Vraag nr. 35
van 28 november 1995
van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH Wegenwerken – Aanbestedingsbeleid
Er zijn ruim 300 meestal kleine en middelgrote bedrij-ven die in Vlaanderen de jongste jaren onderling een felle concurrentieslag leveren, om opdrachten vooral voor onderhoud van wegen binnen te rijven. De aanleg van nieuwe wegen is zo goed als voorbij.
De grootste klacht van de aannemers is de discontinuï-teit. De aanbestedingen komen met horten en stoten. Het feit dat er geen lijn zit in de aanbestedingen dreigt de aannemers en hun werknemers, maar ook de Vlaamse regering zuur op te breken.
Indien straks drieduizend mensen hun job verliezen, betekent dat voor de staat een bijkomende rekening van ten minste drie tot vier miljard frank.
Het grootste probleem ligt bij de doorstroming van de budgetten. Momenteel is er amper de helft vrijgegeven van het bedrag (tien miljard) dat door het Vlaams Gewest is uitgetrokken voor wegenwerken in 1995. Tij-dens de laatste maanden van dit jaar zou er dus nog-maals voor 5 miljard frank werken moeten uitgeschre-ven worden. Zelfs met een forse eindspurt, kan de vrij-geving van dergelijk groot volume enkel leiden tot een grondige verstoring van de markt.
1. Is de minister op de hoogte van deze problematiek ? Wat is zijn analyse van de situatie ?
2. Door een meerjarenplan op te stellen zouden heel wat problemen kunnen worden vermeden. Heeft de minister reeds maatregelen in die zin genomen ? 3. De Federatie van Vlaamse Wegenwerkers stelt voor
een beroep te doen op privé-studiebureaus om de aanbestedingen vlot te krijgen. Werkt de minister aan oplossingen in die richting ?
Antwoord
1. De problematiek rond de discontinuïteit voor de vastleggingen van de budgetten voor wegenwerken is bekend. De concentratie van het uitschrijven van de aanbestedingen naar het einde van het jaar toe, is een jaarlijks terugkerend fenomeen. Tal van pro-jecten starten pas effectief na goedkeuring van het investeringsprogramma. Anderzijds lopen nogal wat projecten vertraging op als gevolg van :
– het aanslepen van de onteigeningsprocedure ; – het uitblijven van de bouwvergunning ; – het uitlopen van de inspraakprocedure ;
– allerhande administratieve moeilijkheden (gecom-bineerde dossiers, MER-verplichtingen, opmerkin-gen van de Inspectie van Financiën, ...).
2. Reeds sinds enkele jaren wordt een indicatief rol-lend driejarenprogramma opgesteld. Dit driejaren-programma vormt de basis voor het effectief jaar-programma. Momenteel wordt gewerkt aan de
opstelling van het meerjarenprogramma 1996-1997-1998.
3. Het inschakelen van privé-studiebureaus lijkt, gezien de onder punt 1 vermelde redenen voor de vertraging, niet direct de oplossing om de aanbeste-dingen vlot te krijgen. Waar de administratie van mening was dat voor bepaalde dossiers de inschake-ling van een privé-studiebureau wenselijk was, werd dit ook gedaan. Nochtans wordt vastgesteld dat de goedkeuring van dergelijke studiecontracten steeds veel tijd in beslag neemt, waardoor de gewenste tijdswinst dreigt verloren te gaan. Daarom is de administratie momenteel bezig duidelijke richtlijnen en uniforme typebestekken uit te werken voor het toewijzen van dergelijke contracten. Bij de adminis-tratie werd ondertussen ook een werkgroep samen-gesteld met de opdracht concrete voorstellen te for-muleren om tot een normale spreiding van de aan-bestedingen te komen.