• No results found

Leven met energie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Leven met energie"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Citation for published version (APA):

Blom, J. H. (2008). Leven met energie. Technische Universiteit Eindhoven.

Document status and date:

Gepubliceerd: 01/01/2008

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be

important differences between the submitted version and the official published version of record. People

interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the

DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page

numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

Bezoekadres Den Dolech 2 5612 AZ Eindhoven Postadres Postbus 513 5600 MB Eindhoven Tel. (040) 247 91 11 www.tue.nl

Leven met energie

Where innovation starts

/ Faculteit Elektrotechniek

Afscheidscollege

prof.dr.ir. Jan H. Blom

27 juni 2008

(3)

Uitgesproken op 27 juni 2008

aan de Technische Universiteit Eindhoven

(4)
(5)

Mijnheer de Rector Magnificus, Dames en Heren,

‘Het is een voorrecht om met u van gedachten te mogen wisselen over het belang van elektrische energie voor de toekomstige samenleving.’ Dit is exact dezelfde zin die ik acht jaar geleden mocht uitspreken bij mijn intreerede. Toen had ik de taken van mijn leerstoel ‘Electrical Power Systems’ net opgenomen. Nu mag ik terugkijken op een boeiende periode die ik bij de faculteit Elektrotechniek heb mogen beleven en voor geen goud had willen missen. Want in die acht jaar is er, gelukkig grotendeels buiten mijn schuld, veel gebeurd in en rond de elektrische energietechniek. Maar elektrische energie is slechts een energiedrager, het is geen energiebron. Daarom is het lot van elektrische energie onverbrekelijk verbonden met de evolutie van de totale energievoorziening. Ik heb vanaf mijn jeugd energie altijd fascinerend gevonden en de wereld beschouwd vanuit een energieperspec-tief. Dat is natuurlijk een keuze, er zijn vele wereldbeschouwingen mogelijk. Toch meen ik te mogen stellen dat er zonder energie geen leven mogelijk is. Ook blijkt vandaag de dag dat de levensverwachting van de mensheid zal worden bepaald door de manier waarop wij met energie omgaan. Daarom voel ik mij gelukkig dat ik als student heb gekozen om mijn talenten in te zetten op het gebied van de elektrische energievoorziening. Dat verklaart ook de titel van dit college. Ik ben mijn hele leven bezig geweest met energie en in het bijzonder elektrische energie. Daarmee amuseer ik mij nog steeds mateloos.

Een afscheidscollege is in mijn ogen een verantwoording en samenvatting van het-geen in de leerstoel is bereikt. Dat is dus terugkijken met af en toe een heel voor-zichtige conclusie met betrekking tot de toekomst. Want als het goed is gaat de nieuwe hoogleraar in zijn intreerede zijn plannen ontvouwen, en die wil je natuur-lijk niet voor de voeten lopen. Daarom kijk ik voornamenatuur-lijk terug. Allereerst wil ik, heel kort, de mooiste tijd van mijn leven met u bespreken. Dat was de poging om een nieuwe directe energieconversiemethode genaamd magnetohydrodynamische (MHD-) energieconversie, te ontwikkelen. Dat paste natuurlijk perfect in de ambi-tie van een jonge onderzoeker, die de wereld wil verbeteren!

(6)

4 prof.dr.ir. Jan H. Blom

Daarna wil ik graag het macroview en microview op mijn leerstoel met u be-spreken. Het macroview behandelt de ontwikkeling van het onderzoek op het gebied van de elektrische energievoorziening van Nederland. Het microview behandelt de ontwikkeling van het energieonderzoek rond mijn leerstoel ge-durende de afgelopen acht jaar. Tenslotte wil ik enkele woorden wijden aan de ontwikkeling van de energievoorziening in de decennia die achter ons liggen en die gaan komen.

(7)

In 1965 werd Leo Rietjens benoemd tot hoogleraar in het vakgebied ‘Directe Energieconversie’ bij de faculteit Elektrotechniek. Ik weet niet welke overwegingen tot die benoeming hebben geleid. Maar het was een daad van visie van onze bestuurders. Immers in 1965 bestonden er al leerstoelen op het gebied van de klassieke hoogspanningstechniek, maar de onderkenning van het belang van het rendement van de omzetting van warmte in elektrische energie was in die tijd niet vanzelfsprekend. De energieproblematiek stond immers nog niet bovenaan op de politieke agenda. Leo Rietjens initieerde onderzoek naar een nieuwe ‘directe’ methode van de opwekking van elektrische energie met een potentieel hoger rendement dan de klassieke opwekking. Dat hogere rendement zou worden ge-realiseerd door de eenvoud van het opwekkingsprincipe. In de toenmalige (en huidige) elektriciteitscentrales wordt elektriciteit opgewekt door een brandstof te verbranden en met de vlam in een ketel water te verwarmen tot stoom. De rook-gassen moeten dan gereinigd worden van zwavel- en stikstofoxiden en vliegas. De stoom wordt dan toegevoerd aan een turbine die de energie van de stoom omzet in een mechanisch roterende beweging. Deze stoomturbine drijft dan een elektrische generator aan die de mechanische energie omzet in elektrische energie. Zoals uit dit verhaal moge blijken zitten er nogal wat tussenstappen in deze methode. Toch wordt vrijwel alle elektriciteit op deze wijze opgewekt. Tegenwoordig worden met de voorgeschakelde gasturbines van STEG-centrales hogere rendementen bereikt en is dit proces nog gecompliceerder. Wat was nu de elegantie van die methode van directe omzetting, de MHD-generator? Het leek verbluffend eenvoudig. Stuur de vlam van de verbrandingsproducten rechtstreeks door een magneetveld. Aangezien een heet gas ook elektrisch geleidend is, kun je met deze vlam als gasvormige geleider bewegend in een magneetveld, meteen elektrische energie opwekken. Voilà, het ei van Columbus! Figuur 1 toont het prin-cipe van zo’n MHD-generator. [1] Het was dan ook mijn droom om zo’n fantastische MHD-generator te bouwen en te laten werken. Het principe heb ik op tijdschalen van achtereenvolgens vijf microseconden (mijn afstudeerwerk), vijf milliseconden (mijn promotieonderzoek) en tenslotte tien seconden met het zogenaamde MHD-blow-downexperiment mogen bestuderen. Waarom maar zo kort, zult u vragen. Wel, dat heeft te maken met de vermogensdichtheden die we hanteren bij de

(8)

6 prof.dr.ir. Jan H. Blom

klassieke energievoorziening. Wanneer je zo’n hete vlam van 3000 K met een druk van een paar atmosfeer en een snelheid van 1000 m/s door een kanaaltje met een doorsnede van een vierkante decimeter stuurt, praat je al over een vermogen van 5 MW. Omdat zo’n vermogen in het laboratorium niet continue ter beschikking stond was er een uitweg. Je verzamelde energie vanuit een relatief klein ver-mogen. Die energie sla je op in een condensatorbatterij (bij mijn afstudeerproject), als samengeperst gas (bij mijn promotieonderzoek) of in een warmtewisselaar bij het MHD-blow-downexperiment. Vervolgens kun je met die energie gedurende relatief korte tijd een groot vermogen realiseren. Dit was mijn eerste les waarin ik leerde hoeveel energie één Megawattuur eigenlijk wel vertegenwoordigt. Tijdens het uitvoeren van die verschillende projecten leerde ik ook iets anders. Hoewel het principe van de MHD-generator zo eenvoudig is, bleek het realiseren van een wer-kende generator die een goed vermogen en rendement leverde niet zo eenvoudig. Dat vlammetje werd een transsone stroming met een temperatuur van 3000 K. Om het gas voldoende geleidend te maken moest er wat alkalimetaal worden ingezaaid. Omdat het gas zo heet was moest het generatorkanaal worden gecon-strueerd uit keramische materialen. De normale constructiematerialen zoals staal zijn taaie materialen. Het construeren met brosse materialen zoals keramiek is een apart vak. De elektroden moesten vanwege die hoge temperaturen van een edel metaal als tantaal worden gemaakt en tevens worden gekoeld. Hierdoor sloeg het alkalimetaal neer op de elektrodewanden en vormde daar een elektrochemische cel. Om een voldoende hoog magneetveld te realiseren moest een heliumgekoelde

B

z x y

V

I

R

+

figuur 1 Principe van de MHD-generator

(9)

supergeleidende magneet worden toegepast. Wanneer de stromen gingen lopen en het gas afremden omdat energie werd onttrokken, concentreerden de stromen zich in streamers, waardoor een turbulente stroming ontstond. Wanneer de gene-rator goed werkte daalde de druk zodanig dat het gas weer met een efficiënte diffuser op atmosferische druk moest worden gebracht. Tenslotte moest het gas weer worden ontdaan van het ingezaaide alkalimetaal. In het zogenaamde MHD-blow-downexperiment is dat allemaal gerealiseerd en werd de werking van de MHD-generator op MW-schaal gerealiseerd.

Mijn tweede les was dus dat, om een in eerste instantie eenvoudig principe te rea-liseren, dit toch kan leiden tot een zeer complexe oplossing. Met complex wordt hier bedoeld: het beheersen van verschillende disciplines. Dat is ook de originele betekenis van complex. Iets is complex wanneer het is samengesteld uit ongelijk-soortige of ongelijkwaardige delen. Tegenwoordig wordt met de beheersing van complexiteit ook wel geduid op grote aantallen, zoals het beheersen van een mil-joen transistoren op een chip, of een milmil-joen zonnecellen op daken die gekoppeld moeten worden aan het elektriciteitsnet. Zowel in de elektrotechniek als in andere vakgebieden wordt tegenwoordig het vakgebied graag gedefinieerd als de beheer-sing van de complexiteit. Ik geloof niet dat die vakgebieden complexer zijn gewor-den, maar dat die complexer lijken omdat wij nu over de middelen beschikken om die complexiteit te analyseren en dan te beheersen. Na mijn afstuderen ben ik totaal vijftien jaar bij het MHD-onderzoek betrokken geweest en het was de mooi-ste tijd van mijn leven. Juist omdat het te maken had met een aantal verschillende disciplines en er een duidelijke doelstelling was in de vorm van het realiseren van een generator met een hoog rendement en vermogen. Toen deze doelstelling was bereikt bleek de gasturbine, ondanks het feit dat dit ook een complexe machine is, toch qua rendement en economie de MHD-generator te overtreffen. Daarmede ontviel de grond aan verder op praktische toepassing gericht onderzoek. Maar het avontuur van de ontdekkingsreis naar een nieuwe opwekkingsmethode was een onuitwisbare ervaring.

(10)

8

In mijn intreerede in november 2000 wees ik op het blad ‘The Economist’ dat in augustus van dat jaar ‘The Electric Revolution’ uitriep. Volgens mij kon die revo-lutie worden verklaard uit drie trendbreuken. De maatschappelijke trendbreuk door de roep om een duurzame samenleving, de economische trendbreuk door de liberalisatie van de elektriciteitsmarkt en tenslotte de technologische trendbreuk door de opmars van de vermogenselektronica en de relatief efficiënte kleinscha-lige opwekkers in de elektriciteitsnetten. We kunnen nu constateren dat deze trendbreuken alle hun effect hebben gehad. Door het steeds duidelijker effect van de CO2-uitstoot op het klimaat zijn nu door de Europese Unie doelstellingen ten aanzien van de beperking van de CO2-uitstoot en het aandeel duurzame energie-opwekking geformuleerd. Deze doelstellingen voor het jaar 2020 zijn helder en gemakkelijk te onthouden: in 2020 wil men twintig procent reductie in CO2 -uit-stoot, een twintig procent toename van de energie efficiency en een aandeel van twintig procent duurzame energie. Dat zijn uitdagende doelstellingen. Ik ken geen scenario’s die aangeven hoe ze kunnen worden gerealiseerd. Daarom vormen ze een uitdaging voor verder onderzoek. De liberalisatie van de elektriciteitsmarkt is nog in beweging, onder meer door discussies over het eigendom van de netten. Maar de eerste stappen, zoals het bestaan van een elektriciteitsbeurs waar stroom wordt verhandeld, zijn gezet. Het meest sprekend zijn in mijn ogen de ontwikke-lingen rond de technologische trendbreuk.

In mijn intreerede sprak ik voor het eerst over Intelligente Netten, het zelfsturende net dat vele decentrale opwekkers kan accommoderen. Inmiddels is er op Europe-se schaal het zogenaamde European Technology Platform ‘SmartGrids’ opgericht. Dit is een netwerk van elektriciteitsbedrijven, industrieën, kennisinstituten en uni-versiteiten die willen helpen om de Europese doelstellingen te realiseren. Men voorziet dat het gehele Europese elektriciteitsvoorzieningssysteem met 560 GW aan geïnstalleerd vermogen, 230.000 kilometer hoogspanningslijnen en vijf mil-joen kilometer midden-en laagspanningsnet anders moet worden bestuurd of zelf-sturend wordt. De klanten krijgen dan intelligente meters waardoor het verbruik on-line bekend is en waarmee de klant kan reageren op de variabele elektriciteits-prijs en kan beslissen of hij zijn eigen opwekking inzet. Dankzij de inzet van sen-soren en dataverwerking worden de vermogensstromen, de toestand van het

(11)

systeem en de bedrijfsvaardigheid van de componenten voortdurend bewaakt. Dankzij deze gegevens kunnen in de toekomst storingen in een vroeg stadium worden opgelost, of in geval van het net kan dit weer automatisch worden her-steld.

SmartGrids: Research Areas and Research Tasks – Headline Summary Research Area Research Task

RA 1 – Smart Distribution RT 1.1: The distribution networks of the future – new

Infrastructure (Small Customers architectures for system design and customer participation and Network Design) RT 1.2: The distribution networks of the future – new concepts

to study DG integration in system planning

RA 2 – Smart Operation, Energy RT 2.1: The networks of the future – a system engineering

Flows and Customer Adaptation approach to study the operational integration of distributed (Small Customers and Networks) generation and active customers

RT 2.2: Innovative energy management strategies for large

distributed generation penetration, storage and demand response

RT 2.3: The distribution networks of the future – customer

driven markets

RA 3 – SmartGrid Assets and RT 3.1: Network asset management – Transmission and

Asset Management (Transmission Distribution

and Distribution) RT 3.2: Transmission networks of the future – new

architectures and new tools

RT 3.3: Transmission networks of the future – long distance

energy supply

RA 4 – European Interoperability RT 4.1: Ancillary services, sustainable operations and low level

of SmartGrids (Transmission dispatching

and Distribution) RT 4.2: Advanced forecasting techniques for sustainable

operations and power supply

RT 4.3: Architectures and tools for operations, restorations and

defence plans

RT 4.4: Advanced operation of the high voltage system –

seamless smart grids

RT 4.5: Pre-standardisation research

RA 5 – Smart Grids Cross-Cutting RT 5.1: Customer Interface Technologies and Standards

Issues and Catalysts RT 5.2: The networks of the future – Information and

Communication

RT 5.3: Multiple Energy Carrier Systems RT 5.4: Storage and its strategic impact on grids RT 5.5: Regulatory incentives and barriers RT 5.6: Underpinning Technologies for Innovation

(12)

10 prof.dr.ir. Jan H. Blom

Het SmartGrids platform heeft ook een researchagenda opgesteld. [2] Tabel 1 toont deze agenda. Deze agenda geeft de gebieden waarop onderzoek moet plaatsvinden duidelijk aan. Tevens kan die dienen als een middel voor het verdelen van de onderzoeksinspanningen. Zo is in een afstemmingsdocument tussen Technische Universiteit Delft en TU/e afgesproken dat Delft zich richt op de onderzoeksgebieden 3 en 4, terwijl Eindhoven zich op de gebieden 1 en 2 richt. Dit betekent dat TU/e zich op het distributienet en de interactie met de klant richt, terwijl TU Delft zich bezighoudt met het transmissienet en ‘Asset Management’, het technisch en economisch beheer van de componenten in het net.

Tot zover het Europese perspectief. Gelukkig heeft ook in Nederland de revolutie haar gevolgen gehad. Allereerst is mede door de activiteiten van de vereniging voor elektromagnetische vermogenstechniek (EMVT) in 2001 het IOP (Innovatie-gerichte Onderzoeksprogramma’s) EMVT door het ministerie van Economische Zaken (EZ) ingesteld. Het totale budget van dit programma bedroeg zestien mil-joen gulden. Daarnaast werd nog een zogenaamd apparatuurfonds ten bedrage van tien miljoen gulden gevormd. Dit IOP-EMVT-programma kende in totaal vier thema’s. Twee grote thema’s namelijk ‘Intelligente Netten’ en ‘Vermogenscon-versie’, en twee thema’s die elk gedurende één van de twee tenderperiodes golden,’ EMC (Elektromagnetische Compatibiliteit)’ en ‘Componenten’. Dankzij dit programma zijn in 2002 en 2004 totaal 27 promovendi, waarvan 17 in Eindhoven, aan de slag gegaan met de genoemde thema’s. Het is vermeldenswaard dat een groot aantal projecten als samenwerkingsprojecten van TU Delft en TU/e alsmede ook Universiteit Twente (UT) en CWI (Centrum voor Wiskunde en Informatica) zijn ingediend en uitgevoerd. Gezien het succes van deze eerste fase van het IOP-EMVT heeft het ministerie van EZ besloten om ook een tweede fase van dit inno-vatief onderzoekprogramma van vier jaar goed te keuren met een budget dat nu bijna tien miljoen euro bedraagt. De eerste tender van deze tweede fase heeft negen projecten met nogmaals vijftien AIO’s, waarvan negen in Eindhoven, het licht doen zien. De tweede tender van deze tweede fase loopt nog ten tijde van dit schrijven, zodat ik de uitslag nog niet kan melden.

Behalve het IOP-EMVT is in 2004 het programma Energie Onderzoek Subsidie (EOS) gestart. Hier is het aandachtsgebied ‘Opwekking en Netten’ natuurlijk bij uitstek geschikt om onderzoeksvoorstellen te doen. Ook daar profiteren wij van met het uitvoeren van een aantal projecten in samenwerking met ECN, KEMA en industriële partners.

(13)

Tenslotte is er het programma Energietransitie, dat de overgang naar een duur-zame energievoorziening stimuleert. Dit programma kent zeven zogenaamde plat-forms, waarvan het platform ‘Duurzame Elektriciteit’ natuurlijk weer een bron is voor onderzoek dat via het EOS-programma wordt gesubsidieerd. Uit deze opsom-ming moge blijken dat door de genoemde programma’s inderdaad een revolutie in het onderzoek van de elektrische energietechniek is uitgebroken. Hiervan hebben de leerstoelen Elektromagnetisme en Vermogenselektronica (EPE), Control Sys-tems (CS) en Elektromagnetisme (EM) met mijn leerstoel niet in de laatste plaats de vruchten kunnen plukken in de vorm van uitdagende onderzoeksprojecten.

(14)

12

In mijn intreerede mocht ik het onderzoek in mijn leerstoel indelen in drie cate-gorieën: ‘Storingsbestendig ontwerpen oftewel Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC)’, ‘Pulsed Power’ en ‘Intelligente Netten’. Deze indeling is nu nog steeds van kracht. Maar er is heel wat veranderd, zowel in de totale inspanning als in de onderlinge verhouding tussen de onderwerpen en natuurlijk in de inhoud van het onderzoek zelf. Oude onderwerpen verdwijnen en nieuwe komen er voor in de plaats. Laat ons allereerst globaal kijken. Tijdens mijn verblijf aan Stanford Uni-versity heb ik geleerd dat promovendi de slaven van het wetenschapsbedrijf zijn. Dat geldt zeker in de Verenigde Staten van Amerika waar nog minder staf en tech-nische ondersteuning beschikbaar is dan hier in Nederland. In dat verband vind ik het zorgelijk dat ook in Nederland de druk om kosten te beperken door de tech-nische staf te minimaliseren, leidt tot een vermindering van het experimenteel onderzoek. Dat is dodelijk voor de kwaliteit van het onderzoek in mijn vakgebied. Nieuw inzicht ontstaat alleen wanneer de uitkomsten van een model worden

De leerstoel EPS

(Electrical Power Systems)

20 18 16 14 12 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 10 8 6 4 2 0

Promovendi EPS

figuur 2

(15)

geconfronteerd met de resultaten van het experiment. Alleen modelvorming zonder experimentele verificatie leidt tot gevaarlijk schijninzicht. Terug naar de promovendus die hard moet werken tegen een bescheiden beloning en na vier jaar in zijn proefschrift wordt afgerekend op de kwaliteit van het onderzoek. In het jaar 2000 waren er drie promovendi bij de leerstoel aanwezig, zij werkten respec-tievelijk aan EMC, Pulsed Power en hybride schakelaars. Het zal u niet verbazen dat de programma’s die ik eerder schetste de mogelijkheid hebben gegeven om het aantal promovendi uit te breiden. Dit aantal promovendi dat jaarlijks deel-neemt aan het onderzoek is in figuur 2 gegeven. Deze promovendi worden allen extern gefinancierd uit onderzoekprogramma’s waar in competitie projecten zijn verworven, of uit contractonderzoek voor de industrie. Figuur 3 toont de externe inkomsten van de leerstoel waaruit deze promovendi en ook postdocs worden gefinancierd. Deze externe inkomsten bedragen dit jaar dus 1,4 miljoen euro. Natuurlijk lijkt dit verloop sterk op het verloop van de aantallen AIO’s. Daarom gebruik ik voor universitaire doeleinden graag de rekeneenheid AIO in plaats van euro. De inkomsten van mijn leerstoel uit het interne verdeelmodel van de univer-siteit en faculteit bedragen dit jaar ongeveer 600.000 euro. Dus wij verwerven onze inkomsten voor het overgrote deel zelf en teren maar in geringe mate op uw belastinggeld. Dat geldt voor de meeste leerstoelen. Daarom heb ik al enkele jaren geleden voorgesteld om de Technische Universiteit Eindhoven om te vormen

