• No results found

Leeuwenkot als symbool

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Leeuwenkot als symbool"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

75 jaar geleden werd België bevrijd. U zal daar de komende da- gen en weken heel veel kunnen over lezen in de serieuze pers. Op woensdag 4 september zullen de kerkklokken luiden. Ik heb daar geen probleem mee, maar ik vind het verschrikkelijk dat één as- pect van het verhaal wordt vergeten en doodgezwegen: de onge- breidelde vervolging van de mensen die aan de foute kant van de geschiedenis stonden.

“Collaborateurs” werden ze genoemd, of “de zwarten”, de “incivie- ken”, de mensen die samenwerkten met de Duitse bezetter. Collabo- ratie was geen typisch Vlaams verhaal, ook in Franstalig België werd er duchtig gecollaboreerd.

Wie weet nog dat de familie van Eddy Merckx moest wegvluchten uit Meensel-Kiezegem en zo in Sint-Pieters-Woluwe belandde? Wie kent nog het zwarte verleden van zakenman André Leysen en de familie Van Thillo? In welk politiek kamp zaten Hugo Claus (schrijver), Hergé (tekenaar Kuifje) en Willy Vandersteen (tekenaar Suske en Wiske)?

Van Björn Rzoska (Groen) is algemeen geweten dat zijn grootvader een oostfronter was. Net zoals de grootvader van Hermes Sanctorum (ex-Groen). Net zoals de grootvader van Jeroen Olyslaegers (schrij- ver). Ook de grootouders van Gert Verhulst (Studio 100) collaboreer- den. Zijn grootmoeder en een tante werden opgesloten in de dieren- tuin van Antwerpen, en zijn grootvader overleed in gevangenschap.

De grootvader van Wouter Van Besien (Groen) was lid van het VNV en belandde na de oorlog enige tijd in de gevangenis.

Wie herinnert zich nog dat het ouderlijk huis van de moeder van kun- stenaar Luc Tuymans werd geplunderd en in brand gestoken? Haar broer (een oom van Tuymans) sneuvelde bij de verdediging van Ber- lijn in 1945. De grootvader van Pieter de Crem was ‘fout’, net zoals de vader van Jan Hoet. Beide families moesten op een andere plaats een nieuw leven opbouwen. De oom van Jan Peumans, Juul Peumans, werd in 1943 door verzetsleden neergeschoten op de speelplaats van de dorpsschool van Herderen, waar hij als onderwijzer werkte. Zijn vrouw en kinderen werden zwaar aangepakt bij de bevrijding. De vrouw van Juul Peumans werd verkracht. Maurice Onkelinx, grootva- der van Laurette, was lid van het VNV en dienstdoend burgemeester van Jeuk. Hij werd door het verzet opgepakt, en zijn vrouw Simone werd de haren afgesneden.

Wie weet dat de vader van kardinaal Danneels werd opgepakt op be- schuldiging van collaboratie? Zijn misdaad? “Elke zaterdag maakte hij voor Winterhulp soep voor de arme mensen.” Tine Van den Bran- de (Vlaams Parlement – Groen) is de dochter van een oostfronter (die actief was in het Sint-Maartensfonds). Freya Piryns, (Groen) is de kleindochter van Remi Piryns, auteur van het ‘Gebed voor het Vader- land’ dat in het Hechteniskamp van Lokeren op muziek werd gezet door zijn medegevangene Gaston Feremans.

De grootvader van Bart De Wever was lid het VNV, de grootvader van Bart Somers was VNV-gewestleider. De grootvader van Herman Van Goethem, rector van de UA , was oorlogsburgemeester voor het VNV in Burcht. Het zijn maar enkele namen uit een lange lijst. Zijn dat allemaal verschrikkkelijke onmensen waarvoor ze vandaag worden afgeschilderd?

Geloof de slimme professoren niet die vandaag beweren dat “de re- pressie al bij al nog meeviel” en dat het zeker geen anti-Vlaamse re- pressie was. Dat laatste is een mythe die voor de Vlaamse Beweging in stand wordt gehouden, aldus die bollebozen. Toch werden massaal veel huizen van ‘zwarten’ geplunderd. Toch werden veel vrouwen verkracht. Hoeveel mensen zijn in de hechteniskampen gestorven?

Hoeveel mensen pleegden er zelfmoord in gevangenschap?

Het eerste nummer van dit blad rolde van de persen op 17 mei 1945, op het ogenblik dat de tweede golf van straatrepressie volop woedde.

Onze stichter en toenmalig hoofdredacteur Bruno De Winter klaag- de van in het begin de repressie aan. Wie ben ik om 75 jaar later te zwijgen?

KARL VAN CAMP

Het vervolg van het verhaal van mijn vader speelde zich onder meer af in de Geniekazerne, Hemiksem, de Begijnenstraat, om te eindigen in Merksplas waar ik mijn vader enkele jaren later in het gezelschap van mijn moeder ben gaan bezoe- ken en met verwonderde ogen van een knaapje naar al die mannen in rare plunjes keek die ons vanop hun bank tegemoetkomend groetten.

Waarbij het mij opviel dat sommi- gen een been of arm hadden ver- loren. Op zevenjarige leeftijd zou ik de vreemde man die mijn vader was voor het eerst in vrijheid, maar niet zonder argwaan, mogen verwelko- men. Zijn eerste bekommernis was ervoor te zorgen dat we de armzali- ge woonst in een grauwe buurt van Antwerpen konden ruilen voor een vrolijker omgeving.

Armoedige

omstandigheden en de zorg voor vier kinderen

Als zwaartepunt van dit bondig re- pressieverhaal herinner ik mij de droefgeestige gelaatstrekken van mijn moeder in die donkere peri- ode tijdens de gevangenschap van haar man. Hoeveel moeders heb- ben zoals de onze wanhopige tijden doorgebracht? Nochtans was mijn moeder van aard allesbehalve een zwaarmoedige vrouw. Integendeel, geboren en getogen in hartje Ant- werpen was ze begenadigd met de schalkse humor en spitsvondigheid die een groot deel van de Sinjoren eigen is. De armoedige omstandig- heden en de zorg voor vier kinderen hadden haar zwaar getekend. Een bijkomende zorg was dat ik bij ge- brek aan optimale verzorging, zelf

Mijn oudere broer en zusters, waarvan de oudste haar bakvistijd amper ontgroeid was, herinneren zich le- vendig de brutale gewapende overval van 4 september 1944 door zogezegde verzetslui in onze woonst in Deurne-Zuid, met dreigementen tegen vier weerloze kinderen. Dat gebeurde terwijl mijn vader door de hel- den van het laatste uur naar de leeuwenkooi van de Antwerpse Zoo werd meegesleept en meegeranseld onder het hysterische gekrijs van het gepeupel, terwijl mijn moeder wanhopig op zoek was naar haar man. Dankzij de tussenkomst van een moedige buur werd onze woonst niet in brand gestoken en bleef de schade beperkt tot wat plunderen.

Leeuwenkot als symbool

ernstig ziek werd in die periode en op het nippertje aan erger ben ont- snapt. Hoe kon het anders? Vanuit een groene omgeving met een rui- me tuin die onder sekwester wer- den geplaatst naar een gammele benepen woonruimte in een grau- we buurt.

De scheldpartijen, de verwijten en de smijtpartijen met allerlei viezig- heid die de echtgenotes en verloof- den van de collaborateurs te beurt vielen, moeten mijn doorbrave moeder vreselijk hebben geraakt omdat ze van ver of nabij nooit po- litiek gedreven is geweest. Ik herin- ner me het nabije café op de hoek van onze straat waar de slogan ‘rood of geen brood’ niet uit lucht was en het plebs met gebalde vuist duide- lijk liet verstaan met wie het sym- pathiseerde. Daarnaast werd vrolijk gedanst en gebrast op de tonen van de pas geïmporteerde ‘jive’ uit de USA en mochten de spotliedjes die niet schunnig genoeg konden zijn niet ontbreken. Op de gevel van het huis naast ons stond een groot ha- kenkruis geschilderd, waarschijn- lijk omdat men de man door zijn raar dialect voor een Duitser hield.

Dat hij een Zwitser was kon de ijl- hoofdige kladschilders niet deren.

Onderscheidingsvermogen en her- senen zijn niet iedereen gegeven.

Torenhoge boete

Er is al genoeg haat en wrok in de wereld, maar wie denkt dat al die ellende zoveel jaren later vergeten is, moet zijn mening herzien. Het

harde labeur van mijn vader die zonder burgerrechten en met een torenhoge boete op zijn hoofd bleef knokken om er terug bovenop te ge- raken en de scherpe kanten van een broos verleden die langzaam plaats maakten voor een luchtiger levens- wandel, kunnen niet beletten dat er littekens zijn overgebleven die nooit volledig zullen helen.

Moord als verzetdaad

Dan is er nog het verhaal van mijn wederhelft waarvan de vader tij- dens de oorlog vermoord werd door het verzet omdat hij aan de verkeer- de kant stond. Laffelijk in de rug ge- schoten terwijl hij op de tram stond te wachten; Het is hem niet gegund geweest om zijn jongste dochter nog te zien. Hoe durven we het moord noemen en in twijfel trekken dat het een verzetsdaad was? Als het doden maar langs de goede kant gebeurde. Ge zult maar met een gedreven Vlaming getrouwd zijn, waardoor haar moeder einde 1945 totaal onschuldig moest boeten en achter tralies terecht kwam omdat ze in de ogen van haar aanklagers met de verkeerde man gehuwd was.

Gelukkig waren er de grootouders om de twee wezen van amper twee en het jongste van een jaar op ter vangen. Het zijn feiten die al even- min van aard zijn om dit hatelijke en bekrompen landje amnestie te verlenen. Amnestie die onze ouders nooit gegund is geweest.

KARL LUYCKX - INGE SCHOLLEN

Geheugenverlies

Repressienummer. Bijlage bij

‘t Pallieterke van 5 september 2019

VOLGENDE WEEK DEEL 2

(2)

Hij kwam immers uit een familie van drukkers. Zijn vader Albert Moons was stichter en succesvolle zaakvoerder van drukkerij Moons te Balen, waar nog twee van zijn broers werkten. Mijn moeder, Maria Vandingenen, werd geboren te Geel in 1911. Zij had huishoudschool ge- daan en runde het huishouden voor vijf personen en ze hielp mee in het bedrijf van vader. Mijn grootvader langs moederskant, Louis Vandin- genen, was zelfstandig klompen- maker en woonde als weduwnaar in bij ons gezin. We woonden in Geel in een groot huis, waar ook de drukkerij en de klompenmakerij ge- vestigd waren.

Mijn prilste herinneringen gaan terug tot de inkwartiering van twee Duitse onderofficieren. De burge- meester kwam, samen met de poli- tiecommissaris en de Ortscomman- dant, thuis op bezoek en eiste twee kamers op. De ene Duitser was een blonde, lachende krullenbol, en de andere was een grote, magere, zwartharige, stuurse man.

Vader had geen legerdienst gedaan wegens een broederdienst en bouw- de zijn zaak stilaan verder op. Vader was niet geïnteresseerd in politiek, als jongeman niet en later ook niet.

Hij was al zeker geen lid van enige politieke organisatie. Hij was wel familie van Thomas De Backer van Mol, volksvertegenwoordiger voor het VNV. Hij had uiteraard sympa- thie voor Thomas en zag hem af en toe. Vader werkte ook voor mensen die dichter bij de Duitsers stonden, onder meer voor een vervoerbedrijf dat werklieden met autobussen naar de koolmijnen bracht en die gevestigd was in onze straat. Later bleek dat die man wel degelijk col- laboreerde en in Turnhout een be- langrijke functie had bij de SD.

Geel bevrijd:

iedereen weerstander

Komt dan de bevrijding van Geel, van 8 tot 23 september 1944. Dat ging niet zonder slag of stoot. Er werd ontzettend hard gevochten en de krijgskansen keerden voort- durend. De Duitsers hadden de tijd gekregen om een solide verdediging te organiseren tussen het Albertka- naal en het Kempisch Kanaal. Alle beschikbare eenheden werden door de Duitsers achter die linie in- gezet.

Eens Geel bevrijd was, begon het volk zich te roeren. Plots was ie- dereen weerstander. Velen liepen rond met een Belgische armband en een wapen. Moeder kwam thuis van het boodschappen doen en was erg over haar toeren, want ze had vernomen dat bendes her en der binnenbraken, alles kapotsloegen en somtijds de boel in brand staken.

De spanning thuis was om te snij- den. En plots werd gebeld aan de voordeur door drie gendarmes met een arrestatiebevel voor vader. Hij werd aangehouden, geboeid en tussen twee gendarmes afgevoerd.

Veel later vertelde hij mij dat hij overgebracht werd naar de jon- gensschool in de Stationsstraat. De speelplaats daar stond vol met de

‘zwarten’ van Geel: winkeliers, vrije beroepers, handelaars, leraren en onderwijzers, enzovoort.

Een kaderlid van de weerstand in Limburg was er op bezoek, samen met zijn trawanten, behangen met vuurwapens en al lang niet meer zo nuchter. De kersverse gedeti- neerden moesten zich opstellen in één lange rij en zich presenteren aan de weerstandscommandant.

Hij gaf de eerste sukkelaar in de rij een muilpeer dat hij knots tegen de grond ging. Op naar de tweede en zo verder. Vader begreep meteen wat de gevolgen gingen zijn en stel- de zich zover mogelijk achteraan op in de rij. Zijn intuïtie was juist, want

op het ogenblik dat het zijn beurt was, was de macho zo moe als een hond en moest hij maar een lichte tik incasseren, in vergelijking met de eerste sukkelaars. Het verblijf in die school was een en al chaos.

Er was niks voorhanden, niks ge- organiseerd, geen eten. Ze waren overgeleverd aan een bende onver- antwoordelijken, zonder organi- satie of structuur. Achteraf zijn de gendarmen teruggekomen en zijn ze afgevoerd naar de strafkolonie in Merksplas. Daar zou hij negen maanden verblijven.

Plunderen

voor het vaderland

Intussen steeg de spanning thuis in de Collegestraat, waar mijn moeder en mijn grootvader (haar vader) wa- ren achtergebleven. Moeder had in de tuin een platen tuinhuis waar de slijpsteen van grootvader stond en ook het wasfornuis met een kope- ren ketel in een stenen oven. Haar waardevolste zaken – een porse- leinen servies, linnen, zilverwerk – stak ze in het water, en ze overdekte alles met wasgoed en een deksel.

Plots waren ze daar. Enkele ons goedgezinde geburen ontfermden zich over mijn twee jaar oudere broer en mij. Mijn moeder en groot- vader stonden de bende op te wach- ten. De straat zag zwart van het volk.

Bij de stukgeschoten muren van het bejaardentehuis rechtover onze woning stonden Engelse soldaten toe te kijken hoe de bevolking ging afrekenen met de collaborateurs.

Een belangrijk deel van het actieve gepeupel was boven zijn theewa- ter. De hemden stonden open, met stoere ontblote borst. Ze droegen Belgische armbanden en ze waren gewapend met breekijzers, zware bijlen en sloophamers; sommigen hadden een geweer.

Ze waren begeleid door gendar- men, weliswaar op de achter- grond. In hun zog liep een meute aan sympathisanten en vrouwelij- ke aanhangers. Ze maanden mijn moeder aan opzij te gaan, duwden grootvader weg, en stormden naar binnen. Moeder had de voordeur wagenwijd opengezet en had een aantal zetels van het salon buiten- gezet. Een slimme zet, want die ze- tels hebben het geweld overleefd.

Het straffe was dat, toen ze binnen alles kapotgeslagen hadden, ze naar buiten kwamen en in de zetels plof- ten om op adem te komen, waarna ze terug aan hun destructieve werk begonnen. Mijn broer en ik stonden aan de hand van onze buren aan de zijkant onbegrijpend toe te kijken.

Grootvader stond daar ook. Hij was een zeventiger, maar beresterk door zijn dagelijks werk als klompenma- ker. Hij stond roerloos, bleek als een wit laken.

Trouwcadeaus

Ons moeder liep daar heen en weer, van de ene gebuur naar de ande- re. Ze kreeg wel steun van enkele rechtgeaarde lieden. Ze hoorde een buurvrouw, wier echtgenoot veldwachter was, naar enkele haan- tjes-de-voorste roepen: “Ge moet naar achter gaan in dat platen kot, daar heeft ze alles verstopt in de waskuip”! Alles werd gestolen en de rest werd stukgeslagen. Haar trouw- cadeaus en kostbaarheden waren verdwenen. Het is met die buur- vrouw nooit meer goed gekomen...

Ondertussen had de bende in huis ongeveer alles gesloopt en onbruik- baar gemaakt. De drukkerij was onherkenbaar. Ze bewerkten de machines met sloophamers, breek- ijzers en bijlen. De letterkasten wer- den systematisch leeg geworpen op de grond en de loden letters werden vertrappeld. Ze beukten op de meu- bels met alle kracht, gedreven door een nietsontziende haat.

Dat spektakel heeft uren geduurd, waarna mijn moeder, grootvader en ons goedgezinde geburen zoveel mogelijk opgekuist en gered heb- ben wat te redden was. Mijn broer en ik zijn bij de buren blijven slapen en pas ‘s anderendaags terug naar thuis gegaan.

Onmacht

Ondertussen zat vader in Merksplas zijn onmacht te verbijten. Natuurlijk kwam hem ter ore wat er gebeurd was. Moeder kwam hem regelmatig bezoeken met de stoomtram, en af en toe mochten we eens mee. Ons moeder had inmiddels advocaat Arthur Janssens van Geel als raads- man aangesteld om enigszins zicht te krijgen op de situatie. Dat heeft veel geld gekost, maar weinig aarde aan de dijk gebracht; geen vooruit- gang. Vader maakte houtsnijwerk, speelgoed voor ons, en hij hielp sommige gedetineerden met ver- zoekschriften en briefwisseling.

Na negen maanden was het zover:

mijn vader moest voor de militaire rechtbank in Turnhout verschijnen.

We hadden al gehoord dat het mili- taire hof streng was en zware straf- fen en hoge boetes oplegde. Als het de beurt aan mijn vader was nam de voorzitter zijn dossier, begon daarin te lezen en zei plots: “In de vijfde Latijnse bij de jezuïeten in Turnhout zat er een Moons Marcel in mijn klas.” En vooraleer hij ver- der kon spreken, repliceerde mijn vader: “Ja, meneer de voorzitter, dat was ik.”

De voorzitter las onverstoorbaar verder in het dossier en plots gooi- de hij het naar de krijgsauditeur, met de bemerking: “Heel dit dos- sier is één lege doos. Burenhaat!

Deze man gaat onmiddellijk vrij naar huis.” Ik geloof dat mijn vader vertelde dat het advocaat Smet of De Smet van Turnhout was. En zo geschiedde: de boeien werden los- gemaakt.

Geen straf, geen boete, geen burger- rechten kwijt. Maar wel geruïneerd, gekleineerd en bestolen door het crapuul van de maatschappij. Na negen maanden onzekerheid was zijn opgebouwde zaak, begonnen in 1936, en waarin voortdurend was geïnvesteerd, volledig waardeloos.

Heropbouw

Geen moment heeft hij geaarzeld.

Onmiddellijk begon hij de schade van zijn drukkerij op te meten en te herstellen wat kon. Gelukkig kende hij heel wat gelijkgestemde zielen en bouwde in de kortste keren een handeltje uit in schrijfmachines. Na redelijk korte tijd kon hij zijn druk- kerij terug opstarten en bouwde die uit tot een bedrijfje met een achttal personeelsleden.

