• No results found

Familie en gezin, in het bijzonder in Nederland tijdens de achttiende eeuw

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Familie en gezin, in het bijzonder in Nederland tijdens de achttiende eeuw"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

S.Afr.J.Cult.Art Hist.1987, 1(3) 193

Familie en gezin, in het bijzonder in Nederland tijdens de achttiende eeuw

AH. Huussen jr.

Toelstralaan 49, 9722 JD Groningen, Nederland

Relatives and family, particularly in the Netherlands in the eighteenth century. The changing attitudes in western society towards family life, marriage, parenthood, and children are not only a matter of importance to sociolo- gists and psychologists, but have since the sixties become a major field of study for the historian. The increasing number of divorces and the ever-changing attitudes towards marriage as an institution have far-reaching finan- cial and economic consequences for state and society. This intense historical interest in social aspects concerning family life and society is further increased by serious social problems such as slavery, race relations, and feminist history. This change in attitudes is illustrated through a review of eighteenth-century society.

Veranderende houdings ten opsigte van die familielewe, die huwelik, ouerskap en kinders in die Westerse gemeenskap is nie aileen van belang vir die sosioloe en psigoloe nie, maar het sedert die jare sestig ook 'n be- langrike navorsingsterrein vir historici geword. Die toenemende aantal egskeidings en die voortdurende ver- anderende houding ten opsigte van die huwelik as instelling het verreikende finansiele en ekonomiese impli- kasies vir die staat en die gemeenskap. Hierdie intense belangstelling van historici in sosiale aspekte rondom die familie- en die gemeenskapslewe is verder deur ernstige sosiale probleme aangewakker, byvoorbeeld slawerny, rasseverhoudings, en feminisme. Hierdie veranderende houdings word deur 'n oorsig van die agtiende-eeuse gemeenskap gelllustreer.

Evenals de andere mens- en maatschappijwetenschap- pen is ook de geschiedwetenschap aan verandering on- derhevig. De geschiedschrijving wijzigt zich onder in- vloed van maatschappelijke veranderingen. Nieuwe po- Iitieke elites hebben behoefte aan andere accenten in de visie op het verleden .. Gewijzigde internationale politie- ke verhoudingen vergen herformulering van de histori- sche vragen omtrent de relaties tussen volkeren en sta- ten. Nieuwe binnenlandse behoeften of problemen ver- eisen heroverweging van de vraag hoe die behoeften en problemen zijn ontstaan. Tegelijk met het voortschrij- den. van de tijd verandert ons perspectief op het verleden - soms wordt het langer, soms korter. Nu eens is het scherper, dan weer yager. Nooit is het zonder verteke- ning.' Nimmer kunnen we dat perspectief gelijkstellen met 'de' werkelijkheid - het gaat ahijd om een interpre- tatie van het verleden, of liever: van aspecten van het verleden. Over de theoretische problemen die hiermee samenhangen - bijvoorbeeld over objectiviteit en par- tijdigheid van de geschiedschrijver, of over het waar- heidsgehahe van geschiedkennis - is door historici en filosofen veel nagedacht en geschreven. Hier heeft F.A. van Jaarsveld, oud-hoogleraar te Pretoria en een Jeerling van P.J. van Winter van de Groningse Universi- teit, aan die geschiedtheoretische vraagstukken in het al- gemeen en hun consequenties voor de Zuidafrikaanse geschiedschrijving in het bijzonder veel aandacht in zijn geschriften besteed.1

Dat veranderende perspectief op de geschiedenis laat zich mooi iIIustreren aan de hand van het onderwerp waarop hier de keuze is gevallen: familie en gezin. Deze staan de laatste paar decaden ook in het centrum van de internationale historische interesse. Er zijn al honderden boeken en duizenden artikelen over verschenen, en sinds 1976 wordt er zelfs een apart historisch tijdschrift aan gewijd: The Journal of Family History. Dat deze in- teresse nieuw is, leert een blik in recent verschenen bibli- ografieen. De kwantiteit der historische literatuur date- ren.d·van v66r ca. 1960 is maar een fractie van de produc-

tie sindsdien. In Nederland valt slechts te wijzen op boe- ken als die van Schotel (Het Oud-Hollandsch Huisgezin der Zeventiende Eeuw, 1869), van de kerkhistoricus Knappert, en van de archivaris De Roever. Of op ge- schiedenissen van het huiselijk en maatschappelijk leven onzer voorouders - of over de positie van de vrouw - waarin vanuit een volkskundig of cuhuurhistorisch per- spectief ook aandacht aan het gezin werd besteed.2 Hier valt te wijzen op Dominicus' Het huiselik en maatschap- pelik leven van de Zuid-Afrikaner in de eerste helft der 18de eeuw.3

Vanwaar die enorme belangstelling der huidige histo- rici voor dit onderwerp? Als we op onze nabuurweten- schappen letten, dan vah op dat psychologen en sociolo- gen zich al veel langer intensief met het gezin (het con- temporaine gezin) hebben beziggehouden.4 Mij dunkt, dat de recente massale belangstelling der historici zo niet alles, dan toch veel te maken heeft met de 'crisis' van hu- welijk en gezin in de mod erne westerse maatschappij.

Het sterk toegenomen aantal echtscheidingen bracht ernstige psychische problemen voor de betrokkenen met zich, maar evenzeer financiele en economische gevolgen waarmee staat en maatschappij werden geconfronteerd:

de rechterlijke macht, instellingen voor welzijnzorg, en kiilderbescherming. Extra claims op huisvestingsmoge- lijkheden werden gelegd; een billijke hoogte van alimen- tatie moest worden vastgesteld. In sommige westerse land en zoals de Verenigde Staten en Zweden wat eer- der, in andere zoals Nederland wat later, werd men ge- confronteerd met de individuele en de sociale conse- quenties van diepgaande veranderingen in de relaties tussen huwelijkspartners en tussen ouders en kinderen.

Geen wonder dat men zich bezorgd, of aIleen maar nieuwsgierig, ging afvragen waar dat veranderde gedrag en die andere attitude vandaan kwamen. Lieten de men- sen langzamerhand geestelijke waarden los die door de eeuwen geheiligd leken? De sociologen en psychologen vroegen zich natuurlijk af wat deze veranderingen op korte termijn zouden kunnen betekenen voor de maat-

ro du ce d by S ab in et G at ew ay u nd er li ce nc e gr an te d by th e Pu bl is he r ( da te d 20 09 ).

(2)

194

schappij, voor de sociale voorzieningen, en voor de indi- vidu. Maar evenals de historici bleken sommige sociolo- gen en demografen gei'nteresseerd in de betekenis van deze veranderingen op langere termijn. Hoe kwamen vele mensen er nu toe oude waarden te verwerpen? Met welke veranderingen in de maatschappij hing dit moge- Iijkerwijs samen? Waarom had den de mensen eigenlijk zo lang specifieke waarden en idealen geeerbiedigd?5

Zo 'n intense historische belangstelling valt ook op te merken als kennelijk gevolg van andere ernstige maat- schappelijke vraagstukken dan huwelijk en gezin. Ik wijs bijvoorbeeld op het omvangrijke historische onderzoek naar slavernij en rassenrelaties na de onlusten in de Ver- enigde Staten gedurende de jaren zestig, en op het nieu- we specialisme vrouwengeschiedenis, dat als onderdeel van zogenaamde 'vrouwenstudies' ontstond in het kader van de recente feministische beweging en de politieke strijd om verdergaande vrouwenemancipatie.6

Men begrijpe mij goed: Ik pro beer hier slechts een verklaring te geven voor de enorme kwantitatiewe toe- neming van het historische onderzoek op deze gebieden.

Intussen blijven ook eenlingen aanwijsbaar, die vanuit persoonlijke, niet-modieuze motieven zich met de sla- vernij of met het gezin in vroeger dagen bezighielden.

