• No results found

I N H O U D Nieuwe regels inzake vereffening van vennootschappen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "I N H O U D Nieuwe regels inzake vereffening van vennootschappen"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 Afgiftekantoor 9000 Gent X Tweewekelijks Verschijnt niet in juli

Tijdens de maanden oktober en november 2006 zal het BIBF aan volgende vakbeurzen deelnemen : – Op woensdag 4 oktober 2006 is het BIBF aanwezig op het forum «Boekhouding en Financiële Beroe- pen», georganiseerd in Flanders Expo te Gent. De heer José PATTYN, ondervoorzitter van het BIBF, zal een uiteenzetting geven over het thema «Financiering en subsidies». Voor meer info : www.bibf.be of www.bmfs.be.

– Op woensdag 15 en donderdag 16 november 2006 is het BIBF aanwezig met een stand op «Financial Business Days» te Gent. Op donderdag organiseert het BIBF er een seminarie, gegeven door de heer José PATTYN, ondervoorzitter van het Instituut, over «Financieel en Business plan». Voor meer info : www.

bibf.be of www.fm.be (rubriek Financial Business Days).

– Op donderdag 30 november 2006 is het BIBF aanwezig op het forum «Comptabilité & Métiers financiers»

te Charleroi – Expo. De heer Marcel-Jean PAQUET, voorzitter BIBF, zal een seminarie geven over het thema «Les financements et les investissements». Voor meer info : www.bibf.be of www.bmfs.be.

FLASH

I. Doelstelling van de wetswijzigingen

Bij Wet van 2 juni 2006 (B.S. 26 juni 2006) werd de procedure voor de vereffening van vennootschappen ge- wijzigd. De wijzigingen hebben vooral betrekking op de aanstelling en de rapporteringsverplichtingen van de vereffenaars in het kader van een vereffening na ontbin- ding van de vennootschap bij beslissing van de algemene vergadering. De wetgever wil vooral minder rechtschapen vereffenaars weren en bijkomende maatregelen nemen om misbruiken bij de vrijwillige vereffening te voorkomen.

We overlopen de gewijzigde vereffeningswetgeving. Ten- zij anders bepaald, verwijzen de artikelnummers naar be- palingen uit het Wetboek van Vennootschappen.

II. Vrijwillige en gerechtelijke ontbinding

De procedure inzake de ontbinding van vennootschappen blijft ongewijzigd. Zoals men weet kan een vennootschap worden ontbonden hetzij bij beslissing van de algemene vergadering (vrijwillige ontbinding), hetzij door de rech- ter (gerechtelijke ontbinding).

I N H O U D

Flash 1

Nieuwe regels inzake vereffening

van vennootschappen 1

Uit de praktijk : kan de belasting- administratie terugkomen op een

gegeven akkoord ? 7

Nieuwe regels inzake vereffening van

vennootschappen

(2)

II.1. Vrijwillige ontbinding (art. 181)

Wanneer het bestuursorgaan van een CVBA, een Comm. VA, een BVBA, een Europese vennootschap of een NV wenst over te gaan tot ontbinding van de vennootschap, licht zij het voorstel tot ontbinding toe in een verslag.

Bij dat verslag dient een staat van activa en passiva gevoegd te worden, die niet meer dan drie maanden voordien is vastgesteld. Voor de gevallen waarin de vennootschap besluit haar activiteiten te beëindigen of indien er niet langer kan van worden uitgegaan dat de vennootschap haar bedrijf zal voortzetten, wordt voornoemde staat, be- houdens een met redenen omklede afwijking, opgesteld conform de waarderingsregels vastgesteld ter uitvoering van artikel 92 W. Venn. De commissaris van de vennoot- schap of, bij zijn ontstentenis, een bedrijfsrevisor of een externe accountant die door het bestuursorgaan wordt aangewezen, moet over deze staat verslag uitbrengen en inzonderheid vermelden of daarin de toestand van de vennootschap op volledige, getrouwe en juiste wijze is weergegeven.