Zelf heb ik mijn Grieks-Latijnse hu- maniora afgewerkt in het Sint-Al- oysiuscollege te Geel, waarna ik aan de KU Leuven geneeskunde studeerde en mij specialiseerde als oogarts. Ik vestigde me in Geel met een privépraktijk en bouwde de dient Oogheelkunde uit in het Sint-Dympnaziekenhuis.

Op een bepaald ogenblik verscheen in mijn praktijk een patiënt die ik onmiddellijk herkende als een van de kopmannen die ons huis in de Collegestraat stukgeslagen had en gepikt en gestolen had wat niet te heet of te zwaar was. Het was een fi- guur die ge niet gauw vergeet, want hij droeg een bril met erg dikke gla- zen voor extreme bijziendheid. Ik herinnerde me zelfs zijn bijnaam,

“de schele van Lei”. Ik zei: “Denkt gij nu echt dat ik u niet herken omdat ik toen een klein manneke was en denkt gij dat ik dat allemaal verge- ten ben, lafaard, ge kunt terstond vertrekken en u hier nooit meer la- ten zien.”

Ik heb lang foto’s gehad van die bende “kapotslagers”, waarop ze heel duidelijk te herkennen waren en waarbij ze fier poseerden. Door die foto’s uit te lenen en door te ver- huizen zijn ze spijtig genoeg verlo- ren gegaan.

DR. LOUIS MOONS (SCHILDE)

Geruïneerd, gekleineerd en bestolen,

maar wel vrijgesproken

In de periode november-december 1944 was ik bijna 5 jaar oud. Gebo- ren op 12 januari 1940 als tweede kind in een gezin van zelfstandigen.

Mijn vader was Marcel Moons, geboren in 1912 te Balen, als derde zoon in een gezin met vier zonen. Hij had middelbaar onderwijs gevolgd, ge- deeltelijk bij de jezuïeten in Turnhout en vervolgens bij de broeders in Oostakker bij Gent. Vervolgens begon hij in 1936 te Geel een drukkerij voor handels- en reclamedrukwerken.

Vader lag naast

Dom Modest van Assche

Marleen en Jef zijn echte kinderen van de repressie. Ze leerden el- kaar kennen op de bus op weg naar een herdenking van Joris Van Severen. Het koppel, beiden in de tachtig, woont vandaag in Tor- hout. We noteerden hun verhaal.

Marleen: Ik was 10 jaar oud in 1944. Mijn vader was eerste schepen en daarna dienstdoend burgemeester van Diksmuide.

Hij was voor de oorlog lid van het Verdinaso en maakte later de overstap naar het VNV. Tegelij- kertijd verzette hij zich tegen de politiek van de DeVlag. Ergens in februari 1944 vond ons vader het veiliger om het gezin, twee dochters en twee zonen, onder te brengen in een huurhuis in Turn- hout. Tijdens die maandenlange scheiding – vader bleef op post in Diksmuide – kwam vader wel op bezoek in Turnhout, per fiets.

Zo was hij in Turnhout toen de geallieerden de Belgische grens overstaken.

Naar Nederland

Beslist werd om verder richting Nederland te vluchten. Met paard en kar werd eerst naar Poppel ge- reisd, waar vader vrienden had op een boerderij. Maar dat was niet onopgemerkt gebleven. De volgende dag hing er een papier aan het hekken: “Als die zwarten hier morgen niet weg zijn, dan branden we alles af.”

Met de trein kon gelukkig verder gereden worden tot in Utrecht.

Daar verzamelden de Duitsers alle vluchtelingen. Niemand mocht in Nederland blijven. Ie- dereen moest mee naar Duits- land, richting Lüneburger Heide.

In het voorjaar van ’45 verzeilden we in het noorden van Neder- land, in Groningen. Vader zat on- dergedoken bij vrienden in Am- sterdam. Vanuit zijn schuiloord maakte vader alles in orde om met zijn gezin naar Argentinië te vluchten. Maar eind ’46 werd vader verklikt en gevangengeno- men. Hij werd overgebracht naar Brugge. Moeder kreeg het bevel om Nederland per direct te verla- ten, samen met de kinderen.

In Diksmuide was ondertussen ons huis geplunderd. Vader had er een diamantslijperij. Dat ge- bouw en de machines werden aangeslagen na een klacht van

onze buurman, Marcel Sobry, senator van de Katholieke Par- tij. Er gebeurde niets meer in het gebouw, waardoor het tot een ruïne verviel. Vader kwam eind

’50 vrij. Hij is toen opnieuw met een diamantslijperij begonnen.

Hij kon daarvoor zijn eigen oude machines inhuren, die ergens in een ander magazijn stonden op- geslagen.

Jef: Ik was 14 jaar oud in 1944. Ten tijde van de bevrijding moest ik boodschappen doen bij de krui- denier. Daar zag ik hoe een vrouw aan de haren werd meegesleurd door weerstanders. Toen ik daar een opmerking over maakte, moest ik al direct meekomen met de mannen van de Witte Briga- de. Vader was lid van het VNV, en was al opgepakt. De eerste maan- den verbleef hij in Sint-Kruis in Brugge. Het leven was niet ge- makkelijk, want vader was een weduwnaar met elf kinderen. We woonden bij de moeder van mijn stiefmoeder in Roeselare. Daar zag ik hoe op de Grote Markt hui- zen in brand werden gestoken.

Een keer werd ook bij ons gepro- beerd om in te breken.

Toen vader tijdens zijn gevan- genschap ziek werd, werd hij overgebracht naar de zieken- boeg van Merksplas. In de brits naast hem lag Dom Modest van Assche, de abt van de Sint-Pie- tersabdij in Steenbrugge. Die laatste was er slecht aan toe; hij woog nog slechts 45 kilo. (N.v.d.r.:

In de gevangenis van Vorst was de abt mishandeld en verkracht.

Later werd hij overgebracht naar het Sint-Janshospitaal in Brugge, waar hij bezweek, op 30 oktober 1945.) Mijn vader kreeg vijf jaar hechtenis, waarvan hij tweeën- dertig maanden doorbracht in het hechteniskamp van Brugge.

Na zijn vrijlating had hij het zeer moeilijk. Hij was zelfstandige, en hij heeft van alles en nog wat gedaan om voor zijn gezin te kun- nen zorgen. Maar het was grote miserie. In ’57 is hij gestorven.

Dom Modest Van Assche

(3)

Het gedicht

“Aftelrijmpje” klinkt vrij hard. Zeer zeker is het geen “gewoon” van Wil- derodegedicht, waarin de zachte weemoed frequent de boventoon voert, dé typische handtekening van de dichter. Hier in dit gedicht zindert inderdaad een zekere hard- heid en een verbeten teleurstelling na.

Het is al lang te laat!

Deze zin komt uit een gedicht geschreven door priester en dichter An- ton van Wilderode. Hij schreef het als bijdrage voor het boek “Vergeet de grieven uit het verleden!”. Een uitgave van Taal Aktie Komitee einde van 1985. Het boek brengt een uitvoerig relaas van de einde 1984, voor- jaar 1985 door TAK georganiseerde amnestiecampagne “Nu de paus naar Vlaanderen komt!” n. a. v. het bezoek van paus Johannes Paulus II aan ons land.

een al te gemakkelijk goedpraten of vergoelijken van de collaboratie?

In het geheel niet. De collaboratie is en blijft een zware fout. Maar nu in deze septembermaand (en ook daarna) met de talloze officiële en andere initiatieven waarmee de 75ste verjaardag van de bevrijding zal herdacht worden, mag toch op zijn minst de publieke aandacht even gericht worden op de repres- sieperiode in september 1944 en in mei 1945? Toen werden niet enkel schuldigen veroordeeld en gestraft, maar ook héél wat onschuldigen.

Ik blijf herhalen dat men jarenlang al te licht voorbijging aan die zo- genaamde “collateral damage”, die tragische en onverantwoorde “ne- venschade”.

Dat een weekblad als ’t Pallieterke dezer dagen daarbij stilstaat en een aantal schrijnende verhalen brengt, is een op zijn minst even interes- sant als lovenswaardig initiatief.

Feiten zijn feiten. Wat gebeurd is, is gebeurd, en men moet de even euvele als intellectuele moed dur- ven opbrengen om het verhaal van de slachtoffers van die zogenaamde

‘nevenschade’ te brengen en er aan- dacht voor te vragen.

Lynchpartijen

Een van die dramatische verhalen is het verhaal van de slachtoffers van de lynchpartijen tijdens de woelige septemberdagen van de bevrijding.

Weet men nu al exact hoeveel men- sen toen zonder enige vorm van proces werden vermoord omdat ze louter en alleen verdacht werden van collaboratie? En kent men hun namen? Of mag die vraag vandaag nog steeds niet gesteld worden om- dat ze het aureool van bepaalde verzetskringen aan het tanen zou kunnen brengen?

Velen onder ons die ouder zijn dan 50 jaar kennen schrijnende verha- len van tragisch en totaal onver- antwoord repressieleed. Het zijn verhalen uit de eigen familie of van kennissen uit de buurt. Nog al te dikwijls worden die gebeurtenissen weggemoffeld in een soort taboes- feer. “Men moet die oude koeien toch niet uit de gracht halen.” Of:

“Dat vertellen zou ongepast zijn!”

En toch heeft ook die waarheid, al klinkt ze ongemakkelijk of verve- lend, haar recht.

Onderwijzeres

Zelf zal ik nooit of nooit het droeve verhaal kunnen vergeten van een goede collega uit de BO-school in Gent (Bijzonder Onderwijs) waar ik gedurende een kwart eeuw les heb gegeven. Dat verhaal heb ik trouwens niet rechtstreeks van haar gehoord maar uit de mond van een andere en oudere collega.

Einde van de jaren zeventig, be- gin van de jaren tachtig zette de Voerstreek de Belgische politiek in

rep en roer. Als toenmalig woord- voerder van TAK gebeurde het in die dagen dat ik in het kader van de roemruchte Voerwandelingen af en toe eens in de krantenkolommen verzeilde, of voor de camera van de nieuwsdienst kwam, om een verkla- ring af te leggen.

