• No results found

Risico Minimalisatie Materiaal over de risico's van Fluocinolonacetonide voor voorschrijvers (oogarts, inclusief die in opleiding)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Risico Minimalisatie Materiaal over de risico's van Fluocinolonacetonide voor voorschrijvers (oogarts, inclusief die in opleiding)"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1/13 Geleverd door

HORUS PHARMA NEDERLAND B.V.

Risico Minimalisatie Materiaal over de risico's van

Fluocinolonacetonide voor voorschrijvers (oogarts, inclusief die in opleiding)

Dit risico minimalisatie materiaal beschrijft aanbevelingen om belangrijke risico’s van Fluocinolonacetonide te beperken of te voorkomen. Het materiaal is beoordeeld door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG).

De veiligheid en werkzaamheid van FLUOCINOLONACETONIDE bij gelijktijdige toediening in beide ogen zijn niet onderzocht. Het is aangeraden

dat een implantaat niet in beide ogen wordt toegediend tijdens eenzelfde bezoek. Gelijktijdige behandeling van beide ogen is niet aanbevolen zolang de

systemische en oculaire respons van de patiënt op het eerste implantaat niet bekend is.

De risico's die gewoonlijk samenhangen met de injectie van een corticosteroïdimplantaat via de intra-glasachtige route zijn: endoftalmitis, verhoogde intraoculaire druk, cataract, loslaten van het netvlies, glaucoom, migratie van het implantaat naar de voorste oogkamer en bloeding of loslaten

van het glasvocht.

(2)

2/13 Geleverd door

HORUS PHARMA NEDERLAND B.V.

Doel van dit additioneel Risico Minimalisatie Materiaal (aRMM):

Het belangrijkste doel van deze handleiding is een veilig en doeltreffend gebruik van FLUOCINOLONACETONIDE te waarborgen en bevat de volgende belangrijke onderdelen:

 toedieningshandleiding voor voorschrijvers

 filmpje voor voorschrijvers over de correcte manier van injecteren door de arts (weblink:

https://www.horus-pharma.nl/nl/content/43-iluvien-doc) Deze handleiding is bedoeld om te trainen in:

 het voorbereiden van de patiënt,

 het voorbereiden van de applicator,

 het toedienen van de intravitreale injectie met het intravitreaal implantaat,

 het geven van nacontrole aan de patiënten na de insertie van het implantaat,

 en te informeren waar bijwerkingen in verband met de intravitreale toediening van FLUOCINOLONACETONIDE kunnen worden gerapporteerd.

Scan de QR-code om het filmpje te bekijken waarin de toediening wordt uitgelegd.

Er is extra materiaal voor de patiënt, de ouders en/of verzorgers van de patiënt. Voorschrijvers (oogarts, inclusief die in opleiding) worden verzocht dit materiaal aan de patiënt of zijn/haar ouders of verzorgers mee te geven.

(3)

3/13 Geleverd door

HORUS PHARMA NEDERLAND B.V.

THERAPEUTISCHE INDICATIES

 FLUOCINOLONACETONIDE is geïndiceerd voor de behandeling van verminderd gezichtsvermogen dat gepaard gaat met chronisch diabetisch macula-oedeem wanneer de respons op de beschikbare behandelingen onvoldoende wordt geacht.

 FLUOCINOLONACETONIDE is geïndiceerd voor de preventie van recidief van recidiverende niet-infectieuze uveïtis waarbij het posterieure segment van het oog is aangetast.

CONTRA-INDICATIES

Een intravitreaal implantaat met FLUOCINOLONACETONIDE is gecontra-indiceerd bij reeds bestaand glaucoom of een actieve of vermoedelijke oculaire of peri-oculaire infectie, waaronder de meeste virale aandoeningen van de cornea en conjunctiva, met inbegrip van actieve epitheliale herpes simplex keratitis (keratitis dendritica), vaccinia, varicella, mycobacteriële infecties en schimmelziekten.

FLUOCINOLONACETONIDE is gecontra-indiceerd bij patiënten met infectieuze uveïtis en/of overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van hulpstoffen: polyvinylalcohol, buisje van polyimide en siliconenkleefmiddel.

(4)

4/13 Geleverd door

HORUS PHARMA NEDERLAND B.V.

BIJWERKINGEN

De risico's die gewoonlijk samenhangen met de injectie van een corticosteroïdimplantaat via de intra-glasachtige route zijn: endoftalmitis, verhoogde intraoculaire druk, cataract, loslaten van het netvlies, glaucoom, migratie van het implantaat naar de voorste oogkamer en bloeding of loslaten van het glasvocht.

in het geval van:

 Diabetisch macula-oedeem

In de fase 3-onderzoeken naar DME had 38,4% van de proefpersonen die met FLUOCINOLONACETONIDE werden behandeld IOD-verlagende medicatie nodig en 4,8% een IOD-verlagende operatie. Het gebruik van IOD-verlagende medicatie was vergelijkbaar bij proefpersonen die twee of meer behandelingen met FLUOCINOLONACETONIDE kregen.

In de klinische fase 3 onderzoeken was de incidentie van cataract bij fake proefpersonen ongeveer 82% bij diegenen die FLUOCINOLONACETONIDE kregen en 50% bij diegenen die een schijnbehandeling kregen. Bij 80% van de fake proefpersonen die met FLUOCINOLONACETONIDE werden behandeld, was een cataractoperatie noodzakelijk tegen jaar 3.

 Niet-infectieuze uveïtis met aantasting van het posterieure segment

In het 36 maanden durende onderzoek naar uveïtis had 42,5% van de proefpersonen die met FLUOCINOLONACETONIDE werden behandeld IOD-verlagende medicatie nodig en 5,7% een IOD-verlagende operatie, ten opzichte van 11,9% in de groep die een schijnbehandeling kreeg.

De incidentie van cataract bij de totale onderzoekspopulatie bedroeg ongeveer 42,5% in de groep die met fluocinolonacetonide werd behandeld ten opzichte van 23,8% in de groep die de schijnbehandeling kreeg.

73,8% van de fake patiënten die met FLUOCINOLONACETONIDE werden behandeld, had na 3 jaar een cataractoperatie nodig.

(5)

5/13 Geleverd door

HORUS PHARMA NEDERLAND B.V.

DOSERING

De aanbevolen dosis is één implantatie van FLUOCINOLONACETONIDE in het aangedane oog.

Gelijktijdige toediening in beide ogen wordt niet aanbevolen.

Elk implantaat van FLUCINOLONACETONIDE geeft de werkzame stof tot 36 maanden vrij.

Diabetisch macula-oedeem

Alleen patiënten die onvoldoende reageerden op een eerdere behandeling met laserfotocoagulatie of andere beschikbare behandelingen voor diabetisch macula-oedeem mogen met FLUOCINOLONACETONIDE behandeld worden.

Het is aangeraden dat een implantaat niet in beide ogen wordt toegediend tijdens eenzelfde bezoek. Gelijktijdige behandeling van beide ogen is niet aanbevolen zolang de systemische en oculaire respons van de patiënt op het eerste implantaat niet bekend is.

Na de injectie moeten patiënten onder controle worden gehouden om een eventuele endoftalmitis, verhoogde intraoculaire druk, netvliesloslating en glasvochtbloeding of glasvochtloslating en oculaire hypotonie vroegtijdig te kunnen behandelen. Tussen twee en zeven dagen nadat het implantaat is geïnjecteerd, moet een biomicroscopie met tonometrie worden uitgevoerd. Het is aanbevolen om de intraoculaire druk vervolgens om de drie maanden te controleren.

Alleen patiënten die onvoldoende reageerden op een eerdere behandeling met laserfotocoagulatie of andere beschikbare behandelingen voor diabetisch macula-oedeem mogen met FLUOCINOLONACETONIDE behandeld worden.

Na 12 maanden kan een bijkomend implantaat worden toegediend, als de patiënt last heeft van een verminderd gezichtsvermogen of een verdikking van de retina als gevolg van een recidief of verergering van diabetisch macula-oedeem.

De behandeling met FLUOCINOLONACETONIDE mag enkel herhaald worden wanneer de mogelijke voordelen opwegen tegen de risico’s.