De verslagen en de staat van activa en passiva moeten samen met de oproepingsbrief aan de vennoten worden verzonden (artt. 269, 381 en 535).

Het ontbreken van één van de genoemde verslagen zal de nietigheid van de ontbindingsbeslissing tot gevolg heb- ben.

Vervolgens dient de algemene vergadering die zich over de ontbinding moet uitspreken, te worden bijeengeroe- pen. In de agenda wordt melding gemaakt van de voor- noemde verslagen.

De beslissing tot ontbinding van een BVBA, een CVBA en een NV wordt genomen volgens de regels voor de wijziging van de statuten (artt. 343, 386 en 645). Dit betekent dat ten minste de helft van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigd moet zijn op de eerste ver- gadering en dat de beslissing geldig wordt genomen bij een drie vierde meerderheid. Op de tweede vergadering is geen aanwezigheidsquorum vereist.

De ontbinding wordt vastgesteld bij notariële akte. Voor de notaris is een bijzondere taak weggelegd. In de akte moet hij het bestaan en de externe wettigheid bevesti- gen van de rechtshandelingen en formaliteiten waartoe de vennootschap gehouden is. Bovendien moeten de conclusies van het verslag van de commissaris, de be- drijfsrevisor of de externe accountant in de akte worden overgenomen.

II.2. Gerechtelijke ontbinding

De vennootschap kan ook gerechtelijk worden ontbon- den (art. 182).

Zo kan de rechtbank op vraag van iedere belanghebbende of van het openbaar ministerie de ontbinding uitspreken van een vennootschap die gedurende drie opeenvolgende boekjaren haar jaarrekening niet heeft neergelegd. De wet spreekt over «niet meer actieve vennootschappen».

Wanneer een regularisatie mogelijk is, kan de rechter zijn uitspraak uitstellen.

Bovendien kan de ontbinding van de vennootschap wor- den gevorderd om wettige redenen (artt. 343, 386 en 645). Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de affectio societatis (de wil van de vennoten om door het vennoot- schapscontract gebonden te zijn) niet meer aanwezig blijkt te zijn.

De rechtbank kan hetzij de onmiddellijke afsluiting van de vereffening uitspreken, hetzij de vereffeningswijze be- palen en één of meer vereffenaars aanwijzen.

Wanneer de vereffening is beëindigd, brengt de vereffe- naar verslag uit aan de rechtbank en legt hij, in voorko- mend geval, aan de rechtbank een overzicht voor van de waarden van de vennootschap en van het gebruik ervan.

De rechtbank spreekt vervolgens de afsluiting van de ver- effening uit.

II.3. Regels die de ontbonden vennootschap beheersen

Een vennootschap wordt na ontbinding geacht voort te bestaan voor haar vereffening. In het Wetboek van Ven- nootschappen werden een aantal bepalingen opgenomen teneinde misbruiken te voorkomen.

Zo moeten alle stukken die uitgaan van een ontbonden vennootschap vermelden dat zij in vereffening is.

Om te verhinderen dat de vennootschap in vereffening door wijziging van haar «identiteit» niet meer kan wor- den opgespoord, is iedere naamswijziging verboden.

Bovendien wordt de verplaatsing van de zetel van een vennootschap in vereffening bemoeilijkt. De zetelver- plaatsing behoeft de homologatie door de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waarbinnen de vennoot- schap haar zetel heeft. Zij wordt aangevraagd door de vereffenaar. De rechtbank hoort het openbaar ministerie

(3)

en verleent slechts de homologatie wanneer zij oordeelt dat de zetelverplaatsing dienstig is voor de vereffening.

III. Nieuwe regels inzake aanduiding van vereffenaars

III.1. Homologatie van de aanstellingsbeslissing van de algemene vergadering

De Wet van 2 juni 2006 brengt belangrijke wijzigingen op het vlak van de aanstelling van de vereffenaars in het kader van een vrijwillige vereffening (art. 184).

De vereffenaars worden aangeduid door de algemene ver- gadering. Ingevolge de nieuwe Wet treden zij evenwel pas in functie nadat de rechtbank van koophandel hun benoeming heeft bevestigd (art. 184, § 1, tweede lid).

De bevoegde rechtbank is die van het arrondissement waar de vennootschap op de dag van het besluit tot ont- binding haar zetel heeft. Indien de zetel binnen zes maan- den vóór het besluit tot ontbinding verplaatst werd, is de bevoegde rechtbank die van het arrondissement waar de vennootschap haar zetel had vóór de verplaatsing ervan.

De rechtbank gaat pas over tot de bevestiging van de benoeming nadat zij heeft nagegaan dat de vereffenaars alle waarborgen van rechtschapenheid bieden.

De rechtbank oordeelt tevens over de handelingen die de vereffenaar eventueel gesteld heeft tussen zijn benoeming door de algemene vergadering en de bevestiging ervan.

Zij kan die handelingen met terugwerkende kracht be- vestigen, dan wel nietig verklaren indien ze kennelijk in strijd zijn met de rechten van derden.

De homologatie moet worden aangevraagd bij de be- voegde rechtbank van koophandel. De rechtbank wordt aangezocht bij eenzijdig verzoekschrift (cf. art. 1025 e.v.

Ger.W.) uitgaande van de vennootschap. Het verzoek- schrift wordt ondertekend door het bevoegde orgaan van de vennootschap dan wel door een advocaat. Bij het ver- zoekschrift moet een boekhoudkundige staat van activa en passiva worden gevoegd (art. 184, § 1, zesde lid).

De rechtbank doet uitspraak uiterlijk binnen 24 uur na- dat het verzoekschrift is ingediend.

De rechtbank kan eveneens worden aangezocht bij ver- zoekschrift op tegenspraak uitgaande van de procureur des Konings dan wel van iedere belanghebbende derde (cf. art. 1034bis e.v. Ger.W.) (art. 184, § 1, zevende lid).

Een akte houdende benoeming van een vereffenaar kan slechts geldig worden neergelegd wanneer er een afschrift van de beslissing tot bevestiging of homologatie door de rechtbank van koophandel wordt bijgevoegd.

III.2. Gronden tot uitsluiting van de functie van vereffenaar

Sommige personen worden geacht niet in aanmerking te komen om als vereffenaar te fungeren.

Het betreft eenieder die werd veroordeeld wegens een inbreuk op de artikelen 489 tot 490bis van het Strafwet- boek (misdrijven die verband houden met de staat van faillissement), dan wel wegens diefstal, valsheid, kneve- larij, oplichting of misbruik van vertrouwen. Hetzelfde geldt voor een bewaarder, voogd, bestuurder of reken- plichtige die niet tijdig rekening en verantwoording heeft gedaan en niet tijdig heeft afgerekend. De uitsluiting is evenwel in de tijd beperkt. Zij geldt slechts binnen een termijn van tien jaar, te rekenen van een definitief vonnis van veroordeling, dan wel van het uitblijven van het tij- dig rekening en verantwoording doen en tijdig afrekenen (art. 184, § 1, derde lid).

Andere personen zijn verdacht, doch hun benoeming als vereffenaar kan toch door de rechtbank worden gehomo- logeerd. Het betreft eenieder die failliet werd verklaard zonder rehabilitatie te hebben verkregen, alsook wie een gevangenisstraf, zelfs met uitstel, heeft opgelopen wegens één van de strafbare feiten die bedoeld worden in arti- kel 1 van het KB nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en ge- failleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaam- heden uit te oefenen, wegens een inbreuk op de Wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen of op de uitvoeringsbesluiten ervan, of wegens een in- breuk op de fiscale wetgeving (art. 184, § 1, vierde lid).

Indien de rechtbank weigert over te gaan tot homolo- gatie of bevestiging van een door de algemene vergade- ring aangeduide persoon, wijst ze zelf een vereffenaