• No results found

Islamitisch cultureel centrum De Bilt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Islamitisch cultureel centrum De Bilt"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Islamitisch cultureel centrum De Bilt

Bestemmingsplan

Regels

(2)
(3)

Islamitisch cultureel centrum De Bilt

Bestemmingsplan Regels

Status

vastgesteld plan Datum

Identificatienummer

NL.IMRO.0310.0013BP16001-VG01

(4)
(5)

Inhoudsopgave

Regels 5

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 7

Artikel 1 Begrippen 7

Artikel 2 Wijze van meten 10

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 11

Artikel 3 Groen 11

Artikel 4 Maatschappelijk - 3 12

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2 13

Hoofdstuk 3 Algemene regels 15

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel 15

Artikel 7 Algemene gebruiksregels 16

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels 17

Artikel 9 Algemene procedureregels 18

Artikel 10 Overige regels 19

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 21

Artikel 11 Overgangsrecht 21

Artikel 12 Slotregel 22

(6)
(7)

Regels

(8)
(9)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Islamitisch cultureel centrum De Bilt' met identificatienummer NL.IMRO.0310.0013BP16001-VG01 van de gemeente 'De Bilt';

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak;

1.7 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.8 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.9 bijgebouw

a. aangebouwd bijgebouw

een op hetzelfde bouwperceel aan de woning/gebouw vaststaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is, waarbij de functionele ongeschiktheid niet geldt voor huisvesting in verband met mantelzorg;

b. vrijstaand bijgebouw:

een op hetzelfde bouwperceel los van de woning/gebouw staand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is, waarbij de functionele ongeschiktheid niet geldt voor huisvesting in verband met mantelzorg .

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

(10)

1.11 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een kelder voor zover gelegen onder gebouwen, dakopbouw en/of zolder, die gelet op de bouwtechnische eisen in het Bouwbesluit onbruikbaar zijn voor de woonfunctie;

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes,

makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 maatschappelijke voorzieningen

activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, medische, educatieve en openbare dienstverlening;

1.20 monument

zaken als bedoeld in artikel 1 sub b van de Monumentenwet 1988, als zodanig geplaatst in het register van beschermde monumenten evenals zaken die zijn geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst;

1.21 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstanddige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.22 peil Binnenstedelijk:

a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de weg, gemeten vanaf de kruin van de weg;

b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

(11)

Buitengebied:

a. de hoogte van het afgewerkte maaiveld + 15 cm;

b. indien de kruin van de weg lager ligt dan de onder a genoemde hoogte, geldt de kruin van de weg als peil;

1.23 voorgevel

de naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel;

1.24 voorgevelrooilijn

1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder 1 bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:

a. bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;

b. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;

(12)

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Basisregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de bouwperceelgrens

tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is;

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.5 de lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren);

2.1.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.7 het bebouwingspercentage

het deel van het aanduidingsvlak, bouwvlak of bestemmingsvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.1.8 het bruto vloeroppervlak

de totale en buitenwerkse gemeten oppervlakte van alle bouwlagen die een gebouw telt, met inbegrip van beneden peil gelegen bouwdelen en bij dat gebouw behorende magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten;

2.2 Aanvullende regels

2.2.1 de bouwhoogte van ondergeschikte bouwonderdelen

De in lid 2.1.2 genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden.

2.2.2 de grootte van dakoverstekken

Indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een diepte van 70 cm of meer gemeten vanaf de gevel, dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk het einde van de dakoverstek als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

(13)

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. parken, plantsoenen, bosschages en overige groenvoorzieningen;

b. bestaande ontsluitingen, ten behoeve van aangrenzende bestemmingen.

inclusief bijbehorende:

a. voet- en fietspaden;

b. waterpartijen;

c. speelvoorzieningen;

d. onbebouwde tuinen;

e. objecten voor de beeldende kunst.

3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

a. 10 meter voor objecten voor de beeldende kunst;

b. 7 meter voor palen en masten;

c. 5 meter voor speelvoorzieningen;

d. 2 meter voor erf- en/of terreinafscheidingen;

e. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden over een oppervlakte van (m²) of meer de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

a. het ophogen van de bodem;

b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;

e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

f. het uitvoeren van overige grondbewerkingen, zoals woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.

3.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

a. het normale onderhoud en beheer betreffen;

b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond.

c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt; mogen worden uitgevoerd

(14)

Artikel 4 Maatschappelijk - 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. religieuze voorzieningen;

b. ondergeschikte, incidentele vormen van onderwijs.

inclusief bijbehorende:

c. toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;

d. parkeer- en/of stallingsvoorzieningen;

e. erven en tuinen;

f. groenvoorzieningen;

g. waterhuishoudkundige voorzieningen;

h. bermen.

4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;

b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid, met uitzondering van maximaal één minaret, waarvoor een maximale hoogte van 13,5 meter geldt;

c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' mag de het aantal bouwlagen niet meer bedragen dan is aangeduid.

d. De oppervlakte van de bebouwing mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 500 m2.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

e. voor de voorgevelrooilijn zijn slechts erf- en/of terreinafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 meter;

f. achter de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

1. 7 meter voor palen en masten;

2. 2 meter voor erf- en/of terreinafscheidingen;

3. 5 meter voor speelvoorzieningen.

4. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van I. het bepaalde in lid 4.2 sub b en d mits:

er sprake is van een correctie in de inmetingen van de bouwhoogte of bouwvlak.

II. het bepaalde in lid 4.2 onder sub c en d voor een grotere bouwhoogte van een erf- en/of

terreinafscheiding tot maximaal 2,5 meter mits de veiligheid van het kantoor en de omliggende panden en terreinen dit vereist.

(15)

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden (hoge archeologische verwachting).

5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd volgens de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits de aanvrager van een omgevingsvergunning voor de bouw van één of meerdere bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van 100 m² of groter en dieper dan 0,3 m -mv een rapport overlegt, waaruit blijkt dat de ingreep niet zal leiden tot aantasting van de archeologische waarde.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen;

c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden over een oppervlakte van 100 m² of meer en dieper dan 0,3 m -mv de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

a. het afgraven en ophogen van de bodem;

b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil

e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

f. het uitvoeren van overige grondbewerkingen, zoals woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.

5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

a. het normale onderhoud en beheer betreffen;

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan in werking treedt;

c. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende vergunning.

(16)

5.4.3 Archeologisch rapport

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in 5.4.1 dient een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en

wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

5.4.4 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in lid 5.1 genoemde doeleinden ontstaat.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de

archeologische beroepsgroep, ter plaatse geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

(17)

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

(18)

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Als een strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;

b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte.

(19)

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het plan, indien het betreft:

a. het oprichten van bouwwerken ten algemene nutte, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor

verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer bedraagt dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 3,50 meter;

b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10% voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van een goede inpassing in de omgeving”

c. het overschrijden van de in lid 3.2 genoemde regels ten aanzien van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de maximale bouwhoogte met niet meer dan 2 meter wordt overschreden, waarbij voor zonnepanelen een maximale bouwhoogte van 0,8 meter geldt.

(20)

Artikel 9 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld mondeling of bij voorkeur schriftelijk zienswijzen tegen de nadere eis bij het college van

burgemeester en wethouders in te dienen.

(21)

Artikel 10 Overige regels

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpbestemmingsplan.

(22)
(23)

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijking middels een omgevingsvergunning verlenen van lid 11.1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10%.

c. Lid 11.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van

inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Lid 11.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

(24)

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Islamitisch cultureel centrum De Bilt'.

De volledige naam is de aanhaaltitel.

(25)
(26)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op de in lid 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan

Op de in artikel 4 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen

Op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder straatmeubilair, worden gebouwd, waarvan de hoogte niet

er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van en noodzakelijk voor de bestemming worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte, anders