Zo 'n eenling was op het gebied van de familiegeschiede- nis de Franse historicus Philippe Aries (t 1984), een eigenzinnig, gei'soleerd maar origineel geleerde die in 1960 een boek publiceerde, dat een voorbeeld werd voor allen die zich sindsdien met gezinsgeschiedenis bezig- hielden: L'enfant et /a vie famiJia/e sous /'ancien re- gime.7

Ook in Nederland gingen de gezinssociologen de ge- schiedschrijvers voor. Geleerden als Saal en Kooy be- steed den in sommige van hun werken ook aandacht aan de historische ontwikkeling van het gezin. Als pioniers- werk daar mag weI aangewezen worden het veelzijdige oeuvre van een markante persoonlijkheid als Annie Ro- mein-Verschoor, die in 1951 een voordracht hield over de geschiedenis van de verhouding tussen man en vrouw.8 De gezinsgeschiedenis heeft in Nederland overi- gens nog niet ee,n vlucht genomen vergelijkbaar met die in de Verenigde Staten of in Frankrijk, met een opmer- kelijke uitzondering van de sociaal-economische histori- ci en demografen uit de Wageningse school.9

Uitgaande van de titel van dit artikel moeten we eerst twee vragen beantwoorden. Waarmee houden we ons ei- genlijk be zig als we spreken over familie en gezin? En waarom kiezen we daartoe de achttiende eeuw? Om met de laatste vraag te beginnen. Deze eeuw heeft, naar het schijnt, een zekere mate van historische zelfstandigheid, zij het dat men die niet moet zoeken in de jaartallen 1700 en 1799. Als men cesuren zoekt, kan worden gewezen op de overgangsjaren 1680 - 1715, welke Paul Hazard heeft gekarakteriseerd met /a crise de /a conscience eu- ropeenne. In die periode valt de intrekking van het tole- rantie-edict van Nantes, in 1685. Vorig jaar werd in vele landen herdacht dat drie eeuwen geleden een stroom van 'Hugenoten' het onverdraagzame vaderland verliet op zoek naar een nieuw vaderland. Het jaar 1715 markeer- de het einde van een epoque, namelijk dat van de expan- sieve Lodewijk XIV. Dat betekende tevens het begin

S.-Afr .Tydskr.Kult.-Kunsgesk.1987 ,1(3) van een tijdvak van betrekkelijke rust in Europa. Het einde van de eeuw werd als het ware ingeluid met de val van de Bastille in 1789. Daarmee brak een periode van diepgaande hervormingen en veranderingen in Europa aan - gebeurtenissen die, nog meer dan het op gang ko- men van de stroom van Franse vluchtelingen aan het ein- de van de zeventiende eeuw, 66k hun directe weerslag hebben gehad op de geschiedenis van Zuid-Afrika.

De achttiende eeuw wordt aangeduid als de eeuw der Verlichting. Toonaangevende intellectuelen stelden een sterker vertrouwen in de ratio, de menselijke rede, dan tevoren. Traditioneel leergezag kwam onder vuur. De kennende rede moest door kritisch schiften aanvaard- baar geloof van verwerpelijk bijgeloof en vooroordeel scheiden. Oppositie tegen klakkeloos overnemen van overgeleverde beweringen impliceerde kritisch natuur- wetenschappelijk onderzoek. De interesse door de fysica en de natuurlijke historie neemt in burgerlijk-intellectu- ele kringen sterk toe. In navolging van de nationale of regionale Academies van Wetenschappen worden in al- lerlei steden plaatselijke afdelingen gesticht of werden lokale geleerde genootschappen opgericht. Iedere bur- ger die zich dat financieel kon veroorloven, legde een kabinet van rariteiten aan: gesteenten, munten, natura- lia of andere zeldzaamheden. Natuurlijk sprak men daarover met elkaar, hield voordrachten, en schreef prijsvragen uit ter oplossing van gerezen vragen.

Men sprak echter ook graag over politieke, maat- schappelijke, en religieuze vraagstukken. De achttiende eeuw is immers ook de eeuw van de salons - niet aileen van de aristocrat en , maar ook van de burgers. Allicht bleef het niet bij praten aileen. Men hield of schreef, zo- als gezegd, verhandelingen die in leren, of zelfs nog in perkamenten, band en werden gepubliceerd. Zuiverwe- tenschappelijk, speculatief of vrijblijvend was de inhoud niet steeds. Allicht niet: Men ging kritische vragen stel- len. Voorstellen werden gedaan om bepaalde maat- schappelijke toestanden te veranderen. Radicale hervor- mingsvoorstellen werden geformuleerd. In de gegeven politieke verhoudingen van die dagen, waarin het abso- lute koningschap of de regentenoligarchie misschien hier en daar op hun retour waren maar nog allerminst ver- dwenen - in die politieke situatie betekende dat steeds weer het formuleren van een eis tot meer vrijheid, tot het verlenen van politieke rechten aan een bewust ge- worden groep burgers die soms niets in het stadsbestuur, laat staan in het landsbestuur, had in te brengen. In con- creto hield dat toen in een eis tot vrije communicatie van ideeen, en dus tot het afschaffen van perscensuur, pre- ventieve zowel als repressieve. Geen wonder dat men ook ging eisen dat religieuze minderheden zich openlijk zouden kunnen manifesteren en zelfs dat zij dezelfde rechten zouden verkrijgen als de gevestigde meerder- heid: de protestanten in Frankrijk, de katholieken, doopsgezinden, en joden in de Nederlandse Republiek.

Wie kon het verbazen dat van de zijde der hervormers als voorwaarde voor die 'bevrijding' werd gezien het scheiden van kerk en staat?

Maar daarbij bleef het niet. De maatschappijkritiek der hervormingsgezinden richtte zich tegen misstanden waarvan men yond dat ze barbaars en inhumaan waren.

R ep ro du ce d by S ab in et G at ew ay u nd er li ce nc e gr an te d by th e Pu bl is he r ( da te d 20 09 ).

(3)

S.Afr.J .Cult.Art Hist.1987 ,1(3)

Het strafrecht moest ontdaan worden van anomalieen zoals de tortuur in het vooronderzoek en open bare te- rechtstellingen waarbij het lichaam van de veroordeelde publiekelijk werd gepijnigd of verminkt. De doodstraf yond toen al fervente tegenstanders. Hier openbaarde zich als het ware een nieuwe gevoeligheid - zo u wilt sentimentaliteit. Men werd door allerlei openbare ge- beurtenissen pijnlijk getroffen, yond dat deze dienden te verdwijnen en meende dat men daardoor aan civilisatie had gewonnen.

Een ander facet van het optimistische beschavingsstre- Yen was het ontwikkelen van nieuwe opvoedingsmetho- den en moderner onderwijstechnieken. Niet aIleen be- kommerde men zich om de kinderen van de eigen groep, maar steeds meer kwam het volksonderwijs in de belang- stelling te staan. Voordat het zover kon komen, moest natuurlijk eerst het kind zelf een object van speciale aan- dacht worden. Oat gebeurde ook: Het kind werd als het ware ontdekt, of zelfs 'gemaakt', zoals sommige moder- ne pedagogen volhouden.

Zo komen wij dan toch nog tot het beantwoorden van de andere vraag die ik daarstraks stelde: Wat omvat ei- genlijk het object familie en gezin in die historische peri- ode?

Het twintigste-eeuwse westerse gezin - wat de Engel- sen de nuclear family noemen - bestaat uit een man en een vrouw benevens gemiddeld ongeveer drie kinderen.

Oat lijkt eenvoudig genoeg. Het wordt pas gecompli- ceerd, en interessant, als we ons afvragen: hoe de ver- houdingen tussen de leden van zo 'n gezin worden gere- geld; wat de relaties tot verdere familieleden en verwan- ten inhouden; en, tenslotte, of deze aan historische ver- anderingen onderhevig zijn geweest. We kunnen deze vragen vanuit verschillende perspektieven proberen te beantwoorden. Ik volg daarbij de veelzijdige historicus Lawrence Stone, die zes structurele aspecten onder- scheidt in zijn beroemde boek over The family, sex and marriage in England 1500 - 1800: 10

1. Het biologische aspect, waaronder begrepen worden de kwantitatieve feiten omtrent geboorte, huwelijk, en overlijden. Kortom, de demografische gegevens betreffende de gezinsgrootte, de gebruikelijke huwe- lijksleeftijd der partners, de interval1en tussen geboor- ten, en dergelijke meer. Deze data zijn echter ook be- langrijk voor de vraag naar de emotionele inhoud van familie- en gezinsleven voor de leden.

