• No results found

De economische gevolgen van CSR

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De economische gevolgen van CSR"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De economische gevolgen van CSR

Pilotstudies binnen drie bedrijven uit het MKB

Peter van Leeuwen

Studentnummer: 1511181

Twello, juli 2007

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit der Economische Wetenschappen

Richting: Accountancy & Controlling variant Controlling Begeleider Rug: Drs. P.C.G. Molenaar

(2)

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 4

Hoofdstuk 1. Inleiding ... 5

1.1. Aanleiding en beschrijving van het onderzoek ... 5

1.2. Doelstelling ... 7 1.3. Onderzoeksvraag en deelvragen ... 7 1.4. Onderzoeksmethoden... 7 1.5. Theoretisch raamwerk... 8 1.6. Definities...10 1.7. Inhoud...12 Hoofdstuk 2. Literatuuronderzoek...13 2.1. Wat is CSR? ...13 2.1.1. CSR in academische literatuur ...13

2.1.2. CSR in niet academische literatuur ...14

2.1.3. Conclusie definitie CSR...15

2.2. Relatie tussen CSR en economische prestaties...17

2.2.1. Negatieve of geen relatie tussen CSR en economische prestaties...18

2.2.2. Positieve relatie tussen CSR en economische prestaties ...19

2.2.3. Concave relatie tussen CSR en economische prestaties ...20

2.2.4. Conclusie ...22 Hoofdstuk 3. Praktijkonderzoek ...23 3.1. Case selectie ...23 3.2. Dataverzameling...24 3.3. Data analyse...24 3.4. Beschrijving ondernemingen...26 3.4.1. Bakkerij Fuite ...26 3.4.2. Koninklijke Buisman ...27 3.4.3. Bouman...27

Hoofdstuk 4. Resultaten praktijkonderzoek...29

4.1. Arbeidsomstandigheden: Vijf werknemers op cursus Nederlands gestuurd – Bakkerij Fuite ...29

4.1.1. Economische voordelen van de maatregel...29

4.1.2. Economische nadelen van deze maatregel ...30

(3)

4.2. Externe sociale activiteiten: Gift aan de stichting “Hulp aan Polen” – Bouman ...32

4.2.1. Economische voordelen van deze maatregel ...32

4.2.2. Economische nadelen van deze maatregel ...32

4.2.3. Economische gevolgen van deze maatregel ...33

4.3. Verduurzamen: Gerecyclede folie in plaats van gewone folie – Bakkerij Fuite ...34

4.3.1. Economische voordelen van deze maatregel ...34

4.3.2. Economische nadelen van deze maatregel ...35

4.3.3. Economische gevolgen van deze maatregel ...35

4.4. Besparing: Minder glas bij het verpakkingsmateriaal – Koninklijke Buisman ...37

4.4.1. Economische voordelen van deze maatregel ...37

4.4.2. Economische nadelen van deze maatregel ...38

4.4.3. Economische gevolgen van deze maatregel ...38

4.5. Ketenverantwoordelijkheid: De leverancier levert in tanks aan in plaats van in zakken – Bakkerij Fuite...40

4.5.1. Economische voordelen van deze maatregel ...40

4.5.2. Economische nadelen van deze maatregel ...40

4.5.3. Economische gevolgen van deze maatregel ...40

4.6. Algemene gevolgen: Eisen van de afnemer – Koninklijke Buisman ...41

4.6.1. Economische voordelen van deze maatregel ...41

4.6.2. Economische nadelen van deze maatregel ...41

4.6.3. Economische gevolgen van deze maatregel ...41

Hoofdstuk 5. Conclusies, beperkingen en de mogelijkheid tot een vervolgonderzoek...42

5.1. Conclusies ...42

5.2. Beperkingen...43

5.2.1. Het beperkte aantal ondernemingen en de selectie daarvan...43

5.2.2. De keuze van de pilotstudies...43

5.2.3. Gemiste en verkeerde informatie uit de interviews ...44

5.2.4. Gevolgen verlaging tarief vennootschapsbelasting...44

5.3. Mogelijkheid tot vervolgonderzoek ...45

Bronvermelding ...46

Appendix A. Voorbeelden van CSR maatregelen per categorie...49

Appendix B. Samenvatting uit het interview met de heer Fuite – 10 april 2007 ...51

Appendix C. Telefonisch interview met de heer Fuite – 16 april 2007 ...56

Appendix D. Samenvatting uit het interview met de heer Van de Steeg – 12 april 2007...58

Appendix E. Telefonisch interview met de heer Van de Steeg – 20 april 2007...62

(4)

Samenvatting

In deze scriptie is met een bedrijfseconomische benadering gekeken wat de economische gevolgen van corporate social responsibility (CSR) maatregelen zijn voor de onderzochte ondernemingen. Voor deze methode is gekozen, aangezien uit vorige onderzoeken geen duidelijk beeld naar voren is gekomen welke economische gevolgen CSR heeft voor een onderneming (onder andere McGuire et al. 1988, pag. 854; Spicer 1978, pag. 109) Binnen deze scriptie zijn vijf CSR maatregelen binnen drie ondernemingen nader

onderzocht. Uit deze pilotstudies kwam naar voren dat CSR maatregelen economisch gezien niet bij voorbaat voor- dan wel nadelig zijn. Bakkerij Fuite heeft een aantal werknemers aangespoord om binnen werktijd, op kosten van Fuite, een cursus Nederlands te volgen. Deze maatregel is economisch gezien binnen 2 jaar terugverdiend aan een besparing op de faalkosten. De gift van Bouman aan de stichting “Hulp aan Polen” levert economisch een negatief resultaat op, omdat er nagenoeg geen voordelen mee worden behaald. De overstap van Fuite op gerecyclede folie is economisch gezien zeer rendabel geweest, aangezien er bespaard wordt op de inkoopkosten van de folie. De besparing op de dikte van het glas door Buisman heeft ook een positief economisch effect gehad. Bij deze maatregel is ook weer bespaard op de inkoopkosten van de onderneming. De laatste CSR maatregel die is onderzocht, is de druk die bakkerij Fuite heeft uitgeoefend op haar grondstoffenleverancier om over te stappen op tanks als vervanging van zakken. Doordat de leverancier nu anders aanlevert, wordt er door Fuite afval bespaard. Deze economische gevolgen zijn nihil gebleken aangezien Fuite geen extra kosten heeft hoeven te maken en er geen voordelen voor Fuite te behalen zijn, aangezien dit afval gratis afgevoerd kon worden. Daarnaast kunnen er ook algemene effecten verbonden zijn aan CSR maatregelen. Deze effecten zijn niet verbonden aan één bepaalde maatregel, maar aan het totale beleid van de

onderneming. Een voorbeeld hiervan is dat Buisman het afgelopen jaar een aantal afnemers aan haar heeft verbonden door het CSR beleid van Buisman. Dit algemene effect levert dus ook economische voordelen op.

Uit het onderzoek blijkt dat de economische gevolgen van CSR maatregelen dus niet bij voorbaat voor- dan wel nadelig zijn. Hierdoor is het uit economisch oogpunt verstanding om CSR maatregelen als gewone investeringen te zien. Als gevolg hiervan dient er, waar dat kan, voor de CSR maatregel een investeringsbeslissing uitgevoerd te worden. Wel moet er rekening gehouden worden met het feit dat de resultaten uit dit onderzoek niet

(5)

Hoofdstuk 1. Inleiding

In de laatste jaren stijgt het aantal ondernemingen dat corporate social responsibility (CSR) integreert in haar bedrijfsvoering, aldus Rene van Diessen, voormalig gedeputeerde van de provincie Gelderland (BECO Groep 2005, pag. 7). Hierdoor wordt het van belang om te weten te komen welke economische gevolgen CSR met zich meebrengt. Critici ten aanzien van CSR, onder leiding van Friedman, wijzen erop dat CSR maatregelen wel eens ten koste kunnen gaan van de winst van de onderneming (Friedman 1970, pag. 3). Wetenschappers spreken elkaar echter tegen. Deze scriptie probeert vanuit een bedrijfseconomische benadering, door middel van een kosten-batenanalyse, een nieuw licht te werpen op de economische gevolgen van CSR maatregelen. Hoewel er ook andere argumenten voor ondernemingen zijn om CSR toe te passen, zoals milieu en sociaal bewustzijn, wordt in deze scriptie uitsluitend aandacht besteed aan het financiële argument en wordt deze dominant gesteld boven de andere argumenten. Hiervoor is gekozen omdat Brickley et al. het volgende adviseren:

“Wanneer ondernemingen willen overleven in een competitieve omgeving, moet het de waarde voor haar eigenaren maximaliseren.” (Brickley et al. 1997, pag. 437, vertaald uit het Engels)

En wanneer de financiële aspecten ondergeschikt raken aan andere aspecten van CSR, kan dit, volgens onder andere Brickley, ten koste gaan van de competitiviteit van de

onderneming. Hierdoor komen de overlevingskansen voor de onderneming in het gedrang.

1.1. Aanleiding en beschrijving van het onderzoek

CSR wordt de laatste tijd in Nederland gezien als triple P (SER 2000, pag. 13-15). Triple P;

people, planet en profit, houdt volgens de SER in dat een duurzame basis wordt neergezet

waardoor een stabiele omzet wordt gecreëerd. Volgens deze benadering zou CSR in economisch opzicht dus een toegevoegde waarde hebben. Wetenschappelijke studies over deze relatie, uiteengezet in paragraaf 2.2, hebben tot verschillende uitkomsten geleid. Zo zijn er in de onderzoeken een negatieve, een positieve, op lange termijn geen en een concave relatie (een niet lineaire relatie in de vorm van een omgekeerde U) gevonden. Een verklaring voor deze discrepantie is er, voorzover bekend, in de wetenschappelijke literatuur niet afdoende gegeven. Lankoski (2000, pag. 100-147) heeft in een casestudie onder elf bedrijven een aanzet gegeven om situationele factoren binnen een onderneming aan te wijzen, die een verklaring kunnen geven voor de verschillende uitkomsten. Lankoski (2000,

(6)

pag. 117) geeft aan dat de verschillende maatregelen die genomen (kunnen) worden, een rol spelen binnen de economische gevolgen van de CSR. Dit komt naar voren in de factor technologie die zij aanwijst. Echter er wordt niet veel dieper ingegaan op welke maatregelen positieve dan wel negatieve economische gevolgen hebben, afgezien van een citaat uit een interview waarin kort de economische voordelen van energiebesparing worden besproken. Dat verschillende maatregelen voor verschillende economische gevolgen kunnen zorgen kan worden verklaard doordat de definitie van CSR veel gebieden omschrijft. Zo valt onder CSR energiebesparing, maar ook het in dienst nemen van minderheden, deze definitie van CSR wordt verder beschreven in paragraaf 2.1. Door deze brede definitie is het mogelijk dat de afzonderlijke CSR maatregelen geen, een negatieve, een positieve of een concave relatie hebben met betrekking tot economische gevolgen. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat resultaten van bedrijven moeilijk te vergelijken zijn, omdat verschillende bedrijven

verschillende aspecten van CSR belangrijk kunnen vinden. Intuïtief zijn de volgende voorbeelden opgesteld voor de verschillende economische gevolgen van de verschillende maatregelen. Energiebesparing is in veel gevallen op de lange termijn winstgevend.

Daarentegen is een overstap op groene energie (momenteel nog) niet winstgevend, tenzij de overheid de prijs van groene stroom compenseert tot het niveau van ‘grijze’ stroom waardoor de overstap geen economische gevolgen heeft. Een besparing van het verpakkingsmateriaal kan winstgevend zijn indien er minder verpakkingsmateriaal hoeft te worden ingekocht. Echter wanneer deze besparing in kosten niet opweegt tegen kosten die veroorzaakt worden door de extra inspanning die werknemers moeten verrichten, is de besparing niet meer winstgevend.

Hiermee is de scope van het onderzoek ook bepaald, er zal niet gekeken worden naar de totale winst van de onderneming, maar naar de economische gevolgen van de CSR maatregelen zelf, de CSR profit (figuur 1). Voor het onderzoek wordt gekeken of de CSR

profit toe- of afneemt bij een verandering in CSR performance, de marginal CSR profit.

(7)

1.2. Doelstelling

Dit leidt tot de volgende doelstelling van dit onderzoek:

- Verklaren hoe het komt dat er verschillende resultaten zijn gerapporteerd in de onderzoeken naar de relatie tussen CSR en de economische gevolgen.

1.3. Onderzoeksvraag en deelvragen

De onderzoeksvraag in dit onderzoek luidt als volgt:

- Ligt de oorzaak van de verschillen tussen de resultaten van de onderzoeken met betrekking tot de economische gevolgen van CSR aan het aspect dat CSR op dit gebied niet als één geheel gezien kan worden? En zo ja, welke economische gevolgen hebben de verschillende maatregelen afzonderlijk?

Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden is er een aantal deelvragen gevormd: Theorie

1. Wat houdt CSR precies in en wat valt er wel en niet onder?

2. Welke wetenschappelijke studies zijn er over de economische gevolgen van CSR? Praktijk

3. Welk CSR maatregelen zijn er binnen de ondernemingen genomen? 4. Wat zijn de economische voor- en nadelen van de CSR maatregelen?

1.4. Onderzoeksmethoden

Zoals in de inleiding is besproken is er veel onduidelijkheid omtrent de economische gevolgen van CSR. Hierdoor ligt het voor de hand om een case onderzoek te verrichten. Doordat deze onderzoeken één of een klein aantal cases analyseren kan dit type onderzoek een gedetailleerde analyse geven van het onderzoeksgebied. Hiermee wordt, volgens Shields (1997, pag. 10-11), een diepgaand beeld gecreëerd van hoe, wanneer en waarom bepaalde veranderingen zich voordoen binnen een alleenstaande case.

“Een belangrijke bijdrage die case- of veldonderzoeken hebben is dat deze onderzoeken een bewijs kunnen leveren voor kleine aantallen voordat grote aantallen bestaan” (Shields 1997, pag. 11, vertaald uit het Engels).

(8)

Uitkomsten van case- of veldonderzoek zijn hiermee bij voorbaat niet generaliseerbaar, maar kunnen wel een leidraad vormen voor het ontwerpen van de theorie en het statistische onderzoek.

Het case onderzoek is voorafgegaan door een literatuuronderzoek, dat in hoofdstuk 2 is beschreven. Hierin is de theoretische achtergrond van het onderzoeksgebied onderzocht (Cooper & Schindler 2003, pag. 101-102). Met dit literatuuronderzoek is richting gegeven aan het verdere praktijkonderzoek.

1.5. Theoretisch raamwerk

Het theoretisch raamwerk (figuur 2) bestaat uit drie niveaus. Het eerste niveau komt voort uit de basis van een goed georganiseerde onderneming (Sutton 2004, pag. 2-3). De activiteiten van een onderneming zorgen voor winst (total profit), die weer wordt ingezet voor de

activiteiten van de onderneming. Elke commerciële onderneming streeft namelijk winst na door het uitvoeren van activiteiten. In het tweede niveau worden de activiteiten van de onderneming opgesplitst in core business performance en CSR performance. Deze splitsing dient plaats te vinden om antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag. In het tweede niveau leiden de core business en de CSR performance tot een eigen winst, die samen de totale winst van de onderneming vormen. Het onderzoeksgebied (figuur 3) betreft de relatie tussen CSR performance en CSR profit. In het derde niveau wordt CSR performance verder

opgesplitst in human en environmental performance. Het eerste niveau van de opsplitsing van CSR maatregelen, zie paragraaf 2.1. Lankoski (2000, pag. 56) heeft voor environmental

performance gesteld dat er kosten nodig zijn om deze maatregelen uit te voeren en dat deze

maatregelen in veel gevallen ook voordelen opleveren. Deze kosten en opbrengsten leiden vervolgens tot een winst of verlies van de maatregel (environmental profit). Voor human

performance geldt ook wat Lankoski voor environmental performance heeft gesteld en leidt

hierdoor tot human profit. Human profit en environmental profit vormen samen CSR profit. Het theoretisch raamwerk is een uitbreiding van het model van Lankoski (2000, pag. 56) en betreft niet alleen het environmental gebied van CSR maar het hele gebied van CSR. Daarnaast zijn er lichte aanpassingen gemaakt in de begrippen in het model, om de definitie van CSR beter tot uiting te laten komen. Zo maakt Lankoski gebruik van non environmental terwijl in dit model uit wordt gegaan van core business performance. In paragraaf 1.6 worden de begrippen uit dit raamwerk nader verklaard.

(9)

Figuur 2. Theoretisch raamwerk

Figuur 3. Onderzoeksgebied uit het raamwerk

Planet People Activiteiten van de onderneming CSR performance Core business performance Human performance Environmental performance Human costs Environmen-tal costs Human benefits Environmen-tal benefits Human profit Environmen-tal profit CSR profit Total profit Core business profit CSR performance Human performance Environmental performance Human costs Environmen-tal costs Human benefits Environmen-tal benefits Human profit Environmen-tal profit CSR profit Core business costs Core business benefits Planet People

(10)

1.6. Definities

Corporate social responsibility (CSR) wordt door wetenschappers en anderen verschillend

uitgelegd. Aan deze verschillende definities wordt in paragraaf 2.1 verder aandacht besteed. Voor deze scriptie wordt voor CSR de volgende definitie gehanteerd: Verder gaan dan de

core business en de wet vereist waarbij wordt beoogd dat door een duurzame basis te

creëren (people en planet) een stabiele omzet wordt gecreëerd.

Met triple P (planet, people en profit) wordt beoogd dat door middel van een duurzame basis te creëren een stabiele omzet kan worden gecreëerd (SER 2000, pag. 13-15).

“Total profit (financial performance, oranje) betreft de waardeschepping door het

voortbrengen van goederen en diensten en door het scheppen van werkgelegenheid en bronnen van inkomensverwerving” (SER 2000, pag. 14-15). Winst in een onderneming moet (op lange termijn) ervoor zorgen dat de financiële continuïteit gewaarborgd blijft. Hiermee is

profit zowel de basis als de randvoorwaarde voor het goed vormgeven van de twee andere

dimensies van triple P. De total profit kan op veel verschillende manieren worden gemeten, die allemaal een net iets ander aspect van de economische prestatie meten. Zo kan gekeken worden naar de winst per aandeel of de return on equity (ROE), maar er kan ook naar de netto bedrijfswinst worden gekeken (Sutton 2004, pag. 704). Deze berekeningen zijn te gebruiken wanneer ondernemingen met elkaar worden vergeleken voor een statistische analyse. Echter er wordt voor deze scriptie geen gebruik gemaakt van een statische vergelijking van financiële prestaties van ondernemingen, maar van case studies. Hierdoor kunnen verstorende effecten in de totale financiële prestatie van de onderneming worden weggenomen en kan er gekeken worden naar de economische gevolgen van de

afzonderlijke maatregelen zelf. In feite gaat het hier om de CSR profit, een onderdeel van de

total profit. Voor het onderzoek wordt gekeken of de CSR profit toe- of afneemt bij een

verandering in CSR performance. Dit wordt de marginal CSR profit genoemd. (Zie verder de definitie van marginal CSR profit).

