferentie zich ontwikkelen tot hét jaarlijkse evenement dat het toekomstige onderzoekstalent van Nederland verleidt het beste uit zichzelf te halen en zichzelf in de spotlight te zetten.
“Er is zoveel vernieuwing nodig - erg goed dat studenten meehelpen. Het is ook hun toekomst.”
Prof. Dr. Wubbo Ockels, TU Delft
Educatieve minor
Uiteraard leiden universiteiten niet uitsluitend jonge excellente wetenschappers op. Het gaat erom dat ze de kenniswerkers klaarstomen voor álle maatschappelijke sectoren. Eén daarvan is het voortgezet onderwijs. In februari 2010 studeerde aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) een eerste groep studenten af op een zogeheten Educatieve Minor. Dit is een certificaat dat afgestudeerde bachelors de bevoegdheid geeft om les te geven op het vmbo/tl en de eerste drie jaren van havo en vwo. Inmiddels hebben vele universiteiten zo’n educatieve minor en begint er een nieuwe stroom van academici naar het voortgezet onderwijs tot stand te komen. Op termijn moet het onderwijsniveau hierdoor flink toenemen. De opleiding tot leraar is overigens niet alleen goed voor de onderwijssector. Het biedt studenten ook een nieuw beroepsperspectief dat hun studie extra de moeite waard maakt en zo hun studiesucces bevordert.
Student Research Conference 2010 (foto: nadiafotografeert.nl)
STW Partnership Programma’s
Belangrijk voor de universiteiten is en blijft de samenwerking met het bedrijfsleven. Natuurlijk moet de academische onafhankelijkheid gewaarborgd zijn, maar onder die voorwaarde kunnen universiteiten en bedrijven samen een waardevolle bijdrage leveren aan het oplossen van grote maatschappelijke uitdagingen en aan de groei van onze economie en werkgelegenheid. Dat gebeurt dan ook steeds meer. Een concreet initiatief dat in 2009 werd gelanceerd en in 2010 werd voortgezet, zijn de Partnership Programma’s van STW. Het eerste programma omvat samenwerking met het bedrijf Hyflux. Dit richt zich op het realiseren van technolo gische doorbraken in anorganische en hybride membraanscheidings - techno lo gieën. Het hoofdthema van het programma is geformuleerd door het bedrijf. Nederlandse academische instellingen voeren de promotie- en postdoc projecten uit. Na de samenwerking met Hyflux zijn inmiddels nog drie Partnership Programma’s tot stand gekomen.
Conferentie Koers voor Kennis
Contouren van de universiteit van de toekomst worden langzaamaan duidelijker. Er wordt op veel fronten tegelijk aan verbetering gewerkt. En daarover wordt ook veel met elkaar en met de stakeholders gecommuniceerd, om ervaringen te delen, en doelen en strategieën op elkaar af te stemmen. Een belangrijk evenement uit 2010 op dat punt was de VSNU-conferentie ‘Koers voor Kennis - Uitdagingen in het universitair onderzoek’. Tal van betrokkenen van universiteiten, de overheid en het bedrijfsleven kwamen hier aan het woord over bijvoorbeeld de positionering van Nederlandse universiteiten, het loopbaanbeleid voor onderzoekstalent, prioritering van onderzoeks- thema’s en samenwerking met het bedrijfsleven.
Er werd onder meer gepleit voor een duidelijker profilering, maar ook nauwere samenwerking van de Nederlandse universiteiten, een betere begeleiding van jonge onderzoekers naar banen buiten de universiteit en een sterkere focus van het onderzoek op belangrijke maatschappelijke dossiers
en economisch kansrijke sectoren.
“Universiteiten moeten gaan excelleren door beter en meer met elkaar samen te werken.”
Prof. Dr. Lex Bouter, rector VU Amsterdam
Gedeelde verantwoordelijkheid
Opvallend aan de KIA-foto 2010 is dat Nederland goed scoort op indicatoren als excellentie en inter- nationalisering, de ranking van universiteiten, en de output en citatie-impact van wetenschappelijke artikelen. Hoewel Nederland historisch gezien een relatief hoog aandeel hoger opgeleiden in de beroepsbevolking heeft, is dit aandeel aan het afnemen. Samen met kennisbenutting vereist dit de komende jaren extra aandacht. Maar op de punten ‘publieke R&D-investeringen’ en
‘aandeel onderzoekers in beroepsbevolking’ ligt Nederland niet op koers, aldus de KIA-coalitie. De afnemende investeringen vanuit het bedrijfsleven en de bezuinigingen van het nieuwe kabinet op het universitaire onderzoek en onderwijs
zullen de situatie zelfs verder verslechteren. Het regeerakkoord noemt het bereiken van de top vijf ambitie ‘een gedeelde verantwoordelijkheid van de overheid, kennisinstellingen en het bedrijfsleven.’ De universiteiten doen er alles aan.
De groeiende investeringsachterstand maakt het voor hen echter steeds moeilijker om mee te doen aan internationaal onderzoek en onderzoeks- voorzieningen in stand te houden die talentvolle onderzoekers en innovatieve bedrijven aantrekken.
Dat roept de vraag op in welke mate we de verantwoordelijkheid voor onze kenniseconomie echt samen delen. Alleen met extra middelen kunnen de Nederlandse universiteiten een succes- volle en relevante wetenschapssector blijven.
naar de kerncijfers >
Kerncijfers 2010
Inleiding
Hierna vindt u de kerncijfers 2010 van de universiteiten. Het algemeen beeld daarbij is dat de forse groei van het aantal studenten in 2009 zich in 2010 heeft voortgezet. Zonder extra middelen komt de kwaliteit van het onderwijs aan de universiteit onder druk te staan. Dit terwijl de universiteiten juist meer maatwerk willen bieden en op de goede weg zijn met het verbeteren van studiesucces: van de studenten die in 2005 in het wetenschappelijk onderwijs instroomden, blijkt vier jaar later 52% hun bachelordiploma te hebben behaald. Een jaar eerder was dat 48%.
Aan de onderzoekskant blijkt het aantal promovendi in 2010 verder toegenomen te zijn. Deze trend duurt al een aantal jaren, maar dreigt tot een einde te komen door het verdwijnen van de FES-middelen tegen 2015. De FES-middelen (aardgasbaten) worden aangewend voor kennisontwikkeling bij hoger onderwijs en bedrijven. Voor de universiteiten en andere wetenschappelijke onderzoeksinstellingen vervallen hiermee middelen om jonge wetenschappers (promovendi en postdocs) in dienst te nemen, laboratoria up to date te maken en samen te werken met het bedrijfsleven. >
19
Government grants Other
Revenue from contract work
Tuition fees
Other Government Grants 3 340
1 436 521
1. University revenue 2009
Cijfers OU afkomstig uit de Publicatie Financiele Gegevens WO 2005 t/m 2009 apart blad met cijfers OU. Let op vermenigvuldigd met 1000 voor optelling bij de andere 13 universiteiten
Total 5 738 421
0 50 000 100 000 150 000
2. Number of students in 2009 and 2010
2009 2010 Bachelor’s
Master’s Doctoraal
Total
2009 231 712 2010 240 159 153 960
157 522
68 514 76 343 9 238
6 294
Tabel 1 toont de inkomsten van de universiteiten in het jaar 2009. De inkomsten van alle veertien universiteiten, inclusief de OU, zijn opgenomen in het overzicht. De bedragen zijn in miljoenen euro’s.
Bron: CFI, Financiële Gegevens Wetenschappelijk Onderwijs, jaarrekeningen 2005 t/m 2009, bewerking VSNU
Bron: VSNU/CBS 1cHO 2010
Tabel 2 toont het aantal studenten dat was
ingeschreven in het wetenschappelijk onderwijs op 1 oktober 2009 en op 1 oktober 2010. Alleen eerste inschrijvingen zijn meegeteld. Studenten die een
tweede studie volgen, komen in deze tabel niet voor. Uit deze tabel blijkt dat de forse groei van het aantal studenten in 2009 zich ook in 2010 heeft voortgezet.
3. Number of staff members in fte in 2009 and 2010
2009 2010 Full professor
University lecturer Senior university lecturer
Other research staff
Support staff Scientific staff:
Total Scientific staff 2009 23 723 2010 24 321 PhD student
0 5 000 10 000 15 000
2 211
4 638
6 588
8 276
18 646 2 608
2 152
4 526
6 486
8 044
18 452 2 516
Bachelordegrees Masterdegrees Doctoraal degrees Medical licensing examinations
4. Number of graduates in 2009
27 322 28 955
2 254 2 819
Tabel 3 toont het aantal medewerkers dat werkzaam was aan de Nederlandse universiteiten op 31
december 2009 en op 31 december 2010. Het aantal promovendi (‘Ph.D-student’) is tussen 2009 en 2010 verder gegroeid met iets meer dan 200 promovendi en zet daarmee de trend van de
afgelopen jaren voort. De getallen zijn weergegeven als voltijdse aanstellingen (‘full time equivalenten’).
In werkelijk kunnen er dus meer personen werken aan de universiteiten, maar deze hebben dan vaak een deeltijdaanstelling.
Bron: WOPI, peildatum 31-12
Bron: VSNU/CBS 1cHO 2010 Aggregaat diploma’s
Tabel 4 toont het aantal studenten dat de Neder- landse universiteiten in 2009 heeft verlaten met een diploma op zak. De cijfers zijn op basis van het aantal diploma’s dat is uitgereikt. Doordat sommige studenten afstuderen in twee studies zal het feitelijke aantal afgestudeerden in 2009 iets lager zijn dan blijkt uit de cijfers.
40 531 13 561
9 173
7 367
3 491 1 262 3 537
5. Number of research publications in 2009
Total 78 922
Refereed articles
Books
Non-refereed articles
PhD theses Book chapters
Conference proceedings Professional publications
Bron: Onderzoeksinzet en -output 2009.
Tabel 5 toont het aantal wetenschappelijke
publicaties dat in 2009 is gepubliceerd door mede- werkers van Nederlandse universiteiten. De cijfers omvatten alle universitaire proefschriften, artikelen en vakpublicaties van dat jaar.
Citation-impact score Dutch universities
01 - 04 1.30 citation impact
02 - 05 1.31
03 - 06 1.33
04 - 07 1.32
05 - 08 1.33
6. Citation-impact score Dutch universities over 2004-2008
01 - 04 1.30 citation impact
02 - 05 1.31
03 - 06 1.33
04 - 07 1.32
05 - 08 1.33
Tabel 6 toont de citatie-impact van wetenschappe- lijke artikelen. Dat is een maat voor de waarde die collega wetenschappers hechten aan de betreffende artikelen. De citatie-impact wordt berekend door te tellen hoeveel keer collega-wetenschappers de betreffende artikelen aanhalen. De gemiddelde citatie-impact van alle artikelen wereldwijd wordt altijd op ‘1’ gesteld. Een score van 1.33 wil dus zeggen dat de impact van wetenschappelijke artikelen van Nederlandse universiteiten 33 procent boven het mondiale gemiddelde ligt. Alleen Zwitserse, Deense en Amerikaanse universiteiten deden het in het tijdvak 2005-2008 iets beter dan de Nederlandse.
Bron: Science and Technology Indicators 2010, NOWT, OCW. Tabel 5.10
ARWU world Leiden world THE world top 500 (2010) top 500 (2010) top 200 (2010)
Utrecht University 50 133 143
Leiden University 70 122 124
University of Amsterdam 101-150 127 165
University of Groningen 101-150 167 170
University of Wageningen 101-150 169 144
VU University Amsterdam 101-150 113 139
Delft University of Technology 151-200 123 151
Erasmus University Rotterdam 151-200 83 159
Radboud University Nijmegen 151-200 164 -
University of Maastricht 301-400 176 -
University of Twente 301-400 143 185
Eindhoven University of Technology 401-500 106 114
7. Rankings in 2010
Bron: www.arwu.org, www.timeshighereducation.co.uk en www.cwts.nl.
Tabel 7 toont de drie belangrijkste rankings van Nederlandse universiteiten in 2010. Deze rankings gebruiken uiteenlopende methodes om tussen instellingen zichtbaar te maken. Dit resulteert in andere rangordes. Twee Nederlandse universiteiten, de Universiteit van Tilburg en de Open Universiteit, komen niet voor in de belangrijkste rankings omdat zij te weinig wetenschappelijke artikelen produceren om op te vallen tussen de grote universiteiten.
Hun afwezigheid zegt dus niet over een gebrekkige kwaliteit. Integendeel, in minder bekende rankings die zijn toegespitst op business schools scoort de Universiteit van Tilburg consequent erg goed.
Tabel 8 toont de investeringen van de tien meest competitieve landen ter wereld in hoger onderwijs (hogescholen en universiteiten)1. De investeringen zijn uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product. De gegevens zijn uitgesplitst naar investeringen gedaan door overheden en door private partijen (bedrijven en burgers). In beide gevallen liggen de investeringen in het Nederlandse hoger onderwijs onder het internationale gemiddelde. Uit bovenstaande tabel blijkt dat landen als Zweden, de Verenigde Staten en Finland (die boven Nederland staan in de wereldtop van kenniseconomieën) ook meer investeren in hun hoger onderwijs. Om de wereldtop 5 te halen zou Nederland juist meer in het hoger onderwijs moeten investeren.
1 The Global Competitiveness Report 2009-2010.
World Economic Forum
0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5
8. Investments in higher education
Switzerland
Sweden
Singapore*
United States
Germany
Japan
Finland
Netherlands
Denmark
Canada
Average
1.28
0.16 1.41
1.57
3.11 0.98 2.12
0.91 1.07 0.16
0.48
1.47
1.63 0.06 1.57
0.06
1.08 1.48
1.651.71
2.62 1.10 1.52
1.83 1.21
0.63 0.40
0.99
Total Private Public
*incomplete
Bron: OECD, Education at a glance 2010, tabel B2.4
9. Investments in university research
0,0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 %
0,66
0,56 0,45
0,63 0,43
0,41
0,65
0,70 0,77
0,36 Switzerland
Sweden Singapore*
United States Germany Japan Finland Netherlands Denmark Canada Average
By government bodies By foreign parties By businesses
By others Total
* incomplete
Tabel 9 toont de investeringen van de tien meest competitieve landen ter wereld in universitair onderzoek1. De investeringen zijn uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product. De gegevens zijn uitgesplitst naar investeringen gedaan door overheden, bedrijven, buitenlandse partijen en anderen. In vier van de vijf gevallen liggen de investeringen in het Nederlandse universitaire onderzoek onder het internationale gemiddelde.
1 The Global Competitiveness Report 2009-2010.
World Economic Forum
Bij de berekening van de R&D-intensiteit van het universitaire onderzoek is gebruik gemaakt van gegevens uit het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie 2010. Deze zijn gebaseerd op internationaal erkende cijfers van de OECD. Bij het verschijnen van het NOWT-rapport heeft het ministerie van OCW ook gecorrigeerde cijfers bekend gemaakt over de R&D- intensiteit van het universitaire onderzoek. Omdat de methode van correctie nog niet vast staat, blijven deze gecorrigeerde cijfers hier buiten beschouwing.
Bron: Wetenschaps- en technologie-indicatoren 2010, NOWT, OCW. Figuur 3.5 en 3.10. Bewerking VSNU
Uitgave Vereniging van Universiteiten (VSNU), Lange Houtstraat 2, Postbus 13739, 2501 ES Den Haag
Telefoon (070) 302 14 00 E-mail post@vsnu.nl Internet www.vsnu.nl
Teksten Vincent Delemarre (Videm) en Olivier Morot (VSNU) Eindredactie VSNU-bureau
Vormgeving www.inpetto-ontwerp.nl
Foto’s VSNU heeft zoveel mogelijk getracht de oorsprong van het gebruikt beeld te achterhalen.
Copyrights VSNU, Den Haag, augustus 2011.
Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van de VSNU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op elke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
De Vereniging van Universiteiten (VSNU) behartigt de belangen van de
universiteiten naar politiek, overheid en maatschappelijke organisatie. De VSNU is tevens werkgeversorganisatie en ontwikkelt dienstverlenende activiteiten voor universiteiten. Een overzicht van de werkzaamheden van het VSNU-bureau in 2010 vindt u in het jaarverslag van de VSNU op www.vsnu.nl