• No results found

k WETBOEK VAN STRAEREGT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "k WETBOEK VAN STRAEREGT"

Copied!
226
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

15 m&

WETBOEK VAN STRAEREGT

2

INLANDERS

I N

N E D E R L ANDSCH-INDIË,.

GEVOLGD.. D O O K BF.NE

T O E L I C H T E N D E M E M O E I E ,

U I T G E G E V E N I N G E V O L G E M A G T I G 1 N G V A N -

ZIJNE EXCELLENTIE DEN GOUVERNEUR-GENERAAL

V A N

N E D E K L A N D S C H - l T f D I Ë .

B E W E K K ' l ' BOOJi

M

R

. T. H. DER KINDEREN,

P r e s i d e n t d e r b e i d e H o o g e G e r e g t s h o v e n v a n N e d e r l a n d s c h - I n d i e

V-1

')

6

^ 0 8

B A T A V I A ,

0 GIL VIE & C°.

1 S 7 2 .

@V-wc^~- -

k

te

. - X ^ U s ^

(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

0087 9989

Z1

(3)

WETBOEK VAN STRAFREGT

I I V L A N Ü E R S

IN

N E D E R L A N D S C H - I N D I É ,

GEVOI-GD DOOR EENE

TOELICHTENDE MEMORIE.

(4)
(5)

WETBOEK VAN STRAFREGT

VOOR

I N L A N D E R S

IN

N E D E R L A N D S C H - I N D I Ë ,

GEVOLGD DOOK EENE

T O E L I C H T E N D E M E M O E I E ,

UITGEGEVEN INGEVOIGE MAGTIGING VAN

ZIJNE EXCELLENTIE DEN GOUVERNEUR-GENERAAL

VAN

N E D E R L A N D S C H - I N D I Ë

BEWEKKT DOOK

M

B

. T. H. DER K I N D E R E N ,

P r e s i d e n t d e r b e i d e H o o g e G t e r e g t s l i o v e n v a n N e d e r l a n d s c l i - I n d i ë .

OGILVIE & C°.

1 8 7 S

(6)
(7)

V O O R R E D E .

Zeer teregt schreef de heer Mr. A. A. DE PINTO in de voorrede van zijne uitgave van het Wetboek van Strafregt voor de Europeanen in Neder- landsch-Indië, gevolgd door de Memorie van Toelichting: „De wet moet

„vóór alles verklaard 'worden uil de wel. Niets is gevaarlijker dan de

„woorden der wet, den uitgedruklen wil des wetgevers, te reconstrueren naar

„vermoedelijk of zelfs naar bekende bedoelingen. Maar zoolang elk wel- hoek, vooral hel verband tusschen zijne verschillende bepalingen, verklaring,

„ook builen den tekst, behoeft, zoolang men hel in de codificatie nog niet

„zoo ver heeft gebragt, dat alles op zich zelf volkomen duidelijk en onduhbel-

„zinnig is, zoo lang ook zal men verklaring en verduidelijking, waar die

„noodig zijn, wel mogen en moeien zoeken in de motieven, de toelichting

„door den auteur van zijn werk gegeven."

Zoowel door de lessen der theorie, als door die eener veeljarige onder- vinding ten volle doordrongen van de waarheid dezer stellingen, heb ik het menigiverf betreurd, dat men bij zoo vele hoogst belangrijke Indische veror- deningen, die, hetzij door den Koning, hetzij door den Goiiverneur- Generaal, en dus zonder voorafgaande openbare beraadslaging, zijn vastgesteld, de toelichting missen moet, en ik heb daarom ook de door den heer DE PINTO bezorgde uitgave ten zeerste toegejuicht*

(8)

VI V O O R11E D E .

Zulks heeft mij er ook toe geleid, Ie trachten eene dergelijke uilgave te bezorgen van het Wetboek van Slrafregt voor Inlanders, waarvan het ontwerp door wij, als Directeur van Justitie, op last der Regering werd vervaardigd.

Wel is waar is voor een groot deel bij dal Wetboek hel Wetboek van Slrafregt voor Europeanen gevolgd, maar het wijkt loch ook in menig opzigt van dat wetboek af, en in de toepassing zal hel ongetwijfeld nuttig zijn de gronden te kennen, die tot die afwijkingen hebben geleid, niet minder dan die, waaraan hel behoud van sommige voorschriften, die men op het eerste gezigt zou meenen Ie moeten worden weggelaten of gewijzigd, is toe ie schrijven.

Ook mag verondersteld worden, dal de kennis van de beginselen, die bij liet zamenslellen van het wetboek op den voorgrond hebben geslaan, belang aan hel algemeen zal inboezemen.

Bij de bewerking der uilgave is met opzigt lot den vorm geheel de uitgave van den heer DE PINTO gevolgd.

De Memorie van Toelichting is nagenoeg dezelfde als die, welke ik aan de Regering bij mijn ontwerp aanbood; de wijzigingen, die zij heeft ondergaan, zijn geene andere dan die, welke uoodig toerden bevonden om haar voor openbaarmaking geschikt te doen zijn en haar in overeenstemming te brengen met ecnigc geringe veranderingen, later, grootendeels in overleg met mij, in hel oorspronkelijk ontwerp gebragl naar aanleiding der adviesen van de gehoorde autoriteiten, te weten: den Procureur-Generaal, hel Iloog- geregtshof en den Raad van Nederlandsch-Dulië.

Ook de door den heer DE PINTO uitgegeven memorie van toelichting is niet geheel gelijk aan die, welke het ontwerp der kommissie ad hoc vergezelde, en zij werd, gelijk hij in zijne voorrede schrijft, gewijzigd om haar te doen overeenstemmen met de veranderingen, welke het ontwerp vóór de vaststelling had ondergaan.

In de toelichting zal men, telkens de, hel onderwerp regelende artikelen van het Wetboek van Slrafregt voor Europeanen en van den Code I'énal

(9)

V O O 11 R E D E . VII

opgeteehmd vinden voor zoo verre de voorschriften aan deze bepalingen zijn ontleend. Hierdoor zal het gemakkelijk vallen om bij de toepassing van het wetboek ook de toelichting op het Strafwetboek voor Europeanen en de com- mentaren oi> den Code Pénal te raadplegen; immers die raadpleging zal dikwerf noodig zijn, want, aangezien nu alleen wordt toegelicht waarom sommige • bepalingen van het wetboek voor- Europeanen zijn behouden, andere gewijzigd of geheel weggelaten en sommige nieuwe voorschriften ingevoegd,

zal men eene volkomen toelichting van het wetboek alleen kunnen vinden in de toelichtingen der beide wetboeken, nog verhelderd door het licht, dat de jurisprudentie en de litteratuur van het in Nederland en Frankrijk geldende

strafregt kunnen verspreiden.

B A T A V I A , 16 September 1872.

T . H . D E K K I N D E K E N .

(10)
(11)

INHOUD.

J N I I 5 . Het eerste getal verwijst naar den tekst van het Wetboek, het tweede naar de Memorie van Toelichting.

ORDONNANCÉE van 6 Mei 1872, houdende vaststelling van het Wetboek van Strafregt voor Inlanders in Nederlandsch-Indië . . . . Blz. . 1.

EEESTE BOEK.

VAN MISDHUVEN, OVERTREDINGEN EN STRAITEN IN HET ALGEMEEN.

BT.ADZ.

T I T E L I. Van misdrijven, overtredingen en strafbare poging. 3,117.

„ 11. Van straffen in het algemeen 4 , 1 1 9 .

„ I I I . Van de straffen in het bijzonder 6,130.

„ IV. Van herhaling van misdrijf 9,137.

„ V. Van medepligligheid

„ VI. Van ontoerelrenbaarheid, verschoonende en verzach-

tende omstandigheden 12,138.

Slotbepaling

10,137.

14,139.

TWEEDE BOEK.

VAN DE BIJZONDERE MISDRIJVEN EN OVERTREDINGEN.

TITEL I. Van de misdrijven en overtredingen tegen de alge-

meene zaak • 15,140.

(12)

X I N H O U D .

H O O F D S T U K : I .

VAN DE MISDRIJVEN TEGEN DE VEILIGHEID VAN NEDERLANDSCH-INDIË.

1ÎLADZ.

Afdeeling I . Van de misdrijven tegen, de uitwendige veiligheid

van Nederlandsch-Indië 15,141.

„ I I . Van de misdrijven tegen de inwendige veiligheid

van Nederlandsch-Indië 18,142.

n I I I . Van het openbaren. en niet openbaren der misdrijven legen de -uitwendige of inwendige veiligheid van

Nederlandsch-Indië 21,143.

HOOFDSTUK II.

MISDRIJVEN EN OVERTREDINGEN TEGEN DE GEVESTIGDE ORDE VAN ZAKEN.

Afdeeling I . Misdrijven met belrekking lot de uitoefening van

hel lüesregt 22,144.

„ I I . Daden, die de vrijhield aanranden 23,145.

„ I I I . Zamenspanning van openbare ambtenaren . . . . 25,147.

n I V . Aanmatiging van gezag door de uitvoerende en-

de regtcrlijke magt 26,147.

Slotbepaling van dit hoofdslulc 27,147-

HOOFDSTUK III.

MISDRIJVEN EN OVERTREDINGEN TEGEN DE OPENBARE RUST.

AFDEELING I . V a n v a l s o l i l i e i d .

i I . Valsche munt 27,148..

„ I I . Namaken van zegels, banUilletlen, openbare schuldbrieven en van de heur- of papierstempels, de ijle- en soortgelijke

merhen 29,148.

„ I I I . Van valschheid in aidhentieke geschiften, in geschriften

van koophandel en in bankgeschriften 31,149.

„ I V . T- an valschheid in onderhandsche geschriften . . . . 32,149.

„ V. Van valschheid in reispassen, reisorders en getuigschriften. 33,149.

Slotbepalingen van deze afdeeling 35,150.

A F D E E L I N G I I .

" V a n m i s d r i j v e n e n o v e r t r e d i n g e n , toegaan d o o r o p e n b a r e a m b t e n a r e n i n d e u i t o e f e n i n g h u n n e r b e d i e n i n g .

§ I . Van verduisteringen, begaan door openbare ambtenaren,

met ontvangsten of bewaringen belast. 36,150.

,i I I . Van knevelarij 37,151.

(13)

I N H O U D . XI

BLAIîZ.

§ I I I . Van hen, die zich mengen in zaken of handelsverrigtingen,

die onvereenigbaar zijn met hunne bediening 38,161.

„ IV. Van omkooping 39,161.

V. Van misbruik van gezag 40,161.

VI. Van de uitoefening van het openbaar gezag vóór het ver-

krijgen of na het verliezen van de bevoegheid daartoe. . 42,162.

Slotbepaling van deze afdeeling 42,162.

A F D E E L I N G I I I .

" V a n v e r s t o r i n g d e r o p e n b a r e o r d e d o o r G - o d s d i e n s t l e e r a a r s i n d e u i t o e f e n i n g tanner toediening.

Van afkeurende beoordeeling, berisping of opzetting, gerigt

tegen het openbaar gezag in openlijk gehouden leerredenen. 43,163.

A F D E E L I N G IV.

W e d e r s t a n d , o n g e h o o r z a a m h e i d e n a n d e r e t e k o r t k o m i n g e n t e g e n h e t o p e n b a a r g e z a g .

§ I. Wederspannigheid (Rebellie) 44,164.

,; I I . Beleedigingen en gewelddadigheden legen het openbaar gezag

en tegen de openbare magt 46,164.

§ I I I . Weigering van eene wettig verschuldigde dienst. . . . 49,164.

„ IV. Ontvlugting van gevangenen en verberging van misdadigers. 4:9,165.

„ V. Verbreking van zegels en wegneming van stukken uit open-

bare bewaarplaatsen 52,165.

„ VI. Beschadiging van gedenkstukken 53,166.

„ V I I . Aanmatiging van titels of bedieningen 54,166.

„ V I I I . Inbreuken op de vrije godsdienstoefening 54,167.

A F D E E L I N G V.

" V e r e e n i g i n g e n v a n b o o s d o e n e r s , l a n d l o o p e r i j e n " b e d e l a r i j .

§ I. Vereenigingen van boosdoeners 55,167.

„ I I . Landlooperij en bedelarij 56,167.

A F D E E L I N G VI.

V a n o p z e t t i n g t o t m i s d r i j v e n i n g e o o r l o o f d e o p e n b a r e

v e r g a d e r i n g e n o 7 , l b o . T I T E L I I . MISDRIJVEN E N OVERTREDINGEN TEGEN BIJZONDERE PERSONEN.

H O O F D S T U K : I .

MISDRIJVEN EN OVERTREDINGEN TEGEN DE PERSONEN.

AFDEELING I .

D o o d s l a g en. a n d e r e m i s d r i j v e n t e g e n l i e t l e v e n , b e d r e i g i n g e n v a n a a n s l a g e n t e g e n p e r s o n e n .

§ I. Doodslag, moord, vadermoord, kindermoord, vergiftiging. 58,170.

„ I I . Bedreigingen 59,171.

(14)

XII I N H O U D .

AFDEELING I I .

BLA.DZ.

HVEoed w i l l i g e k w e t s u r e n e n s l a g e n , e n a n d e r e

m o e d w i l l i g e m i s d r i j v e n b U ^ l / i .

AFDEEL1NG I I I .

O n - w i l l i g e b e r o o v i n g v a n i e m a n d s l e v e n ; o n w i l l i g e k w e t s u r e n e n s l a g e n ; v e r a e h o o n b a r e m i s d r i j v e n e n g e v a l l e n , w a a r i n

m i s d r i j v e n n i e t k u n n e n w o r d e n v e r s c h o o n d ; d o o d s l a g ; k w e t s u r e n e n s l a g e n , d i e n i e t s t r a f b a a r z i j n .

§ I. Onwillige berooving van iemands leven, onwillige kwetsuren

en slagen 62,175.

„ I I . Verschoonbare misdrijven en gevallen, waarin misdrijven

niet hunnen worden versehoond 6.5,170.

„ I I I . Doodslag, kwetsuren en slagen, die niet strafbaar zijn . 64,177.

AFDEELING IV.

A a n t a s t i n g d e r z e d e n 65,177.

AFDEELING V.

O n - w e t t i g e i n h e c h t e n i s n e m i n g e n g e v a n g e n h o u d i n g

v a n p e r s o n e n 67,182.

AFDEELING VI.

M i s d r i j v e n , s t r e k k e n d e o m h e t b e w i j s v a n d e n b u r g e r l i j k e n s t a a t v a n e e n k i n d t e v e r h i n d e r e n o f t e v e r n i e t i g e n , o f

o m z i j n b e s t a a n i n g e v a a r t e b r e n g e n ; w e g v o e r i n g v a n m i n d e r j a r i g e n ; i n b r e n k o p d e v e r o r d e n i n g e n

o m t r e n t h e t b e g r a v e n .

§ I . Misdrijven tegen een kind 68,182.

„ I I . Wegvoering van minderjarigen 69,184.

„ I I I . Inbreuken op de verordeningen omtrent het begraven . . 70,185.

A F D E E L I N G V I I .

" V a l s o h g e t u i g e n i s ; l a s t e r , h o o n , b e l e e d i g i n g , e n * . ; o p e n b a r i n g v a n g e h e i m e n .

71 186

i I. Valse/i qetuiqenis >

„ I I . Laster, hoon, beleediging, enz ia,xoi.

„ I I I . Openbaarmaking van geheimen 76,188.

(15)

I N H O U D . x i n

H O O F D S T U K IT.

MISDRIJVEN EN OVEKTKEDINGEN TEGEN DE EIGENDOMMEN.

A F D E E L I N G I .

LADZ.

D i e f s t a l 76,189.

AFDEELING I I .

M i s d r i j v e n b e g a a n ter g e l e g e n h e i d , v a n f a i l l i s s e m e n t , b i j

k e n n e l i j k o n v e r m o g e n e n b i j s u r s é a n c e v a n b e t a l i n g . 82,194.

A F D E E L I N G I I I .

O p l i g t i n g , s t e l l i o n a a t e n a n d e r e s o o r t e n v a n b e d r o g .

§ I. Opligting en stellionaat 86,195.

,, I I . Misbruik van vertrouwen 87,195.

i, III. Koopen, in pand- of bewaringnemen of ontvangen, onder tcelken titel ook, van zaken, behoorende tot de Meeding,

uitrusting of wapening van militairen 89,195.

„ IV. Inbreuk op de bepalingen betrekkelijk de speelhuizen, de

loterijen en de pmndhinzen 90,197.

t, V. Belemmering in de vrijheid van bieden 90,199.

„ VI. Inbreuk op de reglementen betrekkelijk de fabrieken, den

handel en de kunsten 91,199.

tt VII. Misdrijven van leveranciers 94,200.

AFDEELING IV.

~V~eniieling, b e d e r v i n g , b e s c h a d i g i n g 9o,200.

Slotbepaling van dit hoofdstuk 101,204.

Slotbepalingen van dit Wetboek 101,204.

OVERGANGS-BEPALINGEN 102,206.

A l g e m e e n e E e s c l i o n w i n g e n d e r 3VEemorie v a n T o e l i c h t i n g .

BLADZ.

Inleiding 10a.

I. Personen aan het Wetboek te onderwerp. •—Titel . . . . 1 0 7 . II. Beginselen, waarvan bij de zamenstelling is uitgegaan . . . 1 1 2 .

(16)

i

(17)

ORDOMAICIE,

HOUDENDE VASTSTELLING

VAN HET

WETBOEK VAN STRAEREGT VOOR INLANDERS

IN

KEDEKLAKDSCH-mDIE.

m NAAM DES KONINGS!

DE GOUVEKNEUK-GENERAAL VAN NEDERLANDSCH-INDIË,

Den Raad van Nederlandsck-Indië gehoord;

Allen, die deze zullen zien of kooren lezen, Salut!

doet Ie welen :

Dat Hij, in aanmerking nemende de noodzakelijkheid, om ook de voorschriften van het bij Koninklijk besluit van 10 February 1866 no. 54 (Indisch staatsblad no 55) vastgesteld Wetboek van Strafregt voor de Europeanen in Nederlaudsch-Indië, behoudens de wijzigingen, welke met liet oog op het verschil in landaarden en toestan- den onvermijdelijk zijn, toepasselijk te doen zijn op de Inlanders in Nederlandsch-Indië ;

Lettende op de artikelen 20, 29, 8 1 , 33 en 75 van het Reglement op het beleid der Regering van Neder- landsch-Indië;

Heeft goedgevonden en verstaan:

Art. 1. Het Wetboek van Strafregt voor Inlanders

i

(18)

2

in Nederlandsch-Indië wordt vastgesteld zoodanig als het gevoegd is bij het tegenwoordig besluit.