“De people (geel) dimensie van triple P kent een waaier aan aspecten en is zowel intern (op het eigen personeel) als extern (op de samenleving daarbuiten) gericht” (SER 2000, pag. 15). Het interne aspect van deze dimensie gaat, volgens de SER, over het gebied van goede arbeidsomstandigheden tot het inschakelen van etnische minderheden in het arbeidsproces. Extern moet gedacht worden aan het bevorderen van woon-, werk- en leefomgeving tot het respecteren van mensenrechten en het bevorderen van arbeidsomstandigheden in andere landen.

(11)

Planet (groen) betreft het integreren van de zorg voor de natuurlijke leefomgeving in de

bedrijfsvoering. Hierbij worden de milieubelasting van de onderneming en de levenscyclus van het product in kaart gebracht, waarna door maatregelen deze tot een minimum worden beperkt. Hierbij valt te denken aan efficiëntie op ecologisch gebied (SER 2000, pag. 15-16).

CSR performance is de prestatie van een onderneming op een bepaald gebied van CSR en

heeft twee basisvormen: Human performance en Environmental performance. Daarmee heeft CSR performance invloed op het overkoepelende Total profit (Financial performance).

Human performance is de mate waarin de organisatie zorgt voor de mensen binnen en

buiten de organisatie. Dit is de prestatie op het gebied van people in triple P. Hoe meer de onderneming doet om misstanden te voorkomen en positief beleid te stimuleren hoe beter de onderneming presteert op het gebied van human performance, en omgekeerd. Voor dit onderzoek wordt niet gekeken naar de totale human performance van de onderneming. Er wordt alleen gekeken naar de maatregelen die de human performance van de onderneming verbeteren. Human performance in het model moet dan ook gezien worden als maatregelen die de human performance van de onderneming verbeteren.

“Environmental performance is de mate waarin de activiteiten van onderneming schade

toebrengen aan het milieu” (Lankoski 2000, pag. 10, vertaald uit het Engels). Hoe milieuvriendelijker de onderneming is hoe beter de prestatie op milieugebied is, en

omgekeerd. Environmental performance is de prestatie op het gebied van planet in triple P en heeft verschillende aspecten. Zo heeft de onderneming een impact op het

grondstoffengebruik, het landgebruik en vervuiling van water, lucht en land. Voor dit onderzoek wordt niet gekeken naar de totale environmental performance van de onderneming, er zal alleen gekeken worden naar de maatregelen die de environmental

performance van de onderneming verbeteren. Environmental performance in het model moet

dan ook gezien worden als maatregelen die de environmental performance van de

onderneming verbeteren. Voor een verbetering van de environmental performance zal een of meerdere van de bovenstaande aspecten verbeterd moeten worden, waarbij dit niet of nauwelijks ten koste gaat van een ander aspect van environmental performance. De marginal CSR profit is te vergelijken met het begrip waar Lankoski (2000, pag. 15) gebruik van maakt in haar studie, de marginal environmental profit. De marginal

environmental profit is volgens Lankoski: “de geïsoleerde economische impact op een

onderneming van een verandering in environmental performance verdisconteerd naar de huidige situatie” (Lankoski 2000, pag. 15, vertaald uit het Engels). Het enige verschil tussen

(12)

de marginal CSR profit en de marginal environmental profit is dat de marginal environmental

profit alleen betrekking heeft op de environment performance, terwijl marginal CSR profit ook

rekening houdt met de human performance. Een aspect van marginal CSR profit is dat kosten van een maatregel veelal op korte termijn worden gemaakt, terwijl de opbrengsten veelal pas op lange termijn worden behaald. Het probleem dat dit met zich meebrengt is dat informatie over toekomstige opbrengsten vrij specifiek aanwezig moet zijn voordat de uitkomsten van marginal CSR profit betrouwbaar worden. Voor de inschatting van deze informatie wordt gesteund op de ervaringen van de geïnterviewde personen binnen de ondernemingen. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar maatregelen die al volledig zijn doorgevoerd. Hierdoor is al meer betrouwbare informatie aanwezig ten opzichte van het beslissingsmoment. De marginal CSR profit wordt berekend door de economische voor- en nadelen van de CSR maatregelen te verdisconteren naar de beginsituatie.

Costs zijn de economische nadelen van een CSR maatregel. Wanneer een maatregel op het

personeelsgebied van CSR plaatsvindt zijn dat human costs. Wanneer de maatregel op het milieugebied plaatsvindt zijn dat environmental costs. De nadelen van een maatregel zijn uit te splitsen naar: Een extra investering; extra arbeid of tijdelijk verlies van arbeid; grond- en hulpstoffen en/ of een verlaging van de productie of de verkoop. De nadelen worden zowel voor als na belasting berekend.

Benefits zijn de economische voordelen die door de CSR maatregel worden veroorzaakt dan

wel de niet gemaakte nadelen die zich in de oorspronkelijke situatie voordeden. Voordelen worden uitgesplitst naar: besparingen op energie, water, afvalverwerking en andere niet gemaakte nadelen die zich in de oorspronkelijke situatie wel voordeden; een stijging van de productiviteit; een stijging van de verkoop; een stijging van de verkoopprijs en/ of subsidies. De voordelen worden zowel voor als na belasting berekend.

1.7. Inhoud

Als eerste zal in hoofdstuk 2 worden ingegaan op de literatuurstudie van het onderzoek. Hierbij zal ingegaan worden op de achtergrond van het begrip CSR. Daarnaast zal een aantal onderzoeken beschreven worden over de economische gevolgen van een CSR. Hoofdstuk 3 gaat over een beschrijving van het onderzoek. Vervolgd wordt in hoofdstuk 4 met de analyse en de resultaten van het onderzoek. Waarna in hoofdstuk 5 de conclusies van het onderzoek worden beschreven.

(13)

Hoofdstuk 2. Literatuuronderzoek

In dit hoofdstuk wordt de literatuur beschreven die ten grondslag ligt aan de verdere uitvoering van het onderzoek. Zo dient er eerst verder ingegaan te worden op de definitie van CSR. Dit is van belang omdat er veel verschillende meningen zijn over de definitie van CSR. Daarna zal een wetenschappelijke achtergrond worden gegeven van de onderzoeken naar de economische gevolgen van CSR.

2.1. Wat is CSR?

CSR krijgt sinds de tweede helft van de 20ste eeuw steeds meer aandacht. Na het publiceren van het boek Social Responsibility of the Businessman in 1953 door Bowen is het debat echt begonnen (Garriga & Melé 2004, pag. 51). Een probleem is echter dat veel mensen iets verschillends onder het begrip CSR verstaan, wat Votaw al in 1972 aangaf:

“The term, corporate social responsibility, is a brilliant one; it means something, but not always the same thing, to everybody.” (Votaw 1972, pag. 25)

Als gevolg hiervan dient, voordat dit onderzoek verder gaat, eerst de definitie voor CSR, gegeven in paragraaf 1.6, nader verklaard te worden. Als eerste zal dan ook gekeken worden naar de definities van CSR in de academische literatuur. Daarna zal een schets worden gegeven van wat de niet academische literatuur over CSR beschrijft. De reden hiervoor is dat een aantal maatschappelijke organisaties over CSR rapporteren en dus ook een definitie over CSR hebben. Als laatste zal in een conclusie worden beschreven, wat in deze scriptie onder CSR wordt verstaan.

2.1.1. CSR in academische literatuur

Sinds de uitgifte van het boek Social Responsibility of the Businessman in 1953 door Bowen is social responsibility geëvolueerd naar CSR. In de jaren ’70 is er veel beschreven over CSR, daarnaast is de laatste jaren CSR weer ‘populairder’ geworden in de academische literatuur (Garriga & Melé 2004, pag. 54).

Eilbirt en Parket (1973, pag. 7) classificeren CSR als: “good neighborliness. Dit houdt twee aspecten in. Ten eerste niets doen dat de omgeving vervuilt en anderzijds de vrijwillige aanname van de verantwoordelijkheid om problemen in de omgeving op te lossen” (vertaald uit het Engels). Davis (1973, pag. 312) houdt de definitie op: “Het door de organisatie in ogenschouw nemen van en reageren op aspecten buiten het smalle gebied van

(14)

economische, technische en het wettelijke vereiste voor de organisatie” (vertaald uit het Engels). De definitie van Davis gaat dus een stap verder dan die van Eilbirt en Parket. Voor Davis houdt CSR dus in dat CSR begint waar de wet ophoudt, en alleen voldoen aan de wet is, volgens hem, dus geen CSR. Hier zijn McWilliams en Siegel (2001, pag. 117) het

grotendeels mee eens. Zij definiëren CSR als: “acties die verdergaan dan de primaire interesse van de onderneming en de wettelijke vereisten, die daarnaast een positieve bijdrage leveren aan de sociale omgeving” (vertaald uit het Engels). Carroll (1979, pag. 499) houdt het op een brede definitie van CSR: “Volledige aandacht besteden aan alle

verantwoordelijkheden die de onderneming heeft in de samenleving. Daarmee moet de onderneming niet alleen de economische en wettelijke aspecten omarmen, maar ook de ethische en de andere niet bij wet voorgeschreven activiteiten” (vertaald uit het Engels). Fitch (1976, pag. 38) gaat iets minder ver en schrijft dat: “CSR een serieuze poging is om sociale problemen op te lossen die geheel of gedeeltelijk worden veroorzaakt door een onderneming” (vertaald uit het Engels). Hiermee schetst hij dat een onderneming zich dus niet bezig hoeft te houden met aspecten die de onderneming niet veroorzaakt, terwijl anderen dit open laten.

Friedman (1970, pag. 2) gaat echter tegen deze definities in. Hij schrijft dat een onderneming alleen een verantwoordelijkheid heeft tegenover haar aandeelhouders. De CSR van een onderneming is dus, volgens Friedman, alleen winst maken en andere organisaties zijn voor sociale maatregelen. Wanneer personen binnen de organisatie echter verder willen gaan met hun sociale verantwoordelijkheid, dan kunnen ze dit altijd op individuele basis doen. Maar wanneer een onderneming geld besteedt aan sociale maatregelen gaat dit, volgens Friedman, altijd ten koste van de aandeelhouders (in verband met minder winst), de klanten (wanneer de kosten verwerkt worden in de prijzen) of de werknemers (wanneer de lonen omlaag gaan om compensatie voor aandeelhouders te krijgen).

2.1.2. CSR in niet academische literatuur

Naast de academische wereld is er nog een aantal groepen dat in meer of mindere mate met CSR te maken heeft en daarom een definitie over CSR heeft opgesteld.

MVO Nederland (2006) definieert CSR als volgt: “CSR is ondernemen zowel gericht op economische prestaties (omzet en winst) als op sociale en ecologische resultaten. Dit betekent dat een bedrijf zich bewust toont van zijn bijdrage aan maatschappelijke

vraagstukken en daarnaar handelt”. Deze definitie komt vrijwel overeen met de definitie van

(15)

Wanneer er in Nederland over CSR wordt gesproken, wordt er ook steeds vaker gesproken over triple P: people, planet en profit (SER 2000 pag. 13-15). Met triple P wordt, volgens de SER, beoogd dat door een duurzame basis te creëren (people en planet) een stabiele omzet op lange termijn wordt gecreëerd. Hierbij worden bewust ondernemingsactiviteiten

uitgevoerd die een waardecreatie op lange termijn in alle drie de dimensies van triple P tot gevolg hebben. Triple P zegt dat goede prestaties op het gebied van people en planet leiden tot een goede prestatie op het gebied van profit. MVO Nederland laat dit echter open en zegt alleen dat alle drie de gebieden belangrijk zijn.

De SER (Sociaal Economische Raad) heeft een iets uitgebreidere definitie voor CSR. Zij ziet CSR als volgt: “een bedrijf neemt een zichtbare rol in de maatschappij op zich die verder gaat dan de core business en dan waartoe de wet verplicht, én die leidt tot toegevoegde waarde voor het bedrijf en de maatschappij” (SER 2000, pag. 10). De EU sluit zich hier grotendeels bij aan en wijst op de vrijwillige basis en geeft aan dat CSR geïntegreerd moet zijn in de dagelijkse gang van zaken (Commission of the European Communities 2001, pag. 8).

2.1.3. Conclusie definitie CSR

Zoals hierboven beschreven zijn er meerdere gezichtspunten over het begrip CSR. Hieronder worden deze gezichtspunten even kort opgesomd waarna een eigen definitie wordt gevormd die in deze scriptie wordt gehanteerd:

1. Alleen winst maken (Friedman);

2. Het oplossen van sociale problemen welke geheel of gedeeltelijk zijn veroorzaakt door de onderneming (Flitch);

3. Good neighborliness (Eilbirt & Parket);

4. Vrijwillige basis (Commission of the European Communities); 5. Verder gaan dan de wet (Davis, McWilliams & Siegel, SER);

6. Economische, ethische, wettelijke en sociale vereisten (Carroll, MVO Nederland,

triple P).

Voor deze scriptie valt de definitie van Friedman af, aangezien deze uitgaat van alleen winst maken en CSR bij voorbaat bestempelt als verliesgevend. De overige definities vallen gedeeltelijk samen waarbij de één bepaalde aspecten belangrijker vindt dan de ander. Met het oog op het doel van de scriptie komen de definities 5 en 6 het meest overeen. In deze scriptie wordt dus onder CSR verstaan: Verder gaan dan de core business en de wet vereist waarbij wordt beoogd dat door een duurzame basis te creëren (people en planet) een

(16)

stabiele omzet wordt gecreëerd. (figuur 2) Dit is de indeling in hoofdlijnen. Deze definitie beschrijft echter een breed gebied. Daardoor is een indeling gemaakt van verschillende CSR maatregelen, zie figuur 4. In Appendix A zijn voorbeelden opgenomen van CSR maatregelen uit de verschillende categorieën. Voor deze indeling is gebruik gemaakt van de volgende indelingscriteria:

1. Sociale activiteit: Human performance (People) Environmental performance (Planet)

2. Omgeving: Intern Extern 3. Verduurzamen Besparing

Figuur 4. Schematische weergave indelingscriteria

Ad 1) Voor het eerste indelingscriterium is de sociale activiteit gekozen omdat maatregelen gericht op de mensen een ander karakter hebben dan maatregelen om de milieubelasting te verkleinen. Maatregelen voor de mensen (human performance) zijn er op gericht om de omstandigheden voor mensen binnen of buiten de onderneming te verbeteren. Onder milieubelasting (environmental performance) vallen de activiteiten voor het beperken van de milieubelasting van de onderneming en de levenscyclus van de producten van de

onderneming. Deze indeling komt nagenoeg overeen met het onderscheid tussen people en

planet uit triple P (SER 2000, pag. 15). Maar aangezien profit uit triple P niet wordt gebruikt

binnen dit indelingscriterium, is er voor gekozen om de benaming te wijzigen. Profit wordt niet gebruikt aangezien profit het gevolg is van maatregelen op het gebied van people en

planet (figuur 2). Hierdoor zijn er geen CSR maatregelen op het gebied van profit. CSR maatregel Human performance Environmental performance Intern Intern Extern Extern Verduurzamen Besparing Arbeidsomstandigheden

Externe sociale activiteiten Verduurzamen Besparen Ketenverantwoordelijkheid 1 2 3 CSR categorie Indelingscriteria

(17)

Ad 2) Voor het tweede indelingscriterium is omgeving gekozen omdat maatregelen in een andere omgeving een ander karakter hebben. Voor dit criterium is gekozen aangezien de SER (2000, pag. 15) ook gebruik maakt van het onderscheid tussen interne en externe maatregelen in onder andere de categorie people, van triple P. Interne veranderen alleen de negatieve effecten die de onderneming zelf veroorzaakt. Externe maatregelen passen daarentegen de negatieve effecten die de omgeving veroorzaakt aan, die indirect wel invloed uitoefenen op de onderneming.

Ad 3) In tegenstelling tot triple P is er voor gekozen om nog een derde indelingscriterium te gebruiken dat alleen betrekking heeft op de interne milieubelasting. Voor dit extra

indelingscriterium is gekozen omdat deze groep nog veel verschillende type maatregelen bevat. Hierdoor kunnen maatregelen in deze groep verschillende economische gevolgen hebben. Het betreft hier het extra onderscheid tussen verduurzamen en besparing.

Verduurzamende maatregelen verwijderen de negatieve effecten van de activiteiten van de onderneming, terwijl besparende maatregelen alleen een vermindering van de negatieve effecten opleveren. Ketenverantwoordelijkheid is niet verder op te splitsen omdat de

onderneming niet altijd invloed kan uitoefenen voor welke optie, verduurzamen of besparen, de andere onderneming kiest. Het onderscheid is hier ook minder van belang aangezien de directe economische gevolgen ook bij derden vallen.

2.2. Relatie tussen CSR en economische prestaties

Eind jaren ’50, na de eerste publicaties over CSR, begon de discussie of een toename in sociale- of milieuactiviteiten niet ten koste gaan van een ander aspect van CSR, de financiële resultaten. Er zijn in de daaropvolgende jaren meerdere onderzoeken en

discussies over deze relatie geweest. Echter er is nog geen eenduidig bewijs ontstaan voor een positieve of een negatieve relatie. De besproken studies gaan in veel gevallen alleen over de economische gevolgen van environmental performances. Toch is er voor gekozen om deze studies te beschrijven aangezien deze studies over een deel van CSR gaan en er niet veel studies zijn die over alle aspecten van CSR gaan. Achtereenvolgens worden de onderzoeken besproken waarin een negatieve of geen, een positieve en een concave relatie wordt gevonden.

(18)

2.2.1. Negatieve of geen relatie tussen CSR en economische prestaties De traditionele economie gedachte gaat er vanuit dat CSR alleen kan worden bereikt indien winstgevendheid van de onderneming wordt ingeleverd (Friedman 1970, pag. 2-3). Volgens deze gedachte daalt de winstgevendheid aangezien de kosten voor de onderneming toenemen. Er zullen namelijk meer beperkingen zijn bij de investeringsbeslissingen van de onderneming. Een beperking kan zijn dat de machines 10% minder stroom mogen gebruiken dan de oorspronkelijke machines. Hierdoor vallen de machines die deze 10% besparing niet halen automatische af, terwijl deze totaal gezien misschien wel voordeliger zijn. Wie deze extra kosten betaalt, eigenaren of klanten, hangt af van de mate waarin deze kosten (kunnen) worden verwerkt in de prijzen. Maar volgens de standaard prijselasticiteit zal een stijging van de prijs wel tot gevolg hebben dat de hoeveelheid van de verkochte producten daalt, wanneer de prijs optimaal is bepaald in de oorspronkelijke situatie (Garrison et al. 2003 pag. 642). Hierdoor zal de winst van de onderneming als gevolg van CSR in elk geval dus dalen. Voor de eerste optie geldt dat aangezien de prijs, en dus de omzet, gelijk blijft en de kosten stijgen, de winst daalt. In het tweede geval stijgt de prijs en daalt de verkochte hoeveelheid, met als gevolg dat de winst daalt aangezien de extra kosten hoger zijn dan de toegenomen omzet.

In een aantal studies is inderdaad gevonden dat CSR in ieder geval geen positief effect heeft op de winst. McGuire et al. (1988, pag. 860-861) onderzochten of CSR betere financiële prestaties voorspelt en of eerdere financiële prestaties een betere CSR voorspelt. De mate van CSR hebben zij afgeleid van de CSR ratings van het Fortune magazine. Als resultaat vonden zij (pag. 869-870) dat eerdere financiële prestaties leiden tot een hoger niveau van CSR in de huidige situatie. De huidige financiële prestaties waren nauwelijks van invloed op de mate van CSR. Daarnaast vonden zij wel dat CSR tot gevolg heeft dat het risico

(unsystematic risk) voor de onderneming wordt verkleind. Dit is te verklaren doordat toekomstige schadevergoedingen worden vermeden door een goed CSR beleid.

Freedman en Jaggi (1992, pag. 315) vonden dat er voor ondernemingen op lange termijn geen significante relatie bestaat tussen de economische gevolgen en de vermindering van watervervuiling in de pulp- en papierindustrie. Freedman en Jaggi (pag. 323-326) hebben voor dit onderzoek drie maatstaven voor watervervuiling genomen (biochemical oxygen

demand, total suspended solids en pH for water acidity-alkalinity) en vijf maatstaven voor de

economische prestaties (ROE, Return on assets (ROA), Cash flow to assets, Cash flow to

equity en Debt to equity). Na onderzoek bij 13 ondernemingen in een looptijd van 6-9 jaar

kon er geen significant resultaat worden gevonden. Echter dit gebrek aan significantie kan, volgens Al-Tuwaijri et al. (2004, pag. 450), liggen aan de negatieve associatie tussen de

(19)

variabelen waardoor een positieve relatie niet werd onderkend. Voorstanders van een negatieve relatie halen voorbeelden aan voor de verklaring van hun resultaten. Zo haalt Friedman (1970, pag. 3) het voorbeeld aan dat meer geld besteden aan het beperken van de vervuiling van de onderneming dan het in economische opzicht meest verantwoorde of wettelijk vereiste, economische gezien onverstandig is. Daarentegen zou dit volgens CSR wel moeten, aangezien de onderneming deze vervuiling zelf veroorzaakt.

2.2.2. Positieve relatie tussen CSR en economische prestaties

Aan de andere kant zijn er onderzoeken gepubliceerd waaruit blijkt dat CSR een positief effect zou hebben op de economische prestaties van de onderneming. Deze onderzoekers verklaren deze resultaten door te wijzen op de bijeffecten van maatregelen en geven hier een aantal voorbeelden van. Zo noemt Spicer (1978, pag. 96) dat door CSR maatregelen latere kostbare sancties kunnen worden voorkomen waardoor de continuïteit en de

winstgevendheid van de onderneming niet in gevaar komen. MVO Nederland noemt onder andere energiebesparing als een van de economische voordelen van CSR (MVO Nederland 2006). In theoretisch opzicht zou ook een nieuwe markt kunnen ontstaan voor verantwoorde producten. Hierdoor neemt de hoeveelheid van verkochte producten niet af wanneer de prijs in vergelijking met onverantwoorde producten hoger ligt.

Spicer (1978, pag. 98-101) was een van de eerste die een positieve relatie vond tussen een onderdeel van CSR en de winst. Hij onderzocht hoe de CEP (Council on Economic Priorities) rating met betrekking tot de mate van vervuiling in de pulp- en papierindustrie invloed heeft op vijf variabelen. De vijf door Spicer gebruikte variabelen zijn: winstgevendheid, omvang, totaal risico, systematische risico en price-earnings ratio. Hij vond in een onderzoek onder 18 organisaties dat ondernemingen met een betere CEP rating, een hogere winstgevendheid, een grotere activa omvang, een lager totaal risico, een lager systematisch risico en een hogere price-earnings ratio hebben in vergelijking met ondernemingen met een slechtere CEP rating. Daarnaast vond hij echter wel dat dit voordeel na verloop van tijd kleiner wordt. Hart en Ahuja (1996, pag. 32-34) onderzochten de relatie tussen de reducties van emissies en de economische prestatie van ondernemingen in de S&P 500. Hart en Ahuja hebben twee restricties geplaatst op de ondernemingen uit de S&P 500. Zo moesten de

ondernemingen activiteiten verrichten in het delven van grondstoffen of het produceren van producten. Daarnaast moesten er minimaal vier ondernemingen per industrie overblijven. Na deze selectie waren er 127 ondernemingen over. Gegevens over de environmental

performance hebben Hart en Ahuja gekregen via de IRRC’s (Investor Responsibility Research Center‘s). De IRRC’s hebben onder andere een emissions efficiency index (dit is

(20)

de ratio van de gerapporteerde emissies ten opzichte van de omzet van de onderneming) opgesteld. Deze emissions efficiency index hebben Hart en Ahuja gebruikt als maatstaf voor de environmental performance. De operational en financial performance werden gemeten door middel van drie maatstaven, te weten Return on sales, ROA en ROE. Daarnaast hebben Hart en Ahuja controles uitgevoerd voor intensiviteit in R&D, reclame, kapitaal, financiering en de gemiddelde prestaties van de industrie (four digit level). Hart en Ahuja vonden, via meerdere regressie analyses, dat verminderingen in emissies in het huidige jaar tot gevolg hebben dat de economische prestaties van de onderneming in de daaropvolgende jaren verbeteren. De huidige economische prestaties verbeteren, volgens Hart en Ahuja, dus niet. Als laatste concludeerden Hart en Ahuja dat ondernemingen met de hoogste emissies het meeste, in economische opzicht, te winnen hebben bij een vermindering van emissies. Hart en Ahuja merken wel op dat op dit onderzoek aangemerkt moet worden dat

environmental performance alleen in het eerste jaar is gemeten en niet in de daaropvolgende

jaren. Hierdoor konden ze de omgekeerde causaliteit niet uitsluiten. De omgekeerde

causaliteit houdt in dat een betere economic performance leidt tot een betere environmental

performance. Hart en Ahuja (pag. 36) zinspeelden hier op de mogelijkheid van een vicieuze

cirkel van economic performance en environmental performance.

2.2.3. Concave relatie tussen CSR en economische prestaties

Een verklaring voor de verschillen in onderzoek kan zijn dat er een niet lineaire relatie bestaat tussen CSR en de economische gevolgen. De waarschijnlijkste niet lineaire relatie zou een concave functie zijn (Wagner & Schaltegger 2004, pag. 558). Dit houdt in dat de eerste CSR maatregelen economisch rendabel zijn en naarmate er meer maatregelen worden genomen de toegevoegde winst van de specifieke maatregel ten opzichte van de vorige maatregel afneemt (figuur 5). Deze relatie wordt door een aantal onderzoekers verondersteld en daarnaast heeft een aantal onderzoekers deze relatie wetenschappelijk ondersteund (Wagner & Schaltegger 2004, pag. 558; Bowman & Haire 1975, pag. 52-54).

Figuur 5. Concave relatie tussen CSR en economische gevolgen (o.a. Bowman & Haire 1976, pag. 12)

(21)

Bowman en Haire (1975, pag. 51-54) hebben in hun onderzoek als eerste gekeken of het aantal regels over CSR overeenkomt met het werkelijke beleid van de onderneming. Zij hebben hiervoor de veertien ondernemingen genomen die door Milton Moskowitz, in de New York Times, als uitstekend zijn beoordeeld op hun CSR beleid. Vervolgens hebben zij vergelijkbare ondernemingen gezocht die een neutraal CSR beleid voeren. Daarna hebben zij gekeken of de eerste groep meer rapporteert over CSR in hun jaarverslag dan de tweede groep en dat bleek het geval te zijn. In een vervolgonderzoek hebben zij vervolgens

vastgesteld of ondernemingen die meer over CSR rapporteren en volgens het eerste onderzoek dus meer aan CSR doen, hogere economische prestaties hebben. Zij

onderzochten dit door 82 jaarverslagen te onderzoeken op het aantal regels dat aan CSR wordt besteed en deze in drie groepen te verdelen (laag 0-0,1%, gemiddeld 0,1-9,9% en hoog >10%). Vervolgens werd de gemiddelde ROE van de groepen berekend. Het resultaat was dat de gemiddelde CSR groep de hoogste gemiddelde ROE had. Op een tweede plaats kwam de hoogste CSR groep en als laatste de groep met de minste CSR maatregelen. Hoewel deze maatstaf van CSR arbitrair lijkt in verband met het mogelijke ‘groen wassen’ van het jaarverslag, moet wel gezegd worden dat halverwege de jaren ’70 de

veronderstelling grotendeels was dat CSR negatieve gevolgen had. Daarom zou je in het jaarverslag beter zo weinig mogelijk over CSR moeten vermelden aangezien

aandeelhouders hier anders tegen in opspraak komen (Bowman & Haire 1975, pag. 50). Bowman en Haire realiseerden dit ook en hebben vervolgens hetzelfde onderzoek

uitgevoerd, maar dan met een andere maatstaf voor CSR. Zij gebruikten de gegevens uit het onderzoek van Bragdon en Marlin met betrekking tot vervuiling van water van de pulp- en papierindustrie. Bowman en Haire stelden zich wederom de vraag: is meer CSR beter voor de economische prestaties van de onderneming. Uit dit onderzoek, van 15 ondernemingen, kwamen dezelfde resultaten naar voren als uit het eerste onderzoek van Bowman en Haire naar de economische gevolgen van CSR.

Volgens Salzmann et al. (2005, pag. 28) is: “de concave relatie is intuïtief goed te volgen, aangezien extreme verbeteringen in milieu en sociale prestaties (bijvoorbeeld geen uitstoot meer) extreem veel geld kosten en waarschijnlijk ten koste gaat van de winst van de onderneming” (vertaald uit het Engels). Terwijl een kleine besparing in de uitstoot (door bijvoorbeeld energiebesparing) wel economische voordelen kan opleveren.

(22)

2.2.4. Conclusie

Een niet lineaire relatie lijkt in de huidige wetenschappelijke literatuur de meest

waarschijnlijke en is intuïtief ook goed te volgen, zoals Salzmann et al. (2005, pag. 28) beschrijft. Lankoski (2000, pag. 116-117) heeft in een case onderzoek geprobeerd om een aantal situationele factoren in ondernemingen aan te wijzen waardoor de verschillen in de onderzoeken verklaard kunnen worden. Zij beschrijft dat de verschillende maatregelen die genomen kunnen worden invloed uitoefenen op de totale economische gevolgen van CSR. Zij verantwoordt dit met een citaat uit een interview, waarbij een ondernemer economische voordelen behaalt uit water en energiebesparingen. Dat verschillende maatregelen een verschillend effect hebben kan verklaard worden aangezien CSR een heel divers gebied bestrijkt. De ene CSR maatregel zou dus winstgevend kunnen zijn en de andere niet. Wanneer er wordt gekeken naar de individuele maatregelen kan intuïtief het volgende worden gesteld. Een verbetering van de arbeidsomstandigheden levert onder andere een hogere productiviteit en een lager ziekteverzuim op, wat op lange termijn economische voordelen opleveren. Externe activiteiten kosten over het algemeen geld, maar zijn veelal een vervanging voor normale activiteiten (bijvoorbeeld sponsoring in plaats van reclame). Hierdoor zijn de economische gevolgen van deze activiteiten klein. Besparingen

(bijvoorbeeld op energie) leveren verder op lange termijn geld op, terwijl verduurzamende activiteiten (bijvoorbeeld groene stroom) lang niet altijd economisch verantwoord zijn. Ketenverantwoordelijkheid kost de onderneming ook geld aangezien er minder leveranciers beschikbaar zijn bij de inkoop van producten. Hierop zijn wel twee uitzonderingen. Ten eerste, indien orders alleen verkregen kunnen worden wanneer ook de inkoop verantwoord is. Ten tweede, wanneer bijvoorbeeld leveranciers meer in economisch opzicht positief gerelateerde CSR maatregelen gaan nemen, om bij de investeringsselectie niet buiten de boot te vallen. Verder moet nog worden aangemerkt dat het totale CSR beleid van de onderneming een bepaald imagovoordeel kan opleveren.

(23)

Hoofdstuk 3. Praktijkonderzoek

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het praktijkonderzoek is uitgevoerd. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen case selectie, dataverzameling en data analyse. Hoewel deze onderdelen apart worden besproken zijn deze in de praktijk gedeeltelijk tegelijk uitgevoerd. Daarna zullen de ondernemingen worden besproken waar de interviews zijn afgenomen.

3.1. Case selectie

Aan de hand van de voorgaande hoofdstukken is bepaald dat een case een onderneming is die als doel heeft winst te maken. Daarnaast dient de onderneming één of meerdere CSR maatregelen te hebben genomen. Het volgende selectiecriterium is dat de te kiezen ondernemingen mee moeten hebben gewerkt aan een eerder onderzoek van de BECO Groep, in opdracht van Stichting Innofood, de vereniging maakindustrie oost en VNO NCW midden. De BECO Groep heeft aan de hand van dit onderzoek een boek uitgebracht met samenvattingen uit de interviews met de bedrijven (BECO Groep 2005, pag. 4-5). Dit boek dient als basis voor de selectie van de te benaderen ondernemingen. Hiervoor is gekozen aangezien deze bedrijven CSR maatregelen hebben genomen en al een keer hebben meegewerkt aan een onderzoek over CSR. Als gevolg hiervan vallen de bedrijven binnen de doelgroep en is daarnaast de kans groter dat ze weer willen meewerken. De grootte van het bedrijf is verder niet van belang.

Het aantal cases dat onderzocht wordt is niet van te voren bepaald, maar hangt af van hoeveel en welke CSR maatregelen er binnen de cases zijn genomen. Een randvoorwaarde is echter wel dat het in ieder geval van belang is dat elke groep van CSR maatregelen uiteindelijk vertegenwoordigd is in een case. Uiteindelijk is er onderzoek gedaan bij drie ondernemingen. De bedrijven zijn in alfabetische volgorde uit het onderzoek van de BECO Groep benaderd, tot er voldoende ondernemingen waren voor het onderzoek. Door het kleine aantal ondernemingen zijn de resultaten niet generaliseerbaar. Er moet echter wel worden gesteld dat door de case onderzoeken een uitgebreidere analyse kan worden gegeven van de mogelijke gevolgen van CSR maatregelen. Een organisatie valt zelf niet te interviewen, dus dienen er personen binnen een organisatie te worden geïnterviewd. Hierbij moet rekening worden gehouden met de kennis van de personen. Er dienen mensen te worden geïnterviewd die voldoende van de maatregelen afweten en over voldoende

financiële kennis beschikken om informatie te kunnen verstrekken over de voor- en nadelen van de maatregelen. Hierdoor zijn bedrijfsleiders of directeuren geïnterviewd.

(24)

3.2. Dataverzameling

De onderzoeksvraag probeert antwoord te geven op de vraag welke economische gevolgen de afzonderlijke CSR maatregelen zelf hebben. Deze onderzoeksvraag wordt beantwoord door middel van de twee deelvragen in het praktijkonderzoek:

1. Welk CSR maatregelen zijn er binnen de ondernemingen genomen? 2. Wat zijn de economische voor- en nadelen van de CSR maatregelen?

De interviews moeten dus uiteindelijk als resultaat hebben dat deze twee vragen beantwoord worden. Hierdoor staan deze vragen dan ook centraal in de interviews. Het eerste deel van het interview betreft een opening. In dit deel wordt aan de geïnterviewde vermeld welk doel het interview heeft. Daarnaast vertelt de geïnterviewde iets over de activiteiten van de onderneming, hoe de onderneming presteert en de visie van de onderneming op CSR. Het tweede deel van het interview bestaat uit aantal vragen over de verschillende

maatregelen. Ten eerste wordt een CSR maatregel besproken die de onderneming heeft genomen en wordt bekeken wat het doel van deze maatregel is. Hiermee wordt gekeken of de maatregel valt binnen de in deze scriptie gehanteerde definitie van CSR. Daarnaast wordt ook gevraagd of aan de maatregel enige wettelijke vereisten verbonden zijn of dat dit uit eigen beweging gebeurt. Vervolgens wordt gevraagd of de onderneming voor het uitvoeren van de maatregel een kosten-batenanalyse heeft gemaakt. Ook wordt gekeken welke economische voor- en nadelen deze maatregel met zich meebrengt, aan de hand van de definities van de costs en benefits die in paragraaf 1.6 zijn vermeld. Daarna wordt verder gegaan met eventuele verstorende effecten die hebben plaatsgevonden. Deze verstorende effecten kunnen de resultaten van de maatregel beïnvloeden. Als laatste wordt gevraagd of de persoon zelf denkt of de maatregel voordelig dan wel nadelig is voor de winst van de onderneming. Enige informatie die niet in het interview naar voren is gekomen, maar wel belangrijk wordt geacht, wordt op een later tijdstip telefonisch nagevraagd.

3.3. Data analyse

Aan de hand van de antwoorden van de geïnterviewde wordt als eerste gekeken of de CSR maatregel binnen de definitie van CSR in deze scriptie valt. Daarna worden de totale economische voor- en nadelen berekend. Hierbij worden enige verstorende effecten geëlimineerd. Hieruit wordt vervolgens de marginal CSR profit berekend. De marginal CSR

(25)

Voor de vereenvoudiging van de berekening van de kasstromen wordt gebruik gemaakt van annuïteiten. De contante waarde (CW) van een annuïteit wordt berekend volgens formule 3.2 (Ross et al. 2005, pag. 80):

Een annuïteit valt normaal gesproken voor het eerst aan het eind van de eerste periode. Hierdoor wordt een annuïteit automatisch verdisconteerd naar het begin van de eerste periode. Er wordt echter niet bij voorbaat vanuit gegaan dat de termijnen gelijk blijven en postnumerando vallen. Hiermee wordt geprobeerd om de werkelijkheid zo dicht mogelijk te benaderen. Bij een aantal maatregelen valt de annuïteit prenumerando, wat uit de interviews naar voren komt, in dat geval wordt in de formule gebruik gemaakt van de notatie “Ä” in plaats van “A”. Hierdoor wordt de annuïteit één periode minder verdisconteerd. In het geval dat de annuïteit pas aan het einde van de tweede periode of een latere periode valt, dan dient de annuïteit nog één of meer jaren verdisconteerd te worden. Als laatste wordt gebruikt gemaakt van een groeiende annuïteit. Om hiervan de contante waarde te berekenen wordt formule 3.3 gebruik (Ross et al. 2005, pag. 84).

(3.1) Met:

- CCSR = De (periodieke) economische gevolgen die worden veroorzaakt door de CSR maatregel.

- r = De verdisconteringsvoet / het interestpercentage waarmee wordt gerekend. In deze scriptie wordt gerekend met 8% aangezien bakkerij Fuite hiermee werkt. Fuite rekent met 8% omdat Fuite 8% rente moet betalen op haar rekening courant. - T = De termijn dat de kasstroom loopt.

(3.2) Met:

- AT

r = De annuïteitfactor, een simpele notatie voor de annuïteit.

(3.3) Met:

- AT

(26)

Als laatste wordt gekeken of de uitkomsten uit de marginal CSR profit overeenkomen met de gedachten van de geïnterviewde over de voordelen van deze maatregel. Na het uitwerken van de voorbeelden binnen de ondernemingen wordt een keuze gemaakt welk voorbeeld wordt beschreven. Deze keuze wordt gemaakt op basis van de mate waarin de economische voor- en nadelen door de geïnterviewde te identificeren zijn. Hiermee ontstaat een bias in het onderzoek aangezien sommige voorbeelden met onidentificeerbare voor- of nadelen, maar wel economische gevolgen, niet worden beschreven. Echter is hier toch voor gekozen omdat een beschrijving van voorbeelden met teveel onidentificeerbare voor- of nadelen geen representatieve weergave geeft van de totale economische gevolgen van deze maatregel.

3.4. Beschrijving ondernemingen

De pilotstudies zijn uitgevoerd binnen drie ondernemingen. Dat zijn Bakkerij Fuite, Koninklijke Buisman, en Bouman. In deze paragraaf wordt een korte beschrijving van de ondernemingen gegeven, zodat een duidelijk beeld ontstaat van de activiteiten en de grootte van de ondernemingen. Deze gegevens zijn afkomstig uit de interviews en het onderzoek van de BECO Groep (2005, pag. 26, 34 en 47). Financiële gegevens over 2006 zijn nog niet te controleren aan de hand van het jaarverslag, aangezien deze nog niet gepubliceerd zijn. Gegevens over 2005 zijn wel gepubliceerd, hierdoor worden ook de gegevens over 2005, waar mogelijk, vermeld.

3.4.1. Bakkerij Fuite

In 1928 is de ambachtelijke bakkerij Fuite gestart (BECO Groep 2005, pag. 47). Dit

familiebedrijf is in 2004 verhuisd naar Apeldoorn en is uitgegroeid tot een onderneming met een omzet van €12 miljoen en ongeveer 90 werknemers. Bakkerij Fuite heeft in 2006 een klein verlies geleden. In 2005 heeft bakkerij Fuite met 82 werknemers een kleine winst gerealiseerd (Bakkerij Fuite B.V. 2007, pag. 4 en 10). Fuite is actief op twee markten, de retailmarkt en de cateringmarkt, die beide ongeveer 50% van de omzet betreffen. Voor de cateringmarkt moet gedacht worden aan de belegde broodjes voor onder andere Shell en KLM. Voor deze broodjes maakt Fuite het brood. In de cateringmarkt zit voor Fuite veel groei.

(27)

Voor Fuite betekent CSR op een nette manier omgaan met de omgeving, de mensen en de materialen die binnen de onderneming gebruikt worden. CSR is voor Fuite een hoofddoel, waardoor Fuite CSR in haar missie heeft omschreven en strategisch heeft uitgewerkt. In het interview is gesproken met Klaas Fuite, bedrijfsleider en milieumanager binnen Fuite. De volledige samenvatting van het interview met de heer Fuite is terug te vinden in appendix B. De noodzakelijke callback is terug te vinden in appendix C.

3.4.2. Koninklijke Buisman

Koninklijke Buisman is een zelfstandige en onafhankelijke onderneming die sinds de oprichting in 1867 gevestigd is in Zwartsluis. Buisman is begonnen als kleine grossier, waarna het bekend werd met de Buisman Aroma. Buisman is inmiddels uitgegroeid tot een middelgrote fabrikant van levensmiddelen, met een omzet van €20 miljoen en een

bedrijfsresultaat in 2006 van ongeveer €1 miljoen. Met ruim 40 medewerkers is Buisman actief op zowel de consumentenmarkt als de industriële markt. Voor de consumentenmarkt moet gedacht worden aan bijvoorbeeld de Buisman Aroma, de Cafita koffiecreamer, de Buisman instant dranken zoals de Cappuccino en Hot Chocolate en een aantal private labels voor diverse relaties (BECO Groep 2005, pag. 34). Voor industriële toepassingen heeft Buisman een breed assortiment aan gebrande suikers en karamels, zowel in vloeibare- als in poedervorm. Deze producten worden onder andere toegepast in koffie, bakkerijproducten, vleeswaren, dranken, soepen en sauzen.

De visie van Buisman op CSR is dat je je als onderneming netjes moet gedragen. Daarbij wordt van geval tot geval bepaald of er actie ondernomen moet worden. Het staat echter nog op de agenda om het CSR beleid formeel vast te leggen. In het interview is gesproken met Peter van de Steeg, algemeen directeur van Buisman. De volledige samenvatting van het interview met de heer Van de Steeg is terug te vinden in appendix D. De callback is terug te vinden in Appendix E.

3.4.3. Bouman

Bouman is in 1950 begonnen als een reparatieruimte voor de textielindustrie (BECO Groep 2005, pag. 26). Sinds de jaren ’60, door de afname van de textielindustrie in Twente, is de productie langzaam veranderd. Bouman bestaat momenteel uit twee hoofdafdelingen, de machinefabriek en de procestechnologie. Vandaag de dag zit Bouman, voor de

machinefabriek, voornamelijk in de vliegtuig- en de defensie-industrie. De afdeling procestechnologie voert werkzaamheden uit bij klanten in voornamelijk de voedings-, de genotsmiddelen-, de chemische- en de pharmaindustrie. Onder de procestechnologie vallen weer 2 takken, de engineering en de externe montage. Binnen Bouman werken totaal

(28)

ongeveer 95 mensen, waarvan er 6 werken bij engineering, 40 bij externe montage en ongeveer 32 in de machinefabriek. De overige werknemers werken als overhead voor de organisatie. Bouman heeft in 2006 een omzet gedraaid van €7,5 miljoen en een winst van ongeveer €500.000,- behaald. In 2005 heeft Bouman met 88 werknemers een omzet gerealiseerd van €7,0 miljoen en een klein verlies van €70.000,- (Machinefabriek Bouman Holding B.V. 2006, pag. 6 en 11).

De visie van Bouman op CSR is voornamelijk gericht op het personeelsvlak. Bouman is van mening dat je netjes moet omgaan met je personeel, waarbij je ervoor moet zorgen dat werknemers er tijdens hun hele carrière prettig werken. In het interview is gesproken met Bram Pieffers, hoofd procestechnologie van Bouman. De volledige samenvatting van het interview met de heer Pieffers is terug te vinden in appendix F.

(29)

Hoofdstuk 4. Resultaten praktijkonderzoek

In dit hoofdstuk zal een beschrijving worden gegeven van de resultaten uit de analyse van de interviews. Er worden achtereenvolgens vijf pilotstudies beschreven over specifieke

maatregelen die binnen één van de drie ondernemingen is genomen. Daarna wordt nog een algemeen economisch effect van CSR maatregelen besproken. De informatie uit deze pilotstudies is afkomstig uit de interviews, waarvan een samenvatting is opgenomen in de appendices B tot en met F.

4.1. Arbeidsomstandigheden: Vijf werknemers op cursus Nederlands gestuurd – Bakkerij Fuite

In 2004 heeft Fuite vijf werknemers op cursus Nederlands gestuurd. De reden hiervoor was dat deze werknemers onvoldoende Nederlands spraken waardoor fouten ontstonden op de werkvloer. Deze werknemers waren tussen de 30 en 40 jaar. Voorafgaand aan deze

maatregel is geen investeringsbeslissing uitgevoerd. Deze maatregel valt binnen de definitie van CSR aangezien het onderwijzen van personeel geen core business is van Fuite en er is ook geen wettelijke verplichting om werknemers op een cursus Nederlands te sturen. Daarnaast wordt door deze maatregel een duurzame basis gecreëerd, omdat de werknemers hierdoor langer binnen Fuite werkzaam blijven. Communicatie is binnen de productie van broodjes belangrijk aangezien er bij slechte communicatie fouten worden gemaakt. Door het beperken van fouten wordt tenslotte een stabielere omzet gerealiseerd.

4.1.1. Economische voordelen van de maatregel

De voordelen van deze maatregel zijn dat er minder miscommunicatie voorkomt, er is minder frustratie bij andere werknemers en er ontstaat meer binding en motivatie bij deze

werknemers bij de onderneming. Een gevolg hiervan is dat er minder fouten in het

productieproces optreden. De heer Fuite schat het totaal van deze voordelen op € 8.000,- per jaar zolang deze werknemers binnen Fuite aan het werk zijn. Er wordt door de heer Fuite vanuit gegaan dat deze voordelen constant blijven. Het is lastig in te schatten hoelang deze werknemers daadwerkelijk nog bij Fuite werkzaam zijn. Er moet gesteld worden dat deze werknemers momenteel nog bij Fuite werkzaam zijn en nog 20 tot 25 jaar binnen Fuite werkzaam kunnen zijn. Er wordt aangenomen dat deze voordelen over het jaar gelijk zijn en een half jaar na de investering starten, aangezien de cursus na een half jaar is afgerond. Fuite produceert 52 weken in het jaar en dus zijn de voordelen over het jaar ongeveer gelijk. Hierdoor kan gerekend worden dat de voordelen in één keer plaatsvinden één jaar na de investering, aangezien dit niet veel uit maakt voor de resultaten (Ross et al. 2005, pag. 78).

(30)

4.1.2. Economische nadelen van deze maatregel

De directe kosten van deze maatregel zijn de opleidingskosten van de werknemers die Fuite heeft betaald. Deze bedroegen in 2004 €1.100,- per werknemer na aftrek van de subsidie (30%). Dit komt voor vijf medewerkers dus neer op een bedrag van €5.500,-. Daarnaast zijn er nog indirecte kosten aangezien de cursus voor deze werknemers tijdens werktijd is uitgevoerd. Deze arbeid is opgevangen door het overige personeel. De gemiste arbeid van deze werknemers is te schatten op €2.500,- per persoon. Dit komt voor vijf medewerkers neer op €10.000,-. De totale nadelen bedragen dus eenmalig €15.500,-. Aangenomen wordt dat deze nadelen gelijk aan het begin van de cursus worden ‘betaald’. Hoewel dit niet voor alle nadelen geheel zo zal zijn, maakt het weinig uit voor het resultaat van de berekening aangezien dit in de marge van het resultaat valt. De cursus voor de werknemers heeft er niet voor gezorgd dat de werknemers als gevolg hiervan een hoger salaris hebben gekregen.

