• No results found

J. Matzer van Bloois en J. Drost, Flapje Wildsnuit wil een mensch worden · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "J. Matzer van Bloois en J. Drost, Flapje Wildsnuit wil een mensch worden · dbnl"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

J. Matzer van Bloois en J. Drost

bron

J. Matzer van Bloois en J. Drost, Flapje Wildsnuit wil een mensch worden. De Erven J.J. Tijl, Zwolle

1948

(2)
(3)

[Flapje Wildsnuit wil een mensch worden]

In dit boek zullen we jullie het verhaal vertellen van Flapje Wildsnuit. Flapje is een olifantenkindje. Je kent wel de olifanten uit de dierentuin. Ze komen eigenlijk uit een groot warm land dat Afrika heet. Daar wonen ze niet in een hok, maar altijd heerlijk buiten. Maar Flapje wil bij de mensen wonen. Hij is eerst nog maar een baby.

Dan ligt hij in de wieg en als hij groter wordt komt hij in de box. Daarin kan hij rond

kruipen en spelletjes spelen met zijn luier aan. Het liefst speelt hij met een bal of met

een auto. Ook knoeit hij graag met water en zand. Dan maakt hij zich erg vuil en

moet hij onder de douche afgeboend worden. Hij wordt dan in de kinderstoel gezet,

want als hij rond blijft lopen wordt hij toch dadelijk weer vies.

(4)

Als Baby

Hier zien we 't baby-olifantje In z'n helder ledikantje

Dan zien we hem, zoet en content Op een zeer nuttig instrument In zijn boxje op de grond Kijkt hij tevreden in het rond Ook het spelen met een bal Kent de kleine Flapje al Als je 'm maar even liggen laat Doet hij al dadelijk kattekwaad

(5)

Hij kruipt nu met een aardig vaartje En uit de luier steekt zijn staartje Met zand en water maak je modder.

Maar vóór je 't weet word je één klodder Eerst water, zeep, een harde schuier En tot besluit een schone luier In 't hoekje van zijn box, parmant.

Houdt hij zich vast met ééne hand.

De bel zegt: ‘ping’, zijn vuisten ‘boem’

Achter hem bloeit de zonnebloem.

(6)

Maar ook een olifantenbaby wordt groot en op een goede dag zeggen zijn vader en moeder dat hij naar school moet gaan om daar een heleboel te leren. Maar o wee, als onze Flapje daar komt, is er geen bank groot genoeg. Maar meester zegt: ga er maar bovenop staan. Hij vindt het eerst wat vervelend, maar hij went er al gauw aan. Soms mogen ze in een boek kijken. Flapje legt het maar op de grond. Leren vindt hij erg moeilijk maar in gymnastiek is hij een bolleboos. Zouden die touwen niet knappen?

vraagt meester. Gelukkig blijven ze heel. Als hij met zijn dikke buikje over de evenwichtsboom loopt, moeten alle kinderen lachen. Hij moet ook leren tellen met een telraam. Maar wat zijn die balletjes klein! Later krijgt hij lezen en schrijven. Bij aardrijkskunde mag hij de plaatsen met zijn slurf aanwijzen. En soms is hij ondeugend;

dan zet meester hem in de hoek!

(7)

Naar school

Gewapend met zijn boekentas Gaat hij vrolijk naar de klas Hij wil een vlijtig leerling zijn Maar de bank is wel wat klein De kleine Flapje, lang niet dom, Slaat met zijn slurf de bladzij om Al is hij dik, toch is hij kwiek, Dat blijkt wel hij de gijmnastiek Met een toegewijd gezicht Zoekt hij naar zijn evenwicht

(8)

Op school

Hij krijgt vast een goed rapport Want hij schrijft netjes op het bord Op 't telraam met gekleurde ballen Leer je gauw een hoop getallen Maar als je slecht hebt opgelet Dan word je in de hoek gezet

‘Groningen, Amsterdam, Den Haag.’

Die aardrijkskunde doet hij graag Na schooltijd in de kinderkamer Werkt hij met nijptang, zaag en hamer

(9)

Wanneer Flapje na schooltijd thuis is, heeft hij heerlijk de tijd om te stoeien zoveel hij maar wil. Want huiswerk hoeft hij nog niet te maken. Zijn ouders zijn bang dat hij nog eens een ongeluk krijgt, omdat hij zo wild is. Hij kan voetballen, kopje duikelen, hoepelen en heel hard op de autoped rijden net als jullie, maar soms doet hij heel rare dingen. Dan zegt hij tegen de lantarenpaal: ‘Wie is er sterker, jij of ik?’

Wie 't wint kun jullie op het plaatje zien. Ook wil Flapje zo graag eens in een auto rijden. Eerst probeert hij of hij er in kan en als dat niet lukt, gaat hij er maar bovenop zitten. Wat was de meneer van de auto kwaad, toen hij buiten kwam!

Ja, Flapje is wel veel te sterk. Alles wat hij aanraakt gaat kapot, hij is er soms

verdrietig van.

(10)

Na school: buiten spelen

En hier heeft hij grote pret Op zijn nieuwe autoped O, wat schopt die Flapje ver:

Hij wordt vast een voetbalster Hier lijkt hij wel een bal, Wat een kwajongen wordt hij al Kleine Flapje zet zich schrap En de paal zegt bijna: ‘Knap’

Achter z'n hoepel in galop Slaat hij met de stok d'r op!

(11)

Naar huis

Flapje fietst langs hek en heg

De koe blijft staan, maar de kip loopt weg Hij is te zwaar voor stoute streken De auto is dan ook bezweken Hij deukt de tram met reuzevaart De boekentas hangt aan zijn staart Weer terug van spel en werk Denkt hij zuchtend: ‘'k ben te sterk’

In een rustig stille hoek Leest hij in z'n prentenboek

(12)

De vader van Flapje is niet zo erg rijk en wanneer Flapje groot genoeg is, zegt vader:

‘Je moet nu langzamerhand wat gaan verdienen, wat wil je worden?’ ‘Dienstmeisje’

zegt Flapje. ‘Best’ zeggen vader en moeder, ‘maar dan niet zo wild hoor!’ Flapje vindt het wel erg leuk om dienstmeisje te zijn. Hij kan dan lekker knoeien met potten en pannen en heerlijke kostjes klaar maken. Maar hij is weer verschrikkelijk stout;

als hij boodschappen gaat doen snoept hij in de winkel zo maar uit de zuurtjesfles

en als hij naar huis gaat ook nog uit de slagersmand. Hij heeft ook een erge leuke

manier bedacht om de trap schoon te maken. Maar als hij met bedden opmaken een

dansje gaat doen op de matras, dan wordt mevrouw heel boos en zegt: ‘Nee Flapje

je hoeft hier niet meer terug te komen, je bent niet geschikt voor dienstmeisje’.

(13)

Als dienstmeisje

Voor 't gemak wil hij gaan rijden Maar dat kan de kar niet lijden Laten we gauw de Juffrouw roepen Want hier staat Flapje weer te snoepen.

Hier zie je hem de ramen wassen, Wat kun je met zoo'n slurf fijn plassen.

Eens kijken in de slagersfiets Bij al dat lekkers is wel iets Met groot geschuim en hard geplas Gaat 't vuile schortje in de was

(14)

Als dienstmeisje

Zoo'n dienpartij geeft ongelukken De borden vallen al aan stukken Wat is het toch 'n fijn gevoel Als je mag draaien op je stoel Schoon zijn één, twee, drie de treden Als je, roef, glijdt naar beneden Als zoo 'n dikkerd zich vermaakt Dan denk ik, dat het bed wel kraakt Mijnheer, die een visite maakt, Wordt één, twee aan de slurf gehaakt

(15)

Daar staat Flapje nu met een beteuterd gezicht op straat. Na lang zoeken vindt hij toch gelukkig een boer, die hem als knecht bij zich wil nemen.

Op de boerderij is hij al gauw in zijn element. Hij moet voor de beesten zorgen en op het land werken. In het begin gaat het wel en past hij goed op. Maar na een tijdje begint de boer over hem te klagen. Hij heeft meer last dan plezier van hem;

Flapje stuurt alles in de war. De koeien, paarden en varkens zijn bang voor hem omdat hij zo wild met ze speelt. En in plaats van de moestuin en de akker netjes te onderhouden, trapt hij met z'n dikke poten de kleine plantjes plat. De boer komt tenslotte naar hem toe en zegt dat hij maar liever een gewone knecht in dienst neemt;

want dat Flapje er niet voor deugt.

(16)

Als boerenknecht

De koe kijkt met verbaasd gezichl, Hoe Flapje daar te melken ligt De pruimen reeg'n in het rond Maar ook de boom gaat op de grond.

Het varken steigert, schopt en slaat, Nu Flap met hem uit wand'len gaat Een goede knecht dorst wel het graan, Maar niet de kippen en de haan De ‘vrouwe’ vindt 't nu mooi genoeg En spant haar knecht fluks voor de ploeg.

(17)

Als boerenknecht

Flapje, als je bokken plaagt Word je van achteren belaagd Flapje werkt juichend met de schop En gooit zich modder op de kop Hij deugt ook niet voor 't boerenvak, Hier kost het weer een hooibergdak Hier zit hij goed ontdaan van vuil Achter een pannenkoekenzuil Met de kippen vroeg op stok Snurkt hij in het kippenhok

(18)

Wat nu te beginnen? Wel, denkt Flapje, ik ben groot en sterk. Als de dieren bang voor mij zijn, zullen de mensen dat ook wel zijn. Ik zou een goeie veldwachter kunnen worden. De burgemeester vindt het goed en onze Flap krijgt dus een mooie pet op en een sabel aan. Trots als een pauw loopt hij rond, maar de straatjongens moeten toch om hem lachen. Bij zijn eerste bekeuring staat hij dik en rond midden op straat zodat een auto hem bijna onderste boven rijdt.

Flapje heeft ook wel gelijk gehad, dat de mensen bang voor hem zouden zijn. Als ze iets ondeugends hebben gedaan, hollen ze naar huis.

Maar als op een morgen alle lantarens in de straat helemaal krom staan, dan brullen

de mensen van het lachen, maar burgemeester zegt: ‘Nee veldwachter Wildsnuit, zo

gaat 't niet langer, je mag hier nooit meer terug komen!’

(19)

Veldwachter

Veldwachter zijn, ja, dat lokt hem wel aan Dus: de pet opgezet en het zwaard omgedaan Maar op straat ligt een bananenschil

En de veldwachter valt op de grond met een gil Links houdt de fiets, een bekeuring ontstaat, Maar een auto mobiel veegt hem haast van de straat School gaan is ernst; ieder kind zit muisstil....

Pang, komt Flapje, die mee luisteren wil Brand in het dorp! Wat doet Flapje zijn best Hij bespuit met de straal Burgemeester zijn vest

(20)

Als veldwachter

Flapje verschijnt en het buurvrouwgevecht

Wordt met kracht en met spoed door de sabel beslecht Streng in de pas stapt het korps door de straat;

Met de trom en de bekkens slaat Flapje de maat Nu valt de avond. 't is donkere maan

En de veldwachter steekt de lantaarns maar aan Waardig en ernstig doet Flapje zijn plicht.

Maar je ziet wat een onheil een misstap soms sticht Dan na een dag van: verdriet en geen vreugd Ziet hij in, dat hij toch niet voor veldwachter deugt

(21)

Nu kan Flapje bruggewachter of overwegwachter worden. 'k Word natuurlijk bruggewachter, denkt Flapje, veel fijner hoor, altijd bij 't water! Maar de eerste dag al doet hij rare dingen. Daar is een boot al vlak bij en de brug is nóg niet open. Flapje weet raad; bons! springt hij op het dek van de boot en duwt hij de brug omhoog.

Maar... daar kunnen draaibruggen niet tegen! Ieder oogenblik is de brug kapot en dan wordt hij maar overwegwachter. Bij 't spoor herinnert hij zich ineens alle kunstjes van de gymnastiekles op school. Maar op een keer gebeurt er iets heel griezeligs.

Flapje heeft vergeten de bomen te sluiten. Daar is de trein al! Hij schrikt ontzettend,

holt de trein tegemoet en omdat hij zo sterk is, kan hij op 't allerlaatst de trein nog

tegenhouden. De mensen vinden het wel dapper van Flapje, maar de stationschef

bromt dat het nu mooi genoeg is.

(22)

Bruggewachter

Het windje blaast, het zeiltje bolt, De brug moet open Flapje holt

Nu gaat hij niet draaien, maar eventjes drukken, Het schip kan verder, maar de brug is in stukken.

Flapje grapjast uur na uur.

Mijnheer kan wachten, achter 't stuur Dan gaat hij vissen, moe van het lopen En laat de brug maar slordig open.

Flapje schei uit, Geen brug houdt dit uit!

(23)

Overweg wachter

Geen minuutje te laat moet de wachter zijn, De mensen komen dan onder de trein

Bij gesloten overweg staan wij ons te vervelen,

Maar Flapje Wildsnuit ziet wel kans gezellig te gaan spelen De kleine Flapje blijft maar speels

En doet zelfs spelletjes op de rails Flapje speelt voor acrobaat, O, wat is die auto kwaad

De bomen vergeten, de trein wordt gestuit Goudriaan kwaad en Flapje er uit!

(24)

Na lang zoeken en vragen wordt hij eindelijk kok in een groot hotel. Hij doet erg zijn best. En lekker koken dat hij kan! Want hij is een lekkerbek, hij smult graag mee en de meneer van 't hotel is eerst erg tevreden.

Maar eens op een keer denkt hij: wat zou je een leuke spelletjes met die pannen kunnen doen en dan speelt hij zo lang, dat hij 't eten vergeet en alles begint aan te branden.

Weet je wat hij goed kan? Hij kan prachtige roosjes op taarten spuiten. Maar met

de kachel kan hij niet goed overweg. In plaats van zachtjes te poken, gaat hij heel

hard blazen met zijn lange slurf en dan slaan de vlammen om de pan en al het eten

verbrandt....

(25)

Als kok

Voorzien van dienblad en van hoed Treed ik als kok u tegemoet Hier zit ik nu hij 't groot fornuis, Het eten kookt met veel geruis Al dat gekook gaat mij vervelen, Ik wil eerst een poosje spelen De toren viel helaas haast om, Dus maak ik van de pan een trom Nu moet ik roeren in de pan

(26)

Voor de gasten met veel duiten Moet hij room op taarten spuiten Geen melk genoeg voor rijste brij, Er moet een slurfje water bij Met vel en ooren in de pan.

Komt er nooit iets lekkers van Hier blaast Flapje op de grond, Roet en vlammen stuiven rond Rijstebrij en taart en haas, Branden op met groot geraas

(27)

Flapje denkt: ik ga 't maar eens met de dieren proberen want met de mensen krijg ik

toch maar ruzie en hij wordt koetsier. Met de paarden kan hij het best vinden. Hij

poetst en wast ze dat 't een lust is, hij overlegt eerst eens met het paard hoe ze zullen

rijden (want dat vinden paarden erg prettig) en hij wil het best ook eens op de bok

laten zitten. Met kinderen uitgaan vindt hij ook fijn en hij heeft ze nog liever op z'n

rug dan in de wagen. Maar het paard inspannen, foei wat is dàt moeilijk. En als hij

eens een bruidspaar de stoep van het stadhuis óprijdt in plaats van netjes er voor,

krijgt hij erge brommen van zijn baas. Maar op een keer duwt hij de bodewagen zoo

hard van de helling, dat het paard niet verder meer kan en de wagen kapot gaat. Dan

moet Flapje weer weg. Het paard vindt het erg jammer en Flapje ook...

(28)

Als Koetsier

Het paard kijkt met verbaasd gezicht, Wat onder hem te borstelen ligt Al heeft hij erg z'n best gedaan, Toch mankeert er nog iets aan.

Zij plegen samen overleg Over de te volgen weg.

Maar Flap, wat ga je nu beginnen?

Rij je het bruidspaar zó naar binnen?

Flapje wil het paard verwennen, Daarom mag het ook eens mennen.

(29)

Leuker dan de Jan Plezier Is de rug van den koetsier.

Na al deze avonturen

Moet de bode het nu verduren.

Heuvel óp mag hij wel drukken Maar heuvel áf dan geeft het stukken.

De bomen, die hij heeft gekraakt, Aan de mallejan gehaakt

Aan 't eind van de dag verveelt hem de baan, Het paard neem't hij mee, maar de kar laat hij staan

(30)

Na al die ongelukken gaat Flapje toch zó verlangen naar thuis, dat hij op een drafje naar de kade loopt en zie daar gaat juist de boot weg naar Afrika. Het schip kantelt haast als Flapje er opspringt, maar het lukt hem en hoe dichter hij bij zijn geboorteland komt, hoe vrolijker hij wordt. Hij is 't eerste aan land en een giraffenmeisje wijst hem gauw de weg. Wat is de heele familie blij. Hij krijgt een mooie strik om z'n hals net of hij jarig is. En aan tafel vertelt hij zoveel van z'n avonturen dat al z'n neefjes en nichtjes zeggen: ‘hè, laat mensenland ook eens aan ons zien.’ En Flapje zegt:

‘goed!’

In een volgend boekje kun je dát verhaal dan lezen!

(31)

Naar Huis

Daar gaat de boot naar Afrika, Flapje springt hem achterna De zee klotst

Flapje...kotst

Hier heeft Flapje pret voor tien, Hij kan zijn land al bijna zien Zingend boven in het want, Begroet hij zijn geboorteland

(32)

Eindelijk stapt hij nu aan land, Voelt zich echt weer olifant Ian een lief giraffenzugje, Krijgt hij hier een welkomst kusje Voor hij gaat naar Pa en Ma Bezoekt hij den Vorst van Afrika Daar staat de familie vol verlangen Klaar om Flapje te ontvangen Flapje vertelt verhalen voor tien

En nu willen allen ook het mensenland zien.

En wil je soms weten hoe 't verder gaat, Dan komt er een boekje waar dat in staat

(33)

En dan komt Grootvader Olifant met een lange snuit, En blaast het heele ver haalfje

uit

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

met Zijn gehoorzaamheid heeft Hij onze overtredingen uitge- delgd, door Zijn offerande Gods toorn verzoend, met Zijn bloed onze smetten uitgewist, door Zijn kruis

Zíj gelooven, dat cle geboden waar zijn, maat gehoorzamen ze niet; zij gelooven, d.at de beloften waar z\jn, maar zij omhelzen noch beoefenen die; zij gelooven,

En inderdaad, hoewel er van de zijde der menschen slechts enkel schande is geweest, zoolang Jezus Christus daar hing aan het kruis, toch heeft God reeds gewild, dat

Deze toestemming roept in het hart van de zondaar een begeerte naar Christus op; deze begeerte noemde Driessen nu de eigenlijke geloofsdaad. De begeerte naar en

Door de lockdown mocht hij haar niet bezoeken, maar communicatie via de iPad was niet mogelijk, want z’n vrouw kon niet meer praten?. Dat was een verschrikkelij ke

Zijn ogen keken in mijn ziel terwijl ik naast Hem stond.. En nooit, zolang ik leven zal vergeet ik nog

daar in de nacht vol duister, knielend op een steen, was Hij aan het bidden met zijn gevecht alleen.. Vredig groeien rozen, bloesem wonderschoon, maar bij de stenen trappen

Hij droeg mijn straf aan het ruw houten kruis, maar Hij had daar ook weg kunnen gaan.. Hij bleef daar voor mij, verdroeg