• No results found

Verbonden via Vindolanda

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verbonden via Vindolanda"

Copied!
66
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verbonden via Vindolanda

Een onderzoek naar brieven uit de eerste eeuw A.D. in de Romeinse provincia Britannia

Rijksuniversiteit Groningen Oudheidkunde Dr. J. W. Drijvers Maart 2021 MA - scriptie Nelleke Roorda - de Jong s1936859

(2)

INHOUDSOPGAVE

VERBONDEN VIA VINDOLANDA 1

I INLEIDING 2

1 Bespreking bronnen en bijdrages

2 Status Questionis 4

3 Theoretisch kader 5

4 Historisch overzicht 9

5 Grens 12

6 Keizer Hadrianus en de Muur 15

7 Vindolanda 16

II DE VINDOLANDATABLETTEN 19

1 Schrift

2 Primaire bron: de Vindolandatabletten 20

3 De ‘locatie’ als gemeenschappelijke component in het netwerk 25 4 De inhoud van tabletten en tekening van een netwerk 27

A Aanwezigheid en herkomst van legeronderdelen en de keizer

B Aanwezigheid en herkomst van individuele soldaten en burgers 31 C Locaties en relaties in het grensgebied van de Muur 35

III ANALYSE 45

1 Criteria van Burkhardt

2 Social Network Thinking 46

3 Geletterdheid 48 4 Mobiliteit 49 5 Handel 50 6 Acculturatie 51 7 Grens 53 CONCLUSIE 54 BIBLIOGRAFIE

(3)

1

VERBONDEN VIA VINDOLANDA De uitbreiding van het Romeinse Rijk in de eerste eeuwen na Christus bracht de

Romeinse soldaten tot in het noorden van Engeland. Met de bouw van de Muur van

Hadrianus hebben zij daar een opvallende herinnering aan hun aanwezigheid achtergelaten. De 117 km lange oost-west Muur werd vanaf 122 A.D. opgetrokken in het gebied, zuidelijk van wat nu de grens met Schotland is, en bracht de vorming van nieuwe nederzettingen en bijkomende bedrijvigheid mee. Over de bouw en het functioneren van deze nederzettingen zijn veel vragen. Hoe leefde men voor en na de komst van de Muur, wie kwamen als

Romeinse soldaten naar de Muur, welke mensen kwamen mee in de legertros, wat waren hun bezigheden en hoe was de verhouding tussen de nieuwelingen en de oorspronkelijke bewoners? De antieke literatuur geeft maar een enkele aanwijzing over de Muur en aanpalende leefgemeenschappen. Meer informatie is verkregen uit archeologische overblijfselen van de Muur en de nederzettingen, zoals inscripties, munten, aardewerk en andere materiële resten. Als gevolg van de samenstelling van de grond: vochtige vegetatie en leem, is er ook organisch materiaal gevonden. Deze objecten van bijvoorbeeld leer, textiel, wol en hout, zijn vanwege de zuurstofarme omgeving niet vergaan. In een dergelijke anaerobe substantie zijn bij het fort Vindolanda tientallen houten, beschreven plaatjes ontdekt: de Vindolandatabletten. De teksten op deze plaatjes leverden, eenmaal ontcijferd, een massa details over het dagelijks leven rondom de Muur en de contacten met London en het vasteland. Veel onderwerpen en personen komen ter sprake maar het is lastig de

informatie uit de brieven in een groter geheel te zien. Dit essay is een neerslag van de poging een patroon te ontdekken in de berichten uit de Vindolandatabletten. Daarbij kan het nuttig zijn van bovenaf, als met een helicopterview, de relaties, hun frequentie, de afstanden en de gecommuniceerde informatie te bekijken. De vraag is daarbij steeds: Wat was de rol van de Vindolandatabletten in de contacten van bewoners in de nederzettingen, onderling en met de wereld daarbuiten? In het eerste hoofdstuk, de Inleiding, komen de bronnen, status questionis, het te gebruiken onderzoekmodel en de historische context aan de orde. Daarnaast zullen in hoofdstuk I keizer Hadrianus, de Muur van Hadrianus en het fort en de nederzetting Vindolanda geïntroduceerd worden en is er aandacht voor het verschijnsel ‘grens’. Dit omdat de (bouw van de) Muur van Hadrianus oorzaak is geweest van het ontstaan van de Romeinse bedrijvigheid in Noord-Engeland en de nederzetting Vindolanda hier de vindplaats van de tabletten is. Daarbij had de Muur het uiterlijk van een massieve

(4)

2

afscheiding, een grens, hetgeen vragen oproept over de functie van dit bouwwerk. In hoofdstuk II komen de Vindolandatabletten en hun context aan de orde en wordt gezocht naar een patroon in de contacten van inwoners van de Muurregio. Daarna volgt de Analyse met de toepassing van het onderzoekmodel op het onderzoeksmateriaal: de

Vindolandatabletten. Ook zullen een aantal aspecten worden belicht, die de werking en impact van het netwerk verduidelijken. Tenslotte volgt een Conclusie.

I INLEIDING

1 Bespreking bronnen en bijdrages

In deze bespreking worden verschillende literaire, epigrafische, numismatische en andere archeologische bronnen betreffende de leefomstandigheden rond de Muur genoemd. Hierbij zal ook de opgravingsgeschiedenis aan de orde komen.

De komst van het Romeinse leger, de bouw van de Muur door Hadrianus en de aanleg van bijbehorende nederzettingen in de Romeinse provincia Britannia zijn mager gedocumenteerd. En de beschikbare literaire bronnen zijn voornamelijk vanuit de Romeinse optiek. Zo verhalen Julius Caesar en Tacitus de Romeinse interventies en de bezetting van Britannia, waarbij informatie van de laatste met enige reserve moet worden bekeken vanwege zijn familierelatie met beschreven gouverneur in Britannia, Agricola.1 Suetonius,

Cassius Dio, Ammianus Marcellinus en Orosius, schrijvers uit de 1ste, 2de en 4de eeuw,

informeren ons over het optreden van de Romeinen in Britannia.2 En ook uit de Notitia, een

5de -eeuwse lijst met civiele en militaire bestuursambtenaren, blijkt de actieve aanwezigheid

van Romeinse strijdkrachten.3 De werken over geografie, etnologie en topografie van Strabo,

Plinius Major en Claudius Ptolemaios, als ook de Tabula Peutingeriana en Itinerarium Antonini, laten zien dat de Romeinen kennis bezaten van de wereld buiten Rome en dat zij de weg wisten in Noord-Europa.4 In de Scriptores Historiae Vitae Augustae, Vita Hadriana

komt Hadrianus’ verblijf in de provincia Britannia aan de orde en lezen we de beroemde zinsnede: “rego ….Britanniam petiit, in qua multa correxit, murumque per octoginta milia

1 Julius Caesar De bello Gallico 4.20 - 38 en 5.2,4,8 - 23, Tacitus Annales 12, 14, campagnes in Britannia en de Boudiccaanse opstand, Historiae 2, 3 Britse legioenen in het vierkeizerjaar en Agricola 5, 10 - 38 Agricola’s tijd in Britannia, geografie en bevolking, het Romeinse beleid en gouverneurschap. Tacitus was de schoonzoon van Agricola.

2 Suetonius De Vita Caesarum, Divus Julius 25.2 en 47, Cassius Dio Historiae IX 3, LXIX 9 en 10, Ammianus Marcellinus Res Gestae 27.8 - 9.1.

3 Orosius Historiae adversum Paganos 5, 6.9 en 7.40.4, en Notitia dignitatum et administrationum, tam civilium quam miltarium in partibus Orientis et Occidentis onder Item per lineam Valli in Bruce (1966) 8.

(5)

3

passuum primus duxit, qui barbaros Romanosque divideret”.5

Romeinse inscripties zijn voor Britannia gerangschikt in Roman Inscriptions of Britain.6 Ze

zijn vooral gevonden in de civiele zones van militaire legerplaatsen. Het zijn grafschriften, religieuze uitingen en gedenkteksten.7 De inscriptie, gevonden in St. Pauls Church te Jarrow,

betreft een voor ons onderwerp interessant bouwproject: de Muur van Hadrianus. De inscriptie laat weten dat het Romeinse leger onder leiding van Aulus Platorius Nepos en op bevel van keizer Hadrianus tussen de beide oevers van de oceaan over een afstand van tachtig mijl in Britannia een grenswerk heeft gebouwd.8

Munten golden in het Romeinse Rijk als effectief communicatiemedium tussen de keizer en zijn verre onderdanen. De verspreiding van munten was immers continu, het aflezen van de picturale boodschap vond dagelijks plaats en het bereik was groot. Hadrianus gebruikte munten om zichzelf te promoten en zijn onderdanen aan zich te binden. Zo is op de munten de speer een verwijzing naar het opstandig karakter van Britannia en het aanbieden van offerande bij het altaar een teken van loyaliteit aan de Romeinse keizer. Het overeind helpen van een vrouwenfiguur is het symbool voor de restitutia, de hulp van Rome aan Britannia. Het beeld van de keizer die salueert voor zijn legionairs drukt Hadrianus’ respect en sympathie voor zijn legers uit.9

De materiële resten van de Muur en nederzettingen ondergingen lange tijd het lot van alle archeologische schatten, namelijk de vergetelheid. De Romeinse militaire zone werd na de 4de eeuw ontmanteld en verlaten. In de 6de en 7de eeuw werd de Muur nog wel eens

genoemd in brieven en historische documenten maar de interesse ging toch voornamelijk uit naar het hergebruik van de stenen.10 In de 17de eeuw ontstond er interesse voor de Muur bij

geschiedschrijvers als Camden, Gibson en Horsley. Begin 19de eeuw startten Rev. Hodgson

en John Clayton de methodische uitgraving en beschrijvingen van forten langs de Muur zoals Chester, Housesteads en Vindolanda.11 De aandacht ging vooral naar militaire

5 Spartianus Scriptores Historiae Vitae Augustae, Vita Hadriana 11.2: En dus … vertrok Hadrianus naar Britannia, corrigeerde vele misstanden en was de eerste die een muur bouwde, 80 mijl lang, om de barbaren van de Romeinen te scheiden.

6 Collingwood (1965) en Wright Roman Inscriptions of Britain, Oxford: Clarendon Press. https://romaninscriptionsofbritain.org

7 RIB 1181 grafschrift voor Vellibia Ertola te Coria en RIB 1534 en 1535 steles voor godin Coventina te Brocolita. 8 RIB 1051.

9 Mattingly en Sydenham (1926) RIC 577a, RIC 890, RIC 9950 voor Gallia en RIC 919. 10 Johnson (2004) 104.

(6)

4

bouwwerken.12 Simpson en Bruce zetten het onderzoek voort en in de 20ste eeuw worden de

krachten gebundeld in drie Excavation Committees met publicaties in Archaeologica Aeliana en Journal of Roman Studies.13 Sinds 1929 domineert de familie Birley het toneel. Eric B., zijn

zonen Robin E., Anthony R. en kleinzoon Andrew R. houden zich bezig met opgravingen van onder andere Housesteads en Vindolanda en publicaties in de British Archaeological Reports (BAR) British Series en het tijdschrift Britannia. Er komt nu aandacht voor niet-militaire objecten, zoals huishoudelijk aardewerk, kleding, schoeisel, sieraden en altaren en grafstenen.14 Zoals gezegd deed men in 1973 de unieke vondst van de

Vindolandatabletten.15 Sindsdien wordt met nieuwe technieken zoals luchtfotografie,

LIDAR-laserscans en Ground Penetrating Radar verder onderzoek gedaan naar de forten en tabletten. In 1987 kreeg de Muur de status Unesco Werelderfgoed en sinds 2003 ligt langs de Muur een National Trail.Het hele muurcomplex ligt in het Northumberland National Park, de muur is National Ancient Monument en sinds 2005 onderdeel van de Frontiers of the Roman Empire World Heritage Site.16

2 Status Questionis

Veel van de hierboven genoemde auteurs uit de 19de en 20ste eeuw gebruikten als

chronologisch frame de Wall-periods.17 Het is een universeel-geaccepteerd tijdschema,

gebaseerd op historische data voor vastgestelde episodes van afbraak en herbouw. Het werd afgeleid uit literaire bronnen en muur-inscripties. In dit rooster van vier periodes tussen 80 tot 400 A.D. voegde elke onderzoeker zijn nieuw-verkregen data in. Maar deze prescriptieve benadering verhinderde tenslotte een objectieve waarneming en het frame werd in 1976 losgelaten door Breeze en Dobson.18 Vanaf dan erkent men dat elke opgraving een ander

verhaal kan hebben en worden bouwwerken naar hun eigenheid bestudeerd. Naast deze chronologische kwestie zijn de meningen verdeeld over de functie van de muur. Deze

discussie wordt uiteengezet in paragraaf 5. Vanaf het begin en nog steeds is er belangstelling

12 Hodgson (1839) History of Northumberland.

https://www.electricscotland.com/northumberland/historyofnorthum06nort.pdf 13 Bruce (1851), (1885) The Handbook of the Roman Wall, a Guide to Tourists traversing the Barrier of the lower

Isthmus. London, met de resultaten van de uitgraving door John Clayton

https://archive.org/details/BruceRomanWallHandbookThirdEditionImages/page/n8/mode/2up

14 Birley, Robin E. (1975) 15 Birley, Robin E. (1977) 24 - 30.

16 National Trail: Bus A.D. 122 rijdt een route parallel aan de Muur. National Ancient Monument nr. 28471. 17 Collins en Symonds (2013) 11, 12, Birley, Robin E. (1977) 31, 32.

18 Breeze en Dobson (1967) Hadrians’s Wall, waarin de Wall-periods niet meer worden genoemd. Nieuwe indeling, Birley, Robin E. (1977) 172.

(7)

5

voor het militaire leven binnen de forten maar mede dankzij publicaties van Salway en Sommer kregen ook de vici, de extramurale burgernederzettingen die toch de grootste component van de gemeenschap vormden, de aandacht.19 Hedendaagse schrijvers zijn

Allason-Jones, genoemde leden van de familie Birley, Bowman, Breeze, Dobson, Haynes en Symonds. Zij allen hebben bijgedragen aan beschrijving van forten en vestingplaatsen, inventarisatie van gevonden objecten en ontcijfering van de Vindolandatabletten, zodat er steeds meer details bekend raken over het dagelijkse militaire en civiele bestaan.20 In de

jaren ’80 ontstond het idee het Romeinse leger als community te zien; ”a dynamic society in its own right.” 21 Dit was al uitgewerkt door Salway en werd later voortgezet door Haynes,

MacMullen en Mattingley. Blagg en King, Anthony R. Birley en Sommer leverden bijdrages over de contacten tussen soldaten en de civiele gemeenschap.22 Deze denkrichting is

belangrijk voor ons onderzoek; het gebied van en rondom de Muur was immers uitgegroeid tot een serie nederzettingen, waarin mensen wederzijds contact hadden, aangingen of onderhielden in én buiten de muurregio. De twee hierboven beschreven ontwikkelingen, te weten de verwerving van gedetailleerde kennis over het dagelijkse leven op en rondom de Muur, én de benadering van legerkampen en vici als sociale leefeenheden, waarvan de bewoners onderling en buiten de regio allerlei relaties hebben, levert een interessant onderzoeksveld op. In deze ruimte past een onderzoek - met behulp van informatie uit de Vindolandatabletten - naar de activiteiten en relaties van bewoners van de Muurregio. De onderzoeksvraag luidt: Welke rol speelden de Vindolandatabletten in de communicatie tussen fort-en vicusbewoners onderling en buiten de regio. En kan wellicht een grafische uitbeelding, bijvoorbeeld de vorm van een netwerk, het verloop van relaties verduidelijken? 3 Theoretisch kader

“If an historian could not define the group he or she was investigating precisely, the attractive, loosely defined term network was always available...” 23 Hoewel Burkhardt schrijft

over Middeleeuwse netwerken lijkt de netwerktheorie ook voor ons onderwerp een goede

19 Poppe (2001), Verstraete (2011) militair-gerelateerd, Salway (1965), Sommer (1984) vicus-georiënteerd. 20 Adams (1995) het Latijn, Alberti (2018) spinnewiel en wol, Allason-Jones (1985) godsdienst, Birley, Robin E. (1975), Anthony R. (2002) soldaten, Bowman (1998) geletterdheid, Breeze (1976) de muur, Collins (2013) munten, Taylor (2015) voeding.

21 Haynes (1999) 8.

22 Birley, Anthony R. (2000), Haynes (1999), MacMullen (1963 /1984), Salway (1965), Blagg en King (1984), Sommer (1984).

(8)

6

benaderingswijze. Doel is immers kennis te verzamelen over de relaties, die worden genoemd in de tabletten. Het gaat om de vraag welke verbindingen er liggen, welke personen of locaties actief zijn en of er een patroon in de relaties en activiteiten is te zien. Wanneer dat inzichtelijk is kan er gekeken worden naar de implicaties van een dergelijke structuur. Voor het in kaart brengen van de activiteiten en contacten van de bevolking van de Muur-nederzetting, is de afgeleide van Social Network Analysis (SNA) dat is Social Network Thinking, een geschikt theoretisch kader.

Een netwerk is flexibel geheel van verbindingslijnen en knooppunten met een continu wisselend voorkomen. Vanuit de structuur zelf wordt verbinding gemaakt met nieuwe punten, die op hun beurt ook weer verder vertakken en verbinden. Afhankelijk van de vitaliteit van het netwerk is er uitwisseling van (nieuwe) informatie. Dit beeld van een netwerk kan ingezet worden om grip te krijgen op de kwestie verbondenheid en afstand. Braudel, Goitein en Horden en Purcell hielden zich in de vorige eeuw al bezig met dit fenomeen.24 Braudel noemde de uitwisselingsstructuur van goederen, mensen, ideeën,

culturen en talen in het Middellandse zeegebied reseaux.25 Horden en Purcell hanteerden

het concept van connectivity. In contrast met “the topographical fragmentation of the Mediterranean lands” was daar “the connectivity provided by the sea itself.” 26 Hun

heuristische principe past op veel disciplines en in deze studie gebruiken we als prime

medium de limes in Noord-Engeland. Het idee van Karinthy dat verbondenheid veronderstelt tussen elk mens via slechts vijf andere personen, en de bevestiging hiervan met publicaties van Milgram en Watts, bevorderde de ontwikkeling en het gebruik van Social Network Analysis.27 Deze manier van waarnemen met behulp van een netwerk heeft als voordeel niet

prescriptief te zijn, afstanden te kunnen overbruggen en hiërarchische, etnische, nationale en andere barrières te negeren. Het model expliciteert, aldus Burkhart, Malkin en Woolf, relaties tussen sociale eenheden, hun patronen en implicaties. Knappett onderscheidt Social Network Analysis en Social Network Thinking en in dit essay wordt de laatste, lichtere versie gebruikt: “a heuristic strategy that encourages us to think in terms of relationships between

24 Malkin (2007) 1,2, (2011) 44 - 46. Synchroon (in 1948/1949) maar onafhankelijk van elkaar ontdekten Braudel en Goitein de netwerkstructuur.

25 Braudel (1949), Goitein (1967-1993). 26 Horden en Purcell (2000) 101.

(9)

7

people and things”.28 Social Network Thinking legt als het ware een net over een geheel van

individuele activiteiten, en laat zien hoe die activiteiten worden veroorzaakt door actors in het netwerk. Actors leggen verbindingen, de ties, welke niet per se wegen of persoonlijke relaties behoeven te zijn want ook het hebben van dezelfde status of bezitting kan als tie fungeren. Zij zijn de transporteurs van informatie en vernieuwingen, de flow. Flow reist vice versa vanuit het centrum naar de periferie en tussen nodes van het eigen of een naburig netwerk. Clusters zijn dicht vertakte netwerken en een central node met veel ties heet een hub. Wanneer slechts een enkele actor of tie de verbinding onderhoudt met een belendend netwerk, belichaamt die een cruciale link, de broker. Deze connectie kan zich los maken van de rest en daarmee verspreiding van information cascades onderbreken en zelfs een hele achterliggende cluster isoleren.29 De afgesloten cluster, hoe dicht vertakt ook, kan zonder

nieuwe ideeën en prikkels instabiel worden. De vitaliteit van meerdere netwerken en

Illustratie 1. Voorbeeld van gecentraliseerd, gedecentraliseerd en gedistribueerd netwerk.

28 Woolf (2016) 50.

29 En zo bijvoorbeeld de uitbraak van een besmettelijke ziekte stoppen. Dit essay is geschreven tijdens de Covid-19-pandemie in 2020/2021.

(10)

8

de roulerende flow zijn afhankelijk van, wat Granovetter noemt, de weak tie; “These clumps would not, in fact, be connected at one another at all, were it not for the existence of weak ties”.30 Innovaties kunnen volgens Watts & Strogatz ook uit de periferie komen. Het centrum

van het netwerk bestaat dan bij de gratie van de periferie. Perifere netwerken hebben maar weinig willekeurige of langeafstand ties nodig om toch verbonden te blijven met het hele netwerk, “turning it into a small world”.31 Door de verspreiding van informatie langs de ties

te traceren, is het mogelijk aannames te doen over het bestaan van nog onzichtbare relaties. De structuur van het netwerk kan verschillen. Een gecentraliseerd netwerk heeft een

centrale hub, die de ties monopoliseert. Dit kan resulteren in trage vernieuwing en toch enige hiërarchie. In het gedecentraliseerde netwerk kan, vanwege de meerdere actieve centra in los verband met elkaar, sprake zijn van snelle innovaties maar omgekeerd ook desintegratie. Het gedistribueerde netwerk is een rooster met een evenredige en

proportionele verdeling van nodes en ties. Dit netwerk wordt geacht trage innovaties maar de meeste veerkracht te hebben.

Voorafgaand aan ingebruikname van het model is het nodig na te gaan of er überhaupt een netwerk kan worden opgespoord in de informatie van de

Vindolandatabletten. Burkhardt voorziet in een paar criteria voor het netwerk. Deelnemers participeren vrijwillig, hebben vanwege een gedeeld belang het netwerk nodig en zij

verkrijgen door deelname enig voordeel. De hiërarchie is plat, er is geen officieel lidmaatschap van een organisatie en elke actor heeft minimaal twee ties met andere

deelnemers. In onderhavig onderzoeksveld is de verwachting dat we meerdere, deels elkaar overlappende netwerken van militaire, economische en private aard vinden. Het

voorgenomen onderzoek kent wel een paar moeilijkheden.32 Ten eerste zullen de data, zoals

vaker met studies van de Oudheid, niet royaal maar eerder fragmentarisch voorhanden zijn. Ten tweede wordt de indeling in categorieën tamelijk arbitrair en ten derde is datering in dit model niet makkelijk. Tenslotte nog een merkwaardig aspect aan het model; Het model c.q. instrument waarmee we ons onderwerp bestuderen, i.e. het netwerk, beïnvloedt en vormt tegelijkertijd de onderdelen van dit netwerk. Oftewel het gereedschap speelt een rol in de analyse met behulp van dat gereedschap.

30 Granovetter (1983) 202, Malkin (2011) 27.

31 Malkin (2007) 3, (2011) 28, 33, Watts 2003, 52. 32 Malkin (2007) 6.

(11)

9

4 Historisch overzicht

Het overzicht behandelt de historie vanaf de eerste aanwezigheid van de Romeinen in Britannia, dat is vanaf de komst van Julius Caesar in 55 en 54 v.C. De bespreking eindigt met de interventie van Septimius Severus in 208 A.D. omdat na Severus’ komst de Romeinse bezetting werd afgeschaald. Keizer Constantius I is in 296 A.D. nog een keer naar Britannia gereisd om orde op zaken stellen en daarna werd het rustig op dat front.

In overeenstemming met de grote opdracht aan de Romeinen: “tu regere imperio populos, Romane memento”, verovert Julius Caesar het zuiden van Britannia.33 Hij beschrijft

in niet verhullende othering de Britten als wild en strijdbaar, en vertrekt weer snel.34 Zijn

tweede verblijf in 54 v.C. is ook van korte duur want de onrust in Gallia heeft prioriteit. Tacitus signaleert gebrek aan enthousiasme en zegt hierover: “Hij heeft het zijn opvolgers alleen aangewezen, niet nagelaten.”35 Toch waren de Romeinen goed op de hoogte van de

Britse topografie en economie, zo blijkt uit de Geographica van Strabo en Commentarii de Bello Gallico van Caesar. Het eiland was rijk aan minerale grondstoffen en vee, en werd destijds bewoond door een aantal onafhankelijke, zelfsturende stammen.36 Britannia kreeg

de verplichting Rome een jaarlijkse schatting te betalen en Britse koningen hadden voor de uitoefening van hun functie de goedkeuring van Rome nodig. Britten dienden in het

Romeinse leger en werden in staat gesteld Romeins burgerschap te verkrijgen. Hier en daar was sprake van handel tussen Romeinen en de eilandbewoners. Na het vertrek van Caesar is er radiostilte. De melding in Augustus’ Res Gestae aangaande de Britse prinsen in

ballingschap, die Augustus als smekeling bezochten, wijst niet op warme banden met

Britannia.37 Ook Tiberius onderneemt geen actie hoewel de omstandigheden gunstig zijn. De

Rijn-en Donau grenzen waren stabiel, het oostelijk front en Spanje rustig en er was

voldoende mankracht. Bovendien was de Britse koning, Cunobelinus, oud en maakten zijn zoons ruzie.38 Pas in 43 A.D. komt Claudius met vier legioenen in beweging. Suetonius weet:

“…. hij wilde de glorie van eigen triomf en daarom koos hij Britannia, de beste plaats om dit

33 Vergilius Aeneas VI 851.

34 Caesar, De Bello Gallico 5.14, Breeze en Dobson (1976) 6 - 8. 35 Tacitus, Agricola, 13 “igitur primus omnium Romanorum divus Iulius cum exercitu Britanniam ingressus,

quamquam prospera pugna terruerit incolas ac litore potitus sit, potest videri ostendisse posteris, non tradidisse.” 36 Caesar De Bello Gallico 5.12-14, Strabo Geographica 4.5.1 en 3. 37 Augustus Res Gestae 31,32, Collingwood (1936) 73, 74.

(12)

10

te bereiken.”39 Claudius onderwierp het zuidoosten en verklaarde het land tot Romeinse

provincia. De Romeinen blijven echter moeite houden met rebellerende Britten en de onoverwinnelijke stammenkoning van de Ordovices, Caratacus.40 De gouverneurs Q.

Veranius Nepos en Suetonius Paulinus kregen van Nero de taak Wales - vanwege invloedrijke druïden en de aanwezigheid van koper en graan - in bezit te nemen. Maar terwijl S. Paulinus

Illustratie 2. Territoria van de stammen en de Romeinse bezetting in de 1ste eeuw A.D.