4.1.3. Economische gevolgen van deze maatregel

Het gevolg van deze maatregel is dat de nadelen van deze maatregel eenmalig neerkomen op €15.500,-. De voordelen zijn een jaarlijks terugkomend bedrag van €8.000,-. Hierdoor is de terugverdientijd van deze investering ongeveer 2 jaar. Voor de berekening van de

marginal CSR profit moet de looptijd van de voordelen bekend zijn. Deze is echter niet in te

schatten. Hierdoor wordt de marginal CSR profit berekend voor zowel het geval dat de voordelen zich 5, 10, 15 als 20 jaar voordoen. Verder wordt er van het gemiddelde uitgegaan van de periode dat de werknemers nog in dienst zijn. Hoewel de uitkomst van de marginal

CSR profit bij een gemiddeld aantal jaren niet gelijk is aan die bij het werkelijk aantal jaren,

maakt dit toch weinig uit omdat het werkelijk aantal jaren niet bekend is en dan kan er toch geen rekening mee worden gehouden. De marginal CSR profit wordt daarnaast berekend met een verdisconteringvoet van 8%, aangezien binnen Fuite met deze verdisconteringvoet wordt gewerkt. Fuite heeft hiervoor gekozen aangezien Fuite momenteel 8% rente moet betalen op haar rekening courant en ook 8% gebruikt bij haar investeringsbeslissingen.

5 jaar 10 jaar 15 jaar 20 jaar

Marginal CSR profit voor belasting €16.500,-* €38.000,- €53.000,- €63.000,-

* De marginal CSR profit voor 5 jaar is als volgt berekend: - €15.500,- + €8.000,- * A5

0,08 = - €15.500,- + €31.941,68 = €16.441,68. Het bedrag is vervolgens afgerond op €16.500,-. De berekeningen voor 10, 15 en 20 jaar verlopen op dezelfde manier, waarbij alleen de termijn van de jaarlijkse annuïteit wordt aangepast.

(31)

Zowel de opleidingskosten als de arbeidskosten zorgen voor een winstdaling en zijn hierdoor aftrekbaar voor de belasting. De voordelen zorgen ervoor dat onder andere de faalkosten omlaag gaan. Dit resulteert in minder kosten, waardoor de totale kosten dalen en de winst stijgt. Aangezien belastingen voor een voor- of nadeel zorgen, moeten deze worden meegenomen. Er wordt vanuit gegaan dat de belastingen gelijk vallen met de kosten en opbrengsten die deze belasting veroorzaken, aangezien dit vrij gebruikelijk is (Ross et al. 2005, pag. 182-184). Dit gebeurt ook in het geval dat er verlies wordt gemaakt. Verliezen zijn namelijk verrekenbaar met de winst uit het voorgaande jaar en de negen daaropvolgende jaren (Overheid.nl 2007, art 20 lid 2 VPB). Hierdoor vallen voor- en nadelen van

veranderingen van belastingen door de maatregel in de meeste gevallen nog steeds in het verliesjaar. Door de grootte van de onderzochte ondernemingen wordt er vanuit gegaan dat, in het geval dat de onderneming winst maakt, de winst ook gedeeltelijk valt in het hoogste belastingtarief voor de vennootschapsbelasting. Hierdoor wordt de aftrek van deze kosten en de bijtelling van de opbrengsten maximaal. Normaal zou dit alles resulteren in een 34,5% lagere marginal CSR profit na belastingen, aangezien het hoogste belastingtarief voor de vennootschapsbelasting in 2004 34,5% was (Kluwer 2004, art 22 VPB, pag. 455). Na belasting is er echter sprake van een apart effect met de marginal CSR profit, dat veroorzaakt wordt doordat het belastingtarief voor dit hoogste tarief de laatste jaren in stappen flink naar beneden is bijgesteld. In 2004 was het tarief voor de

vennootschapsbelasting nog 34,5%, in 2007 is dit nog maar 25,5% (Overheid.nl 2007, art 22 VPB). Hierdoor zijn de kosten van de maatregel aftrekbaar tegen 34,5%, terwijl de

opbrengsten maar belast worden tegen 31,5% in 2005 (ministerie van Financiën 2004), 29,6% in 2006 (ministerie van Financiën 2006) en 25,5% voor de jaren vanaf 2007. Er wordt vanuit gegaan dat het tarief voor de vennootschapsbelasting na 2007 niet meer wijzigt, aangezien het tarief in drie stappen naar beneden zou gaan (ministerie van Financiën 2004). Het gevolg van de belastingen is dat de nadelen na belasting hierdoor dalen met 34,5% naar €10.153,-. De eerste voordelen vallen in 2005 en zijn na belasting €5.480,-. In 2006 zijn de voordelen na belasting €5.632,-. En vanaf 2007 zijn de voordelen na belasting €5.960,-. De

marginal CSR profit na belasting komt hierdoor, voor het geval dat de voordelen zich 5, 10,

15 of 20 jaar voordoen, uit op:

5 jaar 10 jaar 15 jaar 20 jaar

Marginal CSR profit na belasting €13.000,-* €29.000,- €40.000,- €47.500,-

* De marginal CSR profit voor 5 jaar is als volgt berekend: - €10.153,- + €5.480,- / 1,08 + €5.632,- / 1,082 + (€5.960,- * A3

(32)

€13.168,29 = €12.918,40. Het bedrag is vervolgens afgerond op €13.000,-. De berekeningen voor 10, 15 en 20 jaar verlopen op dezelfde manier, waarbij alleen de termijn van de

jaarlijkse annuïteit wordt aangepast.

4.2. Externe sociale activiteiten: Gift aan de stichting “Hulp aan Polen” – Bouman

Bouman geeft sinds het begin van dit jaar aan de stichting “Hulp aan Polen”, die projecten in Polen ondersteunt. Met deze projecten wordt geprobeerd om de economie in Polen te ondersteunen waardoor de mensen in Polen meer zelfvoorzienend kunnen worden. Deze steun bestaat uit twee delen. Als eerste wordt door Bouman om de drie maanden een bedrag overgemaakt aan de stichting. Daarnaast probeert Bouman klanten, die bij Bouman een nieuwe machine willen aanschaffen, over te halen om de oude gereedschappen aan deze stichting te geven, die vervolgens aan Poolse bedrijven worden geschonken. Dit is een CSR maatregel omdat er geen wettelijke voorschriften zijn, dat bedrijven aan goede doelen moeten geven. Daarnaast behoort dit ook niet tot de core business van Bouman. Met deze maatregel wordt een duurzame basis gecreëerd, aangezien er aan het imago wordt gewerkt.

4.2.1. Economische voordelen van deze maatregel

De economische voordelen zijn volgens de heer Pieffers nihil. Reclamevoordelen worden er nauwelijks behaald omdat het bij klanten niet bekend is dat Bouman geeft aan dit goede doel tot het moment dat ze een nieuwe order hebben geplaatst. Een voordeel dat er aan kan kleven is, dat Bouman door klanten gratis gepromoot wordt bij derden, maar Pieffers acht de toegevoegde waarde van deze gift op de promotie zeer klein. Er kan wel een goed gevoel bij de werknemers ontstaan doordat Bouman geeft aan dit goede doel. Maar dit is echter niet te kwantificeren en wordt hierdoor buiten beschouwing gelaten.

4.2.2. Economische nadelen van deze maatregel

De directe kosten van deze gift is de gift zelf. Deze komt neer op een jaarbedrag van ongeveer €4.000,- in vier termijnen. Indirect zijn er weinig nadelen aan verbonden. De heer Pieffers heeft een halve dag besteed aan het uitwerken en beoordelen van deze gift. Daarnaast heeft de communicatie over deze gift naar het personeel, dat andere bedrijven moet aansporen om afgedankte machines te leveren, ook nagenoeg geen tijd gekost. Daarnaast moeten eventueel vrachtwagens naar Polen rijden om de machines en gereedschap te vervoeren. Hier zijn voor Bouman ook geen nadelen aan verbonden, aangezien deze door anderen kosteloos ter beschikking worden gesteld. De totale nadelen komen dus neer op ongeveer €4.000,- per jaar.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

verschil tussen de reale winstsom en de investeringen, beide per hoofd, onder de aanname dat de investeringen geheel uit de winsten gefinancierd worden. Tenslotte moet men nog

Navraag op de universiteit leert dat de "wetenschappers" niet echt geïnte- resseerd zijn in milieuinterpretaties aan de hand van forams, en zeker. niet aan die

Uit eerdere inventarisaties/enquêtes Meerburg et al., 2008 is gebleken dat in de Hoeksche Waard de aandacht bij het waterschap Hollandse Delta voor ecologisch beheer van dijken

Het Zorginstituut herberekent met inachtneming van het op grond van artikel 40 bepaalde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder het normatieve bedrag kosten van

In de verzekerdenraming 2014 zijn de verzekerden woonachtig in het buitenland evenredig verdeeld over de afslagklasse en de positieve klasse op basis van de relatieve prevalenties

Predictors of virological treatment failure among adult HIV patients on first-line antiretroviral therapy in Woldia and Dessie hospitals, Northeast Ethiopia: a case-control study.

Op haar beurt is een dergelijk goed zoogdierenbestand een ecologische vereiste voor de overleving van een sterk bedreigde uilensoort (namelijk de ‘Northern spotted owl’) die

Uit het rapport van Broekema et al (2005) valt op te maken dat er in totaal 12.000 betaalde arbeidsplaatsen zijn waarvan het overgrote deel (7.360) binnen de directe