In de dagen daarna kreeg ik op school van een oudere collega, juf A.P., meer dan eens de goede raad om toch maar voorzichtig te zijn, want je kon toch maar nooit weten dat zo’n engagement ooit gevol- gen zou kunnen krijgen. Telkens bedankte ik haar vriendelijk voor haar moederlijke bezorgdheid. Op een dag vertelde een van de oudere collega’s me het tragische verhaal waardoor ik haar bezorgdheid beter kon begrijpen.

Juf A.P. kwam uit een gezin in het Kortrijkse met vier kinderen: twee jongens en twee meisjes. Haar moe- der, die weduwe was, had een klei- ne winkel met allerlei linnenwaren waarmee ze genoeg verdiende om haar gezin te onderhouden. Toen in mei 1940 de oorlog uitbrak, stu- deerde de jonge A. voor onder- wijzeres. Ongeveer twee jaar later trokken beide broers van A. als vrijwilligers naar het oostfront. Iets wat tijdens die dagen in meerdere Vlaamsgezinde families gebeurde.

In september ’44 bij de bevrijding werd de winkel van moeder P. kort en klein geslagen en vluchtte moe- der P. met haar twee dochters rich- ting Gent. Daar werden moeder en beide dochters verklikt, en de drie vrouwen kwamen terecht in de be- ruchte Gentse Wollestraat, een oud fabriekspand dat in de turbulente repressieperiode dienst deed als de- tentiecentrum voor vrouwen. Daar beleefde juf A. een nachtmerrie. Op een dag werd ze meegenomen voor een ondervraging. Eenmaal aange- komen in het lokaal waar de onder- vraging zou doorgaan, werd ze door de bewakers die haar begeleidden op een tafel vastgebonden en bru- taal verkracht.

Executie

Het was eveneens tijdens die dagen dat haar twee broers, die de hel van het oostfront hadden overleefd, als krijgsgevangenen naar België wer- den teruggebracht en in de Gentse gevangenis, de Nieuwe Wandeling, in de cel terechtkwamen. Een van de broers stierf door de kogels van het executiepeloton. Einde 1944, begin 1945 kwamen juf A., haar moeder en haar zus vrij. Maar juf A. kreeg bij haar invrijheidstelling meteen de koele mededeling dat ze oneervol uit het onderwijs werd ontslagen wegens het feit dat het gezin sympathiseerde met de nazi- bezetter, want hoe kon het anders?

Ze had toch twee broers, oostfron- ters? Hoeft het gezegd dat geduren- de de daaropvolgende jaren het ge- zin in armoedige omstandigheden voort moest en met grote moeite de eindjes aan elkaar kon knopen? Bij het begin van de jaren zestig wer- den in het bisdom Gent de eerste scholen voor buitengewoon lager onderwijs uit de grond gestampt.

Het was niet eenvoudig om voor dat pionierswerk voldoende onderwij- zend personeel te vinden. En het is de grote verdienste van wijlen E.H. Roger Van Gasse, die de ver- antwoordelijkheid droeg voor dat project rond buitengewoon onder- wijs in het Gentse, dat hij juf A. de kans heeft geboden om opnieuw in het onderwijs actief te worden. Van- daag staan we er misschien niet bij stil dat zo’n gebaar toen niet overal op prijs werd gesteld. Het siert E.H.

Van Gasse dat hij in die dagen het lef had om dat te doen. Zo kreeg juf A. die kans en ze heeft ze terecht met beide handen aangegrepen.

Ze was een toegewijde leerkracht en een minzame collega. Nooit heb ik enig bitter woord uit haar mond gehoord over die dramatische pe- riode in haar leven. Twee jaar voor ze op pensioen zou gaan, werd ze zwaar ziek en stierf. Haar bewogen geschiedenis heeft me steeds ge- motiveerd om te blijven ageren voor amnestie. Maar zoals Anton van Wilderode dichtte: “Het is al lang te

laat.” GUIDO MOONS

Gezocht:

Marcel Verhofstadt

Strijd, de ‘nieuwscourant’ van het Onafhankelijksfront van het Pajottenland, publiceerde in elk nummer uitgebreide lijsten met namen en adresssen van verdachten die onverminderd moesten op- gespoord en opgepakt worden.

Zo wordt op een bepaald ogenblik een lijst gepubliceerd waarin om de opsporing verzocht wordt van alle personen die aanwezig waren op de vergadering “der versmelting tot Eenheidsbeweging van VNV, Verdinaso en Rex”.

In de lijst van gezochte personen: Marcel Verhofstadt, vader van de ons niet onbekende Guy. Vader Marcel woonde toen in de Brusselsestraat in Dendermonde. Of hij uiteindelijk opgepakt en veroordeeld werd, kon- den we niet achterhalen. Wel kon hij enkele jaren later als jurist aan de slag bij de liberale vakbond.

Aftelrijmpje

Het is al lang te laat.

Door onterechte haat blijven de wonden zweren.

En die het land regeren de harteloze staat het heer der hoge heren handhaven een oud kwaad.

Om dat weer te bezweren is het al lang te laat.

Repressie zonder maat ontvrijdommen onteren en salvo’s van geweren.

De doden die niet deren.

Kerstdag al veertig keren.

Het is al lang te laat.

Het is al lang te laat.

(Moerbeke-Waas, 20/10/1985) Toen recentelijk de druk bekeken én becommentarieerde VRT-repor- tagereeks “De kinderen van de col- laboratie” werd uitgezonden, moest ik onwillekeurig aan dat gedicht van Anton van Wilderode denken. Want laat ons wel wezen, vervang in de laatste strofe het zinnetje “Kerstdag al veertig keren” door “Kerstdag al vijfenzeventig keren”, en stel samen met mij vast dat dit gedicht - maar vooral de boodschap die erachter schuilt - nog altijd staat als een huis!

Nevenschade

Voor amnestie is het inderdaad al lang te laat. De generatie van de door de repressie rechtstreeks getroffenen is er bijna niet meer.

Maar het litteken dat zij met zich meedroegen vervaagt niet. Dat litte- ken leeft in vele gevallen driekwart eeuw na de feiten voort bij de kin- deren en kleinkinderen van de re- pressieslachtoffers. Die herinnerin- gen aan toen blijven als een stigma kleven. Lag hierin niet de sterkte van de reeks “De kinderen van de collaboratie”, dat niet enkel dege- nen die door de repressierechtban- ken veroordeeld waren voor het voetlicht kwamen maar de focus vooral sterk werd gericht op hun nabestaanden. Ook zij werden mee veroordeeld, ook zij werden maat- schappelijk monddood gemaakt:

hun partners, hun kinderen, fami- lieleden en vrienden… Al te lang is men daaraan vanuit de hoek van de overheid maar ook vanuit de hoek van het historisch onderzoek aan voorbijgegaan. Is deze bewering

(4)

Mijn moeder

Denise De Wilde

We zijn ergens in het najaar van 1940 in Blankenberge. Mijn moe- der is een mooie jonge vrouw van begin 20 jaar, en ze heeft een zeer goede oudere vriendin, madame Carrét, eigenares van hotel Riche- lieu aan het Stationsplein te Blankenberge.

Om nooit te vergeten

Jan Caubergs was bij het einde van de oorlog 14 jaar oud en woonde in Koersel. Zijn vader had er een raffaisenkas en was actief in de Boerenbond.

Och, dat was

maar ne zwarte…

Een van de gedichten in mijn eerste dichtbundel ‘Met heel mijn hart’, uitgegeven door de allang verdwenen uitgeverij Die Poorte, had ik de titel ‘Inciviek Gedicht’ meegegeven.

Als twintigjarige knaap had ik dat gedicht geschreven naar aanleiding van een schokkend tafereel dat zich in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog onder mijn zevenjarige ogen had afgespeeld. Dat schok- kende tafereel is nooit meer van mijn netvlies weg te branden. Het heeft van mij een levenslange voorstander van amnestie gemaakt. He- laas is die amnestie, ondanks massale betogingen, hongerstakingen en parlementaire eisen, er nooit gekomen. ‘Incivieken’ die er aanspraak op hadden kunnen maken, hebben inmiddels allemaal de geest gege- ven, een paar uitzonderingen niet te na gesproken. Amnestie staat ook al jaren niet meer op het verlanglijstje van de Vlaamse Beweging. Al besef ik maar al te goed dat de volksrepressie waar ik als knaap van ze- ven getuige van moest zijn, in die gruwelijke tijd die ‘bevrijding’ werd genoemd, verre van uitzonderlijk was, het verhaal moet mij van het hart. Ik zat die late voormiddag op de boerderij van mijn grootouders door het zoldervenster te kijken, toen op de belendende dijk een om hulp schreeuwende man werd bewerkt door twee wijven (een ander woord past hier niet), die met een weistaak erop los sloegen. Er gutste bloed uit het hoofd van die man, maar niemand stak een vinger uit om hem te hulp te komen.

Later is mij duidelijk geworden dat hulp bieden aan een ‘zwarte’ in die

‘kwade jaren’ levensgevaarlijk kon zijn, ‘dus’ bleven mijn twee ooms en mijn tante bewegingloos op de dijk tegenover de boerderij zitten en… keken ernaar.

Joelende kinderen die het bloederige gebeuren achterna holden, maakten de schokkende indruk die het tafereel op de knaap in het zol- dervenster maakte, nog huiveringwekkender. Later, toen mijn groot- vader op zijn fiets thuiskwam en van zijn kinderen vernam wat er was gebeurd, hoorde ik hem met een vloek zeggen: “Ik ken die man heel goed en die heeft in zijn hele leven nooit een vlieg kwaad gedaan. Als ik hier was geweest, zou het godver… niet gebeurd zijn.” Een paar kilo- meters verder hadden de wijven de man die geen vlieg kwaad had ge- daan, voor dood in een sloot achtergelaten. Het vaderland was gered!

Mijn jeugdig rechtvaardigheidsgevoel was diep en pijnlijk geschokt door wat ik daar had gezien, te meer omdat die man, naar het voor mij volstrekt geloofwaardige woord van mijn grootvader, nooit iemand kwaad had gedaan. Ik denk dat ik, zonder mij daar bewust van te zijn, die gruwelijke ochtend in 1945 Vlaamsgezind geworden ben. ’s Ande- rendaags, toen ik met een kameraadje dat een jaar ouder was dan ik, te voet naar school ging en hem nog helemaal van streek vertelde wat ik had meegemaakt, werd mijn rechtvaardigheidsgevoel nog dieper ge- kwetst door het kille antwoord dat ik kreeg: “Och, dat was toch maar ne zwarte.”

Jaren later schreef ik een gedicht, in de mond gelegd van een vrouw en moeder wier man onder het mom van vaderlandsliefde was vermoord.

Mijn oud-leraar Anton van Wilderode vertrouwde mij toe dat hij dat gedicht veruit het beste vond van heel mijn debuutbundel ‘Met heel mijn hart’.

Ik heb het dan ook ‘met heel mijn hart’ geschreven.

Inciviek Gedicht Mijn man werd gedood.

Men zegt dat hij zwart was.

Ik weet alleen dat hij goed was, niet zwart of niet geel of niet rood.

Mijn man werd vermoord.

Mijn kinderen vroegen waarom.

Ik bleef verbitterd en stom van verdriet en sprak geen woord.

Dit is wat mijn geest niet vatten kan:

dat ’t vaderland gebaat kan zijn bij een vaderloos kind en de pijn

van een vrouw om de dood van haar man…

Hoe vaak heb ik dat gedicht niet voorgedragen op een ‘Safari door ’t Pallieterke’ waarmee de drie ‘letterkundigen’ van onze redactie zowat heel Vlaanderen hebben afgehold!?

Bij het voordragen zag ik dan telkens weer dat verbijsterende gruwel- toneel uit mijn jeugd voor mijn geestesoog, en altijd werd door het pu- bliek ademloos geluisterd, zodat ik mij genoodzaakt zag met een paar

‘politieke prikjes’ op de proppen te komen om de ban te breken.

HECTOR VAN OEVELEN

Vader was politiek niet actief, maar hij was wel goed bevriend met de burgemeester. Die laatste werd eind

’43 door het verzet neergeschoten.

“Wat ik bij de bevrijding heb ge- zien en meegemaakt, is me mijn hele leven bijgebleven”, aldus Jan Caubergs. Omdat er zoveel zwarten in Koersel woonden, moest de ge- meente boeten en kreeg zo de naam

“zondedorp”.

Op het plein voor het gemeentehuis was een podium in elkaar getim- merd. Daar werden alle opgepakte

‘zwarten’ naartoe gebracht en ten- toongesteld. Een ‘zwarte’ werd be- wusteloos geslagen, weggesleept en in een kelder opgesloten. Meisjes

en vrouwen moesten op het podi- um plaatsnemen, waarna men hun haren afknipte.

De bovenstaande foto toont vier jonge vrouwen die opgepakt wa- ren door de weerstand. Het waren allemaal DMS-meisjes. Eén ervan was onderwijzeres en dochter van de koster. Ze werden alle vier zwaar aangepakt en de haren afgeschoren.

Zelfs een politieagent die verlamd was geraakt door een schotwonde, werd het podium opgesleurd en af- geranseld. Toen heeft een Engelse majoor ingegrepen.

“Het was vreselijk om mee te maken en ik heb de beelden nooit kunnen vergeten”, aldus Jan Caubergs.

Mama was de jongste dochter van welstellende middenstanders.

Mijn grootvader August De Wilde baatte samen met mijn grootmoe- der Marie Knockaert een elektrici- teitswinkel uit.

Oberleutnant Günther Weber

In Blankenberge was toen een garnizoen van de Wehrmacht ge- vestigd. Veel militairen kwamen in hotel Richelieu, dat ook res- taurant en café was, een glaasje drinken of een hapje eten. Aange- zien mijn moeder daar zowat alle dagen was, maakte ze veel vrien- den bij de Duitse soldaten. In dat najaar verloor ze voor even haar hart aan een officier, Oberleut- nant Günther Weber. Uit die rela- tie ben ik geboren, op 22 juli 1941.

De gevolgen waren dramatisch voor haar. Ze werd op staande voet door haar ouders aan de deur gezet. Toen ongehuwd zwan- ger zijn en dan nog van de vijand, was een brug te ver. Als jonge al- leenstaande moeder was het niet gemakkelijk om te overleven. Ze vond werk in Brugge, en in de week werd ik bij pleegouders ge- plaatst. Maar voor mij betekende die periode als kind een tijd van miserie en mishandeling.

Twee jaar later is het wel terug goed gekomen, toen mijn grootou- ders mij voor de eerste keer zagen en ze vonden dat ik zeer goed op hun enige zoon Eduard leek, die op 17-jarige leeftijd was veronge- lukt... Ze waren de beste grootou- ders voor mij die ik me had kun- nen voorstellen; ik werd door hen met veel liefde opgenomen.

Manitoba

September 1944, het Duitse leger was aan zijn terugtocht begon- nen, en Blankenberge werd be- vrijd door een Canadese eenheid

genaamd Manitoba. Ik woonde nog steeds bij mijn grootmoeder;

ik denk dat mijn grootvader juist overleden was. De winkel was leeg en grootmoeder woonde in het huis ernaast, in de Visserstraat.

Op een dag kwam mijn moeder even op bezoek. Ze was zich van geen kwaad bewust. Ik zie het nog voor mij, ik was een jongetje van drie jaar en drie maanden. Ik zat op de armen van mijn moeder.

Plots stormde een groepje man- nen met geweren en een Belgische armband-vlag (deze details heb ik later vernomen) binnen. Een viertal... Ze sleurden mij van mijn mama’s arm, wierpen mij op de grond en namen haar mee. Mijn moeder, op dat ogenblik 24 jaar oud, werd geïnterneerd in het hechteniskamp te Sint-Kruis in Brugge. Ze verbleef er zes maan- den en was na een schijnproces ook haar burgerrechten kwijt.

Mijn moeder kwam uit een libe- raal Belgisch-patriottisch nest. Ze was nooit Vlaamsgezind geweest.

Thuis spraken ze ook veel Frans.

Maar in Sint-Kruis is ze Vlaams- gezind geworden onder invloed van haar Vlaamse medegedeti- neerden. In tegenstelling tot zoveel andere vrouwen ontsnapte ze aan het ritueel van kaalscheren. Ober- leutnant Günther Weber heeft ze nooit meer gezien. Die was tijdens de oorlog overgeplaatst. We weten alleen dat hij de oorlog overleefd heeft. Mijn moeder was een sterke maar ook ongelooflijk lieve vrouw die enorm veel heeft meegemaakt in haar leven. Haar misdaad te- gen de Belgische staat was, een kind van de vijand te hebben ge- baard.

“Arm België, ik zal je blijven ha- ten tot de laatste adem van mijn leven”.

MARC UYTDEWILGEN

Met de

laatste trein

September 1944… We, dat zijn moeder, mijn jongere zus, twee broers en ikzelf, vertrekken naar Duitsland met de laatste trein vanuit de Ooststatie in Antwerpen, tus- sen twee brandende treinen.

Onderweg worden we regel- matig beschoten: trein uit en de gracht in. Acht dagen duur- de de rit. Na enkele dagen in het noorden van Duitsland verhuisden we naar Werschau/

Limburg am Lahn. Met heel de familie sliepen wij in het gemeentehuis. Ik liep er ook school. Vader Alfons was reeds eerder in Duitsland, als lid van de Fabriekswacht die in ‘44 op- ging in de Vlaamse Flakbriga- de. Hij zou later ook naar Wer- schau komen.

Huis leeggeroofd

Ergens half mei 1945 zijn we terug. Vader Alfons Ryckeboer wordt aangehouden in Neuf- chateau. Wij, de kinderen, zagen ons vader afgevoerd worden, met de boeien aan.

Aangekomen in Antwerpen wilde moeder op de Roose- veltplaats tram 50 nemen naar Boom. Maar de trambestuur- der herkende ons moeder… en liet ons staan met onze pakken in lakens gebonden. Dan toch uiteindelijk in Boom toege- komen… Ons huis was volle- dig leeggeroofd. Kinderen uit de buurt zagen we met onze fietsjes en boekentassen. We konden enkele dagen bij groot- moeder terecht, maar niet lan- ger, want grootvader werkte bij de spoorwegen en hij kreeg het vriendelijke verzoek: uw doch- ter en kleinkinderen buiten of uw werk kwijt.

Daarna konden we terecht bij de familie Weckers, die een bakkerij uitbaatte, en waar al een andere familie met vijf kin- deren was, dus tien kinderen met ons erbij. Deze goede fa- milie kon haar zaak sluiten.

In de school werd ik gepest, ook door Sinterklaas, die luid verkondigde dat alle kinderen braaf geweest waren, behalve ééntje... Ik moest de koer op met een grote rode tong op mijn rokje en de brave kinde- ren mochten mij uitjoelen. Ons jongste zusje was doodziek en in behandeling bij dr. Jacket.

Die vroeg aan ons moeder:

“Hoeveel hebt ge er van dit soort?” “Vijf”, antwoordde mijn moeder. “Oh”, zei de dokter,

“dan kunt ge er wel één mis- sen.” Moeder had toen al twee kinderen verloren.

Ik kon uiteindelijk naar school, op Sint-Maria in Antwerpen werd ik geweigerd, daar was geen plaats voor kinderen van zwarten. Moeder moest gaan werken: naaien en handwer- ken voor begoede burgers.

Gedurende vele jaren zijn we vader gaan bezoeken, in Bever- lo, in Leuven en in Hemiksem.

Het laatst zat hij in Het Klein Kasteeltje in Brussel, waar ik als plechtige communicant voor het eerst na lange jaren met mijn vader aan één tafel zat. Vader kwam vrij op 14 au- gustus 1949. Hij had vier jaar en drie maanden vastgezeten.

GODELIEVE RYCKEBOER

(5)

Anderen zagen in die korte peri- ode van chaos en wetteloosheid een kans om te stelen en te plun- deren… Die ‘weerstanders van het laatste uur’ werden door som- mige echte verzetsstrijders later smalend ‘septemberweerstan- ders’ genoemd. Zij waren vaak de ergste beulen, zij dienden zich nog te bewijzen…

Ook in Aalst

“In Aalst en omgeving is het bij- zonder erg. Het OF (Onafhanke- lijkheidsfront) gaat openlijk door met het rekruteren van nieuwe aanhangers. Ze blijven eetwaren en transportmiddelen opeisen. Ze dreigen daarbij met hun wapens.

Regelrechte roof. Bij opeisingen en arrestaties maakt het OF al te dikwijls gebruik van nutteloos geweld. In die groepen bevinden zich enkele eigenaardige persona- ges, vreemdelingen en figuren die over een strafregister beschikken en een groot aantal communis- ten.”

(Een passage uit de rapporten van F.L. Ganshof, kapitein-comman- dant voor de Belgische staatsvei- ligheid - Wilfried Pauwels – De bevrijdingsdagen van 1944 – Uit- geverij De Nederlanden - 1994)

Jozef Van Overstraeten of Herman De Vos?

Pure willekeur!

Op 1 en 2 september 1944 verlie- ten de Duitsers halsoverkop Aalst, met in hun kielzog heel wat colla- borateurs en hun gezinnen. Via de BBC-radio en de sluikpers klonk de boodschap van de weerstand:

de afrekening zal meedogenloos zijn…Er volgde een periode van totale wetteloosheid. Zondagoch- tend 3 september, nog voor de komst van de Engelsen, barstte de hel los in Aalst. Verzetsgroepen, vooral de gewapende partizanen van het Onafhankelijkheidsfront, lieten zich gelden en startten een ware klopjacht op ‘zwarten’.

Er volgden mishandelingen, op- eising van woningen en auto’s, plunderingen en brandstichtin- gen. Het verzet arresteerde dage- lijks tientallen echte en vermeen- de collaborateurs en paradeerde triomfantelijk met hun arrestan- ten door de straten.

Door gebrek aan plaats, werden reeds na enkele dagen mensen vrijgelaten die men feitelijk niets ten laste kon leggen. Een van hen was Herman De Vos, een onder- wijzer uit Aalst. Op 12 september werd hij door de procureur des Konings vrijgelaten bij gebrek aan enig bewijs van inciviek gedrag.

Meester De Vos was gehuwd en vader van elf kinderen. Hij was medestichter in 1937 en secretaris

van de Vlaams-nationalistische gezinsbond ‘Vlaamsche Kinder- zegen’ en stond bekend als een katholieke flamingant. Hij was tot 1942 lid geweest van het VNV.

De avond van 13 september ver- zamelde een commandant van het OF, Renaat Van Der Veken, vijf leden van de harde kern van het Aalsterse OF voor een ‘gehei- me actie’. Er moest iets gedaan worden tegen de invrijheidsstel- ling van zwarten. Zij moesten en zouden een voorbeeld stellen. De commandant had het in eerste instantie gemunt op onderwijzer Jozef Van Overstraeten (de latere voorzitter van VTB-VAB), vol- gens hem een “activist van 14-18”, een “werver voor de SS” en een

“bederver van de schoolgaande jeugd”. Jozef Van Overstraeten was, net als Herman De Vos, de dag voordien in vrijheid gesteld.

De ‘verzetshelden’ reden naar de woning van onderwijzer Van Overstraeten, maar stonden daar voor een gesloten deur.

Geen nood, de OF-commandant kende nog een andere vrijgelaten collaborateur, die enkele straten verder woonde… Ze belden aan bij Herman De Vos. Zoon Jozef deed open, en voor hem stond een gemaskerde man met een revolver in de hand. Herman De Vos werd uit zijn bed gelicht en meegenomen. Diezelfde nacht werd hij, enkele kilometers ver- der, aan het kerkhof van Haaltert, doodgeschoten.

De laffe moord op Herman De Vos is een schoolvoorbeeld van pure willekeur tijdens de bevrij- dingsdagen van 1944. De daders bleven jarenlang op vrije voeten.

Een andere ophefmakende re- pressiemoord deed hen uiteinde- lijk de das om. Op 25 september 1950 stonden zes leden van het Onafhankelijkheidsfront terecht voor het hof van assisen te Gent.

Enkele dagen later klonk het von- nis. De feitelijke opdrachtgever Leon Bocken, overtuigd commu- nist en provinciaal verantwoor- delijke van het OF, kreeg tien jaar cel. Commandant Renaat Van Der Veken en twee andere leden van het moordcommando wer- den veroordeeld tot zeven jaar cel. Twee leden werden vrijge- sproken. Het proces gaf een inkijk in de gesloten wereld van het Aal- sterse Onafhankelijkheidsfront.

Terecht klinkt de naam van mees- ter De Vos nog na in het Aalster- se. Hij werd herdacht tijdens een amnestiefakkeltocht van TAK in 1983, kreeg in 1994 in Haaltert een bronzen gedenkplaat en in 2019 werd in Aalst een straat- naam naar hem genoemd.

JOHAN DAELMAN

De moord op

meester De Vos

De landing van de geallieerden in Normandië op 6 juni 1944 zorgde voor een sterk verhoogde activiteit bij de verschillende verzetsgroe- pen in België. Nieuwe weerstanders dienden zich aan. Sommigen in de stille hoop dat een korte inzet binnen de ‘Witte Brigade’ een min- der vaderlandslievende houding tijdens de bezetting zou witwassen.

Hij was schepen voor de liberalen in Aalst sinds 1932. Een typische bestuurder die via een goed uitge- bouwd netwerk heel wat gedaan kon krijgen. Hij werd schepen van Bevoorrading tijdens de bezetting en zorgde ervoor dat de stad op momenten van schaarste toch extra voorraden kolen kon verdelen.

Eén dag voor de bevrijding had oor- logsburgemeester Victor Bocqué (VNV) zijn ambt aan schepen Pier- re Cornelis overgedragen, alvorens onder te duiken. Om de bevrijding zo ordentelijk mogelijk te laten ge- beuren, verzamelde Cornelis op 3 september 1944, enkele uren voor de komst van de geallieerden, de kopstukken van de verschillen- de verzetsgroepen, samen met de verantwoordelijken van rijks- wacht, brandweer en politie. De dienstdoende burgemeester wou voorkomen dat er een periode van wetteloosheid zou ontstaan. De sa- menwerking was van korte duur. Ze duurde tot de laatste schermutse- lingen met terugtrekkende Duitsers afgelopen waren.

Al snel waren er conflicten tussen de verschillende verzetsgroepen.

De breuklijn lag tussen de revolu- tionaire, communistisch geïnspi- reerde weerstanders van het On- afhankelijkheidsfront (OF) en de meer gezagsgetrouwe, burgerlijke verzetsstrijders. De harde kern bin- nen het OF maakte gebruik van zijn uitgebreid wapenarsenaal om de macht in de regio naar zich toe te trekken.

De moord op schepen Pierre Cornelis

Pierre Cornelis was voor en tijdens de oorlog een bekende figuur in Aalst. Hij was een succesvol ondernemer, bestuurder van een glucose- fabriek en afgevaardigd bestuurder van een conservenfabriek. In 1930 werd hij voorzitter en bezieler van voetbalclub Eendracht Aalst. Het sta- dion van Eendracht Aalst draagt tot vandaag zijn naam.

Caudron was directeur van een belangenorganisatie die meer dan 3.500 boeren groepeerde. Die or- ganisatie was politiek neutraal, maar had een Vlaamsgezind ima- go. Caudron werd opgepakt wegens collaboratie. Na honderd dagen ge- vangenschap werd hij vrijgelaten bij gebrek aan enig bewijs. Maar intussen was zijn villa ingepalmd door de bende van Louis De Wilde.

De echtgenote en de drie kinderen werden zonder scrupules het huis uitgejaagd. Pittig detail: de meid moest blijven én ze diende ook te worden doorbetaald door de oor- spronkelijke bewoners… De bezet- ting van villa ‘Hoogland’ duurde drie maanden.

De regering-Pierlo besliste begin november tot de ontwapening van de verzetsgroepen. In Aalst verliep dat in een uiterst gespannen sfeer.

De Grote Markt – waar het OF-lokaal zich bevond – werd in de ochtend van 19 november 1944 hermetisch afgesloten door de stedelijke orde- diensten, ondersteund door Engel- se militairen. Tegen de middag was de laatste verzetsman ontwapend.

Het OF zag zijn macht afbrokkelen en reageerde opstandig.

Dreiging

In het OF-blad verschenen ophit- sende artikels. De terugkeer van naar Duitsland gedeporteerde ge- vangenen in mei 1945 zorgde voor nieuwe spanningen. Vanuit het OF kwam er plots een beschuldiging van een moeder die beweerde dat

hand en beloofde de affiches te la- ten verwijderen…

Twee dagen later, op 15 mei 1945 rond middernacht, belden drie gemaskerde kerels aan ten huize Cornelis. Schepen Cornelis was er niet. Maar toen hij uiteindelijk thuiskwam, werd hij voor de ogen van zijn vrouw neergeschoten. Kort na hun vlucht keerde één van de moordenaars terug … om de porte- feuille van de stervende man mee te grissen.

De weerslag van de moord op Cornelis

De moord zorgde voor een golf van verontwaardiging in Aalst. De Gazet van Aalst schreef over de begrafe- nis: “De uitvaart van de heer Corne- lis is een massaal protest geworden tegen de brutale, echt fascistische methode van zijn moordenaars…

Ons volk houdt niet van zulke ter- roristische aanslagen… Een kleine groep politieke raddraaiers wil de haat en de wraaklust opwekken en levendig houden.”

Eind november 1946 volgden vier aanhoudingen. Het onderzoek zorgde ook voor de opheldering van de moord op Herman De Vos. De link van het OF met beide moorden was onmiskenbaar. Ook de Aalster- se communistische partij kwam in opspraak.

Raymond De Bom werd later zowel voor de moord op Pierre Cornelis als voor de moord op Meester De Vos veroordeeld. Hij verklaarde aan de onderzoeksrechter dat hij na de moord op Pierre Cornelis verslag had uitgebracht bij Bert Van Hoor- ick en dat hij toen een job aange- boden had gekregen. Van Hoorick, intussen verkozen tot Kamerlid voor de KPB, deed de verklarin- gen van De Bom af als leugens. De moordenaar was alleszins kort na de misdaad aangeworven als ad- junct-inspecteur op het ministerie van de communistische minister Lalmand…

Dominique Walgraef (OF) werd veroordeeld als opdrachtgever van de moord op Cornelis en kreeg de doodstraf. Hij was tijdens de be- zetting opgepakt in verband met het verspreiden van sluikbladen maar kwam vrij na tussenkomst van Pierre Cornelis. Hij bekende dat hij bij zijn aanhouding twee andere verzetsmensen had verklikt en dat Cornelis daarvan op de hoogte was.

Dat feit werd als een motief voor de moord beschouwd.

De beschuldigingen tegen Pierre Cornelis werden nooit bewezen.

JOHAN DAELMAN

De beruchte “Vliegende Witte Brigade”

Tijdens de bevrijdingsuren werd door het OF in Aalst een gemotori- seerde eenheid opgericht. De leden noemden zich de ‘Vliegende Witte Brigade’. Ze waren gedurende de eerste maanden na de bevrijding de best bewapende groep in Aalst en omgeving. De groep had stevige banden met de communistische partij en dat kleurde ook hun acties.

Ze werden ingezet voor arrestaties en voor het bewaken van de deten- tiecentra in de stad.

Eén van hun meest beruchte ar- restaties was die van Louis Burny, directeur van Brouwerij Zeeberg.

De ondernemer had tijdens de oorlog een beroep gedaan op de

‘Kommandantur’ om een staking in zijn bedrijf te breken. Toen de flamboyante bedrijfsleider zich enkele dagen na de bevrijding in Aalst vertoonde in het uniform van luitenant van het Belgische leger, werd hij door de kapitein van de Vliegende Brigade, Louis De Wilde, uit zijn wagen gesleurd. Hij werd in mekaar geslagen. Het uniform werd hem van het lijf gescheurd.

De hevig bloedende man werd in triomftocht naar het OF-lokaal op de Grote Markt van Aalst gevoerd.

Toen de procureur des Konings uit Dendermonde de ‘gearresteerde’

bedrijfsleider wou ophalen, werd de magistraat onder bedreiging van machinepistolen uit Aalst verjaagd.

Later heeft men de gewonde Burny toch kunnen overplaatsen naar Lo- keren.

Eind september 1944 eiste de Vlie- gende Witte Brigade een nieuw ge- bouwde villa op, huize ‘Hoogland’.

Ze hadden een passend hoofdkwar- tier nodig… De eigenaar, Othaire Caudron, was de schoonbroer van de oorlogsburgemeester.

schepen Cornelis haar zoon verklikt had aan de bezetter. Hij werd tevens beschuldigd van economische col- laboratie. Op 13 mei verschenen in het straatbeeld affiches van het OF met een dreigende boodschap:

“Nu is het genoeg! Wij bevelen aan al de zwarten en nazi-gezinden om onmiddellijk hun uitbatin- gen te sluiten. Wij eisen vandaag de aanhouding van de volgende 10 collaborateurs… Ingevolge van niet-inwilliging onzer eisen zullen de genoemden blootstaan aan de volkswoede… en gerechtigheid zal geschieden!”

Er verscheen ook een dergelijke af- fiche, met naam én adres, van sche- pen Cornelis.

Pierre Cornelis verscheen diezelf- de avond, vrijwillig, voor een soort

‘volksgerecht’ waar hij probeerde alle beschuldigingen te weerleggen.

Op het einde van zijn betoog leek het dat hij de vergadering overtuigd had. De communistische voorman Bert Van Hoorick reikte hem de

Bron:

Stadsarchief Aalst

(6)

Geen spoor van enige

verontschuldiging…

Zijn eigen vader en een colle- ga-onderwijzer werden niet alleen een aantal maanden ge- schorst, maar zelfs als ‘onwaardi- ge leden’ uit de Bond van het Hei- lig Hart geschrapt, hoewel beiden nooit officieel veroordeeld wa- ren, zomin als de meerderheid van de ingezetenen in het hech- teniskamp van Lokeren en ande- re ‘pensionaten’ des vaderlands.

Op de laatste bladzijden brengt Xavier het droeve relaas van het gezin P. uit Zeveneken. Hoofd- onderwijzer P. was uit Zeveneken verbannen omdat zijn vrouw de onderpastoor zou verraden heb- ben. Pure laster.

Hostie geweigerd aan katholieke Duitse soldaten Wat was er in werkelijkheid ge- beurd? Terwijl achteraan in zijn kerk enkele katholieke Duitse sol- daten – géén nazi’s dus – de mis volgden, haalde de onderpastoor in zijn preek lelijk uit naar de be- zetter. Terecht, zullen wellicht sommige kerkgangers gedacht hebben, maar de priester liet het niet bij die uithaal. Hij weigerde de gelovige Duitsers de commu- nie. Alle kerkgangers waren daar getuige van, dus was er geen ver- rader nodig. De Duitse soldaten gingen wel hun nood klagen bij hun overheid, en de onderpas- toor werd opgepakt.

Gevolg: bij de zogenaamde be- vrijding werd heel het gezin P.

opgehaald. Vader P. werd ver- bannen, de jongste dochter kreeg huisarrest, de gehandicapte (…) zoon werd naar het hechtenis- kamp van Lokeren gevoerd en de aan ‘verraad’ schuldige moeder werd, samen met de oudste doch- ter, overgeleverd aan de wreed- heden van verzetsmannen in de

beruchte Wollestraat van Gent.

De moeder van 50 en die dochter, iets ouder dan 20, stierven kort na hun ‘behandeling’. Geruime tijd later bekende iemand anders dat hij het was geweest die de domme priester aan de galg had gepraat.

Vaak tot op heden nog niet verwerkt

Xavier Van Lauwe heeft de jong- ste dochter Maria en haar broer, kunstschilder Michaël, persoon- lijk gekend. Toen Maria bijna 90 jaar was, vergezelde hij haar naar een tentoonstelling in Gent, over de bezettingsjaren en de repres- sietijd. Zij kwam er totaal ontgoo- cheld buiten met de spontane op- welling: ‘En geen spoor van ook maar enige verontschuldiging voor wat men sommige mensen heeft aangedaan. Dat was noch- tans ook geschiedenis…’

Die geschiedenis, besluit Xavier, hebben veel oudere Vlamingen tot op heden nog niet verwerkt, evenmin als de terreur van de repressie. Nog steeds willen men- sen geen nationalistisch getinte affiche voor hun raam hangen, met het vreesachtige ‘argument’:

‘Nee, meneer, wij hangen dit lie- ver niet uit. Wij gaan wel akkoord, hoor, met die zaken, maar de bu- ren hoeven niet te weten hoe wij denken. Ons vader heeft daar na de oorlog genoeg last door onder- vonden.’

Om over na te denken bij het in het Lokerse hechteniskamp ge- dichte en getoonzette lied over een prinsenvolk dat zich maar niet kan bevrijden van zijn ei- gen broedertwist en schande, in plaats van ‘statig als een eik’ als volk herop te bloeien.

HECTOR VAN OEVELEN

Arthur Coppens, bestuurslid van de Witte Brigade – Fidelio in Mere, vertelde in 2008 uitvoerig over zijn belevenissen aan een universiteits- student geschiedenis. Wij gingen praten met tijdsgenoten uit het

‘zwarte’ kamp en vertellen hun ver- haal. De verhaallijnen raken me- kaar. Arthur Coppens vertelde niet alles… De getuigenissen van Walter Jansegers en Marcel Van Den Brulle vullen aan. Hun ervaringen geven een beeld van de repressie.

Met getrokken wapens aan de keukentafel…

Witte Brigadist Coppens liet de stu- dent optekenen dat er in de buurt van Mere tientallen Duitse soldaten gevangengenomen werden door verzetsstrijders van het Onafhan- kelijkheidsfront (OF), het OMBR en Fidelio (Witte Brigade). Hij maakte daarbij melding van een merkwaar- dig incident waarbij vier leden van Fidelio gevangengenomen werden door een Duitse patrouille. Een in- cident dat Walter Jansegers als ne- genjarige knaap meemaakte.

Walter Jansegers: “Tijdens de Be- vrijding werd de gevel van onze woning met hakenkruisen be- schilderd. Mijn stiefvader was Vlaams-nationalist en lid van het VNV. Het was rumoerig in de ge- meente. We dachten er goed aan te doen om thuis af te wachten tot het ergste voorbij was. Laat op de avond werd er op de deur geklopt. Vier Wehrmachtsoldaten wensten bin- nen, bij licht, naar hun stafkaarten te kijken. Terwijl de Duitse soldaten aan de keukentafel hun vluchtweg uitstippelden, viel plots een com- mando van de Witte Brigade bin- nen. De kleine ruimte werd gevuld door acht gewapende mannen die mekaar bekeken zoals dat gebeurt in de westerns van Quentin Taranti- no.” Walter herinnert zich levendig hoe zijn moeder de ongenode gas- ten angstig toeriep: ‘Hier niet, hé!’…

Na enkele seconden staken de vier weerstanders de handen omhoog.

De verzetsstrijders werden ontwa- pend en gevangengenomen. Enkele kilometers verder in het naburige Gijzegem werden de onfortuinlijke Witte Brigademannen vrijgelaten.

Ze beleefden de schrik van hun le- ven. Oog in oog staan met Duitse militairen is uiteraard heel wat an- ders dan ongewapende burgers ar- resteren…

Weerstanders

bezetten het Vlaams Huis Walter herinnert zich ook hoe het graf van zijn vader – de grafzerk was versierd met een blauwvoet en een leeuwensymbool – in die periode gevandaliseerd werd.

Marcel Van Den Brulle maakte de

Bevrijdingsperikelen in Mere

In het Oost-Vlaamse Mere waren er geen gevechten tussen terugtrek- kende Duitse strijdkrachten en de Engelsen. De geallieerde troepen rukten op in de richting van Aalst en Antwerpen en hadden weinig aan- dacht voor de kleinere dorpen. De weerstandsgroepen maakten van dat machtsvacuüm gebruik om die gemeenten zelf te ‘bevrijden’.

bevrijding van zeer dicht mee. Hij was 13 jaar oud en lid van het NSJV (Nationaal Socialistische Jeugd Vlaanderen – een jeugdbeweging van VNV-strekking). Zijn drie ou- dere broers vochten in september 1944 nog aan het oostfront. Eén van hen zou in april 1945 sneuvelen. Va- der was aangehouden als VNV’er.

Zijn zus 16-jarige Rachel eveneens, als lid van de Dietse Meisjesscha- ren. Zijn ouderlijke woning, het voormalige Vlaams Huis van Mere, werd zowel door Fidelio als door het OF opgeëist. Uiteindelijk namen beiden hun intrek in het gebouw…

Marcel en zijn moeder mochten en- kele kamers blijven bewonen.

Pittig detail: Fidelio-man Arthur Coppens was de neef van vader Van Den Brulle. Tijdens de bezetting was Coppens niet te beroerd om meermaals de hulp van de VNV’er te vragen. Toen Coppens in 1942 opgepakt werd, als werkweigeraar, ging zijn ‘zwarte’ oom onderhande- len met de bevoegde Duitse officier en bekwam voor hem een vrijstel- ling. Toen diezelfde oom in septem- ber 1944 opgepakt werd en zijn huis bezet werd, bleef Coppens oorver- dovend stil…

Zootje ongeregeld…

Het feit dat de weerstanders zonder enige militaire opleiding gerekru- teerd en ingezet werden, liet zich al snel voelen. Veel discipline was er niet. Het omgaan met wapens was ronduit gevaarlijk. Marcel zag hoe

‘zwarten’ (vaak kennissen) binnen- gebracht werden in de ouderlijke woning. Het ging er ruw en brutaal aan toe.

Hij maakte mee hoe één van de bullebakken graag speelde met een

pistool in zijn jaszak. Op een be- paald moment ging een schot af, en de kogel ging dwars door zijn eigen voet.

Hij herinnert zich ook hoe weer- standers een afbeelding van de IJ- zertoren uit zijn woning meetroon- den naar een nabijgelegen terrein, om die daar te gebruiken als schiet- schijf. Aangezien het gerstenat al overvloedig had gevloeid, was de toren na het eerste salvo nog steeds intact…

De ‘burelen’ van de twee weer- standsgroepen werden dag en nacht gebruikt. Overdag waren er ondervragingen van echte of ver- meende collaborateurs. ‘s Nachts waren er drinkgelagen en ontvin- gen sommige weerstanders er vrou- wen. Een dronkemansruzie tussen leden van Fidelio en mannen van het OF ontaardde ooit in een stevi- ge knokpartij waarbij in het tumult zelfs een brandende kolenkachel omver gestoten werd…

Marcel Van Den Brulle herinnert zich ook hoe Frans Van Impe, plaat- selijk kopstuk van Fidelio, opschep- te over het publiekelijk verbranden van de inboedel van de VNV-afde- lingsleider. Eén van de weerstan- ders gooide van op de tweede ver- dieping een groot Kristuskruis in het vuur. Vooraf had hij eerst zijn

‘zegen’ gegeven aan de uitzinnige menigte…

Het gedwongen samenleven met de vijandige weerstanders was een traumatische ervaring voor de jon- ge Marcel. De vernederingen maak- ten onuitwisbare littekens.

Toen de leider van Fidelio begin de jaren 1980 begraven werd, wapper- de aan de gevel van Marcel Van Den Brulle de Vlaamse Leeuw…

JOHAN DAELMAN

Leden van het OF uit de regio Aalst (Foto Stadsarchief Aalst)

Mijn grootouders woonden naast de familie Borms. Vader Borms was een schoenmaker en een doodbrave man, die meer gra- tis schoenen heeft gemaakt voor arme mensen dan dat hij betaald werd. Borms was een van de beste vrienden van mijn vader. Ik kom uit een Vlaams-nationalistisch gezin en ik ben daar nog altijd fier op. Mijn zussen waren in 1945 respectievelijk 15 jaar en 13 jaar, en ik was 2 jaar.

Op een dag opende mijn vader de apotheek en heel het Coxplein stond vol met een bende opgerui- de belgicisten. Die hadden stenen in de handen. Een man van de Witte Brigade maande hen aan om rustig te blijven. Hij ging met mijn vader naar binnen, en mijn

Wij hebben geluk gehad

jongste zus moest een kruisverhoor doorstaan over alle portretten en schilderijen die in onze living hin- gen. Toen we aan het portret kwa- men van Raf Verhulst is ze, godzij- dank, beginnen wenen en zei: “Ik kan toch niet alles weten!” Raf Ver- hulst was na de Eerste Wereldoorlog ter dood veroordeeld en naar Ne- derland gevlucht. Later verhuisde hij naar Duitsland om in de acade- mie van Göttingen les te geven.

Borms op bezoek gehad Gelukkig was de Witte Brigademan geen onmens, want hij zei tegen de meute: “Geen stenen gooien, want ik heb niets belastend gevonden.”

Mijn vader moest mee naar de rechtbank aan de Plantin en More- tuslei, waar hij ervan beschuldigd Mijn vader was apotheker in Borgerhout, maar hij was oorspronkelijk van Sint-Niklaas. Hij heeft als kind de tijd nog meegemaakt dat kinde- ren elkaar moesten verraden als ze op de speelplaats Vlaams spraken, en dat die snode kinderen een boete moesten betalen.

werd dat hij Borms kende. De kruidenier in onze buurt (waar mijn moeder dagelijks klant was) had gehoord dat Borms bij mijn vader geweest was en had dat ver- teld aan de Witte Brigade. Nu was er iemand in de rechtszaal, blijk- baar met een ‘brede geest’, die opstond en zei: “Het is niet omdat Borms bij mijnheer Van Eyck is binnengegaan dat hij een colla- borateur is.” Vader mocht daarom naar huis.

Wij hebben geluk gehad, meer dan vele andere Vlamingen die niets misdaan hadden maar toch veroordeeld of gepest werden.

Zie maar naar burgemeester Leo Vindevogel, die vermoord werd.

Borms werd ook gemarteld, met gebroken benen tot gevolg. Ze hebben hem moeten ondersteu- nen naar de executiepaal en daar werd hij doodgeschoten.

HERLINDE VAN EYCK In een verzorgd uitgegeven brochure van dertig bladzijden schreef

een Sint-Niklase vredesactivist onder de schuilnaam Xavier Van Lauwe, zijn ‘eigenzinnige’ reactie neer op de tv-reeks ‘Kinderen van de collaboratie’ (december 2017).

“Nu is ’t den uwen!”

In juni 1945 werd mijn moeder opgesloten in De Lobbekazerne in Mechelen. Het aanhoudingsbevel luidde: “We zoeken de man. Sluit de vrouw I.D.B. op. Ze hebben vijf kinderen. Hij zal dan wel boven water komen.”

Bijeengeduwd zaten daar toen honderden vrouwen. Ze leden honger, kwellingen en mishandelingen. Ze hadden brandwonden, breuken en wat nog. Velen werden kaalgeschoren en verkracht. De bewaaksters waren van het laagste allooi. Meerdere keren had moeder geweerscho- ten gehoord en werd haar gezegd: “Nu is ’t den uwen!” Haar vriendin hing zich op aan een stang in het toilet. Na vele maanden is moeder op een avond gewoon buitengezet en naar Antwerpen gesukkeld. Ze was onherkenbaar, graatmager, met breuken en vele bloedzweren. Wij, kinderen tussen 8 en 12 jaar, zijn de ooggetuigen. Als wij haten, weten we waarom. Gedenkt: “Gods molen maalt langzaam, maar fijn.”

ALEIDIS DIERICK

Het tweede front van Léon Degrelle (Jef Nys, 1946)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

[r]

Vanuit de ervaringen van het ‘Ik-Vaderproject’ van Link=Brussel in 2010 geven wij zoveel mogelijk tips voor het organiseren van activiteiten voor vaders in wording of met

Maar dat mijn vader diaken was, speelde zeker geen positieve rol in mijn eigen keuze.. Jarenlang al zie ik van dichtbij dat er veel dingen in de Kerk anders zouden moeten

Mede door zijn politieke enga- gement werd Verdi hét gezicht van de Italiaanse opera.. Som- mige melodieën, zoals het sla- venkoor uit Nabucco, behoren tot het

Ik vertelde hun van den gelukstaat van Adam en Eva, voor zij Gods Woord hadden versmaad en wat er uit de" zonde was voortgekomen, hetwelk direct te zien was bij Kaïn,

title: Father, I stretch my hands to thee Charles Wesley, Tune:

Onze Vader, die ons geeft daag’lijks brood en zelfs voor ons stierf de bitt’re dood.. Gij schenkt door Uw gena steeds onze