2. Een sociologisch facet, dat de relatie bevat tussen het gezin en andere vormen van sociale organisatie zoals de verwanten, de kerk, de school, de staat.

3. De politieke factor, waaronder te verstaan zijn: de machtsverdeling binnen de familie, patronen van ge- zag en gehoorzaamheid zoals die bestonden tussen bij- voorbeeld het hoofd van een clan en zijn leden, tussen echtgenoten, tussen ouders en kinderen; benevens het verband tussen die patronen en de politieke organisa- tie in de samenleving als geheel.

4. De economische rol van bijvoorbeeld het huwelijk als middel om goederen over te dragen; de betekenis van familie en gezin als eenheden van productie en con- .sumptie; de arbeidsverdeling tussen man, vrouw, en

kinderen.

195 5. Het psychologische aspect, waaronder te verstaan is de emotionele of affectieve plaats die familie en gezin innamen in de levens van de leden; te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan de intensiteit en hierarchie van die gevoelens tussen man en vrouw, ouders en kinderen, broers en zusters.

6. Het aspect van de sexualiteit, voorzover niet reeds on- der het biologische begrepen, namelijk de houding die men aannam tegenover een natuurlijke aandrift die de fundamentele band tussen familieleden mede vormt.

Behalve deze 'structuur', die al laat zien hoe rijk ge- schakeerd de stu die van familie en gezin is, geeft Stone ook een visie op de historische evolutie van het gezin in Engeland. Hij onderscheidt drie grote fasen die elkaar deels overlappen: tot het einde van de vijftiende eeuw overweegt het type van wat hij noemt de open lineage fa- mily, welke gekenmerkt wordt door een openheid van de familie voor invloeden van buiten en door een loyal i- teitsgevoel van de leden van de familie dat zich in de eer- ste plaats richt op ouders en bloedverwanten. Die situa- tie hangt ongetwijfeld samen met een nog relatief zwak staatsgezag. In de daarop volgende fase die ongeveer het tijdvak 1530 - 1700 omvat, met een hoogtepunt in de periode 1580 - 1640, is de zogenaamd restricted patriar- chal nuclear family het overheersende type, dat Stone karakteriseert met een langzame verlegging van de loya- liteit voor bloedverwanten, patroon, en lokale gemeen- schap naar de nationale staat en de vorst en naar de reli- gieuze groep waartoe men behoort. De familie zou min- der 'open' zijn geworden voor invloeden van buiten. Te zelfder tijd versterkten staat en kerk het al bestaande pa- triarchale karakter van de positie van de vader des hui- zes, in het bijzonder diens gezag over zijn vrouw en kin- deren. In de zeventiende eeuw werd het derde type, de closed domesticated nuclear family, overheersend dat gebaseerd is op affectie of emotioneel individualisme.

Dit type gezin, dat ontstond in de bovenlaag van de bourgeoisie, was als het ware georganiseerd rond het principe van de persoonlijke autonomie, waarbij het af- fect de band tussen de leden van de familie (of liever het gezin) creeert en in stand houdt. Volgens Stone laten de negentiende en twintigste eeuw geen volstrekt nieuw ty- pe gezin zien. In dat recente verleden heeft zich slechts het laatstgenoemde type over aile bevolkingsgroepen uitgebreid, waarbij steeds sterker de nadruk is komen te liggen op de affectie tussen gezinsleden, op individuele autonomie, en op de persoonlijke vrijheid in het nastre- yen van zijn geluk. Die laatste tendensen zijn ten koste gegaan van de banden der gezinsleden met verwanten en buren; ze gaan gepaard met een toenemende behoefte van de individu aan fysieke privacy.

Het is niet mijn bedoeling al deze structurele aspecten nu uitvoerig de revue te laten passeren; evenmin wil ik thans Stone's Engelse fasen en typen nader onderzoe- ken. Daarover is sindsdien al heel wat te doen geweest.11 Liever wil ik wat dieper ingaan op een paar aspecten van gezin en huwelijk in Nederland, een onderwerp waar- mee ik op grond van eigen onderzoek wat meer ver- trouwd ben. Maar eerst wil ik u toch nog de algemene karakteristieken geven van het westerse gezin waarover de historici het thans min of meer eens zijn gewordenY

ro du ce d by S ab in et G at ew ay u nd er li ce nc e gr an te d by th e Pu bl is he r ( da te d 20 09 ).

(4)

196

Genoemd worden: het gezin, of nuclear family is, al aan hel begin van de Nieuwe Tijd, numeriek in West- Europa het overheersende type. Oat wil zeggen, dat de romantische visie van een invloedrijke negentiende- eeuwse socioloog als Frederic Le Play moet worden afgewezen als zouden in de agrarische samenleving grate familieverbanden van meerdere generaties mel broers en zusters in een huishouden regel zijn geweest. Een tweede kenmerk is de huwelijkssluiting op tamelijk late leeftijd (vrouwen 25 jaar, mannen 28 jaar), waarbij het geringe leeftijdsverschil lussen mannen en VTOuwen te- yens karakteristiek i5. De uiteraard loch voorkomende variatie in huwelijksleeftijd staat kennelijk in relatie tot de economische omstandigheden: Wie een redelij k maatschappelijk perspectief heeft, wacht met het stich- ten van een gezin tot hij een behoorlijke positie heeft be- rei kt; wie n iets te winne n meent te hebben, hoeft ook niet Ie wachten.

Men heeft een tamelijk groot aantal ongehuwden ge- signaleerd, tussen de 5% en 20% van de bevolking.

Als overheersend type wordl de gezinshuishouding va n ongeveer vij f persone n aangewezen. Tot de huishou- ding worden ook leerjongens, bedienend personeel, en later zelfs huurders of kostgangers gerekend. Orie-gene- ratie-gezinnen behoofden tot de uilzonderingen.

De vruchtbare periode in het huwelijk was weliswaar kart (tussen hel vijf en twintigste en veertigste jaar) en de inlervallen lussen de geboorten waren groot (twee - drie jaar), maar de geboonen zijn over die hele vrueht- bare periode van 15 jaar gespreid. Demografen hebben oak, op grond van vele lokale studies, de conclusie ge- trokken dat ongeveer de helft van de kinderen was over- leden v66r hun twintigste jaar. De kinderen groeiden dus op in wisselende gezinssamenstelling: vanwege het overlijden van ouders, broers of rusters, en wegens het feit dat jongeren hun leer- of diensltijd elders door- brachten.

Ondan ks het hoge sterftecij fer 21 j n k inderen een zeer karak terist iek aspect van het westerse gezi n van destijds:

in meer dan 70% van de huishoudingen waren kinderen aanwezig; op willckcurige momenten gemiddeld lwee - drie per huishouding. Kinderen maakten zo 'n 50% van de totale bevolking ui(. l3uitcn het gezin tens lotte zijn de familiebanden tamelijk los geweest: losser van boven naar beneden in de sociale hierarchie, tosser ook in de loop der lijd.