Art. 2. Dit Wetboek treedt in werking op 1 Janu- ari] 1873.

Art. 3. Dit Wetboek is, zoolang daaromtrent niet nader zal zijn voorzien, ook van toepassing op de In- landsche Christenen.

En opdat niemand hiervan ontwetendheid voorwende, zal deze in het staatsblad van Nederlandsch-Indië ge- plaatst en, voor zooveel noodig, in de Inlandsohe en Chinescbe talen aangeplakt worden.

Gelast en beveelt voorts, dat alle hooge en lage kol- legiën en ambtenaren, officieren en justicieren, ieder voor zooveel hem aangaat, aan de stipte naleving dezer de hand zullen houden, zonder oogluiking of aanzien des persoons.

Gedaan te Buitenzorg, den 6den Mei 1872.

L O U D O N . Be Algemeene Sekretaris, VAN HARENCARSPEL.

Uitgegeven den zeven-en-twintigsten Junij 1872.

Be Algemeene Sekretaris, VAN HARENCARSPEL.

(19)

WETBOEK VAN STRAFREGT

VOOR

INLANDERS

IN

NEDEBLANDSCH-INDIÉ.

EERSTE BOEK.

V a n n i i s « l r i j v e n , o y c r t r c d i n g e n e n s t r a f f e n i n l i e t a l g e m e e n ^

TITEL I.

Van misdrijven, overtredingen en strafbare poging.

Art. 1. Overtreding bestaat in het doen of nalaten van hetgeen, onder bedreiging van geen zwaardere straf dan dwangarbeid buiten den ketting en geldboete, ge- zamenlijk of afzonderlijk, met of zonder verbeurdver- klaring van bijzondere voorwerpen, is verboden of ge- boden bij de reglementen en keuren van politie, gelijk mede bij de wettelijke verordeningen op het stuk van 's lands middelen en pachten, en van hetgeen, onder bedreiging van geen zwaardere straf dan ten arbeidstel- ling aan de publieke werken voor den kost zonder loon en geldboete, gezamenlijk of afzonderlijk, met of zonder verbeurdverklaring van bijzondere voorwerpen, is ver- boden of geboden bij algemeene verordeningen.

De lijfsdwang, bij niet voldoening van geldboeten, overeenkomstig de op dit stuk bestaande verordeningen te ondergaan, wordt, met opzigt tot de rangschikking van eenig strafbaar feit onder de overtredingen, niet in aanmerking genomen.

(20)

4 BOEK I. Fan misdrijven, overtred. en straffen in het algem.

Art. 2. Misdrijf bestaat in het doen of nalaten van hetgeen bij algemeene verordening, onder bedreiging van straf, is verboden of geboden, en niet in de om- schrijving valt van overtreding.

Art. 3. Elke door uiterlijk bedrijf gebleken en door een begin van uitvoering gevolgde poging tot misdrijf, waarop eene zwaardere straf dan dwangarbeid buiten den ketting is gesteld, niet dan door toevallige of van des daders wil onafhankelijke omstandigheden weerhou- den zijnde of hare uitwerking gemist hebbende, wordt, behoudens het bepaalde in het laatste lid van dit artikel, gestraft met de straf, volgende op die, welke tegen het misdrijf zelf is bedreigd.

Deze bepaling is niet toepasselijk op bedreigde geld- boete en bijkomende straffen, welke op de poging, even als op de daad zelve, worden toegepast.

Wanneer tegen het misdrijf zelf is bedreigd de dwang- arbeid in den ketting, vermeld in art. 5 no. 4 , is de poging strafbaar met dwangarbeid buiten den ketting van één tot vijf jaren.

Art. 4. Poging tot overtreding van reglementen en keuren van politie is niet strafbaar.

Poging tot de andere in art. 1 vermelde overtredin- gen en tot misdrijven, waarop geen zwaardere straf dan dwangarbeid buiten den ketting is gesteld, is, wanneer zij voldoet aan de vereischten, omschreven in het eerste lid vau art. 3, strafbaar in de gevallen, waar dit uit- drukkelijk bepaald wordt.

In die gevallen is de straf dezelfde als de op de vol- bragte daad gestelde, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is bepaald; of tegen de volbragte daad dwangarbeid buiten den ketting is bedreigd, welke bij strafbare po- ging met een derde wordt verminderd.

TITEL II.

Fan straffen in het algemeen.

Art. 5. De straffen, tegen misdrijf en overtredingen bedreigd, zijn:

(21)

TITEL II. Van straffen in het algemeen. 5 lo. de doodstraf;

2°. dwangarbeid in den ketting van vijf tot twintig jaren;

3°. dwangarbeid in den ketting van vijf tot vijftien jaren;

4°. dwangarbeid in den ketting v a n vijf' tot tien jaren;

5°. dwangarbeid buiten den ketting van ten hoogste vijf jaren, behoudens bijzondere bepalingen aangaande

haren längeren duur;

o", ten arbeid-stelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten hoogste drie maanden;

7°. gevangenisstraf van ten hoogste acht dagen ; 8°. geldboete.

Art. 6. Bijkomende straffen, die in de gevallen, waar dit bepaald is, met een of meer der in het vorige arti- kel vermelde straffen vereenigd kunnen worden uitge- sproken, zijn:

1°. ontzetting van bepaalde regten en bevoegdheden, behoudens bijzondere bepalingen aangaande haren duur, uit te spreken voor den tijd van vijf tot tien jaren;

2". verbeurdverklaring hetzij van het voorwerp van het misdrijf of de overtreding, hetzij van hetgeen uit het misdrijf of de overtreding is voortgesproten of van de middelen en de werktuigen, welke gediend hebben om die te plegen, zoo deze zaken den ver- oordeelde in eigendom toebehooren.

Art. 7. Onverminderd de bepaling van no. 2 van het vorige artikel, kan de vernietiging of onbruikbaarma- king van werktuigen of andere voorwerpen, vervaar- digd, geschikt gemaakt of gediend hebbende tot het ple- gen van een misdrijf, in het vonnis worden gelast, zelfs bij vrijspraak.

Art. 8. De straffen van dwangarbeid in en buiten den ketting worden met opzigt tot de aanzienlijke inlanders, op welke het Koninklijk besluit van 3 November 1866 no. 73 (Indisch staatblad 1867 no. 10) van toepassing is, vervangen door wegzending naar een oord van bal- lingschap.

Zoo deze straf wordt opgelegd ter vervanging van

(22)

6 BOEK I. Van misdrijven, overtreâ. en straffen in let algern.

dwangarbeid in den ketting, verklaart de Itegter dit uit- drukkelijk bij zijn vonnis.

Waar aan der. gewonen inlander zou worden opge- legd ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon, wordt op de in dit artikel bedoelde personen toegepast gevangenisstraf van een gelijken duur.

Art. 9. In de gevallen, waarin volgens de wet de straf van dwangarbeid in den ketting wordt bedreigd, zal aan vrouwen dwangarbeid buiten den ketting worden opgelegd.

Als dit geschiedt, verklaart de Regter uitdrukkelijk in zijn vonnis, dat de dwangarbeid buiten den ketting strekt ter vervanging'van de straf van dwangarbeid in den ketting.

Art. 10. De veroordeelden tot dwangarbeid buiten den ketting voor niet langer dan één jaar of ten arbeidstel- ling aan de publieke werken voor den kost zonder loon ondergaan deze straffen ter plaatse hunner veroordeeling.

Art. 11. Waar bij algemeene verordeningen de straf is bedreigd van gevangenis voor een längeren duur dan acht dagen, wordt die voor inlanders veranderd in ten arbeidstelling aan de publieke w7erken voor den kost zonder loon, of, indien de gevangenisstraf voor langer dan drie maanden is bedreigd, in dwangarbeid buiten den ketting.

TITEL III.

Tan de straffen in het bijzonder.

Art. 13. De doodstraf wordt door den scherpregter uitgevoerd op een schavot, door den veroordeelde met eenen strop om den hals aan eene galg vast te maken en een luik onder zijne voeten te doen wegvallen.

Art. 13. De doodstraf mag niet worden ten uitvoer gelegd op Zondag of op christelijke en groote inlandsche feestdagen.

Art. 14. De lijken van hen, die de doodstraf hebben ondergaan, kunnen op verlangen van hunne naastbe- staanden aan dezen worden overgeleverd, met verplig-

(23)

TITEL III. Van de straffen in het bijzonder.

ting om die zonder eenige plegtigheid te doen begraven.

Art. 15. Alle veroordeelden tot dwangarbeid en tot gevangenisstraf zijn tot arbeid verpligt. Dit voorschrift is niet van toepassing met opzigt tot de aanzienlijke inlanders, bedoeld bij art. 8.

Het beheer en de inrigting der établissementen voor veroordeelden tot dwangarbeid en der gevangenissen, mitsgaders de wijze, waarop de straffen van dwangar- beid, ten arbeidstelling aan de publieke werken en ge- vangenis worden toegepast, worden, met inachtneming van°het verschil in zwaarte tusschen de verschillende straffen, bij afzonderlijke ordonnancie geregeld.

Art. 16. Hij, die veroordeeld is tot een der straffen, genoemd in de vier eerste nommers van art. 5, zal in

burgerlijke zaken, zoodra hij gewraakt wordt, en in strafzaken van regtswege geen beëedigde verklaring in regten, als deskundige of getuige, kunnen afleggen; ook zal hij niet als getuige tegenwoordig mogen zijn bij het opmaken van eenige openbare akte, noch voogd of curator kunnen zijn, noch kunnen dienen in het leger, de schutterijen of andere gewapende vereenigingen.

Art. 17. Die dwangarbeid in den ketting ondergaat, verliest van regtswege gedurende zijnen straftijd het be- heer zijner goederen.

Wanneer daartoe grond bestaat, wordt door den be- voegden burgerlijken Regter, binnen welks regtsgebied de veroordeelde het laatst gewoond heeft, hetzij op ver- zoek van den veroordeelde zelven of van andere belang- hebbenden, hetzij op de vordering van den ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij die regtbank, een curator benoemd, ten einde de goederen van den ver- oordeelde, als die van eenen onder curatele gestelde, te beheeren.

Voor zooveel de veroordeelde met opzigt tot curatele is onderworpen aan de voorschriften van het Burgerlijk Wetboek voor Nederla ïdsch-ïndië, wordt de toeziende curatele aan de Weeskamer opgedragen.

Art. 18. Nadat de veroordeelde zijn straftijd heeft

(24)

8 BOEK I. Van misdrijven, over tred. en straffen in het algem.

ondergaan, eindigt het beheer van den curator, en doet deze slotrekening en verantwoording.

Art. 19. Aan den tot dwangarbeid in den ketting veroordeelde mag gedurende zijn straftijd geen geld. of levensbehoefte uit eigen middelen worden verschaft, be- houdens de uitzonderingen, welke op dezen regel kun- nen worden gemaakt bij de ordonnantie, vermeld in art. 15.

Art. 20. De voorschriften van art. 16, 17 en 18 zijn ook toepasselijk op de aanzienlijke inlanders, die, inge- volge art. 8, ter vervanging van de straf van dwang- arbeid in den ketting zijn verwezen tot wegzending naar een oord van ballingschap.

Dezelfde voorschriften, mitsgaders dat van art. 19, zijn toepasselijk op de vrouwen, die ingevolge art. 9 in stede van tot dwangarbeid in den ketting zijn veroordeeld tot dwangarbeid buiten den ketting.

Art. 21. Zij, die verwezen zijn tot wegzending naar een oord van ballingschap, worden overgebragt naar eene plaats binnen Nederlandsch-Indië, door den Gou- verneur-Generaal aangewezen.

Zooveel mogelijk worden de kosten op den veroor- deelde verhaald.

Art. 22. De regten en bevoegdheden, waarvan de ontzetting door den Regter, overeenkomstig art. 6, no.

1, in de bij dit Wetboek of andere algemeene verorde- ningen uitgedrukte gevallen wordt uitgesproken, zijn:

a. het waarnemen van alle openbare bedieningen of ambten ;

b. het zijn van voogd of curator over vreemden;

c. het zijn van voogd of curator over eigen kinderen;

d. het afleggen van getuigenis onder eede in burgerlijke zaken, ingeval van wraking;

e. het kiesregt.

Waar het tegendeel niet uitdrukkelijk is bepaald, wordt het den Regter overgelaten, de ontzetting van die reg- ten en bevoegdheden, of van sommige hunner, al of niet uit te spreken,

(25)

TITEL. III. Van de straffen in let lijzonder.

Deze straf vangt aan den dag, waarop het veroordee- lend vonnis kracht van gewijsde verkrijgt.

Art. 23. De invordering van boeten en geregtskosten blijft geregeld volgens de bepalingen, dienaangaande voorkomende ir. de op den veroordeelde toepasselijke voorschriften van strafvordering.

Ingeval van zamenloop van boete of verbeurdverkla- ring met teruggaven en schadevergoedingen, gaan de veroordeelingen tot laatstgenoemden voor, bij ongenoeg- zaamheid van de goederen des veroordeelden.

Art. 24. De gewijsden in strafzaken, waarbij eene veroordeeling is uitgesproken ter zake van misdrijf, wor- den door tusschenkomst van het bestuur bekend gemaakt in de laatste woonplaats van den veroordeelde.

De wijze, waarop dit geschiedt, wordt door den Gou- verneur-Generaal bepaald.

TITEL IV.

Fan herhaling van misdrijf.

o

Art. 25. Indien iemand, na reeds te voren tot de doodstraf of de straf van dwangarbeid, hetzij in-, hetzij buiten den ketting, voor den tijd van langer dan één jaar veroordeeld te zijn geweest, andermaal wegens mis-

drijf, daarna gepleegd, te regt staat, stelt de vroegere veroordeeling eene verzwarende omstandigheid daar, waarop de Regter bij de toepassing der straf moet acht geven.

De Regter is in dit geval bevoegd de straf van dwang- arbeid met een derde boven het maximum te verhoogen.

Art. 26. De bepalingen van het voorgaande artikel zijn mede vau toepassing, wanneer de beklaagde vroeger door den militairen Regter is veroordeeld:

lo. tot eene der in het eerste M van het voorgaande artikel uitgedrukte bij het gewone strafregt vastge- stelde straffen, ter zake van een feit daarbij als misdrijf omschreven.

2o. tot eene straf bij de militaire strafwetgeving voor- geschreven ter zake van een feit, waartegen bij het

(26)

10 BOEK I. Van misdrijven, overtred. en straffen in het aïgem.

gewone strafregt is bedreigd de doodstraf, of de straf van dwangarbeid in den ketting.

3o. tot de bij de militaire strafwetgeving voorgeschreven straf van den kruiwagen of militair arrest of detentie voor meer dan één jaar, ter zake van een feit, waartegen bij het gewone strafregt de straf van dwangarbeid buiten den ketting van vijf jaren als maximum is vastgesteld.

TITEL V.

Van medepligiigheid.

Art. 27. De medepligtigen aan misdrijven of over- tredingen worden gestraft met dezelfde straf als de daders, behoudens de gevallen, waarin het tegendeel uitdruk- kelijk is bepaald.

Deze bepaling en de overige van dezen titel zijn niet van toepassing op de overtredingen van reglementen en keuren van politie.

Art. 2S. Als medepligtigen aan misdrijven of over-»

tredingen worden gestraft :

lo. zij, die door gaven, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van magt, listen of schuldige kunste- narijen tot het plegen van het misdrijf of de over- treding aansporen, of wel inlichtingen geven om deze te plegen;

2o. zij, die wapenen, werktuigen of eenig ander middel verschaffen, wetende, dat deze tot het plegen van het misdrijf of de overtreding moeten dienen;

3o. zij, die, des bewust, de daders helpen of bijstaan in de feiten, waardoor het misdrijf of de overtreding is voorbereid, gemakkelijk gemaakt of voltooid, onver- minderd bijzondere strafbepalingen tegen de aanleg- gers van zamenzweringen of opruijingen tot verstoring van de in- of uitwendige veiligheid van Nederlandsch- Indië, zelfs in het geval, dat het misdrijf, door de aanleggers der zamenzweringen of opruijers beoogd, niet mögt zijn gepleegd;

4o. zij, die door aanspraken in het openbaar, ten aan-

(27)

TITEL V. Van medepligtigJieiä. 11 ho ore van eene verzameling van personen gehouden, of door ongedrukte geschriften, in het openbaar aan- geplakt, verkocht of verspreid, de meirigte opruijen om misdrijf of overtreding te begaan.

Deze laatste bepaling is mede toepasselijk, wan- neer de opruijing slechts eene strafbare poging tot misdrijf of overtreding ten gevolge heeft. Wanneer de opruijing geheel geen gevolg heeft, wordt zij gestraft met geldboete van vijftig tot honderd gulden, of in geval van verzwarende omstandigheden met de straf van dwangarbeid buiten den ketting van zes dagen tot zes maanden.

Art. 29. Zij, die, kennis dragende van het misdadig gedrag dergenen, die rooverijen of gewelddadigheden tegen de veiligheid van Nederlandsch-Indië, de openbare rust, de personen of de eigendommen plegen, hun bij voortduring huisvesting, schuil- of vergader-plaatsen ver- schaffen, worden als hunne medepligtigen gestraft.

Art. 30. Zij, die, des bewust, geheel of ten deele zaken helen, die zijn ontvreemd, aan hare bestemming onttrokken of verkregen door middel van misdrijf of overtreding, worden evenzeer als medepligtigen daaraan gestraft.

Art. 31. Echter worden op de helers, in het vorige artikel bedoeld, de doodstraf en de straf van dwangar- beid in den ketting van vijf tot twintig jaren niet toe- gepast, dan voor zooverre het bewijs is geleverd, dat zij, ten tijde van het helen, kennis droegen van de omstan- digheden, waaraan deze twee straffen zijn verbonden.

Wanneer dit bewijs niet is geleverd, ondergaan zij de straf van dwangarbeid in den ketting van vijf tot vijftien jaren.

Art. 32. De herbergiers en logementhouders, langer dan vier-en-twintig uren iemand hebbende gehuisvest, die gedurende zijn verblijf een misdrijf of eene overtre- ding heeft begaan, zijn, wanneer zij hebben verzuimd op hun door het bevoegd gezag daartoe aangewezen register den naam, het beroep en de woonplaats van

(28)

12 BOEK 1. Fan misdrijven, over tred. en straffen in het algem.

den schuldige in te schrijven, burgerregtelijk aanspra- kelijk voor de vordering tot teruggave, schadeloosstelling en kosten, toegewezen aan degenen, aan wie het misdrijf of de overtreding schade heeft toegebragt, onverminderd hunne aansprakelijkheid als bewaarders of uit anderen hoofde naar de regelen van het op hen toepasselijk bur- gerlijk regt.

TITEL VI.

fan ontoerekenlaarheid, verschoonende en verzachtende omstandigheden.

Art. 33. Er is noch misdrijf, noch overtreding, wan- neer de beklaagde, tijdens het plegen van het feit, in staat van krankzinnigheid verkeerde, of wanneer hij door overmagt werd gedwongen.

Art. 34. Geen misdrijf of overtreding kan verschoond, noch de straf verminderd worden, dan in de gevallen en omstandigheden, waarin het feit verschoonbaar wordt verklaard, of de toepassing eener minder gestrenge straf wordt toegelaten.

Art. 35. Wanneer de beklaagde beneden de zestien jaren oud is, wordt hij, indien het uitgemaakt is, dat hij zonder oordeel d?s onderscheids gehandeld heeft, vrijge- sproken; maar hij wordt, naar gelang der omstandig- heden, hetzij aan zijne ouders of naaste bloedverwanten teruggegeven, hetzij geplaatst in een verbeterhuis om daar te worden opgevoed gedurende een aantal jaren, bij het vonnis te bepalen, maar in geen geval langer dan tot de vervulling van zijn twintigste jaar.

Art. 36. Wanneer beslist wordt, dat hij met oordeel des onderscheids heeft gehandeld, worden de straffen uitgesproken, als volgt:

wanneer in het algemeen zijn bedreigd de straffen, vermeld in art. 5, nos. 1 en 2, wordt hij veroordeeld tot dwangarbeid buiten den ketting van tien tot twin- tig jaren ;

wanneer in het algemeen zijn bedreigd de straffen,

(29)

TITEL VL Fan onberekenbaarheid enz. 13 vermeld in art. 5, nos. 3 en 4, wordt hij veroordeeld tot dwangarbeid buiten den ketting voor een tijd, gelijk ten minste aan een derde en ten hoogste aan de helft van dien, waarvoor hij anders tot eene dezer straffen had mogen veroordeeld worden;

wanneer in het algemeen is bedreigd dwangarbeid buiten den ketting of geldboete, kan de Regter deze straffen verminderen, zooals hij geraden oordeelt, mits zij blijven beneden de helft van die, welke den schul- dige zouden zijn opgelegd, indien hij zestien jaren oud was geweest.

Art. 37. Wanneer de beklaagde, hetzij uithoofde zijner jonge jaren, hetzij wegens dwang, bevel, billijke vrees, verleiding, bekrompenheid van verstand, de geringheid of het vrijwillig herstel des nadeels, door het misdrijf toegebragt, of andere verzachtende omstandigheden, eene aanmerkelijke vermindering van straf mögt verdienen, kunnen de straffen, waar de toepasselijkheid van dit artikel niet uitdrukkelijk is uitgesloten, worden vervan- gen als volgt:

die, vermeld in art. 5, no. 1, door dwangarbeid buiten den ketting voor minstens twee jaren;

die, vermeld in art. 5, no. 2, door dwangarbeid buiten den ketting voor minstens een jaar;

die, vermeld in art. 5, no. 3, door dwangarbeid buiten den ketting voor minstens zes maanden,

en die, vermeld in art. 5, no. 4, door dwangarbeid buiten den ketting van minstens drie maanden.

Bij het aanwezig zijn der genoemde of andere ver- zachtende omstandigheden, kunnen de straffen van dwang- arbeid buiten den ketting, gevangenis en ten arbeid stelling aan de publieke werken tot zoodanigen duur, en die van geldboete op zoodanig bedrag, als de Regter zal vermeenen te behooren, worden verminderd; en zelfs, waar dwangarbeid buiten den ketting of gevangenisstraf gelijktijdig met geldboeten tegen een misdrijf of een overtreding is vastgesteld, de eene of andere der beide straffen afzonderlijk worden toegepast.

(30)

14 BOEK I. Van misdrijven, overtred. en straffen in het aîgem.

S L O T B E P A L I N G .

Art. 38. De bepalingen van dit eerste boek zijn mede van toepassing op misdrijven en overtredingen, waarte- gen bij andere wettelijke verordeningen is voorzien, tenzij bij dit Wetboek of bij die verordeningen uitdrukkelijk anders is bepaald.

;•

(31)

TWEEDE BOEK.

"Van «le b i J z o i M l e r e m i s d r i j v e n en.

o v e r t r e d i n g e n . TITEL I.

Van de misdrijven en overtredingen tegen de algemeene zaal.

HOOFDSTUK I.

Van de misdrijven tegen de veiligheid van Nederlandsch-Indië,

AEDEELING I.

Fan de misdrijven tegen de uitwendige veiligheid van Nederlandsch-Indië.

Art. 39. Ieder eigenlijk gezegd inlander, die de wape- nen voert tegen Nederlandsch-Indië, wordt met den dood gestraft.

Art. 40. Ieder, die met vreemde mogendheden, Indi- sche vorsten of volken of hunne agenten aanslagen smeedt of met dezen in verstandhouding treedt, ten einde hen tot het plegen van vijandelijkheden of het ondernemen van den oorlog tegen Nederlandsch-Indië aan te sporen, of om hun de middelen ,daartoe te verschaffen, wordt met den dood gestraft, ook dan als het smeden der aanslagen of het treden in verstandhouding door geene vijandelijkheden is gevolgd.

Art. 41. Evenzeer wordt met den dood gestraft ieder, die aanslagen smeedt of in verstandhouding treedt met den vijand, ten einde zijne komst op het grondgebied van Nederlandsch-Indië te bevorderen, of hem eenige steden, sterkten, plaatsen, krijgsposten, havens, magazij- nen, tuighuizen, schepen of andere vaartuigen, aan den Lande behoorende, over te leveren, of om hem onder-

(32)

16 BOEK II. Van de bijzondere misdrijven en overtredingen.

steuning in soldaten, manschappen, geld, levensmiddelen, wapenen of krijgsbehoeften te bezorgen, of om tot den voortgang zijner wapenen tegen Nederlandsch-Indië of tegen de daar dienende land- of zeernagt mede te werken, hetzij door de getrouwheid der officieren, soldaten, ma- trozen of anderen jegens het wettig gevestigd gezag aan het wankelen te brengen, hetzij op eenige andere wijze.

Art. 42. Indien de verstandhouding met hen, die tot eene vijandige natie behooren, zonder een der in het vorig artikel vermelde misdrijven ten doel te hebben, echter ten gevolge heeft het verstrekken van voor de krijgs- of staatsgesteldheid van Nederlandsch-Indië of zijne bondgenooten nadeelige berigten aan den vijand, worden zij, die deze verstandhouding voeren, gestraft met dwangarbeid buiten den ketting van twee tot vijf jaren, onverminderd zwaardere straffen, ingeval de ver- strekte berigten het gevolg zijn geweest van een toeleg, die het karakter heeft van verspieding.

Art. 43. De straf, bedreigd in de artt. 40 en 4 1 , is de- zelfde, onverschillig of de in die artikelen strafbaar ge- stelde feiten worden gepleegd tegen Nederlandsch-Indië of tegen de bondgenooten, die vereenigd met Neder- landsch-Indië tegen den gemeenschappelijken vijand strijden.

Art. 44. Hij, die, niet aan den militairen regtsdwang onderworpen, op eenige wijze militairen verleidt tot desertie met het bepaalde doel om hen in de land- of zeedienst eener vreemde natie te doen overgaan, of die hen, des bewust, in deze desertie behulpzaam is, wordt gestraft met dwangarbeid in den ketting van vijf tot tien jaren.

Art. 45. Hij, die, niet aan den militairen regtsdwan°- onderworpen, behalve in het geval in het voorgaande artikel voorzien, één of meerdere manschappen van het krijgsvolk te water of te lande op eenige wijze tot de- sertie verleidt, hun, des bewust, tot het plegen van desertie behulpzaam is, de desertie, op welke wijze het ook zijn moge, begunstigt of daartoe, des bewust, de mid-

(33)

TITEL I. Van de misdrijven en overtredingen enz. 17 delen verschaft, eenen deserteur, hem als zoodanig be-

kend, verbergt, of huisvest, of het overgaan van mili- tairen uit het eene korps in het andere onder vreemde of verdichte namen of op eene andere bedriegelijke wijze bevordert, wordt gestraft met geldboete van honderd tot vijf honderd gulden ofwel, naar gelang der omstan- digheden, met dwangarbeid buiten den ketting van drie maanden tot één jaar.

Art. 46. Ieder openbaar ambtenaar, ieder agent der Regering of ieder ander persoon, die het geheim eener onderhandeling of onderneming hem, uithoofde van zijn ambt of in eenige andere officiële betrekking toever- trouwd of medegedeeld, bekend maakt aan den vijand of in het algemeen aan vreemde natiën of hare agenten wordt met den dood gestraft.

Art. 47. Ieder openbaar ambtenaar, ieder agent der Regering en ieder ander persoon, door haar met het bestuur van eenige zaak belast, wien, uithoofde zijner betrekking, is opgedragen de bewaring van kaarten of plans van vestingwerken, tuighuizen, havens of reeden, wordt met den dood gestraft, als hij een of meer van deze kaarten of plans aan den vijand of zijne agenten overlevert.

Hij wordt gestraft met dwangarbeid buiten den ket- ting van twee tot vijf jaren als hij deze kaarten of plans overlevert aan eene vreemde, onzijdige of verbonden natie of hare agenten .

Art. 48. Ieder ander, die door omkooping, bedrog of geweld de vermelde kaarten of plans magtig geworden, deze overlevert aan vijandige of vreemde natiën of hare agenten, wordt gelijkelijk gestraft als de ambtenaren en andere personen in het vorige artikel vermeld, en naar de daar gemaakte onderscheidingen.

Wanneer de genoemde kaarten of plans, zonder het aanwenden van ongeoorloofde middelen, in het bezit zijn gekomen van hem, die deze overlevert, is de straf in het eerste geval, voorzien bij art. 47, dwangarbeid in den ketting van vijf tot vijftien jaren, en in het

3

(34)

18 BOEK II. Van de lijzondere misdrijven en overtredingen.

tweede geval dwangarbeid buiten den ketting van drie maanden tot vijf j n'en.

Art. 49. Ieder, die verspieders of door den vijand op verkenning uitgezonden soldaten, hem als zoodanig be- kend, verbergt of doet verbergen, wordt met den dood gestraft.

Art. 50. Ieder, die door vijandelijkheden, door de Re- gering niet goedgekeurd, Nederland of Nederlandsch- Indië aan eene oorlogsverklaringblootste.lt, wordt gestraft met dwangarbeid buiten den ketting van twee tot vijf jaren, en, zoo door die daad werkelijk oorlog ontstaat, met dwangarbeid in den ketting van vijf tot vijftien jaren.

Art. 51. Ieder, die door handelingen, door de Rege- ring niet goedgekeurd, Nederlanders of ingezetenen van Nederlandsch-Indië blootstelt aan maatregelen van weder- vergelding van vreemde natiën, wordt gestraft met dwang- arbeid buiten den ketting van twee tot vijf jaren.

AFDEEL1NG II.

Van de misdrijven tegen de inwendige veilighei'l van Neder- landsch-lndlë.

Art. 52. De aanslag of zamenspanning, die ten doel heeft hetzij de omstooting of verandering der Regering, hetzij het in de wapenen brengen der ingezetenen tegen het in Nederlandsch-Indië gevestigd gezag, wordt met den dood gestraft.

Art. 53. Ook wordt met den dood gestraft de aanslag of zamenspanning, die ten doel beeft hetzij burgeroorlog te verwekken, door de ingezetenen tegen elkander te wapenen of hen tot die wapening te brengen, hetzij het brengen van verwoesting, moord of plundering in een of meerdere plaatsen.

Art. 54. Met den dood worden ook gestraft zij, die, met een der doeleinden in de beide vorige artikelen omschreven en zonder bevel of magliging van het wettig gezag, gewapende troepen in dienst nemen of doen ne-

(35)

TITEL I. Van de misdrijven en overtredingen enz. 19 men, soldaten werven of doen werven, of hun wapenen of oorlogsbehoeften verschaffen.

Art. 55. Aanslag bestaat, zoodra er eene daad is ge- pleegd of is aangevangen gepleegd te worden om tot het ten uitvoerbrengen der misdrijven, omschreven in de artt. 52 en 53, te geraken, ofschoon die misdrijven niet zijn voltooid.

Art. 56. Zamenspanning bestaat, zoodra het besluit tot de onderneming tusschen twee of meer personen is afgesproken, ofschoon er nog geen aanslag, volgens de bepaling van het vorige artikel, aanwezig is.

Art. 57. Zoo er geen zamenspanning tot stand komt, maar een voorstel wordt gedaan en niet aangenomen om er eene te vormen, ten einde het misdrijf, voorzien bij art. 52, te plegen, wordt hij, die dit voorstel doet, gestraft met dwangarbeid buiten den ketting van twee tot vijf jaren.

Art. 58. Zij, die, zonder regt of wettige aanleiding, liet bevel over eene grootere of kleinere legerafdeeling, over eene vloot, een eskader, een oorlogschip, eene ves- ting, eene krijgspost, een haven of eene stad op zich nemen; zij, die, tegen het bevel der Regering, eenig krijgsbevel blijven voeren en de bevelhebbers, die hun leger of hunne legerafdeeling bijeenhouden na een hun gegeven bevel tot afdanking of verspreiding, worden met den dood gestraft.

Art. 59. Ieder, die gebouwen, magazijnen, tuighui- zen, schepen of andere landseigendommen in brand steekt of vernietigt door ontbranding van eene mijn, wordt met den dood gestraft.

Art. 60. Ieder, die, hetzij om zich meester te maken van publieke domeinen, bezittingen of gelden, van plaat- sen, steden, sterkten, krijgsposten, magazijnen, tuighui- zen, havens, schepen of vaartuigen, toebehoorende aan den Lande, hetzij om openbare eigendommen te plun- deren of te verdeelen, hetzij eindelijk om de openbare magt, werkzaam tegen de daders van deze misdrijven, aan te vallen of zich tegen haar te verzetten, zich aan

(36)

20 BOEK II. Van de bijzondere misdrijven en overtredingen.

het hoofd stelt van gewapende benden of in deze eenige betrekking uitoefent of bevel voert, wordt gestraft met den dood.

Dezelfde straf is toepasselijk op hen, die zoodanige vereeniging besturen, de benden werven of doen wer- ven, inrigten of doen inrigten of die haar, willens en wetens, wapenen, krijgsbehoeften en werktuigen tot het plegen van misdrijven verschaffen, of levensmiddelen toevoeren, of die op eenige andere wijze in verstand- houding treden met de bestuurders of aanvoerders dezer benden.

Art. 61. Wanneer een of meer der misdrijven, ver- meld in de artt. 52 en 53, zijn gepleegd door eene bende, wordt de doodstraf toegepast op allen, zonder onder- scheid van rang, die tot deze bende behooren en ge- vat worden op de plaats der oproerige vereeniging.

Diezelfde straf is toepasselijk op ieder, die het oproer bestuurt of in de bende eenige betrekking uitoefent of eenig bevel voert, al wordt hij niet gevat op de plaats der oproerige vereeniging.

Art. 62. Buiten de gevallen, waarin de oproerige ver- eeniging als doel of gevolg heeft een of meer der mis- drijven, vermeld in de artt. 52 en 53, worden zij, die tot de bovengenoemde benden behooren, zonder er eenige betrekking in uit te oefenen of er eenig bevel in te voeren, en die gevat worden op de plaats der vereeni- ging, gestraft met dwangarbeid in den ketting van vijf tot vijftien jaren.

Art. 63. Zij, die, kennis dragende van het doel en den aard der genoemde benden, haar zonder dwang huisvesting, schuil- of vergaderplaatsen verkenen, wor- den gestraft met dwangarbeid in den ketting van vijf tot vijftien jaren.

Art. 61. Er wordt geen straf uitgesproken ter zake van oproer tegen hen, die, deelnemende aan de genoem- de benden, zonder er eenige betrekking in uit te oefenen of er eenig bevel in te voeren, zich op de eerste waar- schuwing van het burgerlijk of militair gezag of zelfs

(37)

TITEL I, Van de misdrijven en overtredingen enz. 21 later daaraan onttrekken, wanneer zij buiten de plaats der oproerige vereeniging worden gevat, zonder weder- stand te bieden en ongewapend.

In dit geval zijn zij slechts strafbaar ter zake van de bijzondere misdrijven of overtredingen, door hen persoon- lijk begaan.

Art. 65. Onder wapenen zijn in dit Wetboek begrepen alle snijdende, puntig gescherpte en kneuzende werk- tuigen of gereedschappen.

Zoodanige werktuigen of gereedschappen, wanneer zij behooren tot de dagelijksche dragt van hen, die in het bezit daarvan worden gevonden, zakmessen, scharen en eenvoudige rottingen, worden niet voor wapenen gehou- den, dan voor zooverre daarvan gebruik mögt zijn ge- maakt om te dooden, te kwetsen of te slaan.

Art. 66. De opruijing tot de misdrijven in deze af- deeling vermeld, welke, ingevolge art. 28 no. 4 , als medepligtigheid moet worden aangemerkt, is, wanneer zij geenerlei gevolg heeft gehad, strafbaar met dwang- arbeid buiten den ketting van twee tot vijf jaren.

AFDEELING III.

Van het openbaren en niet openbaren der misdrijven tegen dt uitwendige of invjendige veiligheid van Nederlandsch-Indië.

Art. 67. Ieder, die, kennis dragende van zamenspan- ningen of misdrijven, aangegaan of beraamd tegen de uitwendige of inwendige veiligheid van Nederlandsch- Indië, deze zamenspanningen of misdrijven niet aangeeft, en de omstandigheden, daarvan tot zijne kennis geko- men, niet openbaart hetzij aan de Regering, hetzij aan het administratief gezag of de geregtelijke politie, alles binnen de vier-en-twintig uren nadat hij daarvan ken- nis heeft bekomen, wordt, ter zake van die niet open- baring alleen, gestraft met dwangarbeid buiten den ket- ting van twee tot vijf jaren en geldboete van twee honderd vijftig tot duizend gulden, al is hij niet schuldig aan eenige medepligtigheid, ook dan wanneer hij de genoemde zamenspanningen of misdrijven niet heeft

(38)

22 BOEK II. Van de bijzondere misdrijven en overtredingen.

goedgekeurd, den schuldigen heeft ontraden, of zelfs er zich tegen heeft verzet.

Art. 68. De bepaling van het vorig artikel is echter niet toepasselijk :

1°. op de bloedverwanten of aangehuwden in de o p - gaande of nederdalende linie van den schuldige aan de zamenspanning of het misdrijf;

2°. op zijne broeders eu zusters of behuwdbroeders en zusters; mitsgaders zijne ooms en moeijen, ook aan- gehuwden en broeders-en zusters-kinderen;

3°. op zijnen echtgenoot, zelfs na de ontbinding des huwelijks;

4°. op de door hem vrij gegeven lijfeigenen;

5°. op hen, die uithoofde van hunnen stand, hun beroep of hunne wettige betrekking tot geheimhouding ver- pligt zijn, doch alleen en bij uitsluiting in zooverre de wetenschap van hetgeen zij, ingevolge het vorige artikel, anders zouden behooren te openbaren, aan hen 'als zoodanig is toevertrouwd.

Art. 09. Van de straffen, bedreigd tegen de schuldigen aan zamenspanningen of andere misdrijven, die gerigt zijn tegen de uitwendige of inwendige veiligheid van Nederlandsch-Indië, zijn vrijgesteld diegenen onder hen, die, voor eenige uitvoering of poging daartoe en voor dat er eenige vervolging is aangevangen, het eerst ken- nis geven aan de gestelde magten, in art. 67 vermeld, van deze zamenspanningen of misdrijven en van de da- ders of medepligtigen daaraan, of die, zelfs nadat de vervolging is aangevangen, het in hechtenis nemen van deze daders of medepligtigen te weeg brengen.

HOOFDSTUK II.

Misdrijven en overtredingen tegen de gevestigde orde van zaken.

AF DEELING I.

Misdrijven met betrekking tot de uitoefening van kei kiesregt.

Art. 70. Wanneer een of meer personen door middel van zamenrotting, dadelijkheden of bedreigingen verhin-

(39)

TITEL 1. Van de misdrijven en overtredingen enz.

dercl zijn geworden hun kiesregt uit te oefenen, wordt ieder der schuldigen gestraft met dwangarbeid buiten den ketting voor ten minste zes maanden en ten hoogste twee jaren" met ontzetting van het kiesregt gedurende ten minste vijf en ten hoogste tien jaren.

Art. 71. Ingeval dat misdrijf gepleegd is geworden ingevolge van%en beraamd opzet, bestemd om in eene of "meer gemeenten in uitvoer gebragt te worden, be- staat de straf in dwangarbeid buiten den ketting van twee tot vijf jaren.

Art. 72. Een ieder, die, belast zijnde met het optee- kenen der uitgebragte stemmen, andere namen opschrijft dan hem opgegeven zijn, ot' de eens opgeschreven na- men vervalscht, wordt ges!raft met dwangarbeid buiten den ketting van een tot drie jaren en ontzetting van de regten, vermeld in art. 22, van vijf tot tien j a r e n .

Avi 73. Zij, die, niet belast zijnde met het opnemen der uitgebragte stemden, zich schuldig maken aan de feiten in het voorgaand artikel opgenoemd, worden ge- straft met dwangarbeid buiten deo ketting van zes maan- den tot twee jaren en met ontzetting van het kiesregt gedurende ten minste vijf en ten hoogste tien jaren.

Art. 74. Ieder lid der gemeente, die bij de gemeente- verkiezingen een stem, voor welken prijs ook, heeft ge- kocht of verkocht, wordt gestraft met ontzetting van de regten, vermeld in art. 22, van vijf tot tien jaren.

Bovendien worden de verkooper en kooper der stem ieder tot eene boete veroordeeld ten bedrage van de dubbele waarde van hetgeen gegeven of beloofd is.

AFDEELÏNG II.

Daden, die de vrijheid aanranden.

Art. 75. Ieder openbaar ambtenaar, ieder onderge- schikt beambte en bediende der politie, die eenige daad van willekeur pleegt, waardoor inbreuk wordt gemaakt hetzij op de persoonlijke vrijheid, hetzij op de kies-be- voegdheid, wordt gestraft met dwangarbeid buiten den ketting van een tot drie jaren, met of zonder geldboete

(40)

24 BOEK II. Fan de hij zondere misdrijven en overtredingen.

van tien tot vijf honderd gulden, en ontzetting van de regten en bevoegdheden, vermeld in art. 22.

Poging tot dit misdrijf is strafbaar.

Indien echter de ambtenaar zijne handeling regtvaar- digt door het bevel van zijn hoogeren in rang, ten aanzien van zaken tot hunne bevoegdheid behoorende, en waarin hij hun eene volstrekte gehoorzaamheid is verschuldigd, is hij vrijgesteld van de straf, die in dat geval alleen wordt opgelegd aan hem, die het bevel heeft gegeven.

Art. 76. De schadevergoeding, die mögt worden uit- gesproken ter zake van het misdrijf in het vorige arti- kel vermeld of van de poging daartoe, wordt geregeld naar gelang van de personen, de omstandigheden en het geleden nadeel, zonder dat zij in eenig geval, en wie ook de verongelijkte personen mogen zijn, mag zijn be- neden de som van drie gulden voor eiken dag van wille- keurige en onwettige hechtenis, ten aanzien van ieder, die deze heeft ondergaan.

Art. 77. De openbare ambtenaren, die weigeren of nalatig zijn te voldoen aan eene wettige vordering, strekkende om te doen blijken van eene onwettige en willekeurige gevangenhouding, hetzij in de huizen, be- stemd ter bewaring van aangehoudenen, hetzij overal elders, en die niet doen blijken daarvan kennis te heb- ben gegeven aan hooger gezag, worden gestraft met dwangarbeid buiten den ketting van een tot drie jaren, met of zonder geldboete van tien tot vijf honderd gul- den, en ontzetting van de regten en bevoegdheden ver- meld in art. 22, onverminderd de verpligtino- tot s c a a_ devergoeding, die geregeld wordt op de wijze, vermeld bij het vorige artikel.

Art. 78. De cipiers, die, behoudens het geval, waarin zij uitdrukkelijk bevoegd zijn verklaard tot voorloopige opneming in afwachting dat het in dit artikel bedoeld bevel of vonnis wordt uitgevaardigd, iemand in de <>e- vangenis opnemen of houden, zonder een bevel daartoe door de bevoegde mag t verleend of zonder een daartoe

(41)

TITEL I. Van de misdrijven en overtredingen enz. 25 strekkend vonnis en zonder dat zoodanig bevel of von- nis in hunne registers is ingeschreven; zij, die op eene wettige vordering weigeren den gevangene te vertoonen zonder te doen blijken van een verbod van den Officier van justitie of den Regter; en zij, die weigeren inzage van hunne registers te verleenen aan het bevoegd ge- zag, worden gestraft met dwangarbeid buiten den ket- ting van zes maanden tot twee jaren en geldboete van acht tot honderd grilden.

Dezelfde straffen kunnen worden toegepast op ieder, die, na personen, in hechtenis gesteld door het politiek gezag, in het geval van art. 86 der wet, houdende vast- stelling van het reglement op het beleid der Regering van Nederlandsch-Indië, in bewaring te hebben geno- men, verzuimt daarvan onmiddelijk kennis te geven aan den Officier van justitie bij de Europesche regtbank, bin- nen wier regtsgebied de inhechtenisneming is geschied.

Art. 79. De openbare ambtenaren, die iemand gevan- gen houden of doen houden buiten de plaatsen daartoe aangewezen door het bevoegd gezag, worden gestraft met dwangarbeid buiten den ketting van een tot drie jaren, met of zonder geldboete van tien tot vijf honderd gulden, en ontzetting van de regten en bevoegdheden, vermeld in art. 22.

Poging tot dit misdrijf is strafbaar.

AFDEEMNG III.

Zamenspanning van openbare ambten iren.

Art. 80. Elk gemeen overleg tot handelingen in strijd met algemeene verordeningen, beraamd hetzij door de vereeniging van personen of van ligchamen, aan wie eenig gedeelte van het openbaar gezag is toeveiirouwd, heizij door afgevaardigden of onderlinge verstand houding, wordt gestraft met dwangarbeid buiten den ketting van twee tot zes maanden tegen iederen schuldige, die daar- enboven zal kunnen worden veroordeeld tot ontzetting van de waarneming van alle openbare bedieningen of ambten voor den tijd van ten hoogste tien jaren.

Art. 81. Wanneer door een der middelen, in het

(42)

26 BOEK II. Fan de b'jzonden misdrijven en overtredingen.

vorig artikel vermeld, maatregelen zijn beraamd tegen de uitvoering der algemeene verordeningen of tegen de bevelen der • Regering, worden de schuldigen gestraft met dwangarbeid buiten den ketting van twee tot vijf jaren.

Zoo dit gemeen overleg plaats heeft tussehen de bur- gerlijke autoriteiten en de militaire magt of hare aan- voerders, worden de hoofdleiders of zij, die er toe hebben aangezet, gestraft met d.vangarbeid in den ketting van vijf tot vijftien jaren, en de overige schuldigen met dwang- arbeid buiten den ketting van twee tot vijf jaren.

Art. 82. In het geval, dat dit gemeen overleg tot doel of gevolg heeft eene zamenspänning tegen de in- wendige veiligheid van Nederlandsch-lndië, worden de schuldigen met den dood gestraft.

Art. S3. Worden- gestraft met dwangarbeid' buiten den ketting van één tot drie jaren, met of zonder geld- boete van tien tot vijf honderd gulden en ontzetting van de regten eu bevoegdheden, vermeld in art. 22, de open- bare ambtenaren, die in gemeen overleg besluiten hun ontslag te nemen, wanneer dit tot doel of gevolg heeft de schorsing of stremming der regtsbedeeling of van eenige andere openbare dienst.

AFDEELING IV.

Aanmatiging van gezag door de uilvoerende en de regterlijhe magt.

Art. 81. Worden gestraft met dwangarbeid buiten den ketting van één tot drie jaren, met of zonder geld- boete van tien tot vijf honderd gulden, en ontzetting van de regten en bevoegdheden, vermeld in art. 22:

1°. de Regters, de ambtenaren van het openbaar minis- terie en van de politie, die zich aanmatigen eenige uitoefening van de magt tot het vaststellen van algemeene verordeningen, bedoeld in art. 31 der wet, houdende vaststelling van het reglement op het beleid der Regering van Nederlandsch-lndië, het- zij door het maken van reglementen, die bepa-

(43)

TITEL I. Van de misdrijven en overtredingen enz. 27 lingen inhouden, welke uit haren aard in algemeene verordeningen moeien worden vastgesteld, hetzij door de uitvoering van eene of meer algemeene verordeningen op te houden of te schorsen, hetzij door te raadplegen of' deze zullen worden uitgevoerd;

2°. de Regteis, de ambtenaren van het openhaar minis- terie en hunne hulp-officieren, die hunne magt te buiten gaan, door zich te mengen in zaken, behoo- rende tot de bevoegdheid der administratieve auto- riteiten, hetzij door reglementen over deze zaken te maken, hetzij door het uitvoeren der bevelen van de uitvoerende magt te verbieden.

Art. 85. De Regters, die, na de uitdrukkelijke opvor- dering door het administratief gezag van eene voor hen gebragte zaak, echter daarin een vonnis wijzen zonder de beslissing van het hooger gezag af te wachten, wor- den gestraft met geldboete van acht tot vijf-en-zeventig gulden.

S L O T B E P A L I N G V A N D I T H O O F D S T U K .

Art. 86. Overal waar in dit hoofdstuk de ontzetting van de regten en bevoegdheden, vermeld in art. 22, als straf is bedreigd, is de ontzetting van de waarneming van alle openbare bedieningen of ambten alleen dan niet verpligtend, wanneer de Regter art. 37 toepast.

HOOFDSTUK III.

Misdrijvefi en overtredingen tegen de openbare rust.

AFDEELING I.

Van valschheid.

§ I- Valsche munt.

Art. 87. Ieder, die gouden of zilveren muntspeciën, die wettig gangbaar zijn in Nederland of Nederlandsch- Indië, namaakt, vervalscht, in waarde vermindert, ver- minkt of schendt, of die, des bewust, deel neemt aan het in omloop brengen of te koop aanbieden van die

(44)

28 BOEK II. Van de bijzondere misdrijven en overtredingen.

nagemaakte, vervalschte, in waarde verminderde, ver- minkte of geschonden muntspeciën, of aan haren invoer in Nederlandsch-Indië, wordt gestraft met dwangarbeid in den ketting van vijf tot twintig jaren.

De bepaling van art. 37 is niet van toepassing bij het misdrijf van het namaken of doen namaken van gouden of zilveren muntspeciën, die wettig gangbaar zijn in Nederland of Nederlandsch-Indië, wanneer dit wordt gepleegd door muntmeesters of anderen, die eenig be- stuur over 's Lands munt hebben, of door werklieden bij de munt.

Art. 88, Ieder, die koperen muntspeciën, die wettig gangbaar zijn in Nederland of Nederlandsch-Indië, na- maakt, vervalscht, in waarde vermindert, verminkt of schendt, of die, des bewust, deel neemt aan het in om- loop brengen of te koop aanbieden van die nagemaakte, vervalschte, in waarde verminderde, verminkte of ge- schonden muntspeciën of aan haren invoer in Neder- landsch-Indië, wordt gestraft met dwangarbeid in den ketting van vijf tot vijftien jaren.

Art. 89. Ieder, die in Nederlandsch-Indië vreemde muntspeciën namaakt, vervalscht, in waarde vermindert verminkt of schendt, of die, des bewust, deel neemt aan het in omloop brengen of te koop aanbieden van die nagemaakte, vervalschte, in waarde verminderde, ver- minkte of geschonden vreemde muntspeciën of aan ha- ren invoer in Nederlandsch-Indië, wordt gestraft met dwangarbeid in den ketting van vijf tot tien jaren.

Art. 90. De strafbepalingen der vorige artikelen zijn niet toepasselijk op hen, die nagemaakte, vervalschte, in waarde verminderde, verminkte of geschonden munt- stukken voor goede hebbende ontvangen, deze weder uitgeven.

Echter wordt hij, die gebruik maakt van deze stuk- ken, na kennis te hebben bekomen van hunne ondeug- delijkheid, gestraft niet geldboete van ten minste drie- maal en ten hoogste zesmaal de waarde, op de weder uitgegeven stukken gestempeld.

(45)

TITEL I. Van de misdrijven en overtredingen enz.

Deze boete bedraagt in geen geval minder dan acht gulden.

Art. 91. Zij, die, kennis dragende van het bestaan van eene fabriek of bewaarplaats van nagemaakte, ver- valschte, in waaide verminderde, verminkte of geschon- den gouden, zilveren of koperen muntspeciën, die in Nederland of Nederlandsch-Indië wettig gangbaar zijn, verzuimen hetgeen zij daarvan weten binnen de vier- en-twintig nren aan te geven bij het administratief gezag of de geregtelijke politie, worden, ter zake van die niet-aangifte alleen, en zelfs al zijn zij niet schuldig aan eenige medepligtigheid, gestraft met dwangarbeid buiten den ketting van één maand tot twee jaren.

Deze bepaling is echter niet toepasselijk op de perso- nen, genoemd in art. 68.

Art. 92. De schuldigen aan de misdrijven, vermeld in de artt. 87 en 88, zijn vrij van straf, zoo zij, vóór dat deze zijn volvoerd en vóór alle vervolging, aangifte doen bij het bevoegd gezag van de misdrijven en de daders, of zelfs zoo zij, na den aanvang der vervolging, het in hechtenis nemen der overige schuldigen te weeg brengen.

§ 1 1 .

Namaken van zegels, bankbilletten, openbare schuldbrieven en van de keur- of papierstempels, de ijk- en soortgelijke merken.

Art. 93. Zij, die het zegel der Regering van Neder- land of van Nederlandsch-Indië namaken of gebruik maken van het nagemaakte zegel;

zij, die hetzij schuldbrieven, door 's Lands kas uitge- geven onder haar zegel, hetzij bankbilletten, uitgegeven door een bank, geoctroijeerd bij algemeene verordening, namaken of vervalschen;

of die, des bewust, gebruik maken van deze nage- maakte of vervalschte schuldbrieven en bankbilletten, of die deze invoeren in Nederlandsch-Indië;

worden gestraft met dwangarbeid in den ketting van vijf tot twintig jaren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Immers: uit het w ezen van zijn functie volgt, d at hij enige zelfstandigheid bij de bepaling van zijn zwijg­ recht en zw ijgplicht noch bezit, noch nodig

Vier prae-adviezen zijn gepubliceerd, die zich bezig houden met ,,een bijzondere zijde van het vraagstuk (van de geheimhouding) ... de vraag, of de regelen, welke

De cijfers van het studiegebied van 10 op 10 km in de Vlaamse Ardennen geven een stijging van het aantal bezette vossenburchten tussen 1998 en 2007 weer, maar tonen sinds 2006

Ruimte voor leraren; wetenschap en techniek: niet alleen voor maar vooral door leraren.. Samenvatting van de inaugurele rede van

Voor zover in dit geval al van belang is of partijen zich tijdens hun huwelijk steeds van alle gevolgen van hun handelen voldoende bewust zijn geweest, heeft het hof kennelijk en

De verklarende variabelen in het fixed model waren: − Tijdstip van het protocol − Tijdstip2 − Leeftijd van het kuiken − Leeftijd2 − Conditie van het kuiken − ‘50%-hoogte’

Since deciduous fruits require winter chilling to break dormancy, the main objective of this study was to determine the effect of climate change on accumulated chill units at

Since many small municipalities in South Africa (i) lack the knowledge of fmancial markets, (ii) only need to bormw relatively small amounts of capital, (iii) since the