39 Suetonius De Vita Caesarum, Claudius 17.

(13)

11

bezet was met Wales en de Siluren, ontstond als gevolg van machtsmisbruik en economische uitbuiting door de Romeinen, irritatie in het oostelijk koninkrijk van de Iceni.41 In 60 A.D.

breekt in East Anglia een grote opstand uit onder leiding van Boudicca, weduwe van de koning der Iceni.42 Paulinus slaat de opstand neer en zijn opvolger C. Petronius Turpilianus

lukt het de situatie te stabiliseren. Hij stationeert troepen in de grensgebieden, destijds niet noordelijker dan de lijn Kingston-upon-Hill en Liverpool. In het vierkeizerjaar, 69 A.D., worden die echter teruggehaald om in de burgeroorlog te dienen. Venutius, de populaire aanvoerder van anti-Romeinse Brigantes, maakt van deze verzwakking gebruik en begint een opstand. Gouverneur Vettius Bolanus kan het altijd al lastige, maar nu openlijk vijandige Brigantia niet in bedwang houden. Zijn opvolger, Petillius Cerialis, vriend van Vespasianus en veteraan tegen Boudicca, krijgt versterking mee en verslaat rond 74 A.D. de Brigantes, de grootste stam in Britannia.43 Voortvarend bouwt hij een groot fort bij York en bevestigt

daarmee de militaire aanwezigheid en dominantie van de Romeinen in Noord-Engeland. Opvolger Sextus Iulius Frontinus dwingt tenslotte Wales en de Siluren op de knieën. Hij bouwde meerdere wegen, castellae en forten, waaronder Caerleon en Chester.44 Tenslotte

komt in 77 A.D. Gnaeus Julius Agricola naar Britannia. Agricola diende onder Vespasianus, Titus en Domitianus en is de meest bekende gouverneur omdat zijn biografie bewaard is gebleven.45 Tacitus beschrijft Agricola als groot veldheer en weldoener maar in hoeverre dit

terecht is, is onbekend.46 Het is wel duidelijk dat Agricola niet heeft stilgezeten. Met de

ambitie heel Ierland en Britannia te veroveren trekt hij in 79 A.D. met zijn legers door het oude koninkrijk Brigantia en laat daar wegen aanleggen en castellae van hout en aarde bouwen. In 82 A.D. bereikt hij de rivier de Tay in Centraal Schotland en bouwt daar fort Inchtuthill. De finale wordt in 83 A.D. uitgevochten bij Mons Graupius, een strijdtoneel waarschijnlijk aan de oostkust van Schotland tussen het huidige Perth en Aberdeen.47 Het is

het meest noordelijke gebied tot waar de Romeinse expansie en militaire aanwezigheid in Britannia reikte. Agricola zegeviert over een groot Caledonisch leger maar wordt direct

41 Tacitus Annales XIV 31, Cassius Dio Historia Romana LXII 2. 42 Tacitus Annales XXXVII.

43 Tacitus Agricola 17.1: “..Brigantum civitatem, quae numerosissima provinciae totius perhibetur ..”, Hartley en Fitts (1988) 19 - 24, Shotter (2004) 25 - 27.

44 Collingwood (1936) 112, 113, Frere (1967) 120 - 122. 45 Tacitus De Vita et Moribus Iulii Agricolae. 46 Tacitus, Agricola 21.

(14)

12

daarna door Domitianus teruggeroepen. Ook de strijdkrachten worden afgeschaald en Tacitus merkt hierover verbitterd op: “Perdomita Britannia et statim missa”.48 En inderdaad

liggen de prioriteiten op het vasteland. Domitianus heeft mankracht nodig bij de perikelen in Germania en Dacia.49 Over de periode na Agricola tot de komst van Hadrianus in 122 A.D. is

tot nu toe geen informatie gevonden bij antieke schrijvers.50 De schaarse numismatische,

epigrafische en andere archeologische bronnen zijn van militaire inhoud, bijvoorbeeld namen van Romeinse legerleiders en het herstel en versterking van sommige forten.51 De te

bespreken Vindolandatabletten geven wel enig inzicht in de militaire, economische en sociale gang van zaken in die periode. Duidelijk is dat de latere keizers Domitianus, Nerva en Trajanus meer aandacht hebben voor Dacia en het oostfront dan voor Britannia. Als gevolg van onderbezetting van de, door Agricola gebouwde, forten, blijkt het onmogelijk de stammen onder controle te houden. Het veroverde gebied ten noorden van de lijn Forth - Clyde moet worden opgegeven en in 87 A.D. wordt fort Inchtuthil in Schotland verlaten. De zuidelijke forten Caerlon, Chester en York worden herbouwd en de forten op de lijn Tyne- Solway worden na 105 A.D. hersteld en versterkt.52 Deze militaire oost-west verbinding, ook

wel de Stanegate genoemd, wordt als voorloper van de Muur van Hadrianus beschouwd. De geschiedenis na Hadrianus komt er in het kort op neer dat de Muur door keizer Antoninus Pius een decennium later werd verlaten en vervangen voor een noordelijker grenswerk van hout, turf en aarde: de Antonijnse Muur. De wal van 63 km lag tussen de estuaria van de Forth en Clyde en vormde 20 jaar lang de noordgrens van het Romeinse Rijk. Daarna trokken Romeinse strijdkrachten zich terug op de Hadriaanse muur en Septimius Severus bond in 208 A.D. weer de strijd tegen de Picten aan. Hij versterkt de Hadriaanse en Antonijnse muur maar kon de guerrilla-achtige strijd met de Picten niet winnen. De Muur van Hadrianus bleef lange tijd de laatste grens.

5 Grens

Uit het voorgaand blijkt dat de Romeinen meermaals een prominente, blijvende linie dwars over Britannia legden. Verbeeldt een dergelijke wal met een rij forten nu een grens? 53

48 Tacitus Historiae 1.2: ‘Britannia was in zijn geheel veroverd en daarna onmiddellijk verlaten.’ 49 Breeze en Dobson (1976) 14.

50 Breeze en Dobson (1976) 15, Collingwood (1936) 120, Crow (2007) 115, Frere (1967) 141, 142.

51 RIB 4139 Funisulanus Vettonianus, ILS 8824a M. Appius Bradua, reliëf: Flavinus (Hexham Abbey Heritage), diploma: P. Metilius Nepos 98 A.D.

52 Shotter (2004) 36 - 37.

(15)

13

Deze vraag noopt eerst tot een uitleg van het begrip limes, het in oude teksten veel gebruikte woord voor ‘grens’. Limes betekent oorspronkelijk pad of balk, en later in de tijd van het Romeinse imperium: de strip grond, die een verdeling markeerde. Onder invloed van koloniale en imperialistische ideologie veranderde het begrip naar een ‘scheidslijn tussen barbaren en de geciviliseerde wereld’. In de woorden van Aelius Spartianus in zijn Scriptores Historiae Augustae, Vita Hadriani: “(murumque) qui barbaros Romanosque divideret.”54 Met

de Romeinse krijgsmacht van de eerste eeuw als decor wordt de gangbare betekenis van limes: een militair verdedigingssysteem langs de grenzen van het rijk. Permanente “defensive structures...garrison camps, watch towers, patrolling.. and even walls.. “met als doel

verdediging en controle van passage.55 Tegengeluid komt van Isaac, die erop wijst dat de

Muur zelf enkel en alleen met vallum aangeduid werd.56 Voor limes ziet hij tijdens het

vroege Keizerrijk wel een militaire associatie, destijds was de limes immers een militaire aanvoerweg. Later veranderde de betekenis naar ‘grensgebied onder commando van een dux limitis’. Dat is een administratief concept en niet verbonden met fysieke linies of verdedigingswerken.57 Isaac beroept zich hierbij o.a. op Res Gestae van de 4de -eeuwse

Ammianus Marcellinus. Drijvers tekent hier echter bij aan dat Ammianus het begrip limes zeker ook als verdedigingslinie met militaire installaties hanteerde.58 Andere auteurs, die

zich bezighielden met het fenomeen ‘grens’ beperkten zich tot het bouwwerk van de Muur. Aristides uit de 2de eeuw en Aelius Spartianus, een van de zes veronderstelde auteurs van

Scriptores Historia Augusta uit de 3de eeuw, dachten beiden aan bescherming van de

(Romeinse) beschaving.59 In de 19de eeuw zag men de muur als militaire barrière met een

defensieve rol. In 1922 werd de strikt-militaire interpretatie verlaten en kwam er aandacht voor de controlerende en stabiliserende functie.60 De meeste schrijvers kiezen voor een

combinatie van de politionele en douanefunctie.61 De muur was immers onvoldoende

54 Drijvers (2011) 15 - 25, Isaac (1988) 125 - 138, Aelius Spartianus, Vita Hadriani 11.2. en 5.2: “Britanni teneri sub Romana dicione non poterant.”

55 Drijvers (2011) 15,16.

56 Isaac (1988) 129, RIB 2034, 2200 en 2205.

57 Drijvers (2011) 15, 16, Isaac (1988) 146 III. 58 Drijvers (2011) 17, 25.

59 Aelius Aristides Ad Romam 81 - 84, “a rampart, encloses the civilized world in a ring.” Graham (2006) 74. Aelius Spartianus, Historia Augusta, Vita Hadriani 11.2 “(he) was the first to construct a wall, eighty miles in

length, which was to separate the barbarians from the Romans.” 60 Breeze en Dobson (2000) 42, Crow (2007) 130.

61 Breeze en Dobson (1976) en Crow (2007) 130, 131. Juist degenen, die betrokken waren bij de uitgravingen handhaven de militair-strategische functie: Daniels (1978), Bidwell (1999), Luttwak (1976).