Een paar historische tendensen nog: In de laatste eeuw is de gemiddelde gezinsomvang afgenoOlen lot minder dan drie personen; 'vreemden' zijn uit huis ver- dwencn; de huwelij kslee fti jd is lager gewordcn; de hu- welijksduur is langer geworden voorrover de mortaliteil hierop van invloed is; de gezinssamenstelling is constan- ter geworden; de concentratie van geboorten is loegeno- men, met name in de beginfase van het huwelijk; de kino.

dersterftc is sterk afgcnomen; en de 1cvensduur is, zoals bekend, met decennia toegenomen .13

En dan nu Nederland, of liever de Republiek der Ze- ven Verenigde Nederlanden, min of meer toevallig Ont- slaan uit het adel!ij ke cn protestantse verzet tegen een verre katholieke vorst die vastbcsloten was zijn onderda- nen vanuit Madrid via Brussel zijn krachtige wil op te

S.-Mr .Tydskr. Kult .-Kunsgesk. t987, I (3)

Jeggen. Hoe men het ook wendt of keen, de nieuwe na- tie kreeg een sterk calvinistische stempel opgedrukt. Fe- deralisme won het van centralisme, verdraagzaamheid van scherpslijperij. Zelfs na de Synode van Oordrecht en de politieke crisis van 1619, bleef de wereldlijke over- heid de baas - oak in de bevoorrechte kerk. De dissen- ters (Arminianen, Luthersen, Doopsgezinden, en wat la- ter ook de Joden) werden geduld. Zij konden op den duur hun gang gaan, mits niet al te ostentatief. Een type- ring van de Nederlandse beschaving in de zevenliende eeuw - dat unieke verschijnsel - kan niet compleel zijn zonder ook hun voorname aandeel in die culturele prestatie te memoreren: in de Iileratuur bijvoorbeeld naast Jacob Cats een Joost van den Vondel, in de sehil- derkunst naast Vermeer (want Rembrandt is a\ een twij- felgeval) een Jan Steen. Men behoeft nog slechts op Me- nasseh ben Israel en Spinoza Ie wijzefl om de vele bron- nen van de rijkgeschakeerde zevenliende-eeuwse cul- tu ur aan Ie duiden.

Wat was de overwegende attitude van die zeventien- de-eeuwers wier lijd we, ondanks Hui7inga's bezwaren, loch de gouden eeuw zijn blijven noemen, ten opzichle van hun bloed- en aanverwanten?14 Het is niet ongebrui- kclijk daartoe te fade te gaan bij de schilderkunst. On- langs werd in het Frans Halsmuseum te Haarlem een boeiende exposilie gehouden van Porlre(len \Ian eelJl en trouw (kyk Figuren 1 - 11). De ondertitel van het bege- Ieidende boek van de hand van de Ulrechlse kunsthisto- ricus E. de Jongh verklaart het thema nader: Huwelijk en gezin in de Nederlandse kuns/ van de zevenliende eeuw .15 De morele waarden die men in de pOrlretten van Govert Fli nck, Frans H als, Caspar Netscher, ell zovele anderen op meer of minder verhulde of symbolische wij- ze vindt aangeduid, wijzen op de respectabiliteit van het huwelijk, waardoor pas man en vrouw hun levens- en maatschappclijke bestemming berei k ten. Saamhorig- heid en eendracht in familie en gezin werden als ideaa!

benadrukt, bijvoorbeeld in de talrijke voorstel1ingen van

Figuur 1 Frans Hals, Isaac Massa. en l3eatrix van der Laen, ca. 1622. Dock 140 em x t66,5 em. Am5terdam, Rijksmu- seum. Foro.'

©

Rijksmuseum·Stichring Amsterdam.

R ep ro du ce d by S ab in et G at ew ay u nd er li ce nc e gr an te d by th e Pu bl is he r ( da te d 20 09 ).

(5)

S.Afr.1.CulI.An Hist.1987, 1(3) 197

Flguur 2 Pieter van Anraedt (toegeschreven), Jeremia van Collen (1608 - 1676) en zijn gezin. Doek 107 em x 155 em. Am-

sterdam, Rijksmuseum. FOlo:

©

R1Jksmuseum-Stichting Amsterdam.

Figuur 3 Jurriaen Jacobson, Michiel Adriaen£zoon de Ruyter en zijn gezin. ea. 1662. Doek 269 em x 406 em. Amsterdam, Rijks-

museum. Foro:

©

Rljksmuseum-Srichting Amsterdam.

ro du ce d by S ab in et G at ew ay u nd er li ce nc e gr an te d by th e Pu bl is he r ( da te d 20 09 ).

(6)

198

Figuur 4 Adriaen van der WerH, ZelfpOrlrel mel hel pamel van zijn vrouw en doehter, 1699. Doek 81 em x 65,5 em. Am- sterdam, Rijksmuseum.

FOlo:

©

Rijksmuseum-Stichling Amsterdam.

Figuur 6 Jurriaen Ovens, Ponret van een onbekendc (amilie, 1658. Doek 155 em x 215.5 em. Haarlem, Frans Halsmuseum.

FOIO: © Tom Haartsen, Ouderkerk aid Amstel.

Figuur 8 Jan de Bray, Echtpaar met kind en Amor, 1677.

Doek 108,5 em x 166 em. Haarlem, Frans Halsmuseum.

FOlo;

©

Tom HaBrcsen. Ouderkerk aid Amstel.

S.-Afr .Tydskr. Kult. -Kunsgesk. 1987,) (3)

FIguur 5 Abraham van den Tempel. David Leeuwen zijn gezm. 1671. Doek 190 em x 200 em. Amsterdam, Rijksmu.

seum. Foto:

©

Rijksmuseum-Stichllng Amslerdam.

Flguur 9 Nieolaes Macs, EChtpaar met kind, ca. 1660. Doek 223 em x 190 em. ROlterdam, Museum Boymans-Van Beu- ningen. FOlo:

©

Frequin-Photos. Voorburg.

R ep ro du ce d by S ab in et G at ew ay u nd er li ce nc e gr an te d by th e Pu bl is he r ( da te d 20 09 ).

(7)

S.Afr.J .Cull.Art Hisf. 1987. ((3) 199

Flguur 7 Jan Miens.e M(llcnaer, Musicerende familie, midden 7.cventiende eeulV. Doek 64.5 em x 81 em. Haarlem, Frans Halsmu- scum (in brulkleen van de Ri)ksd\cnsl Bceldendc Kunst, Den Haag).

Figuur 10 Caspar Netscher. Familiegroep in een park, 1667.

Doek 83,6 em x 90,5 em. Rotterdam. Museum Boymans-Van

Beuningen. FOIO:

©

Frequin-Photos, Voorburg.

Foto:

©

Tom Haartsen, Ouderkerk aid AmSlel.

musicerende gezelschappen. Op de religieuze inlimileil van hel burgerlijke gezin wijzen vaoral de uilbeeldingen van eendraehl aan de maal!ijd. De gebarentaal- speci- fiek hel domein van de ieonalaog - symbaliseert deug- den als wederzijdse trouw, kuisheid, en matigheid.

Aangezien de nieuwe Nederlandse Republiek als st.aat

prole.~lanls was geworden. ligl he! voor de hand speciale aandachl Ie besleden aan de onlwikkeling van rechl en moraal inzake huwelijk en gezin. Een van de wezenlijke trekken van het ealviniseringspraees in de Republiek, namelijk een zekere mare van secularis3!ie, komt levens tot uildrukking in de wetgeving op hel gebied van onder- wijs en fami lierecht. Daar kon het streven naar overlUi- gel1- en meer nog: van discipli neren - der onderdanen zich er op lOeleggen zowel calviniSlisehe gemeenleleden aJs dissenters voor de nieuwe orde Ie behouden en Ie winnen. Al in 1575. in de eersle fase van de Opstand te- gen Spanje, verleende Willem van Oranje (op naam van Kon ing Filips II!) aan de s!ad Leiden hel privilege voor hel oprichlen van een universileil. Het uitgesproken doel daarvan was: Nederlandse studenten weg!e houden uit het Spaanse Leuven en aan een calvinistische theolo- gische faculteil zel f gereformeerde predikanten ap te lei- den. Tien jaar lafer volgde Friesland mel een academie te Franeker.

ro du ce d by S ab in et G at ew ay u nd er li ce nc e gr an te d by th e Pu bl is he r ( da te d 20 09 ).

(8)

~ 'j;!;lj'flJ' 'H Ill}" " lIj' !i 'I 'i"H i'''' 'l-ql' j 'I';l! j%"

, i II.n~ Ij ~ ". l'H"'.lj~~·~ 1 "" :lI.il~1I8u :::~ rJ! I ~_~ :;; :2 ~1!1 ~] 5

; ii~~f~~ t~l}t!!~'i - ;:!!!~~I H~HiUi:Hni iHH1 ~:i nit

".a • ' .!l " . " !j~ -11.-1' ~ f ~ r 1, ~ , -1 .. 'j - ~ - 11 "Jl]

.. '

t~d·.!I 2 ~ ·t~ t,rl!. · ~ ~ --,I! j ' It : _!I>'! ,)I~- _

t IJ[l!if;II tli)l~jiii ! ~i~il -ti]it!!~il;I~li~!~ !~i =.!Iii i~ !~ i~

,

.. ... .'!!.

>

-~ ~ 1: ,J .. 110 ~

~ .. ~ ¥

u .. U

_ -~-

- - - .. . _

~

- - .. . .. _

'i l ----'-' . .. -.--.-,

f I'j'! ~ ~ ill' !t}lfj!- IllIl! i: ijij .:~i~j,!.!1~ II d 1 nWlt}! li!Hl j~]·.'i~t11~!· H !lH!J ;~·~ Ii ;'iiwmWi.' I~ i.t ~ ~~II.J!I h l U i u! n~ ~ HI hHlhtlt-i l.thi B ~ lH.itUti.Hu - ih.! E: :!i J :

• . ~ - . - lit , ' ! .... J ',f'H!tj" ~- . .. F·!'I·'~I-!'·H·t 1~i.-"1 II ~; _ J .. I ~

il >ill " ' j H i lIt!"lj

~l'! , - 'I lh . l!"il!1- " "1'1

~ i r';i'ih n !I !iHh!ll!ql~'!l!HJ.r!1

; . .aJHl""t" !1 lli;r1.J·l d .. Il -- ,,-,,,.

3'] '" :",r ' ~lo·ltt ... · :1 ~ II ... ill : ,.1'1' !~1i.!iE~ 'j'- 1I~~1 ' ''!''''"'' " j p!- - •

~ ~~l - , ~ .. ~ - , 1111 iii :r --~ .. !.

I , - .. ~" ~

-<

j - - I

' I ; ~~~ir~i::!~iij,;;"i·!tj~t ·

t :!!~ ~ ilhd;H;111 -~~iirulJ

Reproduced by Sabinet Gateway under licence granted by the Publisher (dated 2009).

(9)

S.Afr.J .Cult.Art Hist.1987, 1(3)

nicht, werden door haar verboden. Men beriep zich daarbij op de eerbaarheid, de wet der natuur, en op de wens dat, zoals men het uitdrukte,

'de vriendschap te beter tot andere geslachten (families) mag uitgesaeit worden.'

De wereldlijke overheid sloot zich hierbij in het alge- meen aan, zij het iets minder strikt. Verboden waren:

huwelijken tussen bloedverwanten in rechte lijn, tussen broers en zusters, tussen ooms en tantes benevens tussen hun neven en nichten en hun afstammelingen. De pro- vinciale Statenvergaderingen - die immers souverein waren - behielden zich het recht voor in individuele ge- vallen dispensatie te verlenen. Aanvankelijk deden zij dat met name in het geval van de man die met de zuster van zijn overleden echtgenote wilde trouwen, maar sinds 1620 stapten zij daar uitdrukkelijk van af: ook die huwe- lijken werden verboden.

Hoewel de gereformeerde kerk bezwaren had tegen huwelijken tussen gedoopten en ongedoopten, verbood zij ze niet. Ook provinciale Staten zijn zover niet ge- gaan, of schoon enkele synoden er uitdrukkelijk om heb- ben gevraagd. Een uitzondering maakten de Staten-Ge- neraal die in het Echtreglement voor de door hen be- stuurde zogenaamde Generaliteitslanden in 1656 bepaal- den dat huwelijken tussen gedoopten en ongedoopten niet in de kerk mochten worden gesloten.16 Huwelijken tussen Christenen en Joden, Mohammedanen of heide- nen werden verboden op straffe van verbanning; de hu- welijken waren evenwel niet nietig verklaard. Hoewel in Holland een dergelijk verbod niet uitdrukkelijk is uitge- vaardigd, nam men toch aan dat huwelijken tussen Christen en en Joden er strafbaar en nietig waren.

Een merkwaardige beperking van de huwelijksvrij- heid bracht de eeuw der Verlichting. Angst voor de rooms-katholieke kerkelijke politiek tegenover religieus gemengde huwelijken heeft de Staten-Generaal er in 1738 en 1739 toe gebracht aan alle protestantse militaire en burgerlijke ambtenaren in de Generaliteitslanden - die een vrijwel homogeen katholieke bevolking hadden - te verbieden met katholieke vrouwen te trouwen, op straffe van het verlies van hun ambt. Deze in 1750 ver- scherpte maatregelen werden in 1752 en 1755 door de Staten van Gelderland en Holland overgenomen.

Een ander opmerkelijk verschil tussen het oude kano- nieke recht en de calvinistisch gei'nspireerde wetgeving in de Nederlandse Republiek was, dat deze laatste echt- scheiding erkende. En wei op twee gronden: kwaadwilli- ge verlating en overspel. In de praktijk maakte men er weinig gebruik van. Vaker kwam de scheiding van tafel en bed voor, die uit het kanonieke recht was overgeko- men.

Dit beknopte overzicht17 dient tenslotte nog minstens melding te maken van de maritale macht. De samenle- ving van het ancien regime was gebaseerd op een mens- beeld waarin aan de man als vanzelfsprekend superiori- teit werd toegekend op grond van zijn fysieke kracht en veronderstelde psychische kwaliteiten. Aan de vrouw viel wegens de zwakte van haar geslacht 'van nature' een onderdanige positie toe. Toch was hier geen sprake van absolute ongeschiktheid en ondergeschiktheid. De pre- dikant Petrus Wittewrongel meende in zijn Oeconomia

201 Christiana (1655), bei'nvloed door de Engelse puritein William Perkins, dat man en vrouw in het huwelijk tot onderlinge hulp en steun verplicht zijn. Liefde en ver- draagzaamheid zijn hiervoor de basis. De vrouw dient weliswaar de superieure positie van de man te erkennen door eerbied, gehoorzaamheid, en behulpzaamheid, maar de man mag - meent Wittewrongel - van zijn machtspositie geen misbruik maken. Hij moet door lief- de geleid worden. Zijn gezag behoort, in de woorden van Calvijn, een autorite de service te zijn.18

Hoe was de situatie nu in de achttiende eeuw? Hoe re- ageerden de tijdgenoten op veranderingen rond huwe- lijk en gezin? Sommigen maakten zich ernstige zorgen, zoals Justus van Effen die in zijn tijdschrift De HolJand- sche Spectator in 1734 constateerde, dat het trouwen 'niet meer naar de mode was'. 19 Ais oorzaak van de ver- bastering der stoere voorvaderlijke zeden en gewoonten wees Van Effen op de toenemende, funeste invloed van de Franse mode en omgangsvormen. Die dreigden tradi- tionele christelijke deugden te ondermijnen. Van Effen, en andere moralistische auteurs, legden de nadruk op de 'ware liefde' als onmisbare basis voor het huwelijk. Hu- welijkstrouw en gehoorzaamheid van de vrouw aan haar man zijn noodzakelijke voorwaarden voor een goede sa- menleving. 'Ongelijke huwelijken' van een jonge vrouw met een oude man, of van een oude vrouw met een jong- e man wijzen zij af. Zij bekritiseren ook het feit dat het huwelijk een tak van 'negotie' zou zijn geworden.20 Het is duidelijk dat deze moralisten zich afzetten tegen huns inziens verkeerde tendenties in het gedrag van hun tijd- genoten.

