• No results found

De fonologische frase als prosodisch domein

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De fonologische frase als prosodisch domein"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De fonologische frase als prosodisch

domein

Naam: Jan Korterink – s1726811 Naam: Marlon Wiekamp – s2028778 Vak: Masterscriptie Taalkunde

(2)

Samenvatting

In de fonologie is een aantal domeinen opgesteld die gebaseerd is op bepaalde

fonologische processen die kenmerkend zijn voor die specifieke domeinen. Een

controversieel domein is de fonologische frase. Deze prosodische eenheid is

controversieel, omdat de syntaxis veelal een rol speelt bij de bepaling van dit prosodisch

domein, en omdat dit domein grotendeels gebaseerd is op twee taalspecifieke

fonologische processen, te weten het Franse Liaison en het Italiaanse Raddoppiamento

Sintattico.

Wij hebben voor deze scriptie gekeken of er in het Nederlands ook evidentie te

vinden is voor het bestaan van de fonologische frase. Wij hebben tien proefpersonen

een verhaal voor laten lezen, waarin 12 specifieke woorden zowel een keer

voorkwamen aan het begin als aan het eind van het veronderstelde domein. Een

belangrijk kenmerk van domeinen is dat ze aan het eind gemarkeerd worden door

verlenging van klanken en het optreden van pauzes. Wij hebben de lengte van de

klanken uit de laatste syllabe van de 12 woorden in begin- en eindpositie gemeten (met

behulp van Praat). Eveneens hebben we de lengte van pauzes na de betreffende

klanken in beide posities gemeten, om te kijken of er meer verlenging en een langere

pauze aan het eind van de fonologische frase op zou treden. Dit bleek bij beide het geval

te zijn. Een T-test gaf aan dat de resultaten voor beide metingen zeer significant zijn

(p=0,000).

(3)

Inhoudsopgave 1 Introductie 4 2 Literatuur 5 2.1 Prosodische domeinen 5 2.1.1 Prosodische theorieën 5 2.1.2 Syllabe 6 2.1.3 Voet 7 2.1.4 Prosodisch woord 9 2.1.5 Clitic group 10 2.1.6 Intonatiefrase 11 2.1.7 Fonologische uiting 13 2.2 Fonologische frase 14 2.2.1 Frasering en rechtsrecursiviteit 14

2.2.2 Raddoppiamento Sintattico en Liaison 16

2.2.3 Controverse op fonologische frase 18

2.3 Grensmarkering 23 3 Methodologie 26 3.1 Vraagstelling 26 3.2 Ontwikkeling test 26 3.2.1 Testzinnen 26 3.2.2 Testwoorden 26 3.3 Metingen 27 3.4 Testpersonen 29 3.5 Procedure 29 4 Resultaten 30 4.1 Duurmeting segmenten 30 4.2 Duurmeting pauzes 31 4.3 Assimilatie 32 5 Discussie 33

5.1 Spontane vs. niet-spontane spraak 33

5.2 Proefpersonen 33

5.3 Bepaling assimilatie 33

5.4 “Pistool inclusief een kapotte pen” 34

6 Conclusie 35

7 Referentie 36

8 Bijlage 38

8.1 Voorleestekst 38

(4)

1 Introductie

Het onderzoeksrapport dat voor u ligt, draait om de volgende vraagstelling: is er

evidentie voor het bestaan van een fonologische frase als prosodisch domein in het

Nederlands? Op deze vraag hebben wij ons de afgelopen maanden gestort. Het

resultaat is deze masterscriptie waarin in meerdere hoofdstukken verschillende

aspecten van dit domein aan de orde zullen komen.

(5)

2 Literatuur

2.1 Prosodische domeinen

2.1.1 Prosodische theorieën

Uitingen kennen naast een syntactische ook een prosodische structuur. Liberman en Prince (1977) gebruiken bijvoorbeeld een boomstructuur om afwisseling van benadrukte en onbenadrukte elementen op een hiërarchische wijze weer te geven. Deze hiërarchische schikking wordt wel prosodische structuur genoemd. Boven het woordniveau is de vertakking van de fonologische representatie identiek aan de syntactische representatie, zoals hieronder is weergegeven:

Figuur 1: Metrische boom van Liberman en Prince (1977). Uit: Selkirk, E.O. (1980). On prosodic structure and its

relation to syntactic structure. Massachusetts: University of Massachusetts.

De boomstructuur van Liberman en Prince toont een NP (Maria) met daarbij een VP (prefers the tango). Deze twee constituenten vertonen op het gebied van beklemtoning een weak-strongrelatie (w s). Lager in de hiërarchie wordt de VP opgesplitst in een V (prefers), die zwak is, en een NP (the tango, sterk). The tango kan tenslotte worden verdeeld in een D (the, zwak) en een N (tango, sterk). Op het niveau van lettergrepen vindt een dergelijke wisseling van benadrukte en onbenadrukte elementen plaats.

(6)

prosodische structuur een eigen entiteit is en de theorie van Liberman en Prince de prosodische structuur tekortdoet. Selkirk licht de interne structuur van bijvoorbeeld de syllabe toe (zie paragraaf 2.1.2).

Spencer (1996) volgt de theorie van Selkirk. Volgens hem is het kenmerkend voor een prosodisch domein dat fonologische processen binnen één bepaald domein plaatsvinden, of dat de processen tussen de grenzen van bepaalde domeinen plaatsvinden. Uit deze benadering komen de volgende domeinen voort (van laag naar hoog): de syllabe (σ), de voet (∑), het prosodisch woord (ω), de clitic group (C), de fonologische frase (ɸ), de intonatiefrase (I) en de uiting (U) (Spencer, 1996).

2.1.2 De syllabe

Er zijn verscheidene redenen waarom de syllabe wordt gezien als een prosodische eenheid. Een motivatie voor dit domein is dat een morfeem of mogelijk woord in een taal voor een groot deel te definiëren valt op basis van lettergrepen. Potktan is bijvoorbeeld geen mogelijk woord van het Nederlands. Dit blijkt uit een analyse van de lettergreepstructuur. In het Nederlands kan een syllabe nooit beginnen met tk of kt, en een lettergreep kan ook nooit eindigen op tk of tkt. Bovendien moet een lettergreep sowieso bestaan uit een vocaal. Dit betekent dat potktan onmogelijk te splitsen valt in mogelijke Nederlandse lettergrepen (Selkirk, 1980).

Een indicatie voor het bestaan van een interne structuur van de lettergreep is het feit dat deze weer is opgebouwd uit kleinere eenheden, en daarmee dus zelf ook een eenheid moet zijn. Een syllabe is te verdelen in een onset, nucleus en een coda. De nucleus en de coda worden samen het rhyme genoemd. De fonologische representatie van het woord kat is als volgt gestructureerd (Gilbers, 2007):

Figuur 2: Eenvoudig syllabemodel van Gilbers (2007). Uit: Powerpoint Gilbers. Features en syllabes. Rijksuniversiteit Groningen.

(7)

nucleus uit een peak (a) en een satellite (n). In het woord open bestaat de eerste lettergreep daarentegen slechts uit een nucleus (o). Een Nederlandse lettergreep bestaat ten minste uit een vocaal, die in de nucleus wordt weergegeven. De verdeling van de syllabe in kleinere eenheden kan ook gemotiveerd worden aan de hand van sonoriteit. Een lettergreep neemt tot de nucleus toe in sonoriteit en neemt daarna weer af in sonoriteit (Gilbers, 2007 en Selkirk, 1980).

Er zijn ook fonologische regels die werken op het domein van de lettergreep. In het Nederlands zien we bijvoorbeeld steeds dat stemhebbende consonanten die een stemloze tegenhanger hebben (de obstruenten b, d, v en z) aan het eind van een lettergreep veranderen in de stemloze tegenhanger (p, t, f en s). Daarom wordt de /d/ uit brand gerealiseerd als [t]. Dit proces wordt final devoicing genoemd (Gilbers, 2007).

Verder is voor het domein van de lettergreep het proces assimilatie kenmerkend. Assimilatie houdt in dat een klank verandert onder invloed van een andere (voorafgaande of daaropvolgende) klank. Bij een woord als inpakken wordt bijvoorbeeld de n vaak gerealiseerd als m, als gevolg van de letter p in inpakken. De letter m wordt namelijk op dezelfde plaats in de mond gevormd als de letter p, terwijl dit niet geldt voor de n. Assimilatie maakt het spreken (articuleren) dus gemakkelijker. Deze processen vinden steeds plaats tussen twee lettergrepen. Optionele assimilatieprocessen houden zich dus niet zozeer bezig met de interne structuur van de syllabe, maar manifesteren zich over de grenzen van lettergrepen heen. Binnen de lettergreep vindt wel verplichte assimilatie plaats. Zo wordt in het woord tank de derde klank verplicht als [ŋ] gerealiseerd. De [ŋ] wordt, in tegenstelling tot de [n], op dezelfde plaats (velair) gerealiseerd als de [k].

2.1.3 De voet

(8)

(1)

Figuur 3: Prosodische structuur van Gilbers (2007). Uit: Powerpoint Gilbers. Features en syllabes. Rijksuniversiteit Groningen.

Een regel die kenmerkend is voor het prosodische domein van de voet is de duplicatieregel. In sommige talen worden woorden of delen van woorden gedupliceerd. Het Diyari, een Australische taal, is hiervan een voorbeeld. Hieronder wordt dit geïllustreerd (vrij naar Hall, 2000 en Spencer, 1996).

(3) Stam Duplicatie

a. daka dakadaka ‘doorboren’

yata yatayata ‘praten’

b. wakari wakawakari ‘breken’ kulkuŋa kulkukulkuŋa ‘springen’

Uit de voorbeelden in (3a) zou je kunnen denken dat steeds het hele woord herhaald wordt bij duplicatie. In de voorbeelden bij (3b) is echter te zien dat alleen de eerste twee syllabes worden gedupliceerd. Anders gezegd, de eerste voet wordt steeds gedupliceerd. In een schema kan dit als volgt worden weergegeven (Hall, 2000: 304).

(4)

Figuur 4: Duplicatieregel van Hall. Uit: Hall, T.A. (2000). Phonologie. Eine Einführung. Berlin: De Gruyter.

(9)

2.1.4 Het prosodisch woord

Het domein boven de voet is het prosodisch woord. Er is voldoende bewijs voor de existentie van het prosodisch woord als domein. In veel talen, waaronder het Nederlands speelt de plaats van accenten een belangrijke rol bij de bepaling van het prosodisch woord (Hall, 2000 en Nespor en Vogel, 1986). Syllaben hebben binnen een voet een strong-weakrelatie, terwijl voeten binnen een prosodisch woord dit juist omkeren. Dat wil zeggen dat het prosodisch woord bestaat uit een onbeklemtoonde voet gevolgd door een beklemtoonde voet (w s). Dit is te zien in balustrade uit voorbeeld (1). Een prosodisch woord is te herkennen aan de hoofdklemtoon. Die valt doorgaans op de laatste voet (strade in voorbeeld (1)). Aangezien dit een trocheïsche voet is, valt de klemtoon binnen het prosodisch woord op de voorlaatste lettergreep (Gilbers, 2007 en Hall, 2000).

Een andere aanwijzing voor het woord als prosodisch domein is te vinden in de Australische taal Yidiny. Deze taal laat hiermee tevens zien dat het prosodisch woord niet gelijk hoeft te zijn aan het syntactisch woord. In het Yidiny worden vocalen in de voorlaatste lettergreep verlengd als het woord uit een oneven aantal lettergrepen bestaat (Nespor en Vogel, 1986).

(5a) [ɡuda:ɡa] ‘hond’ [madji:ndaŋ] ‘besteden’ (5b) [mudjam] ‘moeder’

[ɡaliŋ] ‘gaan’ (5c) [ɡudaɡa+ɡu] ‘hond’

[mudja:m+ɡu] ‘moeder’

(10)

(6a) [ɡuma:ri] ‘rood’

(6b) [ɡuma:ri+daɡa:+nju] ‘rood worden’

Zoals verwacht treedt in voorbeeld (6a) verlenging op van de /a/, want het woord bestaat uit drie lettergrepen. Als we echter twee suffixen (daɡa: en nju) toevoegen, bestaat het woord uit zes lettergrepen. We zouden dan verwachten dat er geen verlenging meer zou optreden. Er gebeurt echter wat anders. De vocaal die verlengd werd in het woord zonder suffixen, blijft ook in het langere woord verlengd. Bovendien treedt er verlenging op bij de voorlaatste vocaal. Volgens Nespor en Vogel (1986) hebben we in dit geval met twee prosodische woorden te maken, terwijl er sprake is van één syntactisch woord. Het syntactisch woord komt dus niet geheel overeen met het domein van het prosodisch woord (Hall, 2000 en Nespor en Vogel, 1986).

2.1.5 Clitic group

De clitic group is een dubieus domein. De vraag is zelfs of deze groep echt een domein genoemd kan worden. De meest gangbare benadering in de fonologie is om clitics te beschouwen als behorende tot het fonologische woord of tot de fonologische frase. Wanneer men de clitics onder het fonologische woord schaart, worden ze vergeleken met affixen. Bij de fonologische frase worden clitics als onafhankelijke woorden beschouwd. Clitics kunnen echter niet gedwongen worden tot één van beide categorieën, aangezien hun fonologische gedrag vaak anders is dan dat van zowel affixen als onafhankelijke woorden (Nespor en Vogel, 1986).

Nespor en Vogel (1986) geven als voorbeeld het Spaanse woord dándo. Dándo ‘geven’ behoudt zijn klemtoon op de eerste lettergreep indien er twee suffixen (+ nos + los ‘het aan ons’) worden toegevoegd. De klemtoon op deze positie is niet gebruikelijk in het Spaans. In paragraaf 2.1.4 wordt eenzelfde voorbeeld door Hall (2000) prosodisch woord genoemd.

(11)

7a) [Will you save me] C [a seat?] C

De woorden save en me behoren tot dezelfde clitic group. Hierdoor mogen we de /v/ weglaten in de uitspraak. In (7b) kan de /v/ echter niet weggelaten worden, aangezien those tot een andere clitic group behoort en v-deletie alleen plaatsvindt bij twee woorden behorende tot dezelfde clitic group (Nespor en Vogel, 1986: 150).

(7b) [We’ll save] C [those people] C [a seat] C

Bij s, z-palatalisatie verschuift de articulatie van de /s/ of /z/ in de richting van het harde verhemelte, het palatum. Hierdoor ontstaan de klanken [š] en [ž]. Dit gebeurt echter alleen in normale spraak binnen een clitic group. Bij slordige of snelle spraak kan het ook op plekken voorkomen waar dit niet gebeurt bij normale, nette spraak. De voorbeelden (8a), (8b) en (8c) laten palatalisatie in normale spraak binnen een clitic group (8a), geen palatalisatie (8b) en palatalisatie in snelle/slordige spraak (8c) zien (Nespor en Vogel, 1986: 150).

(8a) [is Sheila] C [coming?] C

(8b) [Laura’s] C [shadow] C (normale spraak)

(8c) [Laura’s] C [shadow] C (snelle of slordige spraak)

2.1.6 De intonatiefrase

(12)

(9a) (Dicky is een musicus) I

(9b) (Dicky) I (zoals je weet) I (is een musicus) I (9c) (Dicky is) I (zoals je weet) I (een musicus) I

De voorbeelden (9b) en (9c) geven weer dat bepaalde syntactische eenheden, zoals respectievelijk parenthesen (tussenzinnen) en uitbreidende bijzinnen een eigen intonatiefrase vormen. Hierdoor bestaan de uitingen in (9b) en (9c) uit drie intonatiefrasen (Hall, 2000).

Kenmerkend aan de intonatiefrase is ook dat assimilatieprocessen de grenzen van intonatiefrasen niet kunnen overbruggen. Assimilatie vindt wel plaats over de grenzen van lagere domeinen heen. Zoals eerder aangegeven in 2.1.2 uiten assimilatieprocessen zich steeds tussen twee lettergrepen in. Dit kan echter op allerlei niveaus, zoals boven voeten en woorden. Zo is assimilatie bijvoorbeeld ook mogelijk bij de /n/ uit de zin dat is van mij. De /n/ kan dan gerealiseerd worden als een [m]. In dat geval treedt assimilatie plaats tussen twee lettergrepen, maar ook tussen twee woorden (over de woordgrens heen).

Een andere regel die het domein van de intonatiefrase karakteriseert is intervocalic spirantization. Nespor en Vogel (1986) stellen dat in een Toscaans dialect van het Italiaans de /p/, /t/ en /k/ tussen twee vocalen gerealiseerd worden als respectievelijk [ɸ], [θ] en [h]. Voorbeeld (10b) toont echter dat tussen twee intonatiefrasen intervocalic spirantization niet plaatsvindt.

(10a) (Hanno [h]atturato sette [h]anguri appena nati) I

‘Zij hebben zeven nieuw geboren kangoeroes gevangen’ (10b) (Almri[h]o) I ([k]uando dorme solo) I ([k]ade spesso dall’amaca) I

‘Almerico valt, als hij alleen slaapt, vaak uit de hangmat’

Figuur 5: Intervocalic spirantization van Hall. Uit: Hall, T.A. (2000). Phonologie. Eine Einführung. Berlin: De Gruyter.

(13)

2.1.7 De fonologische uiting

De fonologische uiting (U) is een prosodisch domein dat uit één of meerdere zinnen bestaat. Een regel die gebaseerd is op het Engels motiveert het bestaan van dit domein. In het Brits-Engels wordt een /r/ na een niet-hoge vocaal fonetisch niet gerealiseerd, zoals in het woord stir ‘roeren’ [stɜ:]. Als de klank volgend op de/r/ een vocaal is, wordt de /r/ wel gerealiseerd als [ɹ]. Dit proces waarbij een /r/ wordt toegevoegd, wordt r-epenthesis genoemd. Deze /r/ kan echter ook toegevoegd worden op plekken waar geen onderliggende /r/ aanwezig is. Deze twee vormen noemen we ook wel linking-r en intrusive-r. Dit proces gebeurt zowel tussen woorden als intonatiefrasen. Het komt echter niet tot stand tussen twee fonologische uitingen. Voorbeeld (11) illustreert dit proces. Voorbeeld (11c) is een voorbeeld van een intrusive-r, de voorbeelden (11a) en (11b) behoren tot de vorm linking-r (Hall, 2000).

(11a) stir [stɜ:] (…..sti[ɹ]ing…)U (11b) fair [fɛǝ] (a fai[ɹ]idea) U

(11c) Sheila [ʃi:lǝ] (Hi Sheila![ɹ]Everything all right?) U

(11d) Peter [pʰi:tǝ] *(Hi Peter!) U ([ɹ]Open the window, Sheila!) U

Figuur 6: R-epenthesis van Hall. Uit: Hall, T.A. (2000). Phonologie. Eine Einführung. Berlin: De Gruyter.

(14)

Fonologische uiting (U) | Intonatiefrase (I) | Fonologische Frase (ɸ) | Clitic Group (C) | Fonologisch woord (ω) | Voet (Ʃ) | Syllabe (σ)

In bovenstaand schema staan de prosodische domeinen van hoog naar laag gerangschikt. Tot nu toe hebben we nog niet aan alle bovenstaande prosodische domeinen aandacht besteed. Eén domein is nog niet aan bod gekomen, namelijk de fonologische frase (ɸ). In deze scriptie doen we verslag van een onderzoek naar de fonologische frase, een domein waarover de meningen nogal uiteenlopen. Daarom lichten we dit domein pas na alle andere domeinen toe. In de volgende paragraaf wordt de fonologische frase als prosodisch domein behandeld.

2.1 Fonologische frase

2.2.1 Frasering en rechtsrecursiviteit

Als eenheid in de prosodische hiërarchie wordt ook de fonologische frase genoemd. Bij het bepalen van deze frase betrekken Nespor en Vogel (1986) de syntactische structuur van de frase. Zij schrijven dat de fonologische frase de constituent is die één of meer clitic groups bij elkaar houdt. Bij rechtsrecursieve talen wordt de fonologische frase gevormd van rechts naar links. Rechtsrecursieve talen zijn talen waarbij syntactische uitbreiding doorgaans aan de rechterkant van de constituent plaatsvindt (vrij naar Christiansen en Chater, 2002).

(15)

Deze zin bestaat uit een eenvoudige NP, namelijk de bloemen. Door toevoeging van de NP de vaas aan de rechterzijde, wordt rechts-recursiviteit zichtbaar. Aan de rechterkant van de constituent kan men vervolgens blijven uitbreiden, bijvoorbeeld door de tafel of het raam toe te voegen aan de constituent. Voorbeeld (12b) geeft deze rechts-recursiviteit weer in een boomdiagram.

(12b)

De vertakkingen worden in bovenstaand voorbeeld zichtbaar aan de rechterzijde van de constituent. Een voorbeeld van links-recursiviteit is wanneer men van de grijze kat, de lelijke grijze kat maakt (Christiansen en Chater, 2002). Hierbij wordt de uitbreiding (lelijke) aan de linkerzijde van de NP ingebed.

(16)

elementen die bij dat hoofd horen. In onderstaand voorbeeld wordt deze definitie toegepast op een Italiaanse zin (vrij naar Den Ouden, 1997). In (13) is de maximale projectie van het AP dus molto scuri, aangezien colibri een volgend inhoudswoord en lexicaal hoofd (N) is. Molto scuri is dus een fonologische frase.

(13) VP NP AP [ Ho visto ] ɸ [ tre colibri ] ɸ [ molto scuri ] ɸ ‘Ik zag drie erg donkere kolibri’s’

Ook visto behoort weer tot een nieuw lexicaal hoofd (V). Tre colibri is dus de volgende fonologische frase. Visto vormt tenslotte met het element aan de non-recursieve kant ho de 3e fonologische frase in deze zin. Een voorbeeld van een zin waarin een fonologische frase langer is, is uiting (14).

(14) NP VP AP [Een pan vol kaas] ɸ [brandde] ɸ [op het vuur] ɸ

2.2.2 Raddoppiamento Sintattico en Liaison

Elke fonologische eenheid moet onderbouwd worden aan de hand van fonologische regels en processen, zo ook de fonologische frase. De fonologische frase wordt door Nespor en Vogel (1986) gekenmerkt door een belangrijk fonologisch proces, te weten het Italiaanse Raddoppiamento Sintattico (RS). Dit fonologische proces zou de existentie van de fonologische frase als prosodisch domein onderstrepen. Naast RS wordt door zowel Nespor en Vogel (1986) als Selkirk (1972) en Kaisse (1985) het Franse proces Liaison genoemd.

(17)

consonant wordt opgevolgd door een vocaal of een andere niet-nasale sonorant, en b) ω1 eindigt met een korte, geaccentueerde klinker (naar Nespor en Vogel, 1986: 166).

(15) Perché Carlo non é venuto? → Perché [k:]arlo … ‘Waarom kwam Carlo niet?’

In voorbeeld (15) kan tussen Perché en Carlo RS en dus verlenging optreden, aangezien de consonant (k) wordt opgevolgd door een vocaal (a) en het eerste woord eindigt met een korte klinker (é). De verlengde consonant moet verdeeld worden over twee syllaben. Dit zorgt ervoor dat de /k/ zowel als coda de laatste syllabe van ω1 afsluit, waardoor deze gesloten wordt, en de onset van de eerste syllabe van ω2 vormt (Nespor en Vogel, 1986). Er is dus sprake van geminaatvorming, waardoor de /k/ ambisyllabisch wordt.

Dit proces van RS werkt echter niet overal: de grenzen van de fonologische frase blokkeren het vóórkomen van RS. In voorbeeld (16) wordt zichtbaar dat bij de woorden visto en colibri RS plaats kan vinden, alle voorwaarden zijn namelijk aanwezig. De grenzen van de fonologische frase zorgen ervoor dat bij tre en molto echter géén RS kan plaatsvinden. De grenzen van de fonologische frase staan het namelijk niet toe. Merk dus op dat RS alleen voorkomt aan de linkerkant van het hoofd van een frase, binnen zijn maximale projectie, en niet aan de rechterkant (Den Ouden, 1997).

(16)

(18)

Niet in alle gevallen vormt deze consonant een CV-structuur met de klinker in het daaropvolgende woord. Voorbeeld (17a) laat drie plaatsen zien waar Liaison kan optreden (vrij naar Nespor en Vogel, 1986: 179). De /s/ in les en /t/ in sont worden heel duidelijk uitgesproken en als het ware vastgeplakt aan de daaropvolgende vocaal. De /s/ in allés wordt echter niet verbonden aan à en daarom ook niet uitgesproken. Hoe kan het dat hier geen Liaison optreedt? Dit wordt duidelijk als we kijken naar de syntactische structuur.

(17a)

Voorbeeld (17b) maakt duidelijk waarom in (17a) de /s/ van allés niet verbonden wordt aan de volgende vocaal à. De grenzen van de fonologische frase blokkeren daar namelijk het optreden van Liaison. Les en enfants behoren tot dezelfde fonologische frase. Hierdoor kan Liaison optreden. Dit is ook het geval tussen sont en allés. Allés en à vallen echter niet onder dezelfde fonologische frase. De fonologische frase zorgt er dus voor dat het proces Liaison zich hier niet manifesteert.

(17b)

2.2.3 Controverse op fonologische frase

De fonologische frase is een controversieel onderwerp. Zoals eerder genoemd, leggen Nespor en Vogel (1986) vooral de link met de syntaxis en vormen zij bij rechtsrecursieve talen de fonologische frase door van rechts naar links te coderen. Het argument dat Nespor en Vogel hiervoor geven, is dat bij rechtsrecursieve talen de syntactische uitbreiding voornamelijk aan de rechterkant van de constituent plaatsvindt. De syntaxis is van invloed doordat elke fonologische frase volgens de werkwijze van Nespor en Vogel een hoofd krijgt die gevormd wordt door een inhoudswoord of lexicaal hoofd (N, V of A). Dit is reeds omschreven in paragraaf 2.2.1.

(19)

om van rechts naar links te werken. De complete zin zou in die theorie al volledig gegenereerd moeten zijn voordat de spreker begint te spreken. Natuurlijk kan er geen uiting plaatsvinden zonder enige vorm van planning (conceptuele planning, articulatie en formulering). Deze stappen zijn volgens Levelt echter niet serieel, maar kunnen parallel lopen aan elkaar (Levelt, 1989). Kempen en Hoenkamp (1987) noemen dit incremental processing. Levelts motivatie voor de bepaling van de fonologische frasen van links naar rechts in plaats van andersom is dus dat de opbouw van een uiting tijdens de spraakproductie incrementeel gebeurt; dat wil zeggen dat de verschillende onderdelen van spraakproductie tegelijkertijd werken en elkaar dus niet strikt op hoeven te volgen. Dit verklaart volgens hem de vloeiendheid van de spraak. In veel gevallen, zoals voorbeeld (16), leiden de definities van Nespor en Vogel, en Levelt tot hetzelfde resultaat. Uiting (18) geeft echter aan dat het soms tot problemen leidt (Levelt, 1989 en Den Ouden, 1997).

(18) [Era venuto] [con tre piccoli cobra] ‘Hij kwam met drie kleine cobra’s'

Als we de definitie van Nespor en Vogel volgen, komen we in dit geval tot twee fonologische frasen (aangegeven door middel van brackets). De definitie van Levelt leidt echter tot drie fonologische frasen, aangezien het adjectief piccoli, weliswaar complement van cobra (N), het lexicale hoofd is van de adjectiefgroep. Dit betekent dat volgens Levelts indeling na piccoli een frasegrens behoort te verschijnen. Dit is helaas niet te controleren, doordat er in het Italiaans geen adjectieven voorkomen die eindigen op een korte, geaccentueerde klinker, wat betekent dat RS toch niet mogelijk is (Den Ouden, 1997).

(20)

(19a) (19b)

Figuur 7: C-commanderen en RS. Uit: Ouden, D.B. den (1997). De fonologische frase in een model voor spraakproductie. TABU 27.

(21)

dat RS optreedt in een omgeving waarin het woord dat voorafgaat aan de consonant eindigt op een vocaal of nasaal en dat de consonant een plosief is (Kaisse, 1985).

(20a) (20b)

Figuur 8: C-commanderen en Liaison. Uit: Ouden, D.B. den (1997). De fonologische frase in een model voor spraakproductie. TABU 27.

Een gelijksoortig voorbeeld wordt weergegeven door Kaisse (1985) wanneer zij het Franse proces Liaison behandelt. De Franse uiting il est très intelligent et modeste is in zijn geschreven vorm ambigu. Très kan namelijk betrekking hebben op alleen intelligent, zoals in voorbeeld (20a) te zien is. In voorbeeld (20b) heeft très zowel betrekking op intelligent als et modeste. Ook hier is dus sprake van een scope-verschil. In (20a) wordt très gec-commandeerd door intelligent. In (20b) is dit niet mogelijk aangezien très hoger staat in de boomstructuur en dus geen zuster is van intelligent. Kaisse verklaart dus het optreden van de processen RS en Liaison aan de hand van de syntactische relatie als c-command. Zij vindt dus duidelijk een overeenkomst tussen deze twee processen, maar ook een verschil. Bij RS kan het eerste woord namelijk het tweede woord c-commanderen, maar het Franse Liaison werkt precies andersom (Kaisse, 1985 en Den ouden, 1997).

(22)

mate van samenhang kan variëren. In Selkirks optiek zijn er meerdere opties mogelijk voor een spreker (Levelt, 1989).

Bij de bepaling van de fonologische frase verschilt Selkirk niet zoveel van Nespor en Vogel wanneer zij zegt dat een fonologische frasegrens kan volgen na een lexicaal hoofd of een inhoudswoord. Daarnaast noemt Selkirk het einde van een intonatiefrase, een uiting en een zinsgedeelte (NP, VP of AP) dat uit veel woorden bestaat als goede plekken voor een fonologische frasegrens. Wat Selkirk echter anders doet dan Nespor en Vogel, is dat Selkirk deze vijf opties aanbiedt door aan elk woord in een uiting silent demibeats toe te kennen. Elke demibeat staat dus voor een optie. Voorbeeld (21) illustreert hoe Selkirk dit doet (Selkirk, 1984:316).

(21)

xxx xx x xxxxx Mary finished her Russian novel

Figuur 9: Silent demibeats van Selkirk. Uit: Selkirk, E.O. (1984). Phonology and syntax: the relation between sound

and structure. Cambrigde: The MIT Press.

Het eerste woord, Mary, wordt gevolgd door drie demibeats: omdat Mary een inhoudswoord is, omdat ze het hoofd van een frase vormt (NP) én omdat het een uiting afsluit. Na finished volgen twee demibeats aangezien finished een inhoudswoord en hoofd van een frase is (VP). Tussen her en Russian zit de grootste samenhang, aangezien her aan geen van de vijf genoemde opties voldoet. De duidelijkste plek voor een fonologische frasegrens is na het woord novel. Dit woord voldoet namelijk aan alle vijf eisen die genoemd zijn. Op deze manier worden fonologische frasen gevormd; de beste plek is de plek met de meeste semibeats en dus de minst metrische samenhang. Nespor en Vogel spreken duidelijk over wel of geen fonologische frase en Selkirk spreekt over betere en slechtere plekken voor frasegrenzen (Selkirk, 1984).

(23)

tussen de op woordsoort en woordvorm gebaseerde frasering gebruikt Helsloot Optimality Theory. Scope-verschijnselen blijven echter ook met behulp van de analyse van Helsloot onverklaard (Helsloot, 1995).

Ladd (2008) staat lijnrecht tegenover onder andere Nespor en Vogel, en Selkirk als hij stelt dat het bestuderen van de relatie tussen syntactische en fonologische structuur een vrij zinloze bezigheid is. Volgens hem moet een fonologisch domein in eerste instantie gedefinieerd worden op basis van fonologische en fonetische gronden, en niet op syntactische gronden. Den Ouden (1997) brengt hier tegenin dat de kwestie van groter belang wordt als gekeken wordt naar de functie van de fonologische frase. Als de fonologische frase als planningsdomein wordt gezien (zoals Levelt (1989) doet), is deze frase ten minste opgebouwd op basis van de output van het voorgaande functionele niveau.

Er is nog veel onduidelijkheid over de existentie van de fonologische frase als prosodisch domein. Ook heersen er controverses over de eisen waaraan dit domein moet voldoen. Er lijkt een bepaalde mate van variabiliteit te zijn bij de fonologische frasering, omdat de eisen niet volledig bindend zijn. Al deze onduidelijkheden liggen waarschijnlijk ten grondslag aan de vele discussies rondom dit prosodisch domein.

2.3 Grensmarkering

(24)

C.E. Keijsper (1984) geeft aan dat een grensmarkering de eraan voorafgaande constituent scheidt van de erop volgende constituent. Bovendien zorgt een grensmarkering ervoor dat de constituent voor de grens zich voegt bij het voorafgaande tot een informatie-eenheid. Als belangrijkste grensmarkeerders noemt Keijsper pauze en syllabeverlenging. Levelt (1989) noemt pauze en syllabeverlenging ook als grensmarkeerders. Hij voegt daar glottal stops en toonhoogte nog aan toe. Voor een uitgebreide toelichting op al deze grensmarkeerders verwijst Levelt naar De Rooij (Keijsper, 1982 en Levelt, 1989).

De Rooij (1979) schrijft in zijn proefschrift dat er weinig indicaties zijn voor de prosodische eigenschap luidheid als grensmarkeerder. Ook merkt hij op dat glottal stops in veel mindere mate waargenomen worden als grensmarkeerder. De resultaten uit een vooronderzoek suggereren dat woordgrenzen over het algemeen niet prosodisch gemarkeerd zijn. Er worden echter wel duidelijke grenzen in een spraakstroom waargenomen (in de vorm van ‘breuken’ of ‘rustpunten’) die kunnen overeenkomen met belangrijke syntactische grenzen in de uiting. De Rooij stelt een aantal regels op voor locaties waar prosodische grenzen gerealiseerd zouden moeten worden, namelijk: 1) aan het einde van een zin, 2) voor en na ingebedde zinnen, 3) voor en na bijstellingen, 4) na woorden die deel uitmaken van een opsomming en 5) aan het eind van het eerste zinsgedeelte na tien opeenvolgende woorden waartussen geen prosodische grens is opgetreden. In een test kregen getrainde luisteraars een radiofragment te horen, waarvan de tekst zonder interpunctie voor hen lag. De luisteraars moesten aangeven waar grensmarkeerders werden gehoord. Er werd niet verteld op welke grensmarkeerders gelet moest worden. Uit het onderzoek bleek dat verlengde syllabes, in combinatie met een stijging van de toonhoogte en gevolgd door een spreekpauze, vrijwel altijd door iedere luisteraar werd waargenomen als een grensmarkeerder. De Rooij schrijft echter dat syllabeverlenging een belangrijkere rol speelt dan toonhoogtebewegingen bij de bepaling van zo’n prosodische grens. In vrijwel alle gevallen van toonhoogteverandering als grensmarkeerder was namelijk sprake van lettergreeprekking. Andersom was dit niet het geval. Tevens bleek dat kunstmatig aangebrachte pauzes die niet door verlengde, maar door onverlengde syllabes werden voorafgegaan, onnatuurlijk klonken (De Rooij, 1979).

(25)

eenvoudige, niet-controversiële analyse van de syntactische oppervlaktestructuur), treedt wel een aantal regelmatigheden op. De regels van De Rooij voorspelden in de meeste gevallen op de juiste plek prosodische grenzen (De Rooij, 1979).

(26)

3 Methodologie

3.1 Vraagstelling

In dit hoofdstuk behandelen we de methodologie van ons onderzoek. Uit de literatuur hebben wij op kunnen maken dat er nog veel onduidelijkheden heersen over de fonologische frase als prosodisch domein. Zelfs over het bestaan van dit domein wordt verschillend gedacht. Binnen het Nederlands is nog weinig onderzoek verricht naar het bestaan van dit prosodisch domein. Wij vragen ons af of er in het Nederlands bewijs te vinden is voor de existentie van de fonologische frase als prosodisch domein. Ons onderzoek zal zich dan ook richten op deze vraagstelling.

3.2 Ontwikkeling test 3.2.1 Testzinnen

Om te onderzoeken of er in het Nederlands evidentie bestaat voor de fonologische frase en om te laten zien dat dit domein een universeel karakter zou kunnen hebben, zijn zinnen bedacht waarin één of meerdere fonologische frasen te herkennen zouden moeten zijn. We betrekken, net als onder andere Nespor en Vogel (1986), de syntactische structuur van de frase bij het bepalen van de fonologische frase in onze zinnen.

(22a) Een pan vol kaas // brandde op het vuur. (22b) Kaas in de pan // koekt snel aan.

De scheiding tussen twee fonologische frasen zou in voorbeeld (22a) volgens de werkwijze van Nespor en Vogel tussen kaas en brandde moeten liggen, aangezien deze woorden beide bij een andere syntactische eenheid horen (kaas bij een NP en brandde bij een VP). In zin (22b) wordt een fonologische grens volgens de manier van Nespor en Vogel herkend tussen pan en koekt.

3.2.2 Testwoorden

(27)

(de diftongen en sjwa niet meegerekend). Elke vocaal komt een keer vóór in de zin voor, bijvoorbeeld de /a/ van pan in voorbeeld (6a), en een keer aan het eind (pan in voorbeeld (6b)). Op deze manier zijn twee keer zes zinnen bedacht. De woorden en vocalen die gebruikt zijn in de zinnen zijn de volgende: pan, kaas, pen, deel, pis, kies, balkon, pistool, bus, infuus, Teun en stoel. Een overzicht van alle zinnen vindt u in de bijlage op pagina 38.

Bij het opstellen van de zinsparen hebben we onder andere rekening gehouden met de klanken rondom de vocaal. Voorafgaand aan de vocaal hebben we gekozen voor een plofklank of een stemloze fricatief (p, t, k, b, d en f). Dit omdat zo de vocaal goed te onderscheiden is in het analyseprogramma Praat (Boersma en Weenink, 2012). Na de vocaal hebben we steeds een niet-plosieve consonant geplaatst (n, s en l). Hiervoor hebben we gekozen, omdat deze klanken verlengd kunnen worden.

3.3 Metingen

In ons onderzoek willen we de grenzen van fonologische frasen zichtbaar krijgen. Zoals in paragraaf 2.3 is genoemd, geven pauzes binnen een zin een grensmarkering aan. Daarom willen we deze variabele dan ook meten. In de zin Een pan vol kaas brandde op het vuur verwachten we een pauze na kaas om het einde van een domein aan te geven. Aan het begin van de zin zou na kaas een kortere pauze moeten volgen, omdat hier geen fonologische frasegrens zit. Daarom meten we de pauzes na alle testwoorden, in dit voorbeeld dus na pan en na kaas. We vergelijken hierbij de pauzes na hetzelfde testwoord (dus na twee keer kaas) met elkaar. Onze verwachting is dat de pauze aan het eind langer is dan aan het begin.

(28)

Ook toonhoogte wordt in de literatuur (zie paragraaf 2.3) meerdere malen genoemd als geschikte parameter voor het markeren van de grenzen van een prosodisch domein. Vanwege de omvang van dit onderzoek hebben we echter besloten enkel de parameters rekking en pauze te analyseren.

Naast duurmetingen trachten we ook assimilatie te herkennen op bepaalde plekken. Een kenmerk van assimilatie is dat het niet over de grenzen van een intonatiefrase heen kan gaan. Assimilatie kan echter wel de grenzen van fonologische frasen overstijgen (Spencer, 1996). Wanneer in zin (22b) bijvoorbeeld de alveolaire nasaal /n/ van pan door koekt in een velaire nasaal /ŋ/ verandert, kunnen we dus niet spreken van een intonatiefrase, maar moet er wel sprake zijn van een fonologische frase. Vandaar dat we bij het bedenken van zinsparen ervoor gezorgd hebben dat op de grens van een fonologische frase de mogelijkheid tot assimilatie geboden wordt. Deze zijn te verdelen in twee soorten assimilatie: assimilatie van stem en plaats. In ons verhaal hebben we de volgende zinnen verwerkt waarin assimilatie van stem (23a) en plaats (23b) kan optreden:

(23a) NP VP

[Een pan vol kaas]ɸ [brandde op het vuur]ɸ ↓

[z]

(23b) NP VP [Kaas in de pan]ɸ [koekt snel aan]ɸ ↓

[ŋ]

(29)

3.4 Testpersonen

Voor ons onderzoek hebben wij tien testpersonen (zes vrouwen en vier mannen) gevonden die de testzinnen voor ons hebben voorgelezen. Deze tien personen waren alle tien student (hbo of wo) en tussen de 21 en 29 jaar oud. Nederlands was voor alle proefpersonen hun moedertaal; drie van de tien personen spraken naast Nederlands ook Fries.

3.5 Procedure

(30)

4 Resultaten

Voor dit onderzoek zijn voornamelijk duurmetingen gedaan. Ook is er gekeken naar assimilatie. Hieronder volgen de resultaten die voortvloeien uit de metingen. De resultaten zijn in drieën gesplitst: eerst volgen de resultaten uit de duurmetingen van de gemeten segmenten, daarna de pauzes en ten slotte worden de metingen met betrekking tot assimilatie getoond. Voor een overzicht van alle resultaten per persoon, zie paragraaf 8.2 (pagina 39).

4.1 Duurmeting segmenten

Zoals eerder genoemd, hebben we van tien testpersonen data verzameld. Hieronder is de totale duur in seconden weergegeven per persoon en per positie binnen de frase. Ook kan het verschil tussen het einde en het begin van de frase afgelezen worden.

Uit de tabel valt af te lezen dat bij alleen de vierde testpersoon sprake was van meer verlenging van de segmenten aan het begin van de fonologische frase dan aan het einde van de fonologische frase (-0,198 seconde). Persoon één, drie, zes en acht laten met respectievelijk 0,642, 0,539, 0,615 en 0,581 seconde een duidelijk positief verschil zien tussen het einde en het begin van de frase. Deze verschillen waren zichtbaar minder groot bij persoon twee, zeven, negen en tien.

Uit de T-test via PASW is gebleken dat de verschillen zeer significant zijn ( p=0,000).

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Einde frase 3,112 2,701 2,476 1,984 2,314 2,718 1,849 2,599 2,676 2,399 Begin frase 2,47 2,638 1,937 2,182 2,113 2,103 1,755 2,018 2,555 2,301 Verschil 0,642 0,063 0,539 -0,198 0,201 0,615 0,094 0,581 0,121 0,098

(31)

4.2 Duurmeting pauzes

Naast de duur van de gemeten segmenten, is de duur van de pauzes in een tabel verwerkt. Ook uit deze tabel valt af te lezen hoeveel verschil er per persoon zit tussen de meting aan het einde van de frase en aan het begin.

De resultaten laten bij alle proefpersonen langere pauzes zien aan het einde van de frase dan aan het begin van de frase. Een duidelijk verschil is te zien bij persoon één, zes, zeven en acht. Bij deze personen werden zeer korte eerste pauzes gemeten en lange tot zeer lange tweede pauzes. Een klein verschil tussen de tweede en eerste pauze is zichtbaar bij proefpersoon twee. Met een verschil van 0,177 seconde zijn de pauzes aan het einde van de fonologische frase bij deze persoon toch nog langer dan aan het begin van de fonologische frase.

Ook bij de resultaten met betrekking tot de pauzes is een zeer hoge significantie geconstateerd (p=0,000).

Paired Samples Test Paired Differences t df Sig. (2-tailed) Mean Std. Deviation Std. Error Mean 95% Confidence Interval of the Difference Lower Upper Pair 1 VAR00001 - VAR00002 ,05369 ,09830 ,00897 ,03592 ,07146 5,983 119 ,000

Tabel 2: Resultaat T-test PASW over totale duur segmenten

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Einde frase 1,445 0,826 0,227 0,738 0,933 1,053 0,865 1,217 0,675 0,669 Begin frase 0,085 0,649 0 0,176 0,238 0,181 0,017 0,29 0,253 0,316 Verschil 1,36 0,177 0,227 0,562 0,695 0,872 0,848 0,927 0,422 0,353 Tabel 3: Totale duur van gemeten pauzes (in seconden) per persoon, gemeten aan het eind en het begin van de

(32)

4.3 Assimilatie

We hebben zowel visueel als auditief gecontroleerd op assimilatie. Bij zeven van de twaalf zinnen kon assimilatie van stem of plaats voorkomen. In Praat geven pulsen stembandtrilling (en in dit geval dus assimilatie van stem) aan. Assimilatie van plaats is in Praat lastiger te herkennen. Onderstaande tabel laat onze bevindingen met betrekking tot assimilatie zien. De momenten waarop wij assimilatie hebben herkend, waren zeer beperkt. Alleen bij testpersoon drie hebben wij in zes van de zeven gevallen assimilatie kunnen herkennen.

Tabel 5: Aantal gevallen van assimilatie per persoon

De resultaten laten zien dat bij de meeste testpersonen (negen van de tien) verlenging optreedt. Alle proefpersonen realiseerden langere pauzes aan het einde van de frase. Bij slechts één proefpersoon is assimilatie van plaats en stem herkend.

Paired Samples Test Paired Differences t df Sig. (2-tailed) Mean Std. Deviation Std. Error Mean 95% Confidence Interval of the Difference Lower Upper Pair 1 VAR00001 - VAR00002 ,02297 ,06482 ,00592 ,01125 ,03468 3,881 119 ,000

Tabel 4: Resultaat T-test PASW over totale duur pauzes

(33)

5 Discussie

In deze discussie plaatsen we enkele kanttekeningen bij ons onderzoek. We gaan hierbij in op verschillende aspecten van onze methodiek.

5.1 Spontane vs. niet-spontane spraak

In onze opzet hebben we ervoor gekozen de testzinnen te laten voorlezen. Een analyse van voorgelezen taal levert wellicht andere resultaten op dan wanneer we spontane taal hadden geanalyseerd. Hoewel wij de testpersonen hebben verzocht zo natuurlijk mogelijk voor te lezen, kan dit nooit zo natuurlijk zijn als spontaan taalgebruik.

Doordat wij zelf zinnen hebben opgesteld, konden we meten wat we moesten meten. In normale, spontane spraak konden we deze situatie niet vangen. De kans dat eenzelfde persoon eenzelfde woord aan het begin en aan het eind van een fonologische frase uit, is zeer klein en vergt aanzienlijk veel tijd. Het is overigens ook gebruikelijk om in de taalkunde van deze methode gebruik te maken (zie ook Helsloot).

5.2 Proefpersonen

Ons onderzoek bestond uit tien proefpersonen. Om een sterke claim te maken, is dit aantal onzes inziens vrij gering. Weliswaar hebben we met 240 metingen vrij veel data, deze metingen zijn maar van tien personen afkomstig. De vraag is of we gegevens van tien testpersonen kunnen generaliseren naar ‘De Nederlander’. Daarom hadden we wellicht meer proefpersonen moeten testen. Hierdoor kan van meer proefpersonen data verzameld worden, waardoor de resultaten beter gegeneraliseerd kunnen worden. Binnen ons onderzoek was hier echter onvoldoende tijd voor.

5.3 Bepaling assimilatie

(34)

zien. De /s/ uit kaas kon namelijk gerealiseerd worden als [z] door invloed van de stemhebbende /b/ uit brandde. Voorbeelden van stemhebbende klanken die door assimilatie stemloos konden worden gerealiseerd, zoals op[s]et, hebben wij niet in onze testzinnen verwerkt. Doordat alle proefpersonen constant de stemhebbende klanken realiseren als stemloze klanken, kon assimilatie van stem dan ook niet meer herkend worden.

Het controleren op assimilatie heeft in dit onderzoek weinig resultaat opgeleverd. Dit komt enerzijds doordat assimilatie van plaats voor ons lastig te herkennen is in het analyseprogramma Praat. Anderzijds werden de stemhebbende klanken /z/ en /v/ continu stemloos gerealiseerd, waardoor assimilatie van stem eigenlijk niet meer te herkennen viel.

5.4 “Pistool inclusief een kapotte pen”

Gedurende het analyseren van de data kregen we het vermoeden dat de zin met de woorden een pistool inclusief een kapotte pen wellicht niet helemaal juist was opgesteld. Uit de analyse bleek ons vermoeden te kloppen: we zagen langere pauzes aan het begin van de frase (na het woord pistool) en ook werd ool van pistool aan het begin meer gerekt. Een T-test in PASW wees uit dat deze verschillen niet significant zijn. Achteraf gezien is deze constructie ook geen duidelijke NP, maar neigt het meer naar een parenthese.

(35)

6 Conclusie

Binnen dit onderzoek hebben we gezocht naar evidentie voor het bestaan van de fonologische frase als prosodisch domein in het Nederlands. Door middel van spraakanalyse is duidelijk geworden dat pauze en syllabeverlenging belangrijke parameters zijn om het einde van de fonologische frase te bepalen. Uit ons onderzoek bleek dat er aan het einde van de frase zowel meer rekking als een langere pauze optrad. Deze resultaten waren zeer significant. Wij kunnen hieruit dan ook concluderen dat er wel degelijk evidentie is in het Nederlands voor het bestaan van de fonologische frase als prosodisch domein.

(36)

7 Referentie

Boersma, P. en Weenink, D. (2012). Praat: doing phonetics by computer. Beschikbaar via

http://www.fon.hum.uva.nl/praat/

Christainsen, M.H. en Chater, N. (2002). ‘Constituency and recursion in language’. The handbook of brain theory and neural networks (2e druk). Cambridge: The MIT Press, 1-13.

Gilbers, D.G. (2007). College Features en Syllabes, geraadpleegd 12 juni 2012. Beschikbaar via

https://nestor.rug.nl/webapps/portal/frameset.jsp?tab_tab_group_id=_2_1&url=%2Fwebapps %2Fblackboard%2Fexecute%2Flauncher%3Ftype%3DCourse%26id%3D_34096_1%26url%3D

Hall, T.A. (2000). Phonologie. Eine Einführung. Berlin: De Gruyter, 301-316.

Hayes, B. (1989). ‘The Prosodic Hierarchy in meter’. Rhythm and Meter. Orlando: Academic Press, 201-260.

Helsloot, C.J. (1995). Metrical prosody: A template-and-constraint approach to phonological phrasing in Italian: based on the poetry of Giuseppe Ungaretti and Eugenio Montale. Proefschrift Universiteit van Amsterdam. Den Haag: Holland Academic Press, 13-44, 143-214, 313-317. Kaisse, E.M. (1985). Connected speech. The interaction of syntax and phonology. Orlando: Academic Press, 131-170.

Keijsper, C.E. (1984). Vorm en betekenis in Nederlandse toonhoogtecontouren. Forum der Letteren 25, 113-126.

Kempen, G. en Hoenkamp, E. (1987). ‘An incremental procedural grammar for sentence formulation.’ Cognitive science 11, 201-258.

Ladd, D.R. (2008). Intonational phonology (2e druk). Cambridge: Cambridge University Press. Levelt, W.J.M. (1989). Speaking: from intention to articulation. Cambridge: The MIT Press. Liberman, M. en Prince, A. (1977). On stress and linguistic rhythm. Linguistic inquiry 8, 249-336. Monachesi, P. (1996). ‘On the representation of Italian clitics’. Interfaces in phonology. Berlin: Akademie Verlag: 83-101.

(37)

Ouden, D.B. den (1997). De fonologische frase in een model voor spraakproductie. TABU 27, 28-47.

Rietveld, A.C.M. en Heuven, V.J. van (1997). Algemene fonetiek. Bussum: Coutinho, 231-250. Rooij, J.J. de (1979). Speech punctuation: an acoustic and perceptual study of some aspects of speech prosody in Dutch. Proefschrift. Helmond: Wibro.

Selkirk, E.O. (1972). The phrasal phonology of English and French. Proefschrift. Cambridge: The MIT Press.

Selkirk, E.O. (1980). On prosodic structure and its relation to syntactic structure. Massachusetts: University of Massachusetts.

Selkirk, E.O. (1984). Phonology and syntax: the relation between sound and structure. Cambrigde: The MIT Press.

Spencer, A. (1996). Phonology. Oxford en Cambridge: Blackwell Publishers, 146-190.

(38)

8 Bijlage

8.1 Voorleestekst “De ochtenden”

Het was nog donker toen aan de Aquamarijnstraat de held van dit verhaal, Fred, ontwaakte. Fred is een bijzondere jongen. Naast zijn studie beleeft hij nogal eens wat. We schetsen een dag uit het leven van Fred.

’s Ochtends werd Fred wakker van een vieze lucht. Hij liep naar zijn balkon en zag het probleem. Het balkon vol pis bracht een penetrante lucht in zijn kamer. ‘De pis op het balkon zal ik later opruimen’, dacht Fred. Hij liep naar de keuken. Een pan vol kaas brandde op het vuur. Kaas in de pan koekt snel aan. Fred moest dus even goed roeren. Na deze voedzame maaltijd voelde hij aan zijn kies. ‘Een deel in mijn kies is verrot’, dacht hij. Hij had er veel last van. Een kies met een verrot deel kan voor veel pijn en ellende zorgen. Fred liet zijn dag er echter niet door verpesten. Hij pakte zijn jas en wilde naar buiten. Op de gang trof hij Teun, die net terugkwam van het ziekenhuis. Het infuus van Teun paste niet goed. Teun en zijn infuus konden Fred niet deren. Hij liep naar buiten.

Aan het einde van de straat stond een bus. ‘Wat vreemd’, dacht Fred. ‘Hier staan nooit bussen’. Fred besloot op onderzoek uit te gaan. Bij de bus aangekomen, keek hij door het raam naar binnen naar het tafeltje. Een pistool inclusief een kapotte pen passeerde zijn aandacht. Fred kon zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en stapte de bus in. Hij bestudeerde het pistool. De pen in het pistool bleek/scheen verbogen. ‘Met dit pistool zijn gruwelijke daden verricht’, dacht Fred. Zou hij het meenemen en laten onderzoeken op moordlustige praktijken? Hij keek verder rond. In de hoek stond een stoel. De stoel in de bus was allang versleten, merkte Fred op. Een bus met een kapotte stoel oogt ook zeer verdacht. Wat moest Fred met al die obscuriteiten? Hij liep naar huis en zette zich te bedde. Het was nog te vroeg voor heldhaftige praktijken.

(39)

8.2 Resultaten metingen per persoon

Persoon 1

Persoon 2

Woord/klank Duur eind Duur begin Duurverschil

Pauze eind Pauze begin Pauzeverschil Pan 0,219 0,217 0,002 0,084 0 0,084 Kaas 0,299 0,277 0,022 0,073 0 0,073 Pis 0,294 0,194 0,1 0,029 0 0,029 Kies 0,167 0,284 -0,117 0 0,018 -0,018 Bus 0,264 0,233 0,031 0 0 0 Infuus 0,234 0,188 0,046 0,162 0 0,162 Pen 0,242 0,183 0,059 0,042 0 0,042 Deel 0,203 0,254 -0,051 0,078 0,483 -0,405 Balkon 0,17 0,189 -0,019 0 0 0 Pistool 0,229 0,218 0,011 0,159 0,128 0,031 Stoel 0,211 0,174 0,037 0,114 0 0,114 Teun 0,169 0,227 -0,058 0,085 0,02 0,065 Totaal 2,701 2,638 0,063 0,826 0,649 0,177

Woord/klank Duur eind Duur begin Duurverschil

(40)

Persoon 3

Woord/klank Duur eind Duur begin Duurverschil

Pauze eind Pauze begin Pauzeverschil Pan 0,198 0,139 0,059 0,015 0 0,015 Kaas 0,252 0,215 0,037 0,04 0 0,04 Pis 0,305 0,129 0,176 0,017 0 0,017 Kies 0,117 0,114 0,003 0 0 0 Bus 0,129 0,124 0,005 0 0 0 Infuus 0,277 0,141 0,136 0,023 0 0,023 Pen 0,282 0,144 0,138 0,043 0 0,043 Deel 0,231 0,177 0,054 0,025 0 0,025 Balkon 0,14 0,329 -0,189 0 0 0 Pistool 0,144 0,166 -0,022 0 0 0 Stoel 0,221 0,103 0,118 0,028 0 0,028 Teun 0,18 0,156 0,024 0,036 0 0,036 Totaal 2,476 1,937 0,539 0,227 0 0,227 Persoon 4

Woord/klank Duur eind Duur begin Duurverschil

(41)

Persoon 5

Woord/klank Duur eind Duur begin Duurverschil

Pauze eind Pauze begin Pauzeverschil Pan 0,179 0,167 0,012 0,182 0 0,182 Kaas 0,274 0,264 0,01 0,081 0,028 0,053 Pis 0,227 0,169 0,058 0,058 0 0,058 Kies 0,144 0,152 -0,008 0 0 0 Bus 0,21 0,202 0,008 0 0 0 Infuus 0,217 0,172 0,045 0,066 0 0,066 Pen 0,179 0,171 0,008 0,09 0,007 0,083 Deel 0,195 0,177 0,018 0,083 0,051 0,032 Balkon 0,143 0,135 0,008 0 0 0 Pistool 0,187 0,172 0,015 0,067 0,042 0,025 Stoel 0,172 0,166 0,006 0,213 0,05 0,163 Teun 0,187 0,166 0,021 0,093 0,06 0,033 Totaal 2,314 2,113 0,201 0,933 0,238 0,695 Persoon 6

Woord/klank Duur eind Duur begin Duurverschil

(42)

Persoon 7

Woord/klank Duur eind Duur begin Duurverschil

Pauze eind Pauze begin Pauzeverschil Pan 0,156 0,11 0,046 0,048 0 0,048 Kaas 0,153 0,2 -0,047 0,068 0,017 0,051 Pis 0,196 0,144 0,052 0,116 0 0,116 Kies 0,177 0,168 0,009 0 0 0 Bus 0,155 0,147 0,008 0 0 0 Infuus 0,145 0,123 0,022 0,085 0 0,085 Pen 0,194 0,142 0,052 0,115 0 0,115 Deel 0,113 0,11 0,003 0,075 0 0,075 Balkon 0,112 0,139 -0,027 0 0 0 Pistool 0,097 0,156 -0,059 0 0 0 Stoel 0,166 0,133 0,033 0,275 0 0,275 Teun 0,185 0,183 0,002 0,083 0 0,083 Totaal 1,849 1,755 0,094 0,865 0,017 0,848 Persoon 8

Woord/klank Duur eind Duur begin Duurverschil

(43)

Persoon 9

Woord/klank Duur eind Duur begin Duurverschil

Pauze eind Pauze begin Pauzeverschil Pan 0,193 0,203 -0,01 0,079 0 0,079 Kaas 0,3 0,285 0,015 0 0 0 Pis 0,303 0,128 0,175 0,062 0 0,062 Kies 0,18 0,179 0,001 0,022 0,039 -0,017 Bus 0,259 0,192 0,067 0,025 0,039 -0,014 Infuus 0,225 0,217 0,008 0,095 0,064 0,031 Pen 0,215 0,177 0,038 0,134 0 0,134 Deel 0,214 0,211 0,003 0,082 0,015 0,067 Balkon 0,135 0,207 -0,072 0 0 0 Pistool 0,201 0,26 -0,059 0 0,064 -0,064 Stoel 0,229 0,23 -0,001 0,079 0,032 0,047 Teun 0,222 0,266 -0,044 0,097 0 0,097 Totaal 2,676 2,555 0,121 0,675 0,253 0,422 Persoon 10

Woord/klank Duur eind Duur begin Duurverschil

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze gedachte is niet nieuw, zij werd in feite reeds in 1927 door Dijker naar voren gebracht, zij het dat hij hetgeen in de praktijk ,,gemiddeld” werd verricht tot

De bestuurdersvereniging dient een sluitende rekening te hebben. Dat be- gint met het indienen van een sluiten- de begroting, die door de ledenverga- dering wordt vastgesteld,

Thans heeft Stevenson, na twee jaren volkomen op de achtergrond te zijn ge- treden (vrijwillig!) opnieuw bewezen, dat hij de aangewezen candidaat voor de

(Klaassen; 2005, p. 30) Gebundelde deconcentratie is de eerste poging van de Nederlandse overheid om op nationaal niveau richting te geven aan de inrichting van

Docenten Nederlands moeten goed voorbereid zijn voor de discussie over deze constructie Moet de docent ‘echter is het’. wel

Als een speler een te hoog ogenaan- tal gooit, bijvoorbeeld 45, moet deze zich terugtrekken en de anderen beginnen weer vanaf 0 te tellen. Als een speler precies op 43 komt,

Title: Grenzen van het hoorbare : over de meerstemmigheid van het lichaam Issue Date: 2013-03-13.. Mark

Ondanks vele jaren ervaring in het zingen van boventonen, alleen en met anderen, raakten we vaak geïntrigeerd door nuances van deze of gene permutatie welke we niet eerder