Niet-infectieuze uveïtis met aantasting van het posterieure segment

Er zijn geen gegevens beschikbaar die een herhaling van de behandeling ondersteunen bij patiënten met een aanvullend implantaat ter voorkoming van recidief van recidiverende niet- infectieuze uveïtis waarbij het posterieure segment van het oog is aangetast.

(6)

6/13 Geleverd door

HORUS PHARMA NEDERLAND B.V.

Pediatrische patiënten

Er is geen relevante toepassing van intravitreaal toegediend FLUOCINOLONACETONIDE bij pediatrische patiënten voor diabetisch macula-oedeem (DME).

De veiligheid en werkzaamheid voor de behandeling van uveïtis bij pediatrische patiënten zijn niet vastgesteld.

Speciale populaties

Er zijn geen dosisaanpassingen nodig voor oudere patiënten of patiënten met nier- of leverfunctiestoornissen.

(7)

7/13 Geleverd door

HORUS PHARMA NEDERLAND B.V.

BIJZONDERE WAARSCHUWINGEN EN VOORZORGEN BIJ GEBRUIK

Intravitreale injecties zijn in verband gebracht met endoftalmitis, verhoging of verlaging van de intraoculaire druk, loslaten van het netvlies en glasvochtbloedingen of loslatingen.

Patiënten dienen te worden opgedragen om alle symptomen die op endoftalmitis wijzen, zonder uitstel te melden.

Patiëntopvolging tussen 2 tot 8 dagen na de injectie kan vroege identificatie en behandeling van ooginfecties, een verlaging of verhoging van de intraoculaire druk of andere complicaties mogelijk maken. Het is aanbevolen om de intraoculaire druk daarna ten minste om de 3 maanden te controleren.

Het gebruik van intravitreale corticosteroïden kan cataract, verhoogde intraoculaire druk en glaucoom veroorzaken en kan het risico op secundaire infecties verhogen.

De veiligheid en werkzaamheid van FLUOCINOLONACETONIDE bij gelijktijdige toediening in beide ogen zijn niet onderzocht. Het is aangeraden dat een implantaat niet in beide ogen wordt toegediend tijdens eenzelfde bezoek. Gelijktijdige behandeling van beide ogen is niet aanbevolen zolang de systemische en oculaire respons van de patiënt op het eerste implantaat niet bekend is.

In de fase 3-onderzoeken voor niet-infectieuze uveïtis van het posterieure segment ontwikkelden patiënten die werden behandeld met FLUOCINOLONACETONIDE hypotonie, die binnen enkele dagen na de behandeling begon, vaak op dag 1, en meestal binnen 1 week na het ontstaan weer verdween. Patiëntcontrole op een verhoogde of verlaagde IOD onmiddellijk na en tussen twee tot acht dagen na de injecties wordt aanbevolen.

Bij de behandeling van patiënten met uveïtis is het erg belangrijk om mogelijke infectieuze oorzaken van uveïtis uit te sluiten voordat de behandeling met FLUOCINOLONACETONIDE wordt gestart.

Het is mogelijk dat implantaten naar de voorste oogkamer migreren, vooral bij patiënten met posterieure kapselafwijkingen, zoals scheurtjes. Hiermee moet rekening worden gehouden bij het onderzoeken van patiënten die na de behandeling over visusstoornissen klagen.

Wanneer intraoculaire drukverhogingen niet reageren op intraoculaire drukverlagende medicatie of intraoculaire drukverlagende ingrepen, kan het FLUOCINOLONACETONIDE-implantaat door middel van vitrectomie worden verwijderd.

(8)

8/13 Geleverd door

HORUS PHARMA NEDERLAND B.V.

VOORBEREIDING VAN DE PATIËNT VOOR INTRAVITREALE TOEDIENING VAN FLUOCINOLONACETONIDE

 

Aanbevelingen voor intravitreale injectie:

 Patiënten moeten geïnformeerd worden over de mogelijke voordelen en risico's in verband met deze procedure en het toegediende geneesmiddel.

 Om het risico op oculaire infectie te beperken wordt patiënten gevraagd om op de dag van de injectie geen make-up op de ogen en het gezicht aan te brengen.

 Ze moeten gecontroleerd worden op oculaire of peri-oculaire infecties, omdat dit gecontra- indiceerd is voor intravitreale injecties. Ook een extra-oculaire infectie die geen verband houdt met de indicatie, is reden om de intravitreale injectie uit te stellen (behoudens in dringende gevallen).

 Ze moeten gecontroleerd worden op een eventuele allergie voor het gebruikte product.

 Behandeling met anticoagulantia of anti-aggregantia hoeven niet te worden stopgezet.

   

(9)

9/13 Geleverd door

HORUS PHARMA NEDERLAND B.V.

VOORBEREIDING VAN DE PATIËNT VOOR INTRAVITREALE TOEDIENING VAN FLUOCINOLONACETONIDE

FLUOCINOLONACETONIDE mag uitsluitend intravitreaal worden toegediend door oogartsen die ervaring hebben met intravitreale injecties. De intravitreale injectieprocedure moet worden uitgevoerd onder gecontroleerde aseptische omstandigheden, waaronder gebruik van steriele handschoenen, een steriele afdekdoek en een steriel ooglidspeculum (of soortgelijk instrument).

Voordat het implantaat wordt geïnjecteerd, moeten adequate anesthesie en een breedspectrum- microbicide worden gegeven.

1. Pre-operatieve antibioticadruppels mogen volgens het oordeel van de behandelende oogarts voor de ingreep worden toegediend.

2. Breng net vóór het injecteren een lokaal anestheticum aan op de injectieplaats (bij voorkeur het inferotemporale kwadrant) in de vorm van één druppel gevolgd door ofwel een wattenstaafje gedrenkt in een anestheticum ofwel een subconjunctivale toediening van een gepast anestheticum.

3. Breng 2-3 druppels van een gepast lokaal antisepticum aan in de fornix conjunctivae inferior. Desinfecteer de huid rondom het oog van de patiënt en pas op dat er geen desinfecteermiddel in het oog komt. Spoel met een fysiologische zoutoplossing en droog met steriele gaasjes. Smeer de oogleden en wimpers in met een ontsmettende ooggel en bevochtig de conjunctiva. Na 2 minuten contact spoelen met steriele fysiologische zoutoplossing.

4. Plaats een steriel ooglidspeculum. Vraag de patiënt om naar boven te kijken en breng een wattenstaafje gedrenkt in een gepast antisepticum aan op de injectieplaats. Laat het lokaal antisepticum 30-60 seconden drogen voordat FLUOCINOLONACETONIDE wordt geïnjecteerd.

(10)

10/13 Geleverd door

HORUS PHARMA NEDERLAND B.V.

VOORBEREIDING VAN DE FLUOCINOLONACETONIDE-APPLICATOR

5. De buitenzijde van de voorgevormde verpakking mag niet als steriel worden beschouwd. Een assistent (niet-steriel) dient de voorgevormde verpakking uit de doos te nemen en de voorgevormde verpakking alsook de verwijderbare bovenzijde op schade te controleren. Indien er sprake is van beschadiging mag de geneesmiddeleenheid niet worden gebruikt. Indien er geen beschadiging is, dient de assistent de bovenzijde van de voorgevormde verpakking te verwijderen zonder de binnenzijde aan te raken. Kijk door het doorzichtig venstergedeelte van de voorgeladen applicator om te controleren of er een geneesmiddelimplantaat aanwezig is.

6. Neem de applicator uit de voorgevormde verpakking met behulp van steriele handschoenen waarbij u enkel het steriele oppervlak en de applicator aanraakt.

Het beschermkapje op de naald mag pas worden verwijderd wanneer FLUOCINOLONACETONIDE klaar is om te worden geïnjecteerd.

Vóór de injectie moet het uiteinde van de applicator boven het horizontale vlak worden gehouden om ervoor te zorgen dat het implantaat correct gepositioneerd is in de applicator.

7. Om de hoeveelheid lucht die met het implantaat wordt toegediend, te beperken, moet de procedure voor toediening in twee stappen worden uitgevoerd. Voordat de naald in het oog wordt ingebracht, drukt u de knop in en schuift u hem naar de eerste stand (bij de gebogen zwarte tekens naast het gleufje waarin de knop schuift). Bij de eerste stand laat u de knop los waarna hij weer naar UP (BOVEN) springt. Als de knop niet naar UP (BOVEN) springt, mag de geneesmiddeleenheid niet worden gebruikt.

(11)

11/13 Geleverd door

HORUS PHARMA NEDERLAND B.V.

HET INBRENGEN VAN FLUOCINOLONACETONIDE

8. De optimale plaatsing van het implantaat is onder de optische schijf en achter de equator van het oog. Meet 4 mm inferotemporaal vanaf de limbus met behulp van een schuifmaat.

9. Houd het uiteinde van de applicator boven het horizontale vlak, en verwijder het beschermkapje voorzichtig van de naald.

Controleer het uiteinde om er zeker van te zijn dat de naald kan worden gebruikt (controleer of de naald niet gebogen is).

10. Verplaats voorzichtig de conjunctiva zodat de conjunctivale en sclerale injectieplaatsen niet op één lijn komen wanneer de naald verwijderd is. Elk contact tussen de naald en de ooglidrand of de wimpers moet vermeden worden.

11. Steek de hele naald in één keer loodrecht door de pars plana in het oog. Laat het implantaat van de applicator loskomen door de knop, terwijl die uitsteekt, tot het einde van het gleufje verder te schuiven. Verwijder vervolgens de naald. Opgelet: Zorg ervoor dat de knop het einde van het gleufje bereikt voordat de naald wordt verwijderd.

12. Verwijder het ooglidspeculum en verricht een indirecte oftalmoscopie ter controle van de plaatsing van het implantaat, adequate perfusie in de centrale retinale arterie en de afwezigheid van andere complicaties.

(12)

12/13 Geleverd door

HORUS PHARMA NEDERLAND B.V.

NA DE BEHANDELING

Controle na de FLUOCINOLONACETONIDE-injectie

Na de intravitreale injectie moet het geïnjecteerde kwadrant door middel van indirecte oftalmoscopie onderzocht worden om te controleren of het implantaat correct is gepositioneerd.

Druk uitoefenen op de sclera kan de visualisatie van het implantaat verbeteren.

Ook de doorbloeding van de optische schijf moet onmiddellijk na de injectie worden gecontroleerd.

Naargelang het oordeel van de oogarts kan de intraoculaire druk (IOD) onmiddellijk worden gemeten.

Na de ingreep moeten patiënten gecontroleerd worden op mogelijke complicaties zoals endoftalmitis, een verhoogde intraoculaire druk, netvliesloslating en glasvochtbloeding of glasvochtloslating en oculaire hypotonie (tot 8 dagen na de behandeling waargenomen). Tussen twee en zeven dagen nadat het implantaat is geïnjecteerd, moet een biomicroscopie met tonometrie worden uitgevoerd.

Aan patiënten moet worden opgedragen om elk symptoom dat op endoftalmitis wijst zonder uitstel te melden. Door patiënten tussen twee en acht dagen na de injectie op te volgen, kunnen oculaire infecties, een verlaging of verhoging van de intraoculaire druk of andere complicaties tijdig worden vastgesteld en behandeld.

Nadien is het aanbevolen om patiënten minstens om de drie maanden te controleren op mogelijke complicaties vanwege de verlengde duur van afgifte van fluocinolonacetonide over een periode van ongeveer 36 maanden.

(13)

13/13 Geleverd door

HORUS PHARMA NEDERLAND B.V.

Meld bijwerkingen bij het Nederlands Bijwerkingencentrum Lareb

Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb; website www.lareb.nl U kunt extra materiaal opvragen via Horus Pharma Nederland BV (telefoon: +31 (0) 10 282 12 35;

email: info@horus-pharma.nl). Aanvullende informatie betreffende Fluocinolonacetonide is beschikbaar in de Samenvatting van productkenmerken (SmPC) en bijsluiter op www.cbg-meb.nl.

Het additioneel risicominimalisatie-materiaal is online beschikbaar op https://www.horus-pharma.nl/nl/content/43-iluvien-doc

(14)

1/2

Geleverd door 

HORUS PHARMA NEDERLAND B.V. 

Risico Minimalisatie Materiaal betreffende intravitreaal implantaat met applicator fluocinolonacetonide voor de

patiënt

Let op bij gebruik van fluocinolonacetonide. Fluocinolonacetonide is het werkzaam bestanddeel in het medicijn. Uw medicijn kan ook een andere (merk)naam dragen. Kijk dus goed over welk medicijn dit gaat.

Belangrijke Veiligheidsinformatie

Het is belangrijk dat u zich bewust bent van eventuele veranderingen in het oog na een fluocinolonacetonide-injectie.

In zeldzame gevallen kan de injectie een ooginfectie veroorzaken.

Neem zo snel mogelijk contact op met uw oogarts als u last krijgt van een van de volgende tekenen van een oogontsteking of -infectie:

 Wazig of verminderd zicht

 Pijn aan het oog

 Toenemende roodheid van het oog

 Gevoel van vlekken voor het oog

 Verhoogde gevoeligheid voor licht na uw injectie

In zeldzame gevallen kan FLUOCINOLONACETONIDE ook veranderingen in het netvlies veroorzaken. Neem zo snel mogelijk contact op met uw oogarts als u last krijgt van:

 Lichtflitsen

 Gedeeltelijk geblokkeerd zicht

Een FLUOCINOLONACETONIDE -injectie kan ook leiden tot:

 Toename van de druk in het oog

 Vertroebeling van de natuurlijke ooglens (cataract of grauwe staar)

Daarom moet u regelmatig naar het ziekenhuis komen voor controle door uw arts.

Lees de bijsluiter aandachtig door voor alle veiligheidsinformatie.

Deze kunt u verkrijgen via uw arts of op de website van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (https://www.cbg-meb.nl/).

(15)

2/2

Geleverd door 

HORUS PHARMA NEDERLAND B.V. 

Meld bijwerkingen bij het Nederlands Bijwerkingencentrum Lareb

Neem contact op met uw arts als u last krijgt van bijwerkingen. Doe dit ook bij bijwerkingen die niet in de bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen melden via het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb, website: www.lareb.nl. Door bijwerkingen te melden helpt u ons aan meer informatie over de veiligheid van dit medicijn.

Meer informatie

Deze informatie is ook terug te vinden op

https://www.horus-pharma.nl/nl/content/43-iluvien-doc

Lees de bijsluiter voor meer informatie over uw medicijn. Ga met vragen over uw medicijn naar uw arts of apotheker. Dit materiaal is goedgekeurd door het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (www.cbg-meb.nl).

 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bevoegd gezag Wet milieubeheer (gemeente of provincie) betreedt het terrein van de ruimtelijke ordening, het bevoegd gezag RO (gemeente) is medeverantwoordelijk voor

Gebruik altijd de dosering sublinguale fentanyl zoals voorgeschreven door uw arts – dit kan een andere dosering zijn dan de dosering die u eerder voor andere geneesmiddelen

Het gebruik van effectieve anticonceptie moet aanbevolen worden tijdens en tot ten minste 2 maanden na het stoppen van de behandeling met fingolimod. • Vrouwen mogen niet

• Voordat u met de behandeling met ozanimod begint zal uw arts u uitleg geven over de risico’s voor een ongeboren baby als u zwanger wordt terwijl u ozanimod gebruikt en over

Een reserve subretinale injectiecanule moet beschikbaar zijn voor iedere toediening van voretigene neparvovec..

Maar ik ben ervan overtuigd dat er onder de gevallen van voedselvergiftiging door het eten van bedorven eieren of vlees ook gevallen zitten waar- bij verse

Daarom moeten alle mannelijke patiënten condooms gebruiken gedurende de gehele behandeling, tijdens dosisonderbreking en voor ten minste zeven dagen na beëindigen van de

 Verzeker uzelf dat vrouwelijke patiënten die zwanger kunnen worden in staat zijn zich te houden aan de aanbevolen anticonceptiemethoden tijdens het gebruik van vismodegib