1800 1600 1400 1200 1000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 800 600 400 200 0

Externe inkomsten EPS

in k€ (2004 incl. app. fonds)

(16)

14 prof.dr.ir. Jan H. Blom

tot een privéuniversiteit. Met als voordeel dat een eigen beleid en strategie kunnen worden ontwikkeld zonder de betutteling en bureaucratische regels van de overheid. Uit het feit dat dit nog niet is gebeurd kunt u het antwoord van ons College van Bestuur afleiden. Eén van de parameters die in het interne verdeel-model wordt gebruikt om de toekenning te bepalen is het aantal publicaties. Dat verloop ziet u in figuur 4. Het handelt hier om zogenaamde ‘refereed’ publicaties. Dat wil zeggen dat de publicatie eerst aan een aantal deskundigen wordt voorge-legd, dan wordt bijgesteld aan de hand van hun commentaar alvorens te worden toegelaten tot publicatie. Dit betekent dat er meestal meer dan een jaar verloopt tussen het aanbieden van de publicatie en de werkelijke publicatiedatum. Daarom zijn dit soort getallen per definitie bejaard.

Wanneer we meer in detail naar de verschillende onderzoeksgebieden kijken kunnen we de aantallen promovendi plaatsen bij die gebieden. We doen dat in een researchmatrix die ik ook tijdens mijn intreerede introduceerde (figuur 5). Hier staan de verschillende onderzoeksthema’s gerangschikt naar de inspanning die wordt geleverd en naar de graad van ontwikkeling. Bij elk thema staan tevens de aantallen promovendi en postdocs (de wat betere slaven) vermeld. Deze matrix drukt tevens een soort levenscyclus van de thema’s uit. Uit de getallen van promo-vendi blijkt dat het kwantitatief zwaartepunt van het onderzoek nu duidelijk op

80 70 60 50 40 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 30 20 10 0

Academic publications

figuur 4

(17)

Intelligente Netten rust. Dit wordt nog versterkt wanneer we opmerken dat de onderwerpen ‘Intelligente beproevingstechnieken’, ‘Power Quality’ en ‘Toestands-bepaling’ deelthema’s van dit onderwerp Intelligente Netten zijn, die ter informatie apart zijn vermeld. Achtereenvolgens wil ik nu de stand van zaken bij de drie hoofdthema’s vermelden.

EPS Researchmatrix

met (AIO’s + Postdocs)

Graad van ontwikkeling

Inspanning

Intelligente

beproevings-technieken

(2)

Toestandsbepaling

(1)

Power Quality

(2)

Draadloze

energie-Overdracht

(1)

Vaste stof schakelaars

Intelligente Netten

(11+2)

Pulsed Power (2)

Storingsbestendig

ontwerpen (EMC)

(1+1)

Hoogspanningsisolatie

in vacuum

figuur 5

(18)

16

Elektromagnetische compatibiliteit is het vakgebied waarin de ongewenste inter-actie tussen verschillende elektrische systemen wordt bestudeerd, gemodelleerd en opgelost met als uiteindelijk doel een storingsbestendig ontwerp van het appa-raat of systeem. De basis is het betrouwbaar kunnen meten, dat wil zeggen het gedrag van sensoren voor spanning en stroom en het bijbehorende meetsysteem perfect kennen. Dat hebben we geleerd door de ontwikkeling van methodes voor de bescherming van elektronische apparatuur in het hoogspanningslaboratorium. Deze kennis wordt van steeds groter belang nu technische installaties, kantoren en woningen steeds meer gevoelige informatieverwerkende apparatuur bevatten. Een actueel voorbeeld is de introductie van hogesnelheidslijnen bij de spoorwe-gen waarbij systemen op 25 kV wisselspanning parallel lopen aan de klassieke 1500 V gelijkspanningssystemen. Echter, deze problematiek op een frequentie van 50 Hz wordt nu uitgebreid tot een frequentiegebied van DC tot boven 1 GHz door de verschillende frequentiebanden die voor communicatie worden toegepast. De oorspronkelijke focus was dan ook het vermijden van ‘radiofrequente inter-ferentie’ (RFI). Tegenwoordig zijn veel efficiënt schakelende aansturingen en voe-dingen ook een sterke bron van storing. Bliksem neemt een bijzondere plaats in. Een zeer krachtige bron, van toenemend belang, omdat door de toename van elek-tronische apparatuur het aantal potentiële slachtoffers alleen maar toeneemt. Op het gebied van EMC heerst een gevaarlijke discrepantie tussen de kennis die bij deskundige onderzoekers aanwezig is en de kennis in het veld. EMC vereist namelijk denken in velden in ruimte en tijd, hetgeen veel moeilijker is dan het denken in netwerken. De moderne normen voor bliksembescherming die 1 januari 2009 van kracht worden zijn bijvoorbeeld nog steeds gebaseerd op een quasi DC-model. Wij verzorgen al gedurende meer dan twintig jaar een PATO-cursus EMC, de PATO-cursus met het grootste aantal cumulatieve deelnemers van alle PATO-cursussen. Kennelijk is dit niet voldoende.

Wat hebben wij de afgelopen jaren nu geleerd? Het lijkt simpel maar wij hebben geleerd om nog beter en nauwkeuriger te meten. Dit hebben wij gedaan voor de spoorwegen in opdracht van Holland Railconsult met een meetsysteem voor het compleet doorlichten van een spoorwegvoeding en controlekabels van

Storingsbestendig Ontwerpen

(EMC)

(19)

250 kanalen en een bandbreedte van 5 Hz tot 1 MHz met hoge EMC kwaliteit. [3] Een ander meetsysteem voor de spoorwegen is ontwikkeld voor het analyseren van de veiligheid zoals treindetectie en de aanraakveiligheid van rails. Er is een meetsysteem voor het on-line bepalen van de veiligheid van stadsnetten ontwik-keld en toegepast in Almere in opdracht van Nuon. [4] Wij werken nu in een Euro-pees consortium met onder meer Airbus aan een meetsysteem voor het meten van de bliksemstroom op vliegtuigen. [5] In opdracht van Philips Medical Systems is een meetsysteem voor het bepalen van de betrouwbaarheid van alle elektronica in medische apparatuur ontwikkeld. Een methode voor het op schaal injecteren van bliksemstroom in gebouwen en installaties waarmede de bliksembeveiliging kan worden geanalyseerd wordt succesvol toegepast, zoals onlangs bij Organon in Oss. Natuurlijk heeft een meting in wetenschappelijke zin alleen betekenis wan-neer de resultaten kunnen worden verklaard met modellen die het gemeten feno-meen beschrijven. Daarom is ook veel werk verricht aan de ontwikkeling van modellen zoals de tijd- en frequentiedomeinanalyse van blikseminslag op indus-triële objecten en het EMC-gedrag van beschermende structuren als kabelgoten. Dit gebeurt door de koppeling van snelle 2D- en gedetailleerde 3D-berekeningen. [6] Ook worden complete industriële installaties zoals een waterzuiveringsstation qua EMC-gedrag in model gebracht en geanalyseerd. [7] Een interessant aspect is het omgaan met onbekende zaken zoals ongedocumenteerde kabelloop, aard-ingsystemen, etc. en de invloed die dit heeft op de betrouwbaarheid van de EMC-analyse.

In een duurzame samenleving zullen groot- en kleinschalige opwekking met ver-mogenselektronische sturingen in overvloed aanwezig zijn. Niet alleen de op-wekkers, maar ook de belastingen zoals huishoudelijke apparaten zullen gebruik maken van vermogenselektronica voor hun regeling of spanningsaanpassing. Denk maar aan de nu opkomende LED–lampen, of aan de vele apparaten met elek-tronica die communiceren in een groot aantal frequentiebanden. Dit wettigt de conclusie dat EMC-kennis van toenemend belang is in de toekomstige duurzame samenleving.

(20)

18

Het onderzoeksgebied ‘Pulsed Power’ is een moderne elektrotechnologie die in staat is om historische technologische grenzen te doorbreken. De doelstelling van dit onderzoek is om met snelle elektronen chemische processen te initiëren of te beïnvloeden. Door de vorming van radicalen bijvoorbeeld kunnen gassen worden gereinigd, of kunnen de snelle elektronen giftige moleculen afbreken. Een drietal deelprocessen kunnen worden onderscheiden. Allereerst de generatie van de elek-tronen door middel van een repetitieve coronaontlading. Door middel van een snelle schakelaar, meestal een vonkbrug, worden extreem hoge velden aan een draad of een array van elektroden toegevoerd. Dit zijn velden van vele MV per meter met een stijgtijd in de orde van nanoseconden. Door deze hoge velden ont-staat een zogenaamde streamer bestaande uit elektronen die oversteken van de ene elektrode naar de andere. Dit is het tweede deelproces: de vorming van de streamer. De onderzoeksvraag van het eerste proces is hoe efficiënt we de elektri-sche energie in het streamerplasma kunnen brengen. De onderzoeksvraag van het tweede proces is hoe de streamer precies wordt gevormd en hoe we de energie van de elektronen kunnen beïnvloeden. Dit is natuurlijk een vraag over fysische verschijnselen. Daarom werken we ook vruchtbaar samen met onze collega’s van de faculteit Technische Natuurkunde. Dan is het derde deelproces de wijze waarop de elektronen uit de streamer de chemie beïnvloeden, welke reacties zij teweeg brengen of beïnvloeden. Dit is natuurlijk een vraag van chemische aard. Daarom werken wij ook graag samen met onze collega’s van de faculteit Scheikundige Technologie. Deze technologie vormt de basis voor laag energetische recycling-processen die we in een duurzame samenleving nodig hebben. Deze methode heeft ook veelbelovende toepassingen op het gebied van het reinigen van vloei-stoffen, het ontgeuren van gasstromen of het zuiveren van biogas door het verwij-deren van de teermoleculen. Ook zijn er veelbelovende biomedische toepassingen van deze ontladingen, zoals het reinigen van wonden waardoor deze sneller helen. Wat is er de afgelopen jaren bereikt op dit terrein? Allereerst is vooruitgang geboekt bij het realiseren van hoge vermogens bij hoge herhalingsfrequenties. Aangezien de gegenereerde stroom wordt beperkt door de schakelaar is in 2001 een multiple-switchconcept bedacht. Dit beoogt een aantal schakelaars geïnte-greerd met een zogenaamde transmissielijn transformator, gelijktijdig te laten

(21)

schakelen. In 2007 is een prototype van dit concept, met tien schakelaars, succesvol getest. Hiermee worden pulsen van 820 MW met een herhalings-frequentie van 200 Hz gemaakt. [8] Dit is een tot nu toe ongeëvenaard resultaat op Pulsed-Powergebied.

Het gemiddeld vermogen van onze gepulste coronaontladingen bedroeg in 1998 600 W. Nu werken we aan de ontwikkeling van een 10 kW, 50kV gepulste bron voor chemische toepassingen. Dit apparaat hopen we dit jaar in samenwerking met de firma Oranjewoud op de markt te brengen. Inmiddels realiseren we in het laboratorium vermogens van 20 kW bij 70 kV. [9] Met deze bron hebben we het ontgeuren van de afgassen van een composteringsbedrijf aangetoond. Een debiet van 1000 m3/uur werd gereinigd met een relatief lage energie van 7 J/l. [9]

Dit brengt ons op het rendement dat de diverse deelprocessen behalen. Zo is het rendement van de energie die de voeding gebruikt naar de elektrische energie die in de streamer terechtkomt gestegen van zestig procent in 1998 naar waarden van iets boven negentig procent vandaag. [10] Met behulp van deze streamers zijn zuurstof radicalen in lucht geproduceerd met een dichtheid die vijftig procent van het theoretisch maximum bedraagt. [11]

Vanaf 1998 is ook gekeken naar de mogelijkheid om synthetisch biogas te ont-doen van het teer. In 2005 werd gedemonstreerd dat het mogelijk was om bij 400° C en een energieconsumptie van 200 J/l het gas te reinigen van teer. Dit is slechts vier procent van de energie-inhoud van het gas. [12]

We kunnen concluderen dat de Pulsed-Powertechnologie de laatste jaren grote vooruitgang heeft geboekt en zijn plaats als een volwassen technologie voor het reinigen van vloeistoffen en gasstromen heeft bewezen. De biomedische toe-passingen lijken veelbelovend en worden verder ontwikkeld.

(22)

20

In mijn intreerede noemde ik als doelstelling van het onderzoeksgebied Intelligen-te NetIntelligen-ten het ontwerp van het elektriciIntelligen-teitsnet van de toekomst. Inmiddels zijn er gedetailleerde researchagenda’s zoals opgesteld door het European Platform ‘SmartGrids’. [2] Op dit moment kan de bijdrage van de leerstoel EPS aan deze researchagenda worden geordend in drie gebieden: de transitie naar nieuwe infra-structuren, Power Quality en de regeling en beveiliging van distributienetten. Het onderzoeksprogramma, met in totaal vijftien promovendi, wordt grotendeels gefinancierd uit projecten van het IOP-EMVT en het EOS-programma. Het is ver-meldenswaard dat dit programma met de start van het IOP-EMVT in 2002 is begonnen. De eerste promovendi waren pas in 2003 goed aan het werk. In 2000 was er op dit gebied nog geen enkele activiteit. Daarom kan ik wel de onderzoeks-vragen noemen, maar zijn er nog weinig concrete resultaten.

De transitie naar nieuwe infrastructuren is het belangrijkste onderzoeksgebied met vijf projecten. Natuurlijk mag u zich afvragen waarom we menen naar geheel nieuwe infrastructuren te moeten gaan. [13] Wel, dat komt omdat met de intrede van decentrale opwekking de energiestromen, die vroeger altijd in één richting van de centrale naar de gebruikers vloeiden, nu afhankelijk van de netsituatie in twee richtingen kunnen vloeien. Ten tweede is de belasting die vroeger passief was, nu veranderd in een actieve component die vermogen kan vragen of leveren en zelfs zijn karakteristieken on-line kan wijzigen. Dit betekent dat zowel de besturing en de regeling en de beveiliging van het net in de toekomst geheel anders zullen plaatsvinden met een variabele prijs als nieuw sturingselement. Dit onderzoeks-gebied kijkt naar het ontwerp van flexibele voorzieningssystemen. Het onderzoekt de regelstrategieën voor autonome middenspanningsnetten. Het kijkt naar het ontwerp en gedrag van met vermogenselektronica geregelde distributienetten. Het kijkt naar de mogelijkheden van de IT-communicatiestructuren voor de rege-ling van netten. Het kijkt ook naar de economische aspecten van de nieuwe struc-turen. Hoe realiseren we een betrouwbare voorziening tegen de laagste kosten terwijl er geen totaalinzicht bestaat in de beschikbare productiecapaciteit? Wat is de relatie tussen de gas en elektrische infrastructuren? Dit onderzoek geschiedt door de ontwikkeling van nieuwe modellen die zoveel mogelijk aan experimenten en demonstratieprojecten worden getoetst.

(23)

Power Quality is een onderwerp dat door de toename van de vermogenselektro-nica, zowel bij de regeling van de belastingen als bij koppeling aan het net van kleinschalige opwekkers, steeds belangrijker wordt. [14] In het verleden was het voldoende om de eigenschappen van het net voor de frequentie van 50 Hz te kennen. Wegens de toename van de hogere harmonische componenten in het frequentiespectrum moeten we nu de eigenschappen in een veel groter frequen-tiegebied kennen. [15]

Vorig jaar is ten behoeve van dit onderzoek het zogenaamde Power Quality labora-torium in onze groep geopend. In dit laboralabora-torium kan het effect van de actieve belastingen op het net enerzijds en de invloed van een slechte kwaliteit van de spanning op de belasting anderzijds experimenteel worden bestudeerd. Dit jaar is bij KEMA een soortgelijk laboratorium geschikt voor hogere vermogens geopend. Dit illustreert het belang van dit onderzoek. De karakteristieken van zowel de belastingen als de decentrale opwekkers en hun wisselwerking zijn van belang voor de drie partijen die te maken hebben met Power Quality: de netbeheerder, de producent van de apparatuur en de klant. Er dienen oplossingen te worden gevon-den die zowel technisch als economisch voor deze drie partijen in evenwicht zijn. Eén van de eerste resultaten van dit onderzoek was een classificatiemethode voor Power Quality.

De regeling en beveiliging van distributienetten is een onderwerp dat door het tweerichtingsverkeer in netten met veel decentrale opwekking zeer urgent is. Op dit moment worden de decentrale opwekkers afgeschakeld wanneer een sluiting in het net optreedt. Een interessante vraag is of en hoe het mogelijk is om deze opwekkers juist aan het net te houden om de stabiliteit en het herstel van de leve-ring te bevorderen. Daarom worden modellen ontwikkeld waarmede het transiënte gedrag van een net met veel opwekkers kan worden bestudeerd. [16] Nieuwe selectieve beveiligingsconcepten maken ook deel uit van dit onderzoek. [17] Een ander uitdagend onderzoeksproject in het kader van distributienetten is de ontwikkeling van de zogenaamde on-line detectiemethode van partiële ontla-dingen. Wanneer in een kabel een zwakke plek optreedt verraadt die zich meestal door het ontstaan van kleine ontladingen, die - omdat ze honderd keer per secon-de optresecon-den - telkens een hoogfrequent signaal uitzensecon-den. Samen met KEMA hebben we een meetsysteem ontwikkeld waarmee uit de looptijd van de signalen door de kabel de plaats van de ontlading en dus de zwakke plek nauwkeurig kan worden vastgesteld. [18] Inmiddels is dit systeem bij een aantal elektriciteitsbedrij-ven operationeel. Dit is voor het eerst in de geschiedenis dat een kabelnet on-line

(24)

22 prof.dr.ir. Jan H. Blom

kan worden bewaakt op zwakke plekken die tot een storing zouden kunnen lei-den. Inmiddels is er ook veel belangstelling voor dit systeem van buitenlandse elektriciteitsbedrijven. Het succes van dit onderzoek is mede te danken aan de samenwerking met de leerstoel Signal Processing Systems van mijn collega professor Jan Bergmans. [19]

(25)

In 1966, toen ik mijn afstudeeronderwerp koos, dacht ik dat je als jonge ingenieur iets moest gaan doen wat de mensheid zou dienen. Toen dacht ik dat energie wel het belangrijkste element zou zijn in het leven van de mensheid. Maar die mening werd in 1966 niet door iedereen gedeeld. Het is nu duidelijk dat onze energievoor-ziening een cruciale factor is voor het voortbestaan van de mensheid. Twintig jaar geleden mocht ik bij KEMA werken als hoofd van de divisie Onderzoek en Ontwik-keling. Wij namen toen deel aan een wereldwijd onderzoek naar de ontwikkeling van modellen om het klimaat te voorspellen. Die modellen voorspelden niet een uniforme opwarming van de aarde. Neen, ze voorspelden een veel wilder klimaat met orkanen, extreme droogtes en moessons. Wij geloofden toen nog niet in die voorspellingen, immers de invloed van de oceanen was nog niet goed ingevoerd en er ontbraken nog andere effecten. Tot mijn schrik ontdek ik nu dat die modellen toch redelijk voorspelden wat wij heden elke dag waarnemen. Meer orkanen, meer droogtes en natte periodes. Toen ik mijn intreerede acht jaar geleden mocht hou-den stond het onderwerp energie ook nog niet centraal. Maar het is voor mij een onuitsprekelijk genoegen dat de rol van energie in het algemeen en van elektri-sche energie in het bijzonder nu slechts acht jaar later een geheel andere is. Bij mijn intreerede sprak ik over de revolutie in de elektrische energietechniek die aanstaande was. Ik hoop u te hebben overtuigd dat die revolutie nu inderdaad plaatsvindt. Aan de andere kant is het merkwaardig dat die revolutie zo laat komt. Immers, in 1972 verscheen het vermaarde rapport van de Club van Rome. In 1973 werd de wereld geconfronteerd met de eerste energiecrisis. Dat is nu 35 jaar ge-leden. Die duidelijke signalen hebben helaas niet geleid tot een wereldwijde ver-andering van het energiegebruik. Dat is eenvoudig te constateren uit figuur 6 die het verloop van de mondiale energieproductie van 1971 tot 2005 toont. Stel dat er toen in 1972 actie was genomen en stel dat de energieproductie er uit zou zijn gaan zien als in figuur 7. Het is mijn overtuiging dat, wanneer de wereld toen op deze wijze had gereageerd, de wereld van vandaag er geheel anders uit zou zien. Helaas bestond toen niet de urgentie om het gebruik van fossiele brandstoffen terug te dringen. Maar dan doe ik natuurlijk één land tekort. Een land dat boven-dien mijn papillen altijd weet te strelen en dat is Frankrijk. Want het is duidelijk, mijn alternatief beeld is geen fata morgana maar de ontwikkeling die Frankrijk

(26)

24 prof.dr.ir. Jan H. Blom 0 2 000 4 000 6 000 8 000 10 000 12 000 14 000 1971 1973 1975 1977 1979 1981 1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 Mto e

Coal Oil Gas Nuclear Hydro Comb. renew. & waste Geothermal/solar/wind

Evolution of Total Production of Energy from 1971 to 2005 IEA Energy Statistics

World

Statistics on the Web: http://www.iea.org/statist/index.htm

For more detailed data, please consult our on-line data service at http://data.iea.org.

© OECD/IEA 2007 figuur 6 0 20 40 60 80 100 120 140 160 1971 1973 1975 1977 1979 1981 1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 Mto e

Coal Oil Gas Nuclear Hydro Comb. renew. & waste Geothermal/solar/wind

Evolution of Total Production of Energy from 1971 to 2005 IEA Energy Statistics

France

Statistics on the Web: http://www.iea.org/statist/index.htm

For more detailed data, please consult our on-line data service at http://data.iea.org.

© OECD/IEA 2007

(27)

en ook België hebben gekozen. Als enige landen hebben zij gekozen voor een elektriciteitsproductie uit kernenergie in plaats van fossiele brandstoffen. Natuur-lijk doe ik ook de elektriciteitsbedrijven tekort. Die wilden wel degeNatuur-lijk naar een productie van elektriciteit met kernenergie, maar de maatschappelijke en dus poli-tieke tegenstand was zodanig dat dit niet mogelijk was. Het is vergelijkbaar met een informatietechnologiesector die is blijven steken bij de radiobuis, omdat de productie van transistoren een vermeend milieuprobleem zou opleveren. Toch is dat de energiesector overkomen, en het heeft geen zin daarover te blijven treuren. De vraag is: ‘Wat zijn nu de opties?’ Natuurlijk moeten we naar een duurzame energieopwekking, maar de realiteit van heden is gegeven in figuur 8. De huidige energievoorziening van de wereld verdeeld naar de bronnen. Dan merken we op dat van de ‘grote’ bronnen, olie, kolen en gas, de voorraden olie en gas hun uit-putting naderen. Van de grote bronnen blijft dan alleen kolen over. De tien procent biomassa bestaat uit de houtvuurtjes in de ontwikkelingslanden die hopelijk zul-len verdwijnen bij een toename van de welvaart. De duurzame bronnen bestaan uit een angstwekkend klein aandeel van zon, wind en geothermische energie van totaal slechts 0,5 procent. Blijft waterkracht met 2,2 procent als de vergeten duur-zame bron, maar dit is beperkt in de verdere expansie omdat de veelbelovende locaties al worden benut. De vraag is dan of de 0,5 procent duurzame bronnen

Coal 25.3% Oil 35.0%

Gas 20.7%

Nuclear 6.3% Hydro 2.2%

Comb. renew. & waste 10.0%

Geothermal/solar/wind 0.5%

World

Share of Total Primary Energy Supply* in 2005

IEA Energy Statistics Statistics on the Web: http://www.iea.org/statist/index.htm

* Share of TPES excludes electricity trade.

Note: For presentational purposes, shares of under 0.1% are not included and consequently the total may not add up to 100%.

For more detailed data, please consult our on-line data service at http://data.iea.org. 11 434 Mtoe

© OECD/IEA 2007

(28)

26 prof.dr.ir. Jan H. Blom

voldoende snel kan worden ontwikkeld om tot 2050 een rol te spelen. Dan rest nog kernenergie, waar de voorraden uranium nog voor honderden en bij de toe-passing van breederreactoren nog voor duizenden jaren voldoende zijn. Mijn con-clusie is dat er tot 2050 slechts twee duivelse opties overblijven om de wereld van voldoende energie te voorzien. Dat zijn kolen en kernenergie! Want er zijn nog voor vele honderden jaren kolen en uranium beschikbaar. Gezien de huidige bij-drage van duurzame bronnen mag je niet verwachten dat die voor 2050 een sub-stantiële bijdrage kunnen leveren. Dit betekent ook dat we tot 2050 alles in het werk moeten stellen om die duurzame bronnen verder te ontwikkelen en te imple-menteren. Dan mag je verwachten dat vanaf 2050 een overwegend duurzame energievoorziening mogelijk wordt en dan dienen we ook te bedenken dat het rap-port van de Club van Rome als subtitel droeg ‘Grenzen aan de groei’. Ik zie het als grootste uitdaging van de komende tijd om de kwantitatieve groei van onze eco-nomie om te zetten in een kwalitatieve groei. Een groei waarbij de belasting van het milieu niet verder toeneemt.

(29)

Ook bij de functie van hoogleraar heeft zich in mijn ogen een revolutie voorge-daan. De hoogleraar oude stijl was de knapste jongen van de klas, die zijn mede-werkers voorging in het bedrijven van de wetenschap. De hoogleraar nieuwe stijl is in mijn ogen de regisseur van het toneelgezelschap, die het uit te voeren stuk kiest dat past bij de talenten van de spelers en aantrekkelijk is voor het publiek. Ook zorgt hij dat zijn spelers de rollen krijgen toebedeeld waarin zij kunnen excel-leren. Ik heb geprobeerd te acteren als een hoogleraar nieuwe stijl. Daarom wil ik graag mijn spelers bedanken voor de fantastische uitvoering. Ik heb daar elke dag van genoten. Ook dank ik al diegenen oprecht, die het mogelijk hebben gemaakt om het stuk uit te voeren.

Ik heb gezegd.

(30)

28

1. Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde, vol. 38 (1972) no. 2

2. European Technology Platform SmartGrids: Strategic Research Agenda for Europe’s Electricity Networks of the Future, European Commission, EUR 22580/2007

3. A.P.J. van Deursen, H.W.M. Smulders and R.A.A. de Graaff:

Differentiating/integrating measurement setup applied to railway environ-ment, IEEE Transactions on Instrumentation and Measureenviron-ment, vol. 55, 2006, pp. 316-326

4. F.T.J. van Erp, J.F.G. Rasing, M.J.M. van Riet, F. Provoost, A.P.J. van Deursen and P.L.J. Hesen: Modeling and live measurements of step and touch voltages at LV customers in urban areas caused by MV faults, CIRED, 18th International Conference on Electricity Distribution, Turin, 6-9 June 2005, session no. 3, CD-ROM

5. V. Stelmashuk, A.P.J. van Deursen and R. Zwemmer: Sensor development for the ILDAS project, EMC Europe Workshop, Paris, June, 2007, paper 11. See also http://ildas.nlr.nl

6. S. (Siarhei) Kapora: Protection by Open Systems: an EMC Study, PhD Thesis, Technische Universiteit Eindhoven 2005, ISBN: 90-386-1743-7

7. H.T. Steenstra and A.P.J. van Deursen: Reduction of Conducted Interference by Steel Armor in Buried Cables: Measurements and Modeling, IEEE Trans-actions EMC, August 2008

8. Z. (Zhen) Liu: Multiple-Switch Pulsed Power Generation Based on A Trans-mission Line Transformer, PhD Thesis, Technische Universiteit Eindhoven 2008, ISBN: 978-90-386-1764-0

9. G.J.J. Winands, K. Yan, A.J.M. Pemen, S.A. Nair, Z. Liu and E.J.M. van Heesch: An industrial streamer corona plasma system for gas cleaning, IEEE Trans-actions on Plasma Science, 34(5), 2426-2433, 2006

10. G.J.J. Winands, Z. Liu, E.J.M. van Heesch, A.J.M. Pemen and K. Yan : Matching a Pulsed Power modulator to a streamer plasma reactor, IEEE Transactions on Plasma Science, 36(1), 243-252, 2008

11. G.J.J. (Hans) Winands: Efficient Streamer Plasma Generation, PhD Thesis, Technische Universiteit Eindhoven, 2007, ISBN: 978-90-386-1040-5

(31)

12. S.A. Nair, K. Yan, A.J.M. Pemen, E.J.M. van Heesch, K.J. Ptasinski and A.A.H. Drinkenburg: Tar removal from biogas derived fuel gas by pulsed corona discharges: chemical kinetic study II. Industrial and Engineering Chemistry Research, 44(6), 1734-1741, 2005

13. P.H. Nguyen, J.M.A. Myrzik and W.L. Kling: Promising concepts and technolo-gies for future power delivery system, UPEC 2007, University of Brighton, UK. 4-6 September 2007

14. E.J. Coster, A. Ishchenko, J.M.A. Myrzik and W.L. Kling: Modelling, simulating and validating wind turbine behavior during grid disturbances, Proceedings of the IEEE PES General Meeting, Tampa, 24-28 June 2007

15. J.F.G. Cobben, W.L. Kling and J.M.A. Myrzik: The making and purpose of harmonic fingerprints, Proceedings on the 19th International Conference on Electricity Distribution (CIRED), Vienna, 21-24 May 2007

16. A. Ishchenko, J.M.A. Myrzik and W.L. Kling: Linearization of dynamic model of squirrel-cage induction generator wind turbine, Proceedings of the IEEE PES General Meeting, Tampa, 24-28 June 2007

17. E.J. Coster, J.M.A. Myrzik and W.L. Kling: Effect of distributed generation on protection of medium voltage cable grids, Proceedings on the 19th Interna-tional Conference on Electricity Distribution (CIRED), Vienna, 21-24 May 2007 18. P.C.J.M. (Peter) van der Wielen: On-line detection and location of partial

discharges in medium-volgtage power cables, PhD thesis, Technische Univer-siteit Eindhoven, 2005, ISBN: 90-386-1683-X

19. J. (Jeroen) Veen: On-line Signal Analysis of Partial Discharges in Medium-Voltage Power Cables, PhD thesis, Technische Universiteit Eindhoven, 2005, ISBN: 90-386-1693-7

(32)
(33)

Prof.dr.ir. Jan H. Blom (1943) begon zijn studie Elektrotechniek aan de Technische Universiteit Eindhoven, waar hij in 1966 afstudeerde. In 1973 promoveerde hij aan dezelfde universiteit op een onderwerp op het gebied van de Magneto Hydrodyna-mische (MHD) energieconversie.

Na een postdoctoraal verblijf aan Stanford University (Palo Alto, Californië) keerde hij terug naar de TU/e als wetenschappelijk hoofdmedewerker. Daar startte hij het zogenaamde MHD Blow-down experiment: een demonstratie van de directe con-versie van warmte in elektriciteit. Hij ontving voor dit werk in 1980 de Siemens Award. Na de voltooiing van dit experiment trad hij in 1981 in dienst van KEMA te Arnhem als hoofd van de afdeling Elektrotechnisch Onderzoek. In 1986 werd hij benoemd tot hoofd van de divisie Onderzoek en Ontwikkeling en in 1988 werd hij benoemd tot statutair directeur. In deze jaren werd KEMA omgevormd van een instelling van de elektriciteitsbedrijven in Nederland naar een wereldwijde onder-neming op het gebied van Advies, Keuringen en Onderzoek voor de elektriciteits-sector. Hij speelde een actieve rol in het verwerven van vestigingen in onder meer de Verenigde Staten van Amerika en Rusland. In 1995 was hij een van de oprich-ters en voorzitter van de vereniging voor Elektromagnetische Vermogenstechniek (EMVT).

In 1998 verliet Jan Blom KEMA en vestigde zich als adviseur op het gebied van kennismanagement. Hij associeerde zich met een soortgelijke groep van KPMG, waar hij meewerkte aan een methode om kennis te valideren. In 2000 werd hij benoemd tot voltijdhoogleraar. Van 2002 tot 2006 was hij decaan van de faculteit Elektrotechniek. Hij was tot dit jaar lid van het bestuur van ASTRON en is lid van de Netherlands Academy of Technology and Innovation.

Curriculum Vitae

Prof.dr.ir. Jan H. Blom is sinds 1 januari 2000 verbonden aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) als voltijdhoogleraar Electrical Power Systems. Per 1 augustus 2008 eindigt zijn dienstverband bij de faculteit Elektrotechniek.

(34)

32 prof.dr.ir. Jan H. Blom Colofon Productie Communicatie Expertise Centrum TU/e Communicatiebureau Corine Legdeur Fotografie cover Rob Stork, Eindhoven Ontwerp Grefo Prepress, Sint-Oedenrode Druk Drukkerij van Santvoort, Eindhoven ISBN 978-90-386-1335-2 NUR 959 Digitale versie: www.tue.nl/bib/

(35)

Bezoekadres Den Dolech 2 5612 AZ Eindhoven Postadres Postbus 513 5600 MB Eindhoven Tel. (040) 247 91 11 www.tue.nl

Leven met energie

Where innovation starts

/ Faculteit Elektrotechniek

27 juni 2008

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

“In het Klimaatakkoord ligt een belangrijke opgave bij gemeenten op het terrein van de gebouwde omgeving: er moet voldoende duurzame elektriciteit worden opgewekt, huizen

Maatregelen voor het milieu mogen niet ten koste gaan van de economie.... China stoot van alle landen de meeste CO 2

3p 14 Bepaal met behulp van figuur 2 hoe lang een ‘jaar’ op deze planeet duurt.. Ga na of je antwoord overeenkomt met de waarde die in de tabel

(b) het verrichten van .etingen voor de groep .erkplaatstechniek en voor de verdere T.H.-ge.eenschap

Tot slot zullen de onderzoeksgegevens en analyses geïnterpreteerd worden binnen de ruimere archeologische en historische context van de gemeente Asse en zijn Romeinse vicus in

We willen alleen de tijd krijgen om relevante informatie te kunnen verteren, zodat de minister in de Kamer of bij publieke optredens niet wordt verrast door onderzoeksresultaten.’

Door te coöpereren met lokale partijen kunnen het draagvlak, de slagkracht en de impact worden vergroot en ontstaan kansen voor een goede ruimtelijke inpassing. Natuurlijk is

18  Bepaal met behulp van figuur 15 de frequentie van de trilling die de naald uitvoert, als de middelste groef van het weergegeven deel van de plaat wordt afgespeeld.. Even