(16)

14

opgetuigd voor zware defensie of offensieven en verwerkte de doorvoer van personen en goederen.62 Breeze en Campbell geven een overzicht van de vermeende functies van de

Muur, die variëren van prestigeproject, intimidatie, uitvalsbasis, controle of Romanisering.63

Wanneer we nu de Muurregio bezien in perspectief van de limes, zien we dat diens verschijningsvorm de inhoudelijke verandering van het begrip volgt.64 De Romeinen, die tot

de regeerperiode van keizer Trajanus in de veroveringsmodus stonden, dachten niet zozeer in scheidslijnen. Immers, zoals Whittaker praktisch opmerkt: “countries that are expanding have a little interest in the limits of their power.” 65 De Romeinse soldaten waren

voornamelijk ‘onderweg’ in een “imperium sine fine.” 66 Hun limes bestond inderdaad uit een

belangrijke aanvoerweg, die na verloop van tijd uitgroeide tot een zone met enkele bezette strategische punten en winterkampen.67 Later, toen de annexaties uitbleven en het besef

van eindigheid van het imperium doordrong, veranderde hun perceptie. Natuurlijke en artificiële stop-lines kregen meer de karakteristieken van een permanente barrière met functies van bewaking en verdediging van eigen territorium. Dit zien we gebeuren onder Domitianus en Trajanus, wanneer daar de legers in Germania, Dacia en Britannia tegen hun letterlijke logistieke- en numerieke grenzen oplopen. Dan worden scheidslijnen en controle belangrijke items. Langs de natuurlijke scheidslijnen, bijvoorbeeld de Rijn en Donau, kwamen wachttorens, in Britannia verscheen de Muur van Hadrianus; een lineaire, aarden wallen met houten palissades en nog later stenen forten.68

In de kwestie of de Muur van Hadrianus een heuse grens was is de conclusie dat de Muur een militaire barrière was met meerdere andere functies. De Muurregio kan met recht limes genoemd worden. Niet naar het administratieve model van Isaac, maar naar het door Drijvers geschetste concept, dat is: een grensgebied met militaire bouwwerken langs de scheidslijn van Romeins en niet-Romeins territorium.69

62 Breeze en Dobson (2000), Frere (1967) 120,121, Salway (1981) 176, 184.

63 Breeze (2018) 3,4 en 12, Campbell (2016) 47- 52, Cassius Dio Historiae Romanae LXIX 10.1, Breeze (1996) 89, 90, Hingley & Hartis (2011) 85 - 90, Johnson (2004) 56, Mann (1990) in Collins & Symonds (2013) 11: “a

piece of architectural rhetoric, designed to impress and intimidate”, Shotter (2004) 40 - 49. 64 Zoals beschreven bij Drijvers (2011) en Isaac (1988).

65 Whittaker (1994) 31, Plutarchus’ gebruik van grenzen in Pompeius 38.2: ‘he has taken the boundaries of the empire to the limits of the earth’ is typerend voor de expansiefase. 66 Vergilius Aeneas 1.279.

67 Collingwood (1936) 120 - 123, Frere (1967) 149, Whittaker (1994) 62 - 66, Drijvers (2011) 15 - 17.

68 Tacitus Historiae 4.64, Germania 41, Trajaanse Zuil, Breeze (2018) 5,6, Breeze en Dobson (1976) 17, 18. 69 Drijvers (2011) 25.

(17)

15

6 Keizer Hadrianus en de Muur

De creatie van een duidelijke grens was mede te danken aan de persoon en houding van de opvolger van Trajanus, keizer Hadrianus (117 - 138 A.D.) Hij had meegevochten aan de oostgrenzen van het rijk, de instabiliteit van de provinciae gezien en beseft dat de tijd van offensieve expansie voorbij was. Zijn beleid was gericht op de consolidatie van grenzen, motivering van het leger en rust in het rijk.70 Met behulp van de bouw van publieke

voorzieningen, communicatie via de restitutor-munten en reizen door het rijk maakt hij duidelijk dat de provinciae deel van het Romeinse Rijk waren en de inwoners als Romeinse onderdanen deelnamen aan de Romeinse wereld.71 Daarnaast zorgde hij voor een goed

getraind leger en begon met de bouw van fysieke, definitieve rijksgrenzen zoals de houten palissades tussen de Rijn- en Donaugrenzen in Germania en Dacia.72 Vanuit Dacia stuurde

Hadrianus Q. Roscius Falco (118 - 122 A.D.) naar Britannia om rebellerende stammen onder controle te brengen en zelf kwam hij naar Noord-Engeland in 122 A.D. met medeneming van het zesde legioen uit Hispania. 73 Hij maakte Aulus Platorius Nepos gouverneur en begon, bij

gebrek aan een natuurlijke grens, de bouw van de Muur.74 Dit massieve verdedigingswerk,

117 km lang, strekte zich uit van Bowness-on-Solway aan de westkust tot Newcastle -upon-Tyne aan de oostkant. De oostwestlijn lag op de noordflanken van rivierdalen van de Irthing en Eden, met het centrale deel hoog op de rotsformatie Whin Sill. De muur zelf, wall-curtain genoemd, was 5 m. hoog en 3 m. breed met een kern van aarde en klei. De zijden hadden witgepleisterde stenen. Een korter westelijke deel was uitgevoerd in turf. Een platform boven op de muur maakte het wachtlopen voor twee soldaten mogelijk, die werden beschermd door een halfhoge borstwering aan de noordkant. Met steeds een mijl

tussenruimte stonden aan de zuidzijde tegen de muur versterkte poorten, bouwwerken van ongeveer 16 bij 18 m. gemaakt van turf of steen. Deze mile-castles hadden poorten aan voor-en achterzijde met middendoor een gang. Langszij waren slaapvertrekken, een werkplaats en de wapenkamer. Kleine poorten in de muur dienden voor

70 Noot 5, Cassius Dio Historiae IX 1 - 5, Spartianus Historia Augusta, Vita Hadriani 5. 1 - 4. 71 Spartianus Historia Augusta, Vita Hadriani 21.7, Cassius Dio Historiae LXIX 9-10 en Vita Hadriani 8.6.

72 Breeze en Dobson (1976) 25, 26.

73 Spartianus Historia Augusta, Vita Hadriani 5.3.

74 Breeze (1976) 73, Bruce (1966) 18, Collins en Symonds 10, anders Graafstal (2012) Voor de beschrijving van de muur zijn gebruikt: Bruce (1966) 12 - 32, Breeze en Dobson (1976) 27 – 39, 47 - 59 en

https://www.futurelearn.com/courses/hadrians-wall/12/steps/684558

(18)

16

verkenningspatrouilles naar het noorden en doortrek voor herders met vee. De grotere poorten werden door handelaren en de cavalerie gebruikt. Tussen de mile-castles stonden met een interval van 495 m. twee wachttorens (turrets) voor observatie en signalering. Aan de noordkant van de muur was over de hele lengte een diepe greppel gegraven, de fosse, met putten en vallen om aanvallen van de barbaren af te weren. Aan de zuidzijde parallel aan de muur lag de vallum, een 40 m. brede geul met vlakke bodem en hoge wallen aan weerszijden. Deze militaire zone fungeerde als depot van artillerie en als barrière voor aanvallen uit het zuiden. De bemanning en bevoorrading van de Muur werd geregeld vanaf York en Chester. De forten waren met elkaar verbonden via de Stanegate, waarover troepen en voorraden gemakkelijk konden worden verplaatst. Eén van die forten was Vindolanda.

Illustratie 3. Dwarsdoorsnede van de Muur van Hadrianus. 7 Vindolanda

Vindolanda ligt tussen Housesteads en Great Chesters ongeveer een mijl ten zuiden van de muur op de kruising van de Stanegate en een vroegere noord-zuid handelsroute Caledonia - Britannia. De naam is samengesteld uit het Keltische vindos, ‘wit’ of ‘glanzend’, en het Welsh llan wat land of grasveld betekent.75 Het is één van de 16 forten van hout en

(19)

17

turf, waarvan er 15 genoemd worden in de 5de -eeuwse Notitia.76 De overblijfselen van

Vindolanda lagen onder wegen en dorpen en waren beschadigd door agrarische-en mijnwerkzaamheden of ondeskundig blootlegging. De eerste uitgravingen door Hedley (1814) en Clayton zijn niet gerapporteerd.77 Eric B. Birley, Brits historicus en archeoloog,

verkreeg de site in 1929 in privé-eigendom en later kwam de locatie onder de hoede van de in 1970 opgerichte Vindolanda Charitable Trust. Zoals de meeste Romeinse forten kende Vindolanda meerdere bouwfases. De turfwal en een houten fort dateren waarschijnlijk uit de tijd van Agricola, 80 A.D., evenals het hoofdkwartier, een officiershuis en een badhuis. Het complex huisvestte 750 legionairs afkomstig uit Frankrijk en de Lage Landen. Rond 92 A.D. werd het fort in steen herbouwd, waarbij de resten van het eerdere bouwwerk werden bedekt met turf en klei en dienden als fundament.78 Praktisch alles wat door de bewoners in

die moerasachtige, anaerobe laag grond werd achtergelaten bleef eeuwenlang geconserveerd. Bij het fort ontstond de vicus, de nederzetting voor niet-militairen.79 Materiële resten wijzen op de aanwezigheid van barakken, latrines en watertanks, een badhuis, herberg, altaar en een winkel.80 In de periode 105 - 122 A.D. (IV) besloeg de

nederzetting ongeveer 9.7 hectare, het dubbele van het fort. Bewoners waren soldaten, bevelhebbers, hun families, slaven, kooplieden en Brittanniërs uit de regio.81 Bij het

onderzoek naar pre-Hadriaanse overblijfselen blijkt dat er geen strikte scheiding was tussen de soldaten en burgers in fort en vicus. In beide verblijfplaatsen zijn militaire voorwerpen maar ook spinnewielen, schoenen en toiletartikelen van vrouwen gevonden.82 Andere

vondsten waren munten uit de tijd van Domitianus en Trajanus, Terra Sigillata uit Gallië, wol en leer. Daarnaast zijn er ijzer- en brons voorwerpen ontdekt zoals wapens, gereedschap en toiletartikelen. Op grond van deze voorwerpen en in vergelijking met andere forten langs de muur en de nederzetting van York, wordt duidelijk dat veeteelt, leerbewerking en

metaalwinning belangrijke bezigheden waren.83 Naast de Keltische goden Mapones,

76 Notitia dignitatum et administrationum, tam civilium quam miltarium in partibus Orientis et Occidentis onder Item per lineam Valli, Bruce (1966) 8.

77 Birley, Robin E. (1977) 26 - 28.

78 Birley, Robin E. (1977) 31, 86, tekeningen 70, 71 en 105, Birley, Andrew R. (2013) 85, het fort is waarschijnlijk negenmaal herbouwd.

79 Het is niet zeker dat de Romeinen deze term gebruikten, de neutrale term ‘extramurale nederzetting’ heeft daarom de voorkeur, https://www.futurelearn.com/info/courses/hadrians-wall/0/steps/5113

80 VT 643 casula, VT 155 badhuis, VT 156 hospitium, VT 180. 81 Birley, Andrew R. (2013) 86, 87.

82 Birley, Andrew R. (2013) 85 - 104.

(20)

18

Matrona en Moguntis, werd daarom ook de god Vulcanus aanbeden.84 Vlak bij fort

Vindolanda zijn, in het van zuurstof afgesloten leem- en vegetatiemengsel, de Vindolandatabletten ontdekt.85

84 Birley Andrew R. (2013) 73, 74, RIB 1700. 85 Aanduiding vindplaats: tekeningen Birley, Robin E. (1977) 33, 105, 109, 112, illustratie 5 dit essay.

(21)

19

II DE VINDOLANDATABLETTEN

Dit tweede hoofdstuk bespreekt de primaire bron, te weten de schrijftabletten. Aan bod zullen komen: het schrift, de plaats van de Vindolandatabletten tussen andere

schriftvormen, de vondst, vindplaats, conservering, ontcijfering, nut en inhoud. Na

beschrijving van de inhoud van een aantal geselecteerde tabletten volgt de projectie in de grafische vorm van een netwerk.

1 Schrift

De Romeinen waren in de 1ste eeuw A.D. goed bekend met schrift en schrijfmateriaal.

Ze gebruikten als ondergrond steen, aardewerk en metalen als brons en lood. Zachte

schriftdragers waren papyrus, dierhuiden, linnen, hout en bladeren. De bekendste vorm van schrift is de tabella cerata, het wasplankje, waarop werd geschreven met een metalen pennetje, de stilus. Een tweede manier is het beschrijven van 3 mm dikke velletjes hout met een scherp riet en als inkt Arabische gom of koolstof.86 Cassius Dio, Herodianus, Plinius de

Oudere en Ulpianus refereren aan dergelijke sectiles of laminae van esdoorn- of lindehout.87

Eerdere en andere vondsten laten zien welke plaats de Vindolandatabletten innemen in de schrijftraditie van de Romeinen. In Egypte en het Midden-Oosten en Dura-Europa zijn

papyrusdocumenten bewaard gebleven, respectievelijk de Oxyrhynchus Papyri, een collectie Grieks en Latijnse literaire en theologisch teksten uit de 1ste tot de 6de eeuw A.D. en de Dode

Zeerollen, 900 handschriften in Aramese, Hebreeuwse en Griekse taal uit de periode 250 v.C. tot 50 A.D. Papyrusvondsten in Dura-Europos bevatten teksten met literaire, Bijbelse en juridische inhoud en ze verschaffen informatie over de organisatie van het Romeinse leger aan de oostgrens. In Pompeï, Raetia en Dacia zijn in de 1ste en 2de eeuw stilus-tabletten en

wastafeltjes gevonden met juridische teksten betreffende aan-en verkoop. En tenslotte zijn in London de Bloomberg-tablets ontdekt, handelend over beroepen, financiën, juridische- en onderwijszaken. Ze dateren van 50 - 80 A.D. en zijn daarmee de vroegste geschreven

documenten van Britannia. Loden vloektabletten, defixiones uit de 2de tot 4de eeuw A.D., zijn

gevonden in Uley en Bath. Tenslotte zijn langs de noordgrens van Britannia te Carlisle en Corbridge enkele, en in Vindolanda honderden beschreven houttabletten gevonden.

86 Zie ook Bowman (1998) en de introducties op https://romaninscriptionsofbritain.org/tabvindol

87 Herodianus Regnum post Marcum 1.17.1, Cassius Dio Historia Romana, Plinius Naturalis Historiae 13.30, 16.68 en 16.226,229, Ulpianus in Digest, 32.52.1 tilia. Bowman en Thomas (2003) 13.

(22)

20

2 Primaire bron: de Vindolanda tabletten

In 1929 kocht de Britse archeoloog, Eric B. Birley Chesterholm-estate, de huidige Vindolanda-site. Hij vond resten van een pre-Hadriaans fort en vicus en begon met het uitgraven van het hoofdkwartier. Later verrichtte zoon Robin, onder auspiciën van Durham University, onderzoek naar de vicus. Maart 1973 stuitte deze Robin E. Birley, bij het

draineren van een niet-geselecteerd perceel, op zwart organisch materiaal. In dit mengsel van natte varens, leem en stro lagen scherven Terra Sigillata, poppen van de stalvlieg, leer, textiel en houtfragmenten. Bij nadere inspectie van de olieachtige, geschaafde spaanders ontdekte Birley op de “tiny scraps of wood some peculiar marks.” 88 Het was een geschreven

bericht over een zending sokken en ondergoed.

Illustratie 4. Beschreven houtfragment VT 346, gevonden in maart 1973 te Vindolanda.

(23)

21

De vondst bestond uit een grote hoeveelheid houten plaatjes en enkele met inkt beschreven wasplankjes.89 De plaatjes zijn 12 x 4 of 9 x 5 cm en ten hoogste 3 mm dik, met ruimte voor 8

of 9 regels per blad. Sommigen hebben in het midden een verdunning zodat ze, met de tekst naar binnen, gevouwen kunnen worden. Anderen waren met behulp van perforaties en koordjes, als diptiek, bijeengebonden. De inkepingen in rechter- en linkerrand dienden waarschijnlijk om het koordje, dat de brief verzegelde of meerdere bladen in de goede volgorde bij elkaar hield, te verankeren. Het concertina formaat, alleen in Vindolanda gevonden, is een serie aan de kopse kant gevouwen plaatjes, die via koordjes scharnierend aan elkaar zijn bevestigd. De tekst kon op deze zigzag-gevouwen houtblaadjes van boven naar onder gelezen worden. In deze vorm lijkt de concertina een tussenstadium van de papyrusrol en de codex, en aldus de voorloper van het boek zoals wij dat kennen.90

De houtfragmenten lagen bijna 2000 jaar in een 50 cm dikke laag vegetatie en leem, zijnde de vloeren van een houten gebouw. Dit was waarschijnlijk het praetorium of een werkplaats voor leerbewerking grenzend aan dat praetorium.91 In de chronologie van Robin E. Birley ligt

de vindplaats bínnen de pre-Hadriaanse forten van periode I en II, dat is pre - 90 en 95 - 105 A.D. In de situatie met het veel latere stenen fort, ongeveer 160 A.D., ligt de vindplaats net buiten het fort tussen twee civiele gebouwen.92 De datering is gebaseerd op de positie van

de meeste tabletten en dat is de archeologische laag van periode II. Maar omdat de tabletten in de vloeren tussen allerlei afval lagen en deze massa lijkt te zijn gestort als fundament voor nieuwbouw, is het theoretisch ook mogelijk dat dit onderdeel is van een vuilnisbelt uit periode I, dat is vóór 80 A.D. Wanneer we aardewerkvondsten als leidend accepteren, komen we uit op 85/95 - 105 AD. Deze datering wordt ondersteund door de tekst van Vindolandatablet nummer 225, waarin Lucius Neratius Marcellus wordt vermeld. Marcellus wordt namelijk ook genoemd bij Plinius de Jongere en op een bronzen diploma van 103 A.D. als gouverneur van Britannia.93

89 Birley, Anthony R. (2002) 31 wasplankjes, Birley, Robin E. (1977) 133 houten plaatjes. Van dergelijke plaatjes was eerder slechts één exemplaar gevonden; in een bron te Chew Stoke, Somerset, JRS xlvi 1956, 115 - 118.

90 Birley, Robin E. (1977) 154,155, anders: Bowman en Thomas (2003) 13. 91 Bowman en Thomas (1974) 11.

92 Birley, Robin E. (1977) 105, 109, 112 plattegronden, 172 chronologie.

93 Birley, Robin E. (1977) 133, 165, Birley, Anthony R. (2002) 25 tablet, Bowman en Thomas (1974) 126 - 132, nr. 37 diploma, Bowman (1998) 13 chronologie, Breeze en Dobson (1976) 239, CIL XIV 48, Plinius de Jongere Epistulae III. 8.

(24)

22

Illustratie 5. Het grijs gearceerde gebied onder in de tekening is de vindplaats van de tabletten.

De conservering is te danken aan de bijzondere bodemgesteldheid; organisch verval werd voorkomen doordat de tabletten in pakketten natte varens en klei hermetisch afgesloten lagen van zuurstof. De eerste vondst, tablet 346, is binnen vier uur na uitname getoond aan Richard P. Wright, epigraaf, en op het Department of Photopgraphy van de Newcastle University, maar door blootstelling aan zuurstof waren de tekens toen al verdwenen. De handelwijze bij uitgraven is nu als volgt: blokken vegetatie en klei worden uitgestoken en binnen twintig minuten naar het laboratorium-op-locatie gebracht. Daar worden de op elkaar geplakte plaatjes losgemaakt en het aanhangend bodemmateriaal verwijderd. De plaatjes worden, in ontsmettingsmiddel, vervoerd naar Newcastle University, met ultraviolet en infrarood licht gefotografeerd en tenslotte met een vriesdroog- behandeling

gestabiliseerd. Sinds 1973 zijn er 1700 tabletten gevonden met in 1992 nog een vrij grote verzameling en in 2017 de Verecundus-archieven met 25 exemplaren.94 Ze worden bewaard

94 Dit aantal is geschat door Barbara Birley, Curator Vindolanda Trust, in een mail van 13 mei 2020. Verecundus was de waarschijnlijk stichter van de eerste twee forten te Vindolanda.

(25)

23

in het British Museum, waarvan sommigen, in bruikleen, worden tentoongesteld in het Vindolanda Museum.95

Illustratie 6. Eerste behandeling schrijftabletten, Vindolanda-laboratorium.

De ontcijfering van de teksten is niet eenvoudig; de tabletten zijn gehavend, incompleet en de inkt is vaak vervaagd. Het schrift, de “tiny, spidery crawls”, bleek cursief Latijn.96 Het is

waarschijnlijk veel gebruikt in het dagelijkse, Romeinse leven maar minder goed leesbaar dan de blokletters van inscripties op steen. Interpunctie en hoofdletters zijn zeldzaam, onderscheid tussen de letters a en r, e en s, en c en p is lastig evenals het begrip van symbolen en afkortingen. De spelling is vaak fonetisch. Deskundigen op dit terrein, A. K. Bowman, J. D. Thomas en R. S. O. Tomlin, hebben een paar honderd verschillende

schrijfwijzen geïdentificeerd op de inmiddels bijna duizend getranscribeerde, vertaalde en gepubliceerde tabletten.97 In de kwestie hoe de voor-en achterkant van een tablet te

identificeren, opteert Robin E. Birley voor ‘binnenkant’ en ‘buitenkant’. Bowman en Thomas noemen, getuige hun weerkerende: the back is blank, de adreskant back, en de beschreven kant front. Een ander punt van discussie is de plaats van adressering en verzendadres.

95 British Museum London, Roman Britain Gallery, room 49. 96 Birley, Robin E. (1977) 135.

(26)

24

Gewoonlijk staat links onderaan in het bericht, klein geschreven, de naam van de schrijver, voorafgegaan door a of ab met een rang of andere identificatie. In de linkerbovenhoek staat, boven de naam van geadresseerde in de dativus, een plaatsnaam in de locativus. Bowman en Thomas, Adams en Tomlin zien deze locativus als de bestemming.98 Robin E. Birley stelt

dat verzenders en koeriers elkaar kenden en het bestemmingsadres overbodig was. De locativus zou hier de plaats zijn, waar het bericht geschreven werd.99

De Vindolandatabletten zijn door en voor de Romeinen geschreven; het zijn met name legionairs, de legerleiding, handelaren en burgers uit de vicus, die berichten uitwisselden betreffende het dagelijks leven aan de noordgrens van het Romeinse Rijk.100 De zakelijke

teksten werden haaks op de nerf en de persoonlijker notities langs de nerf geschreven. De zeer diverse informatie beslaat de korte duidelijk begrensde periode van 80 - 120 A.D., de pre-Hadriaanse tijd, waarover verder vrij weinig bekend is. Het is de grootste en (tot de vondst van de Bloomberg tabletten) oudste verzameling handgeschreven brieven van 2000 jaar geleden in dagelijks Latijn. Ze dragen bij aan de kennis over het schrijfschrift, het informele Latijn, de verschillende handschriften en de betekenis van afkortingen en symbolen.101 Daarnaast geven ze een beeld van de geletterdheid van de militaire

bevolkingsgroep. Uit de soms fonetische spelling kan de uitspraak afgeleid worden.102

Illustratie 7. Octavius aan Candidus over voorraden tarwe en huiden, 2 delen van VT 343.

98 Bowman (1998) noteert echter ook inconsequenties, 98, noot 10.

99 Zie voor discussie Birley, Anthony R. (2002) 36 - 40 en Bowman en Thomas (2003) 13, 17. Romeinse keizers

Romeins-Britse gouverneurs en Cicero noteerden ook enkel de plaats van schrijven. 100 Cappan (2009) 12 - 15.

101 Cappan (2009) 19 - 24. 102 Bowman (1998) 82 - 99.

(27)

25

3 De ‘locatie’ als gemeenschappelijke component

Van de 1700 gevonden Vindolandatabletten zijn er bijna 1000 beschreven door de heren Bowman, Thomas en Tomlin en en leden van familie Birley.103 Bij de poging enkele

netwerken te construeren zijn hun publicaties en vertalingen van de tabletten gebruikt. Als digitale catalogus bestond tot voor kort Vindolanda Tablets Online maar sinds 2020 zijn de beschrijvingen ondergebracht bij de Roman Inscriptions of Britain op de site

https://romaninscriptionsofbritain.org/.104 De tabletten zullen, zo veel als mogelijk, worden

aangeduid met VT en het nummer dat wordt gebruikt op de site van Roman Inscriptions. De Vindolandatabletten herbergen een enorme hoeveelheid details over het

dagelijks leven bij de Muur van Hadrianus.105 Het zijn zeer gevarieerde maar ook op zichzelf

staande losse data over het doen en laten van militairen, handelaren, vrienden en vrouwen. Om deze reden is het construeren van een netwerk niet simpel.106 De diversiteit en

incoherentie bemoeilijken het vinden van een grootste gemene deler op de terreinen van militaire organisatie, commercie, familie-en vriendenkring en huishouden. En juist een gezamenlijke component is onmisbaar voor het bouwen van een netwerk.Hieronder volgt de beschrijving van twee proefconstructies. Voor de eerste poging is gekozen voor drie tabletten met elk vermelding van een paar mensen die blijkbaar iets met elkaar te maken hebben. In VT 250 vraagt Karus aan Flavius Cerialis om Brigionus aan te prijzen bij de centurio regionarus Annius Equester. In VT 225 zoekt Flavius Cerialis via intermediair Crispinus toegang tot de gouverneur en in VT 344 doet de onrechtvaardig behandelde

103 De nummers 1 - 117 van de Vindolandatabletten, zijn te vinden op de site van 1983, https://archaeologydataservice.ac.uk/archiveDS/archiveDownload?t=arch-3299-

1/dissemination/brit_4/Britannia_Monograph_Series_No_4_Vindolanda_The_Latin_Writing-Tablets.pdf Deze tabletten zijn hernummerd en staan nu op

https://romaninscriptionsofbritain.org/inscriptions/TabVindol118 , die start met 118 en doortelt tot 893. De nummers 574 - 853 staan ook beschreven in Bowman, A. K., J. D. Thomas en R.S.O. Tomlin (2003) The

Vindolanda writing- tablets: Tabulae Vindolandenses III part 1. De nummers 854 - 869 staan in Bowman,

Thomas en Tomlin (2010) ‘The Vindolanda Writing-Tablets (Tabulae Vindolandenses IV, Part 1)’, Britannia 41, 187 - 224. De nrs. 870 - 889 in Bowman, Thomas en Tomlin (2011) ‘The Vindolanda Writing-Tablets (Tabulae Vindolandenses IV, Part 2)’, Britannia 42, 113 - 144. De nummers 1108, 1187, 1091A en 1022 zijn beschreven door Birley, Robin E. en Anthony R. (1994) ‘Four New Writing-Tablets from Vindolanda’, Zeitschrift für Papyrologie und Epigraphik, 100, 431 - 446.

Categorische besprekingen in: Birley, Anthony R. (2002), Birley, Robin E. (1977), Birley, Andrew R.(2013), Bowman (1998), Bowman en Thomas (1974) en (2003).

104 Tot 2019 http://vindolanda.csad.ox.ac.uk/, sinds 2020 https://romaninscriptionsofbritain.org/ onder Inscriptions en Tab. Vindol.

105 Noot 20 en als illustratie onder andere: VT 180, 586, 645 tarwe, 182 spek, 299 oesters, 233, 593 jachtgerei, 190, 203 gerst, bier en wijn, 582 kip. VT 184 Jassen, handdoeken, sandalen, 346, sokken en ondergoed, 343 huiden, 291, 292 visites officiersvrouwen.

(28)

26

transmarinus (iemand van overzee, van het vasteland) zijn beklag bij achtereenvolgens de centurios, prefect, beneficiarius en de keizer of gouverneur. In kaart gebracht levert dit ketens van persoonlijke relaties op; korte, lineaire figuren.

Karus > Flavius Cerialis > Brigionus > Annius Equester. Flavius Cerialis > Priscinus > gouverneur.

Transmarinus > centurions > prefect > beneficiaries > gouverneur/keizer.

