Werken met Excel 1

(1)

Werken met Excel 1

A. Werkbladen

Een Excelmap bestaat uit werkbladen (zie onderaan het scherm).

Als je met rechts op “Blad1” klikt, kun je werkbladen invoegen en de naam van werkbladen veranderen.

Zie voorbeeld hieronder, zie het verschil tussen beide afbeeldingen.

Oefen dit eens hoe dat werkt.

B. Cellen

Een Excelwerkblad bestaat uit cellen.

Cellen onder elkaar noem je een kolom.

Cellen naast elkaar noem je een rij.

Kolommen worden aangegeven met letters A…..Z AA….AZ BA……BZ enz.

Rijen worden aangegeven met cijfers 1….65550 enz.

Een cel wordt aangegeven met een letter gevolgd door een cijfer.

Bijvoorbeeld: B9

Een cel kan bevatten:

Tekst Getal Formules

rij

kolom

(2)

C. Formules

Een formule in Excel begint met

=

Bijv. = B13 + C2 / 5

(het getal in C2 wordt door 5 gedeeld en opgeteld bij het getal in B13)

Bij absolute celverwijzing gebruik je een $ in de celnaam.

Het dollarteken geeft aan: bij omlaag kopiëren blijft het rijnummer gelijk.

Voorbeelden: E$1.

Als je omlaag kopieert verandert het rijnummer niet (zie de formulebalk hiernaast).

$C2 betekent: als je naar rechts kopieert blijft de kolomletter gelijk.

$D$6 betekent: zowel de kolomletter als het rijcijfer blijven ongewijzigd bij kopiëren.

Als je bij het intypen van een formule op de F4-toets drukt zet Excel dollartekens in de celnaam.

Je kunt cellen makkelijk kopiëren door de muisaanwijzer rechts onderin een cel te plaatsen.

Zie hierboven; het kruisje wordt dan zwart (in plaats van wit). Links klikken en omlaag slepen.

Opdracht 1

Typ de waarden in de afbeelding hierboven over.

Zet de formule in E3.

Kopieer de formule omlaag door te slepen t/m E6.

Opslaan en geef naam: exopdr1.xls

formulebalk

(3)

D. Een groep cellen

Een groep cellen geef je aan met het gebruik van : of van ; : betekent tot en met (gebruik Shift)

; betekent en (gebruik Ctrl)

E. Functies in Excel

Een functie is een onderdeel van een formule.

Met de volgende functies moet je kunnen werken

=gemiddelde( : ) Neemt het gemiddelde van een groep cellen

=aantal( : ) Geeft het aantal cellen in de groep

=som( : ) Telt de cellen van de groep op

=max( : ) Maximum, geeft de hoogste van een groep

=min( : ) Minimum, geeft de laagste van een groep

Opdracht 2

In Start.me (PW01) staat onder Excel de opdracht “Excel concentratie berekenen”.

Voer deze opdracht uit. Opslaan en geef naam: exopdr2.xls

(4)

F. Namen in Excel

In de figuur hieronder zie je een pijl die het naamvak aanwijst.

Iedere cel heeft een standaardnaam, bijvoorbeeld B6 of CF132.

Het is handig om cellen zelf namen te geven.

Je gaat dan op de cel staan, dan klik je op het naamvak, typt de naam in en drukt op Enter.

Nu heeft de cel die naam gekregen.

Het is ook mogelijk een groep cellen een naam gegeven.

Je selecteert dan de groep (in plaats van één cel.) Verder werkt het hetzelfde.

De namen die je geeft kan je gebruiken in formules.

naamvak

(5)

Opdracht 3

Maak opdracht 2 opnieuw.

Geef nu namen aan de volgende cellen:

B6 t/m B41: massa C6 t/m C41: volume D6 t/m D41: concentratie D43: gemiddelde.

Gebruik deze namen in de formules.

Rond de berekende cellen af volgens de regels die gelden voor delen en aftrekken.

G. De ALS-functie

In een Als-functie zit een voorwaarde en twee opties. Als aan de voorwaarde is voldaan komt optie1 in de cel. Als er niet aan is voldaan wordt optie2 in de cel geplaatst.

=ALS(voorwaarde;optie1;optie2) In de voorwaarde staat:

is gelijk aan (=), is groter dan (>) of is kleiner dan (<).

De opties kunnen tekst zijn, een getal of een formule. Als je als optie ”” intypt, kan de cel leeg blijven.

Voorbeeld:

Typ in cel A1 7

Typ in cel B1 =Als(A1>5;”voldoende”;”onvoldoende”) Verander de waarde in A1 naar 4 (in plaats van 7)

(6)

Opdracht 4

a. Maak het werkblad dat je hieronder ziet. De leeftijd moet >16 zijn. Kolom C maak je met de “als-functie”.

A B C

1 Leeftijd: 12 te jong!

2 Leeftijd: 19 o.k.

3

b. Maak het werkblad dat je hieronder ziet. De leeftijd moet >16 en <25 zijn. Kolom C maak je met een “als-functie” in een “als-functie”.

A B C

1 Leeftijd: 12 te jong!

2 Leeftijd: 19 o.k.

3 Leeftijd: 84 te oud!

(7)

Opdracht 5

Als uit iemands massa

lengte² meer dan 25 komt heeft zij/hij overgewicht.

Maak werkblad hiernaast na.

Wat vet is gedrukt moet je door Excel laten bepalen.

(Voorbeeld: 120/1,9²=33,2)

De laatste twee kolommen met ALS laten invullen.

Gebruik bij de laatste kolom ook de MAX(..) functie.

naam massa lengte m/l^2 meer dan 25 ? langste ?

Peter 120 1,90 33,2 ja Klaas 78 1,60 30,5 ja

Ellie 68 1,91 18,6 nee deze ! Frits 78 1,69 27,3 ja

Jacoba 64 1,71 21,9 nee Hetty 79 1,68 28,0 ja Sjaak 78 1,75 25,5 ja Maria 66 1,68 23,4 nee

(8)

H. EN(..;..) OF(..;..)

Bovenstaande functies kunnen in de voorwaarde van een ALS-functie worden gezet.

Je kunt hiermee meerdere voorwaarden koppelen.

De voorwaarden komen tussen de haakjes.

Bij EN(..;..) moet aan alle voorwaarden worden voldaan om optie1 te krijgen.

Bij OF(..;..) moet aan één voorwaarde worden voldaan om optie1 te krijgen.

Voorbeeld: Een waarde moet tussen de 20 en de 30 liggen.

=als(en( waarde>20 ; waarde<30 ); ”OK” ; ”Niet OK” )

Opdracht 6

Gebruik de EN-functie bij de volgende opdracht.

De concentratie van een oplossing moet tussen de 0,95 en de 1,05 g per liter liggen.

1,03 0,99

0,94 Klopt niet

0,95

1,10 Klopt niet

0,96

(9)

I. Vert.zoeken

Bij het kiezen van een waarde uit een tabel is vert.zoeken erg handig.

= vert.zoeken(zoekwaarde;tabel;kolom;ONWAAR/WAAR)

De zoekwaarde wijst de regel aan. Bij tabel geef je de cellen van de hele tabel en bij kolom geef je aan in welke kolom gezocht moet worden.

ONWAAR/WAAR kan je weglaten.

Voorbeeld: = vert.zoeken(A5 ; B2:C15 ; 2)

Opdracht 7

Onderstaand werkblad intypen. De onderste regel moet kloppen ook als je een ander cijfer invult dan 6

1 niks

2 knudde

3 waardeloos

4 slecht

5 matig

6 voldoende

7 ruim voldoende

8 goed

9 zeer goed

10 uitmuntend

je cijfer is: 6 dus voldoende