• No results found

Vraag nr. 63 van 9 november 1999 van de heer CHRISTIAN VAN EYKEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 63 van 9 november 1999 van de heer CHRISTIAN VAN EYKEN"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 63

van 9 november 1999

van de heer CHRISTIAN VAN EYKEN Brussels voorstadsnet – Infrastructuurwerken In de begroting 2000 van de federale minister van Vervoer is 8,5 miljard opgenomen voor het Brus-sels voorstadsnet. Volgens het project van de minis-ter moet er binnen tien jaar op alle spoorlijnen richting hoofdstad een moderne stoptrein rijden, om het kwartier.

De eerstkomende jaren zal er worden geïnvesteerd in de aankoop van nieuw rollend materieel. O m dat te kunnen aanbieden, moet er ook voldoende capaciteit zijn op de spoorlijnen en in de stations. In het kader van de HST-werken (hogesnelheids-trein) wordt Leuven-Brussel al op vier sporen ge-b r a c h t , maar dit zal elders eveneens nodig zijn. Deze verhoging van de capaciteit zal belangrijke infrastructuurwerken met zich meebrengen in de gemeenten rond Brussel.

1. Wordt het Vlaams Gewest, op wiens grondge-bied deze infrastructuurwerken ook zullen wor-den uitgevoerd, betrokken bij het opstellen van de plannen en zullen de gemeenten die hierdoor worden getroffen ook hun advies kunnen geven ? 2. Wat is de huidige stand van zaken van de

pro-jecten op de verschillende lijnen die naar Brus-sel leiden ?

3. Voorzover daarover nu reeds een duidelijkheid b e s t a a t : wat is de vooropgestelde kalender voor het uitvoeren van de werken per lijn die naar Brussel leidt ?

Antwoord

1. Het Vlaams Gewest heeft een formele beslis-singsbevoegdheid voor spoorwegprojecten op haar grondgebied, met name op het vlak van ruimtelijke ordening (eventueel gewestplanwij-z i g i n g, bouwvergunningen) en milieu (eventueel MER : m i l i e u e f f e c t r a p p o r t ) . Binnen het kader van deze procedures hebben ook de gemeenten inspraakrecht.

Het is voor de gewesten echter belangrijk dat zij reeds in een vroeger stadium worden betrokken bij de plannen van de spoorwegen, a a n g e z i e n het spoor een belangrijke rol heeft te vervullen binnen het mobiliteitsbeleid, waarvoor de

be-voegdheden grotendeels bij de gewesten liggen. Naast een steeds beter lopende informele sa-menwerking met de NMBS en de federale over-heid zijn er ook een aantal formele kanalen waarlangs de gewesten worden betrokken bij de investeringen op hun grondgebied.

Ik herinner de Vlaamse volksvertegenwoordi-ger aan de overeenkomst afgesloten in de schoot van de Interministeriële Conferentie voor Verkeer en Infrastructuur (ICVI) van 30 maart 1999. In deze overeenkomst staan een aantal principiële besluiten over de uitbouw van het gewestelijk expresnet rond Brussel.

Op het vlak van de infrastructuur zijn dat: – het op vier sporen brengen van lijn 124

tus-sen Brussel en Nijvel,

– het op vier sporen brengen van lijn 161 tus-sen Watermaal en Ottignies,

– de bouw van de tunnel Schuman-Josaphat, – de verbindingsbocht tussen lijn 36 en lijn

36bis in Nossegem (verbinding Luik/Leu-ven-luchthaven),

– de verbinding van de lijn 25/27 (naar A n t-werpen) met de luchthaven.

Daarnaast moeten de vier maatschappijen voor openbaar vervoer zo snel mogelijk een aantal overeenkomsten inzake tariefintegratie afron-den.

De ICVI heeft voor de uitvoering van de over-eenkomst een werkgroep op hoog niveau opge-r i c h t , die een ontweopge-rp van samenweopge-rkingsak- samenwerkingsak-koord tussen de federale overheid en de drie gewesten moet uitwerken waarin minimaal vol-gende elementen staan:

– integratie in het akkoord van de beslissing van de ICVI van 30 maart 1999,

– het exploitatieschema,

– investeringen in infrastructuur en rollend materieel (inclusief de spreiding in de tijd), – organisatieschema (met vermelding van wie

(2)

– begeleidende maatregelen (bijvoorbeeld be-lastingen) op het vlak van de andere ver-voermodi.

Voorbereidend werk werd verricht in het kader van de door de NMBS opgerichte groep "Mobi-liteit in en rond Brussel", waarbinnen twee werkgroepen functioneerden waarin de gewes-ten vertegenwoordigd waren. Er dient echter te worden opgemerkt dat deelname aan deze werkgroepen niet noodzakelijk betekent dat de gewesten achter de besluiten van de werkgroe-pen staan. Het Vlaams Gewest zal te gepasten tijde haar advies over de geplande investeringen u i t b r e n g e n , onder andere bij de opmaak van het nieuwe tienjarenplan 2001-2010 van de NMBS. 2. In het kader van deze werkgroep werd door de

NMBS volgende planning (einde van de wer-ken) op dit moment als plausibel naar voor ge-schoven :

– lijn 96 en toegang Brussel-Zuid : 2004, – lijn 36 (vier sporen) : 2005,

– tunnel Schuman-Josaphat: 2006, – vierhoek Brussel-Noord: 2006, – lijnen 124 en 161 (vier sporen) : 2009.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu

Hoeveel medewerkers telt het kabinet van de minister per niveau?. Wat is de indeling van de medewerkers volgens

Vorig jaar heb ik via de pers vernomen dat de voertuigen van de ministeriële kabinetten zouden worden belast via het systeem geldend voor elk v o e r t u i g, omdat deze

van de heer CHRISTIAN VAN EYKEN Kabinetten – Samenstelling.

[r]

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door de heer Johan Sauwens, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken

[r]

Hoeveel medewerkers telt het kabinet van de minister per niveau?. Wat is de indeling van de medewerkers volgens