De formule-achtige rijtjes van relaties illustreren de eerder besproken theorie van Karinthy maar geven als losse feiten weinig inzicht.107 De volgende poging bestond uit het projecteren

van de archieven van Flavius Ceriales, Flavius Genialis, Lepidina en Priscinus, met

respectievelijk 85, 11, 8 en 8 brieven. De verbindende factor was hier die ene persoon, die correspondeerde met meerdere andere personen. Het uittekenen van deze gegevens resulteerde in vier dichte stervormen, elk met een aantal namen van de geadresseerden. Bowman heeft in zijn boek Life and letters on the Roman frontier veel werk verzet om namen, afkomst en functies van geadresseerden te achterhalen en verhelderen maar moest vaststellen dat hier weinig met zekerheid kan worden gezegd.108

Geen van de twee grafische vormen maken de relatiepatronen meer inzichtelijk. Vandaar dat in de uitwerkingen hieronder is gekozen voor ‘de locatie’ als grootste gemene deler. De geografische plaatsaanduiding als gemeenschappelijke component bleek een werkbare sleutel omdat in veel epistels een plaatsnaam wordt genoemd of duidelijk is dat er een plaats van herkomst bestaat.109 De netwerken zijn dus gebaseerd op topografie. In het

beginstadium van de limes verzamelden zich in Noord-Engeland militairen, en met hen handelaren, vrouwen en handwerkslieden, afkomstig uit het gehele Rijk. Via hun legeronderdeel en hun naam is de plaats van herkomst bekend. Dit kon goed zichtbaar gemaakt worden in netwerk A en B. Omdat deze twee toch weer een stervorm opleverden is een derde poging ondernomen. Voor netwerk C is gekeken naar plaatsnamen en hun

onderlinge verbindingen. Na intekening van de, in de tabletten genoemde, forten is zo de spreiding van strategisch-militaire knooppunten aan de limes duidelijk te zien. En met

invullen van de namen van handels- en halteposten komt naar voren welke de commercieel- belangrijke centra en aanvoerlijnen waren. Tenslotte worden door weergave van de

107 Theorie van Six degrees of separation, zie hoofdstuk I 3.

108 Bowman (1998) 51 - 56, 61 - 63, (2003) 16. 109 Netwerk B neemt hier een aparte plaats in. De locaties zijn hier niet direct uit de tabletten gelezen maar via namen van de fort- en vicusbewoners achterhaald als waarschijnlijke plaats van herkomst.

(29)

27

verbindingen tussen de locaties, veel van de onderlinge relaties en bewegingen in het militaire, commerciële en privédomein manifest.

4 De inhoud van tabletten en constructie van netwerken

A Aanwezigheid en herkomst van legeronderdelen en de keizer

Bij de weergave van de inhoud van de tabletten voor de drie netwerken zullen ook – zij het minimaal - steeds enkele literaire en archeologische aanwijzingen genoemd worden ten bewijze van de aanwezigheid en culturele invloed van het Romeinse leger en legertros. Het eerste netwerk, A, is gebaseerd op plaats van herkomst van de keizer en de

verschillende legeronderdelen. Keizer Hadrianus komt uit Rome en het Eerste Cohort van de Tungri uit Gallia Belgica. De Bataven van het Derde en Negende Cohort zijn afkomstig van de Rijn-Schelde delta en de Vardulli van het Eerste Cohort komen uit Noord-Spanje.110 Uit de

tabletten blijkt hun aanwezigheid in Noord-Engeland. Tungri VT 154, 182, 295, 315 en 857.

De Tungri worden genoemd VT 154 en 857; n(umerus) p(urus) [coh(ortis) i Tungr]orum.111 Dit

zijn presentielijsten uit de periode 92 - 97 A.D., waarin Julius Verecundus prefect was. In VT 295 bericht Oppius Niger, waarschijnlijk commandant, aan Priscinus de doorkomst van twee op pad gestuurde soldaten of koeriers, ex coh(orte) .i. Tungrorum.112 In VT 182 wordt ene

Sabinus vermeld, afkomstig uit Trier en dat is een plaats die aansluiting bij de Tungri suggereert. En in VT 315 wordt waarschijnlijk ook gerefereerd aan de aanwezigheid van de Tungri. Literaire en epigrafische bewijzen van de aanwezigheid van de Tungri zijn de teksten in Tacitus’ Agricola en Historiae en de graftekst van de gesneuvelde centurio Titus Annius van de Tungri. Hun religieuze bagage blijkt uit gevonden godinnenbeeldjes en Terra Sigillata uit Gallia.113

Bataven Derde Cohort VT 263, 311 en 860.

Negende Cohort VT 127, 151, 242, 281, 282, 284, 361, 369, 396, 574, 575, 577 en 579. De aanwezigheid van het Negende Cohort blijkt uit o.a. uit VT 242, 281, 282, 284, 361, 369 en 396 met in allerlei variaties de vermelding van cohortis viiii Batavorum. De renuntia, inspectierapporten, VT 127, 151, 574, 575, 577 en 579 melden allen dat het Bataafse cohort

110 Door de tijd voegden zich ook Britten en de zonen van Tungri, Bataven en Vardulli bij genoemde legeronderdelen.

111 Bowman, Thomas en Tomlin (2010) 196 - 199, VT 857 https://romaninscriptionsofbritain.org/ 112 Bowman en Thomas (1983) 117- 121.

(30)

28

op de juiste plaats en met intacte equipage aanwezig is; coh(ortis) viiii Batauorum omnes ad loca qui debunt et inpedimenta.114 Het cijfer negen wordt in deze tabletten als viiii

genoteerd. De traditionele IX is gevonden in het stempel op een koeienhuid: C IX B, dat is Cohortis IX Batavorum. Het Achtste Cohort zou genoemd zijn in VT 151 en 263: coh(ortis) viii Bat[avorum] maar Bowman en Thomas raakten later overtuigd dat er in plaats van een viiii toch een iii gelezen moet worden, voor het Derde Cohort.115 VT 263 behoort tot het archief

van Flavius Ceriales en schrijver Vitalis bericht hem hier over brieven van centurio Equester van het Derde Cohort. In VT 311 verwijt Sollemnis zijn vroegere kamergenoot, Paris, lid van het Derde Cohort der Bataven, hem nooit eens een brief te schrijven. Hij, Sollemnis, doet dat beter en vraagt naar de gezondheid van Paris.116 Ook hier de literaire bevestiging in Agricola

waar verhaald wordt dat in de slag bij Mons Graupius vier Bataafse en twee Tungri cohorten meevochten.117 En getuige de altaren voor Mars Thincsus te Housesteads en Magusanus te

Vindolanda, werden Bataafse goden vereerd.118

Vardulli VT 181.

Het Eerste Cohort van de Vardulli, een bereden onderdeel, was aanwezig in 105 A.D. en afkomstig uit Noord-Spanje, nu Baskenland.119 De Vardulli komen voor op VT 181, een

rekening met uitstaande schulden; voor de equites Vardulli (denarios) vii. Epigrafisch bewijs van aanwezigheid van de Vardulli en hun verering van de moedergodinnen is gevonden in Bremenium en langs de Hadriaanse en Antonijnse Muur.120

Hadrianus VT 344.

Het verblijf van de keizer kan worden afgeleid uit VT 344, een tablet, gedateerd omstreeks 120 A.D. Een handelaar, wetende dat de keizer zeer benaderbaar was voor de gewone man, had begrepen dat Hadrianus ter plaatse was en doet zijn beklag bij hem. Hij was afgeranseld terwijl hij niets misdaan had. En dat terwijl hij geen Brit was (welk genus blijkbaar straffeloos geslagen mocht worden) maar nota bene een transmarinus. Hij had geen gehoor gevonden bij de prefect, beneficiarius en centurio, en wendt zich nu tot ‘Uwe Majesteit’; tuam

114 Birley, Anthony R. (2002) 80 - 85, VT 574.

115http://vindolanda.csad.ox.ac.uk/ en https://romaninscriptionsofbritain.org/, Bowman (1998) 25. 116 Birley, Anthony K. (*R.) (2001) 242 noot 5.

117 Tacitus Agricola 36.

118 RIB 1593, Breeze en Dobson (1976) 264, Birley, Anthony R. (2002) 31, 155, 156. 119 Aanwezigheid van enige cavalerie kan worden opgemaakt uit VT 159 turma, Bowman (1998) 26.

120https://web.archive.org/web/20120125065652/http://www.roman- britain.org/military/coh1var.htm,

(31)

29

maies[t]atem imploro.121 Literair en epigrafisch bewijs van Hadrianus’ bezoek is passage in

de Historia Augusta, Vita Hadriani, waarin hij zijn troepen inspecteert, bemoedigt en bevel geeft tot de bouw van de Muur, en de hierboven besproken Jarrow inscriptie. Bovenstaande gegevens zijn verwerkt in illustratie 8.

121 Spartianus Historia Augusta, Vita Hadriani 9.8, 17.6 - 8, 20.1 en Cassius Dio Historia Romana 69.6.3. Birley, Anthony R. (2002) 75,76, 116, 117. Anders: Bowman en Thomas, die menen dat de aangesproken majesteit de gouverneur van Britannia is. https://romaninscriptionsofbritain.org

(32)

30

Illustratie 8. Netwerk A. Aanwezigheid bij de Muur/ herkomst Tungri, Bataven, Vardulli en keizer Hadrianus.

Rome Rijn-Schelde delta

Hispania

Gallia Belgica Vindolanda

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In terms of contributing to the literature on special needs education, the study contributed a better understanding of the lived experiences of educators teaching learners with

These researchers, who have already produced a high volume of quality research, are shown to employ modes of work that maintain this output, sometimes in spite of, and not because

The success of the vehicle- free developments was measured and the information utilised to guide recommendations for the demarcated study area within the town of

7 Als de belastingrechter zich bij de behandeling van de zaak beperkt tot een beoordeling van de rechtmatigheid van de aanslag of beschikking, negeert hij in voorkomende gevallen

In 2014 vestigden we één centrale stock voor het verzorgings- materiaal in Lubbeek en niet meer in de

Lange termijn proeven kunnen de trage ontwikkeling van effecten van bodemkwaliteit goed in beeld te brengen. De proeven

Verdergaande centralisatie van aanvraag- en toekenningsprocedures Het College begrijpt het voorstel zo, dat de toekenning van andere – meer algemene - voorzieningen benodigd

is gestegen.en daarna weer gedaald. De laatste jaren is een zekere stabilisa-.. Figuur 2: Bekend geworden minderjarige verdachten 1980-1986, naar geslacht.. Tabel 2: