• No results found

LIJN 3 IN HET SBO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "LIJN 3 IN HET SBO"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LIJN 3 IN HET SBO

(2)

Inhoud

1 Inleiding (door Dr. Hanneke Wentink) 3

2 Wat maakt Lijn 3 geschikt voor het SBO? 7

2.1 Doelgericht werken 7

2.2 Gedifferentieerde instructie 8

2.3 Motiverende materialen 9

2.4 Herhalings- en verbredingsmateriaal 10 Kopieermap

Kopieermap Oefensoftware Rijtjesboek

Letterdoos, woorddoeboek, stickers Biebboekjes

Spelletjes

2.5 De letter centraal 13

2.6 Expliciete aandacht voor spelling 14

2.7 Expliciete aandacht voor woordenschat 14

2.8 Wereldoriëntatie 15

3 De organisatie van Lijn 3 in het SBO 17

(3)

© Malmberg, ’s-Hertogenbosch | blz 3 van 19 Lijn 3 in het SO

1 Inleiding

(door Dr. Hanneke Wentink)

Bij veel kinderen in het SBO gaat leren lezen niet vanzelf. Het is echter wel van groot belang voor hun schoolloopbaan en verdere leven dat zij het goed leren. In onze geletterde maatschappij heeft kunnen lezen invloed op je functioneren, je gezondheid en je levensgeluk. Uit onderzoek van de afgelopen tien jaar blijkt dat door invoering van het Protocol Leesproblemen en Dyslexie in het SBO (Wouters & Wentink, 2005) en verschillende landelijke leesverbeteringsprojecten de meeste kinderen in het SBO goed kunnen leren lezen, mits de school een effectieve methodische aanpak hanteert en leerkrachten voorbeeldgedrag laten zien, expliciete instructie bieden, zorgen voor voldoende oefening met voor kinderen interessante teksten en systematisch de leesontwikkeling van hun leerlingen volgen (Houtveen, Kuijpers & Vernooy, 2005; Wentink, Wouters e.a., 2006;

Inspectie van het Onderwijs, 2012). De belangrijkste pijlers voor effectief leesonderwijs zijn dan ook: 1. een gestructureerde aanpak, 2. de leerkracht als rolmodel, 3. interessant leesmateriaal en 4. voldoende oefentijd en herhaling. Deze aanpak leidt ertoe dat kinderen met voldoende leesvaardigheid doorstromen naar het vervolgonderwijs.

Een gestructureerde aanpak

Kinderen in het SBO leren gemakkelijker lezen als het leesonderwijs systematisch, met behulp van een methode, wordt aangeboden, de leerdoelen helder zijn voor kinderen en de lessen een duidelijke structuur hebben waaraan zij houvast hebben. In Lijn 3 is hieraan tegemoetgekomen door de lessen een vaste opbouw en volgorde binnen de thema’s te geven. Hierdoor ontstaat een vaste routine en kunnen kinderen zich gemakkelijker richten op de inhoud van de lessen. Doordat de doelen aan het begin en eind van elke les met de kinderen besproken worden, krijgen zij inzicht in wat en hoe zij leren lezen. Hiermee leren zij op hun eigen leesgedrag te reflecteren en worden zij geleidelijk aan zelfstandige lezers.

16

Smakelijk eten dag 2

LEZEN LES 1 Ties likt en proeft

Stap 1 introductie

Flits vijf bekende letters, waaronder de l. De kinderen verklanken de letters koor-door.

Herhaal de rijtjes van de dag. Laat ze in koor verklanken.

Vertel het doel van de les.

Laat nogmaals het fi lmpje met de l zien. Wie kan er een woord met de l uit het fi lmpje noemen?

Bekijk samen het leesboek. Gisteren hebben we gelezen hoe de kat en de hond heten, wie weet het nog? Lees de titel en bespreek de illustraties.

Denk hardop. Dit verhaal gaat duidelijk over de poes, want die komt in alle illustraties voor. Het heet ‘ties likt’. Ik denk dat de poes op zoek is naar iets lekkers. Ik ben benieuwd of hij iets vindt. Dit verhaal gaan we straks samen lezen.

Heen en weer: De kinderen zoeken naar voorwerpen in de klas met een l. Geef ondertussen -werkinstructie. Richt er vast de aandacht op dat deze kinderen zo meteen hoofdletters gaan leren.

Werkinstructie

LES 1 Ties likt en proeft LES 2 De t van ‘tas’ en ‘noot’

LES 3 Komkommerfriet LES 4 Oefenen op maat

2

DAG LETTER

l

LETTER DAG

Doel

We kunnen woorden lezen met de l en woorden met t aan het eind, ook in zinnen.

2

DAG

saar denkt aan een taart.

saar mengt zout en meel.

henk vangt een vis.

saar pakt het meel van de plank.

henk zit op een bank.

saar proeft het zout op haar tong.

de vis moet lang in de pan.

4

2

DAG

dit hoort bij een kok:

bang soep

ring slang vork

muts

toetje pan

anker eng

vlees klank

kok kees kok kees maakt soep.

hij pakt een ui en een peen.

dan neemt hij een mes en een plank.

snij, snij, snij.

kees heeft het druk.

er valt een haar op de plank.

bah! dat mag niet.

kees zet snel zijn muts op.

dat moet.

dat weet kees best.

kees doet peen in de pan.

dan mengt hij de soep met room.

mmm, de soep is klaar!

er valt een haar in de soep.

waar niet waar

kees zet snel zijn muts op.

waar niet waar

zoek er 6

5

Maar Ties gaat door.

Hij likt aan de doos van Lin.

En aan de bal van Nel.

Het smaakt naar niks.

Dan ziet Ties een mier.

Mmm… een stukje vlees.

Ties sluipt naar de mier.

Maar die rent weg.

Naar de bak in de hoek.

Hee, denkt Ties.

Mijn bak met voer.

Daar heb ik trek in.

likt ties de mier?

ties likt aan een bal.

ties likt aan een doos.

Ties heeft trek.

Maar waarin?

Dat weet hij niet.

Hij zoekt en hij ruikt.

Hij snift en hij snuft.

Hij proeft en hij likt.

Ties likt aan de kam van Sam.

Aan de riem van Rik.

De biet van Lie.

En de noot op de schaal.

Brr...

Wat vies, wat vies.

ties likt aan een noot.

ties likt aan een biet.

ties likt aan een riem.

ties likt aan een kam.

ties likt brr

mmm!

brr brr brr

brr brr

ties baalt.

maar dan ...

8 9

15

vest schrik hout nauw best voetzool schaal

arm knap vouw tuinschaar hulp muisje schrijf

vliegt mens blauw stapje beurt broek vlug

knipt boomstam schat grijs werpt smaakt flink

Lees de zin. Trek een lijn naar het goede plaatje.

Kruis aan wat er bij een kok hoort.

Waar of niet waar? Omcirkel het goede antwoord.

8 en 9: Lees de -tekst.

15 en 16: Heen en weer: Lees om en om een rijtje of zin.

18

l

Maar Ties gaat door.

Hij likt aan de doos van Lin.

En aan de bal van Nel.

Het smaakt naar niks.

Dan ziet Ties een mier.

Mmm… een stukje vlees.

Ties sluipt naar de mier.

Maar die rent weg.

Naar de bak in de hoek.

Hee, denkt Ties.

Mijn bak met voer.

Daar heb ik trek in.

likt ties de mier?

ties likt aan een bal.

ties likt aan een doos.

Ties heeft trek.

Maar waarin?

Dat weet hij niet.

Hij zoekt en hij ruikt.

Hij snift en hij snuft.

Hij proeft en hij likt.

Ties likt aan de kam van Sam.

Aan de riem van Rik.

De biet van Lie.

En de noot op de schaal.

Brr...

Wat vies, wat vies.

ties likt aan een noot.

ties likt aan een biet.

ties likt aan een riem.

ties likt aan een kam.

ties likt brr

mmm!

brr brr brr

brr brr

ties baalt.

maar dan ...

8 9

8 en 9

Leerdoel in kindertaal uit Handleiding 1-6 (thema 3) van Lijn 3.

De leerkracht als rolmodel

Op dit groeiproces naar zelfstandig lezen heeft de leerkracht als rolmodel een sterke invloed (Hattie, 2009). Hardop denkend voordoen en visualiseren vormen daarbij de sleutelwoorden.

Kinderen leren veel van een leerkracht die dagelijks voorleest en telkens weer hardop denkend voordoet hoe een ervaren lezer een tekst aanpakt. Kinderen merken welke vragen een ervaren lezer aan zichzelf stelt tijdens het lezen van een tekst en op welke manier hij de illustraties gebruikt. Pictogrammen maken deze denkstappen ook visueel. Aanvullend is het digibord een handig hulpmiddel om bijvoorbeeld het maken van nieuwe woorden met bekende letters in kleine stapjes voor te doen. Visueel aangeboden nieuwe stof wordt vaak sneller opgenomen

(4)

in het geheugen, omdat het direct voorstelbaar is voor kinderen. Stof die alleen auditief wordt aangeboden, vervliegt snel en beklijft minder goed. Op het digibord heb je de mogelijkheid om vaak abstracte, nieuwe stof te visualiseren. In Lijn 3 wordt een nieuwe letter bijvoorbeeld betekenisvol aangeboden in een letterfilmpje. Kinderen krijgen door het filmpje veel kapstokken aangereikt om de klank-letterkoppeling een vaste plek te geven in hun geheugen.

Boeiend leesmateriaal

Leren lezen gaat gemakkelijker als het leesmateriaal interessant is voor kinderen en goed is geschreven. Daarom worden de laatste jaren vaak kinderboekenauteurs gevraagd om de teksten voor methodes te schrijven, zoals ook in Lijn 3 is gebeurd. Door teksten aan te bieden uit verschillende genres, ontwikkelen kinderen een voorkeur voor bepaalde tekstsoorten en kunnen ze gemakkelijker boeken kiezen die ze interessant of plezierig vinden om te lezen. Sommige kinderen willen vooral lezen voor ontspanning, anderen vooral om te leren over interessante onderwerpen. Kinderen kunnen dit soort voorkeuren alleen bij zichzelf ontdekken als ze veel gelegenheid krijgen om verschillende tekstsoorten te lezen.

Kinderen die moeite hebben met leren lezen, zijn meestal nog wel te motiveren voor teksten waarvan zij iets leren en waarmee zij iets moeten doen. Daarom is de koppeling van leren lezen en schrijven aan andere vakken, zoals wereldoriëntatie, effectief en motiverend. Bovendien is direct toepassen van geoefende leesvaardigheden in betekenisvolle activiteiten, zoals een ansichtkaart of handleiding schrijven, een feestgedicht of een eigen verhaal bedenken, essentieel voor het consolideren van de betreffende vaardigheid. Dat gebeurt in Lijn 3 in de lees-schrijfhoek en tijdens de lessen stellen. Kinderen ervaren op die manier waarom en waarvoor het belangrijk is dat ze goed leren lezen.

Lijn 3

Leesboek

Thema 2 De boom Leesboek

Thema 2

De boom

Lijn 3

A A N V A N K E L I J K L E Z E N

ISBN 978 90 345 7729 0

545871 9 789034 577290

545871_OM.indd 1 28-11-12 16:33

Omslag van het leesboek van thema 2.

Voldoende oefentijd en herhaling

Lezen leer je door het veel te doen. In het SBO hebben kinderen over het algemeen meer oefening nodig. Uit onderzoek blijkt dat ze elke dag moeten lezen in tijdsblokken van ongeveer

(5)

een uur waarin de leesdoelen intensief geoefend worden en leeskilometers worden gemaakt met interessante teksten. Het model van ‘voordoen – samen doen – zelf doen’ is tegenwoordig een veelgebruikte en is zeer effectief gebleken.

Vertragen of juist niet?

Bij kinderen die moeilijker leren bestaat in het onderwijs de neiging om het leerproces te

vertragen. Dit is echter niet altijd effectief. Kinderen slaan nieuwe informatie het beste op in hun geheugen als het aansluit bij wat ze al wisten. Nieuwe neurale verbindingen worden aangemaakt in het reeds bestaande netwerk. Dat is de reden waarom we losse feitjes snel weer vergeten. Als een bepaalde nieuwe letter bij een kind niet beklijft, zijn er te weinig ‘haakjes’ in het geheugen om hem aan op te hangen. Het heeft dan weinig zin om nóg een week aan die letter te besteden.

Beter is het om door te gaan met een nieuwe letter en de oude wel te herhalen, zodat het neurale netwerk verder uitgroeit en er wel nieuwe haakjes ontstaan waaraan de eerder zo moeilijke letter aan kan haken. Het is zaak om zo snel mogelijk door de eerste fase van het leren lezen te gaan, omdat deze relatief abstract is. Veel kinderen verliezen in de eerste fase van het leren lezen al hun leesmotivatie als die te lang duurt. Zodra kinderen een redelijke letterkennis hebben opgebouwd, kunnen ze meer woorden en teksten lezen en wordt lezen interessant.

Veel variatie of juist veel herhaling van hetzelfde?

Veel leerkrachten denken dat het motiverend is voor kinderen om veel variatie in materiaal en werkvormen in lessen te brengen. Dit is echter lang niet altijd het geval. Herhaald lezen van een tekst en merken dat je er steeds beter in wordt, heeft een positieve invloed op de motivatie.

Bovendien heeft herhaling een sterk effect op de automatisering van het leesproces. Het is goed om te bedenken dat leerkrachten herhaling over het algemeen sneller saai vinden dan kinderen.

Kinderen krijgen door herhaling steeds beter grip op de stof en merken dat ze vooruitgaan. Bij veel variatie in de lessen moeten ze voortdurend overschakelen op een andere werkvorm en/of nieuw leesmateriaal, waardoor ze het gevoel krijgen steeds iets nieuws te moeten doen. Dat kost veel energie en kinderen krijgen niet het gevoel dat ze vooruitgaan met leren. Het is effectiever om een tekst meerdere malen aan te bieden, maar daarbij een passende werkvorm te kiezen waarbij het herhaald lezen functioneel is. Teksten worden vaak interessanter voor kinderen als ze er iets mee moeten doen.

Bij theater- of toneelteksten, waarbij elk kind een eigen rol krijgt om in te studeren, heeft herhaald lezen een duidelijke functie. Elk kind snapt dat het belangrijk is om een rol goed te oefenen, zodat de toneeltekst op een later moment goed kan worden voorgedragen aan klasgenootjes. In Lijn 3 zijn hiervoor de samenleesteksten geschikt.

Een andere vorm van functioneel herhaald lezen is het lezen van teksten waarvan iets valt te leren. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de teksten voor wereldoriëntatie. Als kinderen iets met een tekst moeten doen, bijvoorbeeld een proefje uitvoeren of een informatieposter maken, merken zij dat ze de tekst enkele malen moeten lezen om alle relevante informatie eruit te halen om het proefje te laten slagen of de poster begrijpelijk te maken voor anderen. Leren en lezen gaan hier hand in hand. In Lijn 3 is dit vormgegeven door leren lezen en wereldoriëntatie te integreren.

(6)

Aandacht voor woordenschat

Leren lezen gaat ook gemakkelijker als je naast motivatie en plezier beschikt over een grote woordenschat. Om teksten goed te kunnen begrijpen, moet je minimaal negentig procent van de woorden die erin voorkomen kennen. Dit is vaak een knelpunt in het SBO, omdat veel kinderen een taalachterstand en een kleine woordenschat hebben. Daarom is het van belang dat de inhoud van de leeslessen goed is afgestemd op de woorden die leerlingen moeten kennen in andere vakken. Kinderen leren nieuwe woorden immers door ze herhaaldelijk te horen en te gebruiken in verschillende contexten. Afstemming van de doelen op de verschillende leerdomeinen ligt voor de hand. Lijn 3 voldoet hieraan doordat de woordenschat- en leeslessen goed op elkaar aansluiten.

Verdieping van de woordkennis gebeurt in de lessen wereldoriëntatie.

Ik wens u en uw leerlingen veel plezier met Lijn 3 in het SBO!

Hanneke Wentink

Dr. Hanneke Wentink is spraak- en taalpatholoog/logopedist en gepromoveerd op interventieonderzoek bij ernstig zwakke lezers. Zij is specialist op het gebied van (laag-) geletterdheid en dyslexie en heeft diverse publicaties op haar naam staan, waaronder de eerste reeks protocollen leesproblemen en dyslexie voor het regulier en speciaal basisonderwijs en de bijbehorende katernen voor het speciaal onderwijs. Sinds 2011 is ze werkzaam als lector bij het Kenniscentrum Onderwijsinnovatie van Saxion.

(7)

2 Wat maakt Lijn 3 geschikt voor het SBO?

Met Lijn 3 maken de kinderen een bijzondere busreis door Leesstad. Tijdens dit avontuur, onder leiding van de vrolijke chauffeur Ben Bus, leren de kinderen steeds meer letters en steeds beter lezen. Uiteraard hebben wij deze reis uitgestippeld aan de hand van de meest recente inzichten op het gebied van het leesonderwijs. Deze uitgangspunten maken Lijn 3 ook zeer geschikt voor gebruik in het SBO. Wij lichten ze hieronder toe.

2.1 Doelgericht werken

Lijn 3 is een duidelijke, gestructureerde methode. De lessen hebben een vaste opbouw en volgorde die voor alle thema’s hetzelfde is. Elke les behandelt één domein en heeft maar één lesdoel. Dat doel staat in kindertaal boven de lesbeschrijving zodat u het aan de kinderen kunt voorlezen. Aan het eind van de les wordt het doel herhaald. Omdat alle lessen (en domeinen) apart worden aangeboden, kunt u uw aanbod desgewenst makkelijk op maat maken.

Er zijn basislessen en extra lessen. Afhankelijk van de populatie op uw school en de

samenstelling van uw groep maakt u zelf een keuze welke lessen u wel en welke u niet aanbiedt.

Meer informatie hierover vindt u in de Pakketwijzer van Lijn 3.

De meeste tijd is ingeruimd voor lezen, het belangrijkste leerdomein in groep 3. Er zijn

aanbieddagen waarop nieuwe leerstof wordt geïntroduceerd en oefendagen waarop de leerstof systematisch wordt herhaald.

‘Lijn 3 heeft een duidelijke indeling, is overzichtelijk en biedt niet te veel poespas.

Dat werkt heel prettig.’ Miriam Wasterval, SBO Het Springtij, Middelburg

(8)

Overzichtelijke handleiding met uitgewerkte instructie.

2.2 Gedifferentieerde instructie

Lijn 3 gebruikt het model van convergente differentiatie. Dat wil zeggen dat alle kinderen in de groep minstens de gestelde doelen bereiken, ook kinderen die moeite hebben met één of meer aspecten van het lezen. In het SBO worden deze doelen soms over een wat langere periode uitgespreid. (Zie hiervoor paragraaf 3 ‘De organisatie van Lijn 3 in het SBO’ van deze uitgave.) In Lijn 3 is een differentiatiemodel gebruikt dat gebaseerd is op de IGDI-principes van Houtveen en Kuijpers (2006): Interactief Gedifferentieerd Directe Instructie. Door de toepassing van dit model in Lijn 3 profiteren alle kinderen van de gezamenlijke start van de les (herhaling, doel, basisinstructie/introductie) en wordt er bij de verwerking gedifferentieerd op drie niveaus:

risicolezers gemiddelde lezers1 goede lezers

1 Bij lezen en spelling zijn er extra uitdagende opdrachten voor kinderen op -niveau. Deze worden aangeduid met het pictogram .

Kunst dag 9

9

DAG LES 1 Kunst op straat

LES 2A Zit stil! Let op!

LES 2B Mooi en lelijk LES 3 Oefenen op maat

50

LEZEN LES 1 Kunst op straat

Stap 1 introductie

Flits tien letters. De kinderen verklanken de letters in koor of in beurten.

Weten we het nog? Zet de woorden knoei, fraai en strooi op het bord.

Hoe lezen we deze woorden ook alweer? Herhaal samen de afspraak.

Tempolezen: Lees de eerste twee rijtjes van elke bladzijde van boven naar beneden, in koor. Voer het tempo langzaam op.

Vertel het doel van de les.

Lees het verhaal. Markeer woorden met meer medeklinkers achter elkaar. Hier gaan we straks mee oefenen.

Bekijk samen het leesboek. Lees de titel ‘Kunst op straat’ voor en bekijk de illustraties. Is dit een verhaal of een tekst om iets van te leren? Waarom denk je dat? Deze tekst gaan we straks samen lezen.

De kinderen lezen de rijtjes van de dag in stilte. Geef ondertussen -werkinstructie.

Werkinstructie

Geef instructie bij het extra werk van dag 9 en 10 (zie bladzijde 8).

Doel

We kunnen woorden lezen met meer medeklinkers achter elkaar, zoals kunst en strand.

11 en 12

26 en 27 20

DAG

Kunst met een verhaal

Verven met een spons

DAG

9

DAG

rat raak

voet

Toos zingt wrijf

Lizzy

wrat wraak

wroet

thee lolly

Toos wringt vijf

Thijs

verhaar verhaal kasteel verveel

worm wreed waak wraak

spons spin

wijft wrijft verf wreed hangt wringt

19 18

26 27

Vergeet dit niet Soms zegt kunst op straat:

‘Vergeet dit niet.

Daar was het te erg voor.’

Je denkt aan een ramp of oorlog.

Bij die kunst leg je soms een bloem.

Of een krans.

Je denkt er dan weer aan.

Aan wat er is gebeurd.

Kunst op straat Kunst hangt niet altijd aan de muur.

Kunst staat ook niet altijd in een gebouw.

Kunst vind je ook op straat.

Of in het park.

Gewoon mooi Met kunst versier je de straat.

Dat ziet er leuk uit.

Zo maak je van de stad een fijn plekje.

Dank u wel Soms is een beeld niet alleen maar mooi.

Soms is het een beeld van een echt mens.

Een man vond de lamp uit.

Of een vrouw heeft de stad gered.

Daar is de stad nu nog steeds blij om.

En daarom staat dat beeld daar.

Als dank.

Kunst staat of hangt vaak veilig in een gebouw.

Maar buiten is ook veel kunst te zien.

Lekker stevig Beelden zijn vaak van steen, staal of brons.

Die beelden zijn sterk en stevig.

Dat is wel handig voor een beeld dat altijd buiten staat.

IJs of zand Soms worden er ook beelden van ijs gemaakt.

Of van zand.

Die bekijk je dan in een ijzig koude tent.

Of op het strand.

Maar een ijsbeeld smelt na een poosje.

En een beeld van zand gaat snel stuk.

Dan is de kunst dus weg.

Krijt Krijt jij weleens op de stoep?

Er zijn ook grote mensen die dat doen.

Hun straatkunst is vaak grappig om te zien.

Maar bij veel regen verdwijnt het weer.

Dat is jammer!

Spuitbus Straatkunst wordt ook met een spuitbus gemaakt.

Uit een spuitbus komt verf.

En die verf spoelt niet weg in de regen.

21 thee wee week waak wraak wrok

wring wrong long lang lak strak

thuis huis huif wuif wijf wrijf

wreed breed streed streek strak wrak

˚ Trek een lijn van het woord naar het goede plaatje of van het plaatje naar het goede woord.

˚ Lees de zin. Welk woord past?

Omcirkel het goede woord.

˚ Lees de zin. Welk woord past?

Omcirkel het goede woord. Trek een lijn naar het goede plaatje.

˚ 26 en 27: Lees de tekst.

˚ 21: Lees de rijtjes.

Lees de zin. Welk woord past?

DAG

Kunst met een verhaal

Verven met een spons 9

DAG DAG

Dit is een kunstwerk met een verhaar verhaal.

Een schurk heeft het kasteel verveel vernield.

Die schurk was gemeen en worm wreed.

De ridder gaat waak wraak nemen.waak wraak nemen.waak wraak verhaar verhaal.

Yip doopt de spons spin in de verf.

Yip wijft wrijft met de spons op het doek.

Yip spoelt de verf wreed van de spons.

Yip hangt wringt de spons uit.

19 18

kasteel verveel worm wreed.

wijft wrijft met de spons op het doek.

hangt wringt de spons uit.

waak wraak nemen.

spons spin

verf wreed

3 Oefenen op maat

AVL handleiding 9 fiatproef DEFV2.indd 50 03/04/14 13:03

Kunst dag 9 51 Stap 2 instructie en oefening

Grijp terug op het verhaal in de introductie. Arceer de woorden met meer medeklinkers achter elkaar. Herhaal de afspraak: dit zijn woorden met meer medeklinkers achter elkaar. Soms zit er ook een afspraak in het woord, bijvoorbeeld een d aan het einde van het woord, die klinkt als t.

Vaak kun je zo’n lang woord in een keer lezen, dan zeg je direct wat er staat. Soms lukt dat nog niet. Dan kijk je of er stukjes zijn die je in één keer kunt lezen. Doe het voor.

Maak woorden met medeklinkers vooraan en achteraan met de woordmaker. Lees de woorden koor-door.

Zet op het bord: Met kunst versier je de straat. Lees de zin in koor. Waar zie je een woord met meerdere medeklinkers achter elkaar?

Lees de titels uit het leesboek en bespreek de illustraties. Lees daarna de tekstjes in koor. Leg de woorden in de kantlijn uit.

Heen en weer: Lees een tekstje naar keuze aan elkaar voor.

We hebben woorden met meer medeklinkers achter elkaar leren lezen.

Daar oefenen we nu verder mee.

Geef - en -werkinstructie en loop een korte ronde.

Werkinstructie

Geef instructie bij het extra werk van dag 9 en 10 (zie bladzijde 8).

26

de krans = een cirkel van gevlochten takken en bloemen de ramp = een groot ongeluk, zoals een brand of een overstroming

DAG

9

DAG

beeld streng

streep krans

blauw strand

sproet worst

hij knoopt hij kneedt hij knaagt

hij schilt hij schijnt hij schrijft

hij mengt hij melkt hij merkt

hij werft hij verft hij veegt

krant krans dorst straf

korst streep spruitjes sproetjes

luchtbed zwembad

vorst worst

19 18

26 27

Vergeet dit niet Soms zegt kunst op straat:

‘Vergeet dit niet.

Daar was het te erg voor.’

Je denkt aan een ramp of oorlog.

Bij die kunst leg je soms een bloem.

Of een krans.

Je denkt er dan weer aan.

Aan wat er is gebeurd.

Kunst op straat Kunst hangt niet altijd aan de muur.

Kunst staat ook niet altijd in een gebouw.

Kunst vind je ook op straat.

Of in het park.

Gewoon mooi Met kunst versier je de straat.

Dat ziet er leuk uit.

Zo maak je van de stad een fijn plekje.

Dank u wel Soms is een beeld niet alleen maar mooi.

Soms is het een beeld van een echt mens.

Een man vond de lamp uit.

Of een vrouw heeft de stad gered.

Daar is de stad nu nog steeds blij om.

En daarom staat dat beeld daar.

Als dank.

Kunst staat of hangt vaak veilig in een gebouw.

Maar buiten is ook veel kunst te zien.

Lekker stevig Beelden zijn vaak van steen, staal of brons.

Die beelden zijn sterk en stevig.

Dat is wel handig voor een beeld dat altijd buiten staat.

IJs of zand Soms worden er ook beelden van ijs gemaakt.

Of van zand.

Die bekijk je dan in een ijzig koude tent.

Of op het strand.

Maar een ijsbeeld smelt na een poosje.

En een beeld van zand gaat snel stuk.

Dan is de kunst dus weg.

Krijt Krijt jij weleens op de stoep?

Er zijn ook grote mensen die dat doen.

Hun straatkunst is vaak grappig om te zien.

Maar bij veel regen verdwijnt het weer.

Dat is jammer!

Spuitbus Straatkunst wordt ook met een spuitbus gemaakt.

Uit een spuitbus komt verf.

En die verf spoelt niet weg in de regen.

˚ Trek een lijn van het woord naar het goede plaatje.

˚ Je ziet een plaatje. Kruis het goede antwoord aan.

˚ Wat hoort er bij kunst op straat?

Kruis de goede woorden aan.

˚ Lees de zin. Welk woord past?

Omcirkel het goede woord.

˚ 26: Lees om de beurt een stukje.

Wat hoort er bij kunst op straat?

9

DAG DAG

Wat hoort bij kunst op straat? Zoek er 5.

spuitbus helft

vlecht krijt

verf beeld spruit

versier

dorst

Ik leg een krant krans bij het beeld.

Lies heeft dorst straf.

Het brood heeft een korst streep.

Rob vindt spruitjes sproetjes vies.

Saar springt in het luchtbed zwembad.

Rob lust wel stamppot met vorst worst.

krant krans bij het beeld.

19 18

dorst straf

korst streep

vorst worst spruitjes sproetjes

luchtbed zwembad.

Woorddoeboek Thema 7-12

45930_OM.indd 1 27-03-13 14:08

˚ Maak een bladzijde uit thema 9.

AVL handleiding 9 fiatproef DEFV2.indd 51 03/04/14 13:03

(9)

Zitten er in uw groep geen goede lezers? Dan kunt u het -niveau overslaan. Als u wel goede lezers heeft, krijgen zij na de gezamenlijke start van de les een korte werkinstructie en gaan ze daarna zelfstandig aan de slag op hun eigen niveau. Voor -lezers is naast de toetseis (minimaal AVI-M3 aan het eind van thema 1) daarom ook een bepaalde mate van zelfstandigheid en een goede werkhouding van belang. De afsluiting van de les is weer klassikaal.

Met ‘risicolezers’ bedoelen we kinderen bij wie de leesontwikkeling trager verloopt dan gemiddeld (CITO-normering) het geval is. De toetsscores bepalen de groepsindeling. Aan het einde van elk thema kunt u een schriftelijke toets en een mondelinge thematoets afnemen. De mondelinge toets geeft u de meeste informatie over het leesgedrag van de kinderen. Kinderen die op één of meer onderdelen van de mondelinge toets een onvoldoende scoren, komen in aanmerking voor de - aanpak: (verlengde) instructie aan de instructietafel tijdens elke leesles en deelname aan de lessen Extra lezen. Wanneer de groep risicolezers in uw SBO-groep erg groot is, kunt u ervoor kiezen om deze instructie ook klassikaal te geven of tweemaal in een kleinere groep. Voor meer informatie over toetsen zie de Pakketwijzer en het artikel ‘Toetsen en volgen met Lijn 3’ op de speciale service website Mijn Malmberg bij Lijn 3.

2.3 Motiverende materialen

Leren lezen gaat een stuk makkelijker en sneller als je er plezier in hebt. Lijn 3 heeft daarom een ruim aanbod van motiverende materialen. Een overzicht hiervan vindt u in de informatiebrochure bij Lijn 3 (pagina 12) en meer informatie leest u in de Pakketwijzer.

De leesboeken hebben een grote afwisseling in tekstsoorten en illustratiestijlen. Er is voor elk wat wils. Alle boeken zijn speciaal voor de methode geschreven door gerenommeerde kinderboekenauteurs en geïllustreerd door illustratoren met uiteenlopende stijlen.

In de leesboeken staan informatieve teksten en samenleesteksten, met rollen voor kinderen op - en -niveau en op -niveau. U kunt de rollen op -niveau voor uw rekening nemen of deze laten voorlezen door kinderen die dat al kunnen.

Het materiaal is zeer geschikt voor het SBO. De bladspiegel is rustig: er is voldoende wit op de pagina’s en de verschillende tekstelementen en opdrachten zijn helder afgebakend. De afbeeldingen zijn duidelijk en eenduidig. Eenvoudige pictogrammen geven aan wat de kinderen moeten doen.

‘Sinds we met Lijn 3 werken, loop ik rond met een grote glimlach op mijn gezicht.

Onze vorige methode was heel serieus. Lijn 3 spreekt de kinderen veel meer aan: ze vinden de leeslessen leuk! Vooral de letterfilmpjes zijn een hit. En de resultaten zijn voor onze populatie uitstekend.’ Olga Eckhardt, SBO Luc Stevens, Utrecht

Vooral in de instructiefase is het digibord een onmisbaar hulpmiddel. De digibordsoftware volgt de handleiding, met dezelfde lessen per dag en dezelfde onderdelen per les. Alle materialen van Lijn 3 zijn ook via het digibord beschikbaar, al dan niet in een interactieve variant. Daarnaast bevat het digibord allerlei extra interactieve werkvormen en spelletjes waarmee u op een speelse en motiverende manier de stof inoefent.

(10)

In de leesdidactiek van Lijn 3 staat de letter centraal (zie ook paragraaf 2.5). Twee belangrijke hulpmiddelen bij het aanleren van de letters zijn het letterfilmpje en de wandkaart. Met het

letterfilmpje, dat via het digibord wordt getoond, wordt de letter zowel visueel als auditief aangeboden op een manier die goed bij kinderen beklijft. De wandkaart zorgt voor verdere visuele ondersteuning.

‘De digibordsoftware van Lijn 3 is ideaal voor deze kinderen; dat maakt het zo visueel.’ Chantal van Krieken, Franciscusschool (SO), Veghel

Kinderen moeten letters niet alleen kunnen benoemen en schrijven; ze moeten dit kunnen zonder erbij na te denken, ofwel ‘geautomatiseerd’. Lijn 3 besteedt dan ook in elke leesles volop aandacht aan automatiseren. De kinderen oefenen na instructie zelfstandig, in tweetallen en klassikaal met het rijtjesboek, een belangrijk en effectief hulpmiddel bij het automatiseren en vlot lezen van woorden en zinnen. De woorden zijn opgebouwd uit bekende letters en vaak afkomstig uit het leesboek, zodat het betekenisvol is voor de kinderen.

2.4 Herhalings- en verbredingsmateriaal

Naast de basismaterialen kent Lijn 3 materialen die u kunt gebruiken om extra te oefenen met lezen op het eigen niveau.

Kopieermap

De -kopieerbladen zijn bestemd voor de negen lessen ‘Extra lezen’ per thema2. Deze lessen worden onder begeleiding gegeven aan kinderen die lezen op -niveau. De lesdoelen sluiten qua formulering aan bij de doelen in de reguliere lessen. Elke les kent wederom één lesdoel dat u kiest op basis van uw observatie en de analyse van de toetsen die de deelnemende kinderen hebben gemaakt. De bladen bieden zo gerichte instructie en oefening op de onderdelen waar deze kinderen moeite mee hebben: fonemisch bewustzijn, letterkennis, elementaire leeshandeling of leestempo. U kunt binnen deze lessen differentiëren: zo kunt u met alle kinderen werken aan extra letterkennis, maar kan het per kind verschillen welke letters dat zijn.

In de map worden oefenvormen aangereikt die aansluiten bij de onderwijsbehoeften van de kinderen. Zo hebben sommige kinderen behoefte aan meer tactiele en fysieke werkvormen: zij leren graag via voelen of bewegen.

Kopieermap

In deze map vindt u per thema tien bladen voor zelfstandige verwerking voor kinderen die lezen op -niveau. De bladen sluiten aan bij de inhoud en doelen van het betreffende thema. U kunt de kopieerbladen dus ook op een later tijdstip inzetten voor extra verwerking voor -lezers. Elk laatste blad van een thema betreft een samenwerkopdracht.

2 Lijn 3 bestaat uit twaalf thema’s van elk drie weken. Er zijn drie lessen ‘Extra lezen’ per week, dus negen per thema.

(11)

Tip: Laat elk samenwerkblad meerdere keren maken, door wisselende paren of groepjes kinderen.

Een deel van de opdrachten is ‘zelfcontrolerend’. De kinderen kunnen zelf zien of ze de vragen goed beantwoord hebben, bijvoorbeeld doordat een puzzel een eenduidige oplossing heeft.

Kopieerblad 2

feest

| Kopieerblad Thema 6 Het is feest! © Malmberg ’s-Hertogenbosch

wout is blij.

hij is acht jaar.

en hij geeft een feest.

wout rent naar zijn nicht eef.

hier, een taart, roept hij.

maar wout valt.

wat is waar?

f de nicht van wout heet eef.

v oom sam huilt.

ou wout rent naar zijn neef.

ie wout valt.

d de taart valt op de vloer.

t wout is acht jaar.

z oom sam geeft de taart aan wout.

s wout geeft een feest.

de taart vliegt door de lucht.

en dan … beng!

de taart valt op oom sam.

is oom sam boos?

welnee, oom sam lacht.

en hij smult van de taart.

oom sam smult van zijn taart.

laat dat zien.

wout krijgt een

f

.

06_562908_KB_Th06.indd 2 12/06/15 15:50

Voorbeeld van een zelfcorrigerende puzzel uit de kopieermap .

Oefensoftware

Met de oefensoftware kunnen de kinderen op hun eigen niveau oefenen met lezen, spelling en woordenschat op een pc, laptop of tablet. Bovendien kunnen deze sessies steeds opnieuw herhaald worden3.

De software van lezen is adaptief. Het kind doet eerst een peiltaak. Afhankelijk van het resultaat, krijgt het kind extra oefeningen aangeboden.

Bij een fout antwoord krijgt het kind feedback. Bij een bepaalde spelfout krijgt het een hulpje op maat, bijvoorbeeld een digitale hakkaart. Na twee foute antwoorden krijgt het specifieke audiofeedback en wordt het goede antwoord getoond. Bij sommige oefeningen kan het kind zelf

3 Als een sessie is afgerond, verschijnt er een vinkje bij. Door dat vinkje aan te klikken kan de sessie opnieuw gemaakt worden.

(12)

extra hulp oproepen, bijvoorbeeld audio-ondersteuning of een bepaald spellinghulpje.

Kinderen die moeite hebben met lezen hebben veel baat bij de ‘meeleesmodule’. Daarin worden de woorden en zinnen uit de rijtjesboeken (thema 1-12) en de teksten uit de leesboeken (thema 6-12) voorgelezen. De kinderen spelen de audio af in het tempo van hun voorkeur. De woorden op het scherm lichten in hetzelfde tempo op.

Meelezen in de oefensoftware van Lijn 3.

Letterdoos, woorddoeboek, stickers

Met de magnetische letterdoos kunnen de kinderen oefenen met het maken van woorden en zinnen. Zeker zolang ze nog niet (goed) kunnen schrijven, is dit heel handig. De woorddoeboeken en bijbehorende stickers zijn bedoeld voor extra zelfstandige verwerking bij lezen en spelling.

Toepassing van het woorddoeboek in de letterdoos.

Biebboekjes

Lezen leer je door veel te lezen. De biebboekjes van Lijn 3 kunt u gebruiken voor vrij lezen. Ze volgen de oplopende moeilijkheidsgraad van de leerlijn technisch lezen. Ze zijn themaonafhankelijk in te zetten en kunnen dus op elk moment gelezen én herlezen worden. Er zijn 24 boekjes voor de basislijn, 12 boekjes voor de pluslijn en 24 informatieve boekjes. Omdat de inhoud van de boekjes niet aan de thema’s gerelateerd is, kunnen de boekjes uit de pluslijn ook (veel) later in het leesproces ingezet worden.

(13)

Spelletjes

Er zijn twee pakketten met elk twaalf spellen: een pakket leesspellen en een pakket woordspellen.

U kunt deze los van elkaar bestellen. De leesspellen zijn bedoeld als extra verwerking van de leesdoelen. De woordspellen zorgen voor extra inoefening van de themawoorden (consolideren).

De spellen zijn gebaseerd op bekende kaart- en bordspellen en de spelregels zijn eenvoudig.

Het kost dus weinig tijd om de spellen te introduceren. Bij een deel van de spellen kunnen de kinderen zelf controleren of het antwoord goed of fout is. Alle spellen zijn door twee of meer kinderen te spelen. Enkele spellen kunnen ook individueel gespeeld worden.

Tip: Laat het herhalingsmateriaal, zoals biebboekjes en spelletjes, van eerdere thema’s in de klas totdat alle kinderen de letters/woorden beheersen.

2.5 De letter centraal

In Lijn 3 staat bij het leren lezen niet het woord, maar de letter centraal. De kinderen leren letters te herkennen en daarmee steeds nieuwe woorden te lezen. Uit onderzoek is gebleken dat deze didactiek zeer effectief is. Letterkennis is de basis van het lezen. Door de letter centraal te stellen wordt voorkomen dat kinderen een woordbeeld inprenten en daaraan blijven hangen. Op die manier komen ze namelijk niet toe aan het echte lezen en blijven het zogenaamde ‘memoriserende’ lezers.

De didactiek van de letter centraal sluit ook aan op de benadering uit de kleutergroepen, waarbij de kinderen hebben geleerd om (enkele) letters te herkennen en te benoemen. Wanneer blijkt dat kinderen nog moeite hebben met het vlot benoemen van de letters die ze in de reguliere lessen hebben geleerd, kunt u in de lessen ‘Extra lezen’ nogmaals aandacht besteden aan letterkennis.

g

gans - gips

545940 wandkaarten.indd 24 26-03-13 16:27

Letterwandkaart en overtrekletter uit het digibord van Lijn 3.

(14)

De letters worden op allerlei manieren aangeboden, zodat zoveel mogelijk zintuigen worden aangesproken: de multisensoriële benadering. Met name zwakke lezers hebben hier veel baat bij.

Zo vindt u op het digibord zogenaamde ‘overtrekletters’. Met deze interactieve oefening kunnen de kinderen met zelfgekozen kleurtjes en motiefjes de vorm van de nieuw geleerde letters maken.

Kinderen leren met de nieuwe letters direct nieuwe woorden maken. Hierbij wordt de didactiek van het zingend lezen gehanteerd. Om vloeiend lezen te bevorderen, is het aan te bevelen om woorden zingend of met verlengde klankwaarde aan te bieden. Het woord ‘raam’ wordt dan niet aangeboden als r-aa-m, maar (zingend) als rraaaaaammmmm, zonder pauzes tussen de klanken:

dit voorkomt spellende lezers.

2.6 Expliciete aandacht voor spelling

Letters en woorden (over)schrijven bevordert het automatiseren van de letter-klankkoppeling, zoals hierboven beschreven is. Dit (over)schrijven is echter nog geen spelling. Spelling is namelijk het uit het hoofd opschrijven van woorden die auditief worden aangeboden. Aanvankelijk lezen en spellen zijn wel zeer nauw met elkaar verbonden, maar spelling vereist een aparte strategische aanpak.

Het woord ‘beer’ bijvoorbeeld is geen lastig woord om te lezen, maar wel om te spellen, omdat je bir hoort. Vandaar dat Lijn 3 aparte spellinglessen kent. Bij spelling maken we bijvoorbeeld gebruik van visuele hulpmiddelen zoals hakkaarten en denkstappen die het spellen ondersteunen.

Er zijn bovendien aparte werkboeken voor spelling. Dit expliciete onderscheid tussen lezen en spellen met aparte lessen en een duidelijke aanpak en structuur is ook zeer geschikt voor kinderen in het SBO.

klinkers

tweetekenklanken lange klanken korte klanken

andere klanken

medeklinkers

aa i r d k n

In het klankenbord van Lijn 3 is de indeling in klanken gevisualiseerd met gebouwen.

2.7 Expliciete aandacht voor woordenschat

Voor het begrijpen van geschreven en gesproken taal is woordkennis nodig. In Lijn 3 leren de kinderen nieuwe woorden binnen de betekenisvolle context van het thema.

Lijn 3 hanteert bij woordenschat de woordenschatdidactiek met vier fasen (viertakt) van Van den Nulft en Verhallen (2009): voorbewerken – semantiseren – consolideren – controleren. In een woordenschatles worden de nieuwe woorden voorbewerkt en gesemantiseerd en vindt een eerste consolidatieoefening plaats. In de daaropvolgende les (begrijpend luisteren of mondelinge

(15)

© Malmberg, ’s-Hertogenbosch | blz 15 van 19 Lijn 3 in het SO

communicatie) komen de woorden terug en worden ze opnieuw geconsolideerd en gecontroleerd.

De consolidatie en controle vinden ook plaats in de oefensoftware.

Er zijn aparte lessen ‘Extra woordenschat’, bedoeld voor kinderen met een geringe

woordenschat. Dit zijn per thema zes lessen van een kwartier waarin onder andere zogenaamde

‘schooltaalwoorden’ worden aangeboden. U kunt deze lessen in het SBO ook klassikaal geven, eventueel met behulp van de oefensoftware woordenschat (zie hierboven onder ‘Oefensoftware’).

Voorbeeld van een woordveld uit een les 'Extra woordenschat'.

2.8 Wereldoriëntatie

Met Lijn 3 maken de kinderen een avontuurlijke busreis langs twaalf wereldoriënterende thema’s.

Deze thema’s sluiten aan bij de belevingswereld van kinderen van verschillende leeftijden, zowel jongens als meisjes. Sommige thema’s zijn vooral gericht op ‘weten’ (zoals Dieren en Mijn lijf), andere thema’s hebben een meer sociaal-emotionele invalshoek (De nieuwe groep, Een hut bouwen) of een creatieve insteek (Kunst). In de thema’s komen vragen aan de orde van kinderen, bijvoorbeeld ‘Hoe komt de prik in priklimonade?’ of ‘Waarom hebben banden ribbels?’.

11 Lijn 3 Hoofdstuk 2 | Organisatie

Thematisch werken

Lijn 3 bestaat uit twaalf thema’s van drie weken. Het thema is de rode draad bij alle lessen. Door thematisch te werken, vormt de aangeboden stof voor de kinderen een logisch geheel. Dit zorgt ervoor dat nieuwe inhoud en doelen beter beklijven. Thematisch werken is voor de kinderen een bekend fenomeen vanuit de kleuterperiode en het past ook bij de ontwikkelingsfase van kinderen van 5-7 jaar. Kinderen raken enthousiast door een thema en zijn vaak extra geprikkeld om de nieuwe stof tot zich te nemen.

Welke thema’s zijn er?

PErioDE 1:

tot AAn DE HErfStSiGnALErinG

PErioDE 3:

tot AAn DE voorjAArS- SiGnALErinG

1. De nieuwe groep 7. Zon, maan en sterren

2. De boom 8. De schat

3. Smakelijk eten 9. Kunst

Uitloopweek Uitloopweek

PErioDE 2:

tot AAn DE WintEr- SiGnALErinG

PErioDE 4:

tot AAn DE zomEr- SiGnALErinG

4. Op wielen 10. Dieren

5. Mijn lijf 11. Een hut bouwen

6. Het is feest! 12. Overal water

Uitloopweek Uitloopweek

De thema’s sluiten aan bij de belevingswereld van kinderen van 5-7 jaar, zowel jongens als meisjes. Ze willen er veel over weten, erover nadenken en erover vertellen. Enkele thema’s zijn vooral gericht op ‘weten’ (zoals Dieren en Mijn lijf), terwijl andere thema’s een meer sociaal-emotionele invalshoek hebben (De nieuwe groep en Een hut bouwen) of een creatieve insteek (Kunst).

Bij sommige thema’s is er een koppeling met de kalendertijd. Het startthema is gericht op kennismaken en wennen aan de nieuwe groep. Er is een decemberthema (Het is feest!) met een brede invulling, waardoor u het thema naar eigen wens in kunt kleden of over de kerstvakantie tillen als dat zo uitkomt in de jaarplanning. Er zijn ook seizoensthema’s: De boom (herfst), Dieren (lente) en Overal water (zomer).

In de thema’s komen vragen van kinderen aan de orde. Kinderen van deze leeftijd stellen veel vragen, zoals:

Hoe komt prik in priklimonade?

Waarom vallen juist in de herfst de bladeren van de bomen?

Waarom hebben banden ribbels ?

Waardoor verandert de vorm van de maan?

De vragen van een thema staan altijd genoemd in de inleiding van de handleiding. Ze worden beantwoord in gesprekken tijdens de lessen mondelinge communicatie, in het themafi lmpje, in het prentenboek of in het leesboek. Tijdens de extra lessen voor wereldoriëntatie gaan de kinderen zelf, onderzoekend en experimenterend, op zoek naar antwoorden.

Tip: Het thema komt nog meer tot leven als u de kinderen echt betrekt bij de invulling ervan. Laat hen bijvoorbeeld ook eens zelf vragen formuleren en geef gelegenheid om op zoek te gaan naar de antwoorden.

Lijn 3Thema 1

De nieuwe gr

oep

Leesboek

Leesboek

Lijn 3

A A N V A N KE L I J K L E ZE N

Thema 1

De nieuwe groep

ISBN 978 90 345 7716 0

545765 9 789034 577160

545765_OM.indd 1

28-11-12 15:11

Lijn 3Thema 6

Het is feest!

Leesboek

Leesboek

Lijn 3

A A N V A N KE L I J K L E ZE N

Thema 6

Het is feest!

ISBN 978 90 345 7733 7

545877 9 789034 577337 kom je mee, naar het feest?

545877_OM.indd 1

28-12-12 09:34

Lijn 3

A A N V A N KE L I J K L E ZE N

Thema 6

Lijn 3

Leesboek Thema

2 De boom

Leesboek

Thema 2

De boom Lijn 3

A A N V AN K E L I JK L E Z EN

ISBN 978 90 345 7729 0

545871 9 789034577290

545871_OM.indd 1

28-11-12 16:33

De twaalf thema's van Lijn 3.

(16)

Wereldoriëntatie komt op allerlei plekken in de methode aan de orde: in de themafilmpjes, in het prentenboek, in het leesboek, enzovoort. In de extra lessen wereldoriëntatie en de ontdekhoek gaan de kinderen zelf experimenteren en onderzoeken. De wereldoriënterende context en de thematische aanpak zorgen ervoor dat alle stof voor kinderen een logisch geheel vormt en de inhoud beter beklijft. Het maakt de lessen betekenisvol. Vooral voor zwakke lezers biedt dit extra aanknopingspunten en houvast.

(17)

© Malmberg, ’s-Hertogenbosch | blz 17 van 19 Lijn 3 in het SO

3 De organisatie van Lijn 3 in het SBO

Hieronder ziet u het lesschema van elk thema. De basislessen zijn donkergekleurd, de extra lessen zijn wat lichter van kleur. Voor de leesles is in Lijn 3 de meeste tijd ingeruimd (zie de tijdsaanduiding op de klokjes). Deze wordt altijd als eerste aangeboden4. De leeslessen hebben een vast ritme: de ene dag wordt iets nieuws aangeboden (aanbieddag), de volgende dag wordt het nieuw geleerde geoefend (oefendag). Ook de overige lessen worden in elk thema volgens een vast patroon aangeboden.

8 Lijn 3 Hoofdstuk 2 | Organisatie

Lesschema van een thema

WEEK 1 WEEK 2 WEEK 3

DAG 1 DAG 6 DAG 11

StArt vAn HEt tHEmA

LES 1A Woordenschat bij prentenboek

LES 1 Lezen oefenen

LES 1 Lezen aanbieden LES 1B Begrijpend luisteren

met prentenboek LES 2A Woordenschat LES 2A Woordenschat LES 2 Lezen

aanbieden

LES 2B Leesbevordering en mondelinge comm.

LES 2B Mondelinge communicatie

LES 3 Extra lezen LES 3 Extra lezen LES 3 Extra lezen

DAG 2 DAG 7 DAG 12

LES 1 Lezen

oefenen LES 1 Lezen

aanbieden LES 1 Lezen

oefenen

LES 2 Spelling LES 2 Spelling LES 2 Spelling

LES 3 Extra woordenschat LES 3 Extra woordenschat LES 3 Extra woordenschat

LES 4 Extra lezen LES 4 Extra lezen LES 4 Extra lezen

DAG 3 DAG 8 DAG 13

LES 1 Lezen

aanbieden LES 1 Lezen

oefenen LES 1 Lezen

herhaling

LES 2 Spelling LES 2 Spelling LES 2 Spelling

LES 3 Extra woordenschat LES 3 Extra woordenschat LES 3 Extra woordenschat

DAG 4 DAG 9 DAG 14

LES 1 Lezen

oefenen LES 1 Lezen

aanbieden LES 1 Lezen

toets

LES 2A Woordenschat LES 2A Woordenschat LES 2 Woordenschat

LES 2B Mondelinge

communicatie LES 2B Begrijpend luisteren LES 3 Extra lezen: leesvormen

LES 3 Extra lezen LES 3 Extra lezen LES 4 Extra lezen

DAG 5 DAG 10 DAG 15

LES 1 Lezen

aanbieden LES 1 Lezen

oefenen LES 1 Lezen

herhalen op maat

LES 2 Spelling LES 2 Stellen LES 2 Spelling

LES 3 Extra wereldoriëntatie LES 3 Extra wereldoriëntatie LES 3 Extra wereldoriëntatie AfSLuitinG vAn HEt tHEmA

4 Alleen de eerste dag van een nieuw thema begint met een taalles waarin het prentenboek van dat thema wordt geïntroduceerd.

(18)

De basislijn van lezen is als volgt over de twaalf thema’s verdeeld:

Klankzuivere periode Niet-klankzuivere periode

Thema 1-3 Op weg naar AVI-start Thema 7-9 Van M3 op weg naar E3 Thema 4-6 Van AVI-start naar M3 Thema 10-12 Naar E3

In het reguliere onderwijs duurt een thema 3 weken (15 schooldagen). De hele methode omvat dus 36 weken, plus 4 uitloopweken.

In het SBO wordt een reguliere methode aanvankelijk lezen meestal in een rustiger tempo

aangeboden en is het streven deze halverwege het tweede leerjaar af te ronden. Wij adviseren om in het eerste jaar in elk geval de klankzuivere periode af te ronden.

Planning aangepast

Wanneer u ervoor kiest om Lijn 3 te spreiden over anderhalf schooljaar, kunt u onderstaand tijdschema hanteren. Uitgaande van een periode van 36 weken, is in jaargroep 3 voor elk thema 4 weken beschikbaar. Dat is 5 dagen meer dan in de reguliere tijdsplanning. Het is van belang dat instructie, verwerking en afsluiting op één dag plaatsvinden. Ook is het aan te raden om de les over 2 dagdelen te spreiden: één helft in de ochtend (stap 1 en 2) en één helft in middag (stap 3 en 5). Elke leshelft kost ongeveer 50 minuten.

De extra dagen kunt u naar eigen inzicht inzetten om te herhalen of om taallessen (woordenschat, mondelinge communicatie, begrijpend luisteren, stellen) aan te bieden.

Dag Leesles ochtend (50 minuten) Leesles middag (50 min) plus Spelling (30 min) 1 Lezen: aanbieden

Ochtend: stap 1 en 2 Middag: stap 3 en 5 2 Lezen: oefenen

Ochtend: stap 1 en 2 Middag: stap 3 en 5 + Spelling 3 Lezen: aanbieden

Ochtend: stap 1 en 2 Middag: stap 3 en 5 + Spelling 4 Extra dag

5 Lezen: oefenen

Ochtend: stap 1 en 2 Middag: stap 3 en 5 6 Lezen: aanbieden

Ochtend: stap 1 en 2 Middag: stap 3 en 5 + Spelling 7 Lezen: oefenen

Ochtend: stap 1 en 2 Middag: stap 3 en 5 8 Extra dag

9 Lezen: aanbieden

Ochtend: stap 1 en 2 Middag: stap 3 en 5 10 Lezen: oefenen

Ochtend: stap 1 en 2 Middag: stap 3 en 5

(19)

11 Lezen: aanbieden

Ochtend: stap 1 en 2 Middag: stap 3 en 5 12 Extra dag

13 Lezen: oefenen

Ochtend: stap 1 en 2 Middag: stap 3 en 5 14 Lezen: aanbieden

Ochtend: stap 1 en 2 Middag: stap 3 en 5 15 Lezen: oefenen

Ochtend: stap 1 en 2 Middag: stap 3 en 5 16 Extra dag

17 Lezen: herhaling

Ochtend: stap 1 en 2 Middag: stap 3 en 5 18 Lezen: toets

Ochtend: toets Middag: opdrachten werkboek en extra werk 19 Lezen: herhalen op maat

Ochtend: zie voetnoot Middag: zie voetnoot 5 20 Extra dag

U kunt dit schema op dezelfde manier toepassen voor (de eerste helft van) de volgende jaargroep.

Bovenstaand schema is slechts een handreiking. Natuurlijk kunt u ook een ander schema hanteren als dat beter aansluit bij uw doelgroep of bij uw aanpak. U bent immers als leerkracht altijd de regisseur van uw eigen onderwijsaanbod en u bent dan ook het beste in staat om het aanbod goed aan te passen aan de kinderen.

Literatuur

Hattie, J. (2009). Visible learning. A synthesis of over 800 meta-analyses relating to achievement.

London/New York: Routledge.

Houtveen, A.A.M., Kuijpers, J.M. & Vernooy, K. (2005). Meer kansen voor kinderen. Evaluatie van project Leesimpuls Speciaal Basisonderwijs. Utrecht: ISOR.

Inspectie van het Onderwijs (2012). Monitor verbetertrajecten taal en rekenen 2009/2010 en 2010/2011, speciaal basisonderwijs. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Wentink, H., Wouters, E., Wennekers, M.C., Van Hertum, A. & Reuvekamp, E. (2006). Hoge verwachtingen leiden tot betere leesprestaties in het Speciaal Basisonderwijs. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 45, 182-191.

Wouters, E. & Wentink, H. (2005). Protocol Leesproblemen en Dyslexie voor het Speciaal Basisonderwijs. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bijlagen 2.1 Ruimtelijke weergave basisgegevens metamodellen 2.2 Werkwijze correctie metamodel “nitraat in grondwater” 2.3 Resultaten nutriëntenuitspoeling per stroomgebied

Niet alleen voor leerlingen was het dus even wennen, maar ook docenten waren er niet altijd op ingesteld.. Dat riep vragen op, want hoe breng je de leerlingen bijvoorbeeld de

‘Een situatie te creëren, waarin kin- deren betrokken bezig zijn en ge- tracht wordt elke persoon als totaliteit aan te spreken – de verstan- delijke vermogens, het zelfbesef,

Dit is gedaan door bij twee groepen leerlingen een voor- en nameting af te nemen, waarbij de ene groep een tekst aangeboden kreeg via observerend leren, terwijl de

of circulating tumor cells detected by the CellSearch system in patients with metastatic breast colorectal and prostate cancer.. Circulating tumor cell clusters in the peripheral

In het onderzoek hebben we ons gericht op de leerlingsoftware die hoort bij de methode Veilig leren lezen (VLL kim-versie; Uitgeverij Zwijsen 2013), de meest gebruikte

To this end, this thesis approaches the US-Mexico border via the mental maps of everyday trajectories of people living in Tijuana, (Tijuana/SanDiego

Om te komen tot een bewuste keuze voor een uniforme of juist een gevarieerde aanplant, moeten we dus wel met drie namen werken en ons niet beperken tot de geslachtsnaam en de