Een stroming onder de critici benadrukt als het ware een terugkeer naar oudchristelijke waarden. Het huwe- lijk moet weer worden beschouwd als een levensge- meenschap der echtgenoten met als hoofddoel het voort- brengen en opvoeden van kinderen. Als bij-oogmerk er- van zagen zij: de wederzijdse hulp en ondersteuning der echtgenoten en het beteugelen van wat men noemde 'on- geregelde begeerten'. Vanzelfsprekend hebben deze moralisten veel aandacht be steed aan de voorwaarden voor het sluiten van een goed huwelijk. Liefde wordt in- derdaad, zoals gezegd, als basis gezien, maar die moet niet worden verward met hartstocht of wellust. Het moet ook verstandige Hefde zijn: De rede moet het hart bestu- ren. Allicht dat de partnerkeuze een zaak van het groot- ste belang wordt geacht. Ontdaan van aile franje komen de voorschriften er op neer, dat het volksgezegde 'soort zoekt soort' een diepe waarheid bevat. De achttiende- eeuwse auteurs waren zich er overigens wei van bewust, dat deze als 'ervaring' gepresenteerde regeI een norma- tieve functie bezat. Het mocht voor het welslagen van het huwelijk en voor het geIuk der echtgenoten wense- lijk lijken dat zij zich niet in den blinde in een huwelijk stortten maar zich verstandelijk rekenschap gaven van de mate van overeenstemming in hun wederzijdse eigen- schappen, men realiseerde zich wei, dat dit ook voor de handhaving van de bestaande gezinsstructuur van groot belang was. Niet alleen te groot verschil in leeftijd der partners werd afgewezen, maar ook het godsdienstig ge- mengde huwelijk. De raadgevers vonden tevens dat men zoveeI mogelijk met een partner van gelijke welstand en

ro du ce d by S ab in et G at ew ay u nd er li ce nc e gr an te d by th e Pu bl is he r ( da te d 20 09 ).

(10)

202

standing behoorde te huwen. De Amsterdamse doopsge- zinde leraar Willem de Vos specificeerde dit nader in zijn Verhandeling over het huwelijk (uit 1771), zeggend dat

'eene "zekere gelijkheid van standen" niet aI- leen, zoals men meestal waant, afhankelijk is van de hoeveelheid bezittingen, maar vooral

"van de opvoeding, van de gelegenheden en aanleidingen, die wij ter beschaving genooten hebben." ,21

Als 'Iiefde' en 'verstand' beide, in een of ander meng- sel, voorwaarden voor het sluiten van een succesvol hu- welijk zijn, doet zich natuurlijk de vraag voor: Hoe 'vrij' moet de partnerkeuze verder zijn? Hebben jonge man- nen en vrouwen - de partners - op dit punt gelijke rechten? Wat is dan nog de betekenis van de wettelijk vereiste toestemming der ouders? De Vos yond weI, dat jongens en meisjes in dit opzicht gelijke rechten behoor- den te hebben, bijvoorbeeld ten aanzien van het doen van het huwelijksaanzoek, maar hij had toch weinig fi- ducie in de praktische aanvaardbaarheid van zo 'n veran- dering in de sociale conventies: het zou bij de jongeling- en, zo vreesde hij, voorlopig aIleen maar 'walging en weerzin' veroorzaken.22 Aan de ouderlijke toestemming wilde men nauwelijks tornen. Ouders hebben vaak an- dere inzichten dan hun kinderen - in de achttiende eeuw was dat blijkbaar al het geval - maar de raadge- vers meenden, dat het oordeel der ouders meestal meer gegrond was omdat het op ervaring en wijsheid berustte.

Welke rechten de wet echter aan de ouders ook mocht geven: Als de kinderen op rijpere leeftijd waren geko- men - de meerderjarigheidsgrens lag, zoals gezegd, doorgaans op 23 jaar en 25 jaar - zouden de ouders er goed aan doen van hun bevoegdheden geen al te ge- streng gebruik te maken en de zaak aan de keuze der kinderen over te laten. Een duidelijke stap in de richting van erkenning van de zelfbeschikking der kinderen!

De visie op de wederzijdse plichten der echtgenoten werd, ook in de achttiende eeuw, sterk beinvloed door het beeld van de man en de vrouw dat men zich, al naar hun stand, van hen had gevormd. Dat beeld was allicht niet vrij van traditionalisme en van stereotypieen. Mocht men er al veelal van uitgaan, dat man en vrouw gelijk- waardig zijn - en dat is voor een belangrijk deel toch een achttiende-eeuwse aanwinst - doorgaans zag men z6 fundamentele, van nature gegeven karakterverschil- len, dat daaruit vanzelfsprekend verschillende taken en posities der sexen in de maatschappij schenen voort te vloeien.23 Men luistere eens wat de jonge predikant en li- terator W.A. Ockerse in de jaren tachtig over het karak- ter van de vrouw te zeggen heeft:

'Verliefd op zichzelven; zich spiegelende in ie- der voorwerp dat haar omringt, gelijk het dors- tig hart in een beekje, dat door de bosschen kronkelt; overal voedzel zoekende voor eene verfijnde eigenliefde; en ingenomen met den man, die haar aandacht verleent, die haar op- merkt, die haar bewondert; - zodanig is over het algemeen de vrouwelijke geaartheid.'24 Deze man, die aan het einde van de jaren negentig, tij- dens de Bataafse Republiek in de nationale politiek een

S.-Afr.Tydskr.Kult.-Kunsgesk.1987,1 (3)

radicaal-democratisch standpunt zou huldigen, formu- leerde het in zijn beroemd geworden Ontwerp tot eene aJgemeene characterkunde in 1788 zo:

'De vrouwen zijn menschen gelijk wij; zij deelen in onze zwakheden, zoo weI als in onze deug- den; dat zij in veele gevallen nog meer verander- lijk zijn dan wij moet toegeschreven worden deels aan hare zachtheid en meewarigheid bo- yen ons, deels aan hare zinnelijkheid en verre- gaande zucht om te behaagen.'25

De tijdgenoten bevel en een rolverdeling aan die ons vertrouwd, om niet te zeggen: verouderd, voorkomt. De vrouw, die in het algemeen geen schoolopleiding heeft genoten, is na haar huwelijk huismoeder. Zij drijft het huishouden; de man is kostwinner. In het burgerlijk ge- zin is de man het hoofd van de echtvereniging; zijn vrouw is hem de bijbelse gehoorzaamheid verschuldigd.

Dat betekende overigens niet, dat de vrouw de mindere van de man was, laat staan dat ze zijn slavin moest zijn.

Ten opzichte van haar man is de vrouw tot de, wettelijk afdwingbare, echtelijke bijwoning gehouden, en tot het vervuJlen van wat zo aardig heet 'de huwelijksplicht'. De man zorgt voor het inkomen en voor bescherrning van het huisgezin, maar toch wordt ook sterk de nadruk ge- legd op het wederkerige karakter van veel gezinstaken, bijvoorbeeld het opvoeden der kinderen. Wil de vrouw een ideale echtgenote zijn, dan moet zij over de volgen- de eigenschappen en deugden beschikken: zij dient zich met 'nuttige', praktische zaken bezig te houden, spaar- zaamheid te betrachten, met inzicht de huishouding te leiden, en zich aan het gezag van haar man te onderwer- pen. Maar zij moet hem ook 'behagen'. De natuurlijke 'schaamte' der vrouw strekt haar tot sieraad. Sommige raadgevers achtten gezond verstand bij de vrouw aanbe- velenswaardig.

Vanzelfsprekend zou deze schets niet volIedig zijn zonder een treffend citaat over de visie op de man. De hervormde predikant J. van Nuys Klinkenberg ver- woordde het tegen het einde van die achttiende eeuw zo:

'de natuur zelve doet de uitspraak voor den man. Hij heeft eene meer achtbare gestalte; hij bezit grotere krachten; hij is meer geschikt, en zelfs geroepen, om de middelen ter onderhou- ding van het huisgezin noodig, of door zijnen ar- beid of door zijne kundigheden te verkrijgen en te bezorgen. ,26

Evenmin als over de situatie in het niet-burgerlijke ge- zin, namelijk onder wat men toen noemde het 'gemene volk', weten we veel over het antwoord van de vrouwen zelf op deze steeds door mannen geformuleerde eisen en idealen. Betje Wolff, de beroemde auteur van Sara Bur- gerhart merkte in 1779 op:

, ... onze ziel is van geen ander stof, laat ik liever zeggen soort, dan die der mannen .... Wij zijn beiden geestelijk volmaakbare wezens.'

Zij constateerde dat de vrouwen - uit haar eigen klasse - een 'zittend leven' leidden, en zij pleitte er voor, dat meisjes en vrouwen zich door goede lectuur intellectueel zouden ontwikkelen. En weI daarom, zei Betje Wolff, 'omdat ik over uwe natuurlijke vermogens nimmer lage gedagten vorm. m

R ep ro du ce d by S ab in et G at ew ay u nd er li ce nc e gr an te d by th e Pu bl is he r ( da te d 20 09 ).

(11)

S.Afr.J .Cult.Art Hist.1987, 1(3)

Wij weten, dat de meisjes pas in het kader van de on- derwijshervormingen van de negentiende en twintigste eeuw heel langzaam in groter getale in de intellectuele vorming zijn opgenomen. Hetzelfde geldt voor hun (her- nieuwde) integra tie in de betaalde beroepen buitenshuis en hun politieke emancipatie. Oat was in de achttiende eeuw nog toekomstmuziek of liever: een spookbeeld, voor de tijdgenoten. Voorlopig zag men de bestemming van de vrouw als koesterende moeder in die intimiteit van het gezin.28 De ambition feminine kreeg nog niet veel kans. 29

De achttiende eeuw laat, bij alle sterke continuiteit met de voorgaande periode, toch langzamerhand een an- der ideaal, maar ook een andere 'geleefde werkelijk- heid' zien. De bezorgdheid om het individuele en het echtelijke 'geluk' - evenals zijn 'nut' in de maatschap- pij, een ware topos in de achttiende eeuw30 - hebben een sterk accent gekregen. De eis tot biIIijke ontplooi- ingskansen voor aile individuen ongeacht hun klasse, ge- slacht of religie moest weI allerlei traditionele sociale verbanden en gezagsverhoudingen doorbreken. Lang- zaamaan was een veranderingsproces op gang gekomen dat weI af te remmen, maar niet te stuiten bleek. Men denke maar aan de radicale hervormingen die de Franse Revolutie teweeg bracht in de gezins- en familieverhou- dingen.31 Ook al schrapten de Fransen onder Napoleons leiding daarvan heel wat in hun rechtscodificatie, de Co- de civil van 1804, toch bleven voor hervormers in de ne- gentiende eeuw de revolutionaire gedachten een voor- beeld om zich naar te rich ten .

Summary

History is, like other human and social sciences, subject to change. The changes in history occur through the in- fluence of social changes. International political rela- tions necessitate the reformulation of the historic ques- tions about the relationship between nations. New inter- national needs or problems require reconsideration of the question of how these needs or problems originate.

The changing perspective on history is well illustrated by family history, a subject which has constituted the nu- cleus of historical interest for the past few decades. A- part from hundreds of books and thousands of articles published, a journal devoted exclusively to the impact of social, legal, cultural, and other changes on family life, The Journal of Family History, was founded in 1976. It is also noteworthy that the quantity of historic literature on this subject, dating from before c. 1960, is only a fraction of production since then.

Why this enormous interest of present-day historians in this subject? If we look at related sciences, we find an intensified interest shown by psychologists and sociolo- gists in the contemporary family. The recent extraordi- nary interest of historians is to a large extent attributable to the crisis experienced by marriage and family life in modern western society. The increase in the number of divorces results not only in serious psychic problems for those concerned, but also in far-reaching financial and economic consequences confronting state and society:

the judiciary and institutions for welfare and child pro-

203

tection. The effect on society of radical changes in the re- lationship between marriage partners and between pa- rents and children do not only concern sociologists and psychologists but also historians, as this changing pattern of society has a marked effect on matters of historical im- portance. This intense historical interest in social aspects concerning family life and society is also due to other ser- ious social problems such as slavery, race relations, and feminist history.

The reason for taking family life in the eighteenth cen- tury as the subject of this article, is that the eighteenth century has a certain historical independence and that it is also known as the age of enlightenment. Leading intel- lectuals of that age had a strong belief in human reason.

Opposition against traditional values and the off-handed acceptance of handed-down assertions implied critical enquiry, owing to the growing interest in physics and na- tural history. Political, social, and religious questions were discussed and questioned. Social criticism of the re- form minded was directed against abuses which were found to be barbarous and inhumane.

The twentieth-century western family - the so-called nuclear family - consists of husband, wife, and about three children. This appears to be a simple statement, but things become complicated when relations between members of the family and their next of kin are consider- ed. These relations entail, according to Lawrence Stone, six structural aspects, namely the biological aspect, the political factor, economic matters, the psychological as- pect and, finally, the aspect of sexuality.

At a recent exhibition in the Frans Hals Museum in Haarlem the moral value of a sound family life, as de- picted in the works of Govert Flinck, Frans Hals, Caspar N etscher, etc., was pointed out. These pictures portray- ed the respectability of marriage through which man and woman attain their ultimate life and social destination.

Unity in the family was accentuated.

'Calvinizing' of family law took place at an early stage.

New regulations were imposed barring certain marria- ges. The Calvinistic ideal of the wedding as the common destination of husband, wife, and children was prescrib- ed by way of enforceable rules. Contrary to Roman Ca- tholic church law, divorce was granted in the Dutch Re- public on grounds of malicious desertion and adultery.

How was the situation in the eighteenth century? How did contemporaries react to changes regarding marriage and family life? Some were concerned, such as Justus van Effen who stated in 1734 that marriage was no lon- ger fashionable. The deterioration in manners and cus- toms was attributed by Van Effen to the influence of French fashion and manners which threatened to subvert and destroy traditional Christian virtues. These moralists pleaded for a return to tested Christian values.

We know that it was only within the framework of the educational reforms of the nineteenth and twentieth cen- turies that girls were accepted for intellectual training.

The same applies to their renewed integration in paid outdoor professions and their political emancipation.

That was, however, not the case in the eighteenth centu- ry when woman was viewed as the sheltering mother in the intimacy of the family.

ro du ce d by S ab in et G at ew ay u nd er li ce nc e gr an te d by th e Pu bl is he r ( da te d 20 09 ).

(12)

204

Verwijzingen en Noten

1. F.A. VAN JAARSVELD, Westerse Historiografie en Geskiedenisfilosofie (Pretoria - Kaapstad, 1980); en Moderne Geskiedskrywing. Opstelle oor 'n Nuwe Bena- dering tot die Geskiedenis (Durban - Pretoria); zie ver- der de Iijst van zijn geschriften in Historia 27(2), Mei 1982, 'Huldigingsuitgawe vir F.A. van Jaarsveld', pp. 6 -13.

2. Van G.J.D. SCHOTEL's boek verscheen in 1904 te Lei- den, een tweede verbeterde en geillustreerde uitgave verzorgd door H.C. ROGGE; L. KNAPPERT, Het Ze- delijk Leven Onzer Vaderen in de Achttiende Eeuw (Haarlem, 19tO) en Verloving en Huwelijk in Vroeger Dagen (Amsterdam, 1914); N. DE ROEVER, Van Vrij- en en Trouwen. Bijdrage tot de Geschiedenis van Oud- Vaderlandsche Zeden (Haarlem, 1891); D.J. VAN DER VEN, Van Vrijen en Trouwen op 't Boerenland (Am- sterdam, 1929); H. BRUGMANS, Het Huiselijk en Maatschappelijk Leven Onzer Voorouders, twee delen (Amsterdam, 1931), I, pp. 100 - 210: L. KNAPPERT, Het Huiselijk Leven; N. DE ROEVER, Het Leven van Onze Voorouders (voortgezet door G.J. DOZY, derde druk voortgezet en bewerkt door F.H. FISCHER; vier delen. Amsterdam, 1938 - 1939); S.1. VON WOLZO- GEN KlTHR, De Nederlandsche Vrouw in de Eerste Helit der 18e EeuwlDe Nederlandsche Vrouw in de Tweede Helft der 18e Eeuw; twee delen (Leiden, 1914- 1920); H.C.H. MOQUETTE, De Vrouw; twee delen (Amsterdam, 1915).

3. Het boek van F.C. DOMINICUS verscheen te 's-Gra- venhage in 1919.

4. In 1960 verscheen het gezaghebbende 'textbook' uitgege- yen door N.W. BELL & E.F. VOGEL, A Modern Intro- duction to the Family, Londen - New York, gekwalifi- ceerd als 'a sociological analysis of the family, its rela- tionship to society, and its contributions to personality'.

5. Vgl. het door de (in 1938 gestichte) National Council on Family Relations te Minneapolis uitgegeven J. Marriage Family, dat in Vol. 35 (1973) als No.3 een them anum- mer uitgaf over 'New social history of the family', pp. 393 - 492.

6. In Nederland aIleen al kan worden gewezen op min of meer historiserende periodieken als: Socialisties-Femi- nistiese Teksten (sinds 1978), Tijdschrift voor Vrouwen- studies (sinds 1980), Een Tipje van de Sluier, Vrouwen- geschiedenis in Nederland (1978, 1980, 1984), en Jaar- boek voor Vrouwengeschiedenis (sinds 1980).

7. Sinds de·eerste druk verscheen in 1973 te Parijs een nieu- we editie; het boek werd onder meer in het Engels en het Nederlands vertaald. Voor een kennismaking met de mens Philippe Aries: Vn Historien du Dimanche. Avec la Collaboration de Michel Winock (Paris, 1980).

8. C.D. SAAL, Het boerengezin in Nederland (Assen, 1958) (diss. Groningen); G.A. KOOY, Het Modern- Westers Gezin. Een Inleidende Gezinssociologische Be- schou wing (Deventer, 1967, derde druk 1977). Kooy re- digeerde ook de recente bundel (door niet-historici ge- schreven) Gezinsgeschiedenis: Vier Eeuwen Gezin in Nederland (Assen, 1985). ANNIE ROMEIN-VER- SCHOOR - met haar man mede-auteur van de beroem-

S.-Afr.Tydskr.KuIt.-Kunsgesk.1987,1(3) de Erflaters van Onze Beschaving. Nederlandse Gestal- ten uit Zes Eeuwen (1938 - 1940) en van De Lage Lan- den bij de Zee (1934) - Man en Vrouw. Vit de Geschie- denis van een Menselijke Verhouding, Leidse Voor- drachten 2 (Leiden, 1951); zie ook haar herinneringen:

Omzien in Verwondering, twee delen. (Amsterdam, 1970 - 1971).

9. Zie hun werk gepubliceerd in de serie AAG Bijdragen (AfdeIing Agrarische Geschiedenis van de Landbouwho- geschool te Wageningen, sinds 1959). Een van de leden van dat onderzoeksteam, A.M. V AN DER WOUDE, werkte mee aan de grensverleggende bundel van P. LASLETT & R. WALL, Household and Family in Past Time (Cambridge, 1972), pp. 299 - 318; zie ook zijn bijdrage 'Bevolking en gezin' in F.L. V AN HOL- THOON (red.), De Nederlandse Samenleving sinds 1815. Wording en Samenhang. (Assen, 1985), pp. 19 - 70.

to. Dit boek van L. STONE verscheen in Londen, 1977; in de Penguin books werd een verkorte editie gepubliceerd in 1979.

11. A. MACFARLANE, The Origins of English Individua- lism. The Family, Property and Social Transition (Ox- ford, 1978) en Marriage and Love in England. Modes of Reproduction 1300 - 1840 (Oxford, 1986); R. TRUM- BACH, The Rise of the Egalitarian Family. Aristocratic Kinship and Domestic Relations in Eighteenth-Century England (New York, 1978); MIRIAM SLATER, Family Life in the Seventeenth Century. The Verneys of Clay- don House (Londen, 1984).

12. Gebaseerd op P. LASLETT, 'Characteristics of the wes- tern family considered over time', J. Family History 2 (1977), pp. 89 -115, geciteerd door H.F.M. PEETERS, 'Vijf eeuwen gezin en kind in West-Europa. Een histori- ografisch overzicht. Enkele Iijnen en richtlijnen', Tijd- schrift voor Geschiedenis 94(3), 1981, pp. 343 - 376 (i.c.

354 - 355), een themanummer gewijd aan 'Het kind'.

13. A.E. IMHOF, De gewonnenen Jahre. Von der Zunah- me unserer Lebenspanne seit dreihundert Jahren, oder von der Notwendigkeit einer neuen Einstellung zu Leben und Sterben. Ein historischer Essay (Miinchen, 1981) en Die verlorenen Welten. Alltagsbewaltigung durch unse- re Vorfahren - und weshalb wir uns heute so schwer da- mit tun (Miinchen, 1984).

14. J. HUIZINGA, 'Nederlands beschaving in de zeventien- de eeuw. Een schets' (1941) in Verzamelde Werken II (Haarlem, 1948), pp. 412 - 507 (pp. 506 - 507). Het es- say van J.L. PRICE, Culture and Society in the Dutch Republic during the 17th Century (Londen, 1974) werd vertaald onder de titel NederJandse Cultuur in de Gou- den Eeuw (Utrecht, 1976) (Aula Paperback 39).

15. Uitgeverij Waanders te Zwolle, 1986.

16. L.J.E. DE BEER BEYERS, Die echtreglement en die Suid-Afrikaanse reg (Leiden, 1953) (diss. JUT.).

17. Voor een uitvoeriger overzicht, voorzien van literatuur- opgaven, zie A.H. HUUSSEN, 'Rechtspolitische Aspek- te der Ehe- und Familien-Gesetzgebung in den Nieder- landen yom 16. - 19. Jahrhundert', in H. MOHN- HAUPT, (red.), Zur Geschichte des Famjlien- und Er- brechts. Politische Implikationen und Perspektiven, (Frankfurt am Main, 1987) pp. 93 - 119.

R ep ro du ce d by S ab in et G at ew ay u nd er li ce nc e gr an te d by th e Pu bl is he r ( da te d 20 09 ).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De gevolgen van de ambities van de Nadere Reformatoren zijn bekend: niet alleen werd de gelovige aangeraden vrome literatuur te lezen, berouw te tonen en veel te bidden, maar ook

De culturele distantie die door Nederlandse en Duitse opiniemakers, reizigers en literatoren vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw werd benadrukt, moet dus gezien worden

28 Met deze boekjes kan men daarin verbetering brengen, maar, zo wordt telkens benadrukt: een goede stijl van brieven schrijven kan alleen aangeleerd worden door veel te oefenen.

Niet alleen waren de eerste deeltjes van de Hollantsche Schouburgh volgens de titelpagina ‘opgeset’ door Servaas de Konink, een schouwburgmusicus; in een advertentie voor het

He asks: ‘Do we need more than one Enlightenment?’ Instead of studying several national varieties of Enlightenment thought, Robertson proposes for consideration a

Met het omarmen van Newton was alleen tekst veelal niet meer voldoende voor het verkrijgen van wetenschappelijke autoriteit, maar diende het publiek door demonstratie te

Net als veel andere studenten was hij bovendien naar eigen zeggen dikwijls niet erg deugdzaam, maar er bestond volgens hem een verschil tussen de mens en de rol van spectator die

Om een jaarlijkse uitkering van 1000 gulden rente te krijgen moest een persoon, die we in de rest van het verhaal Jantje zul- len noemen, 25.000 gulden aan de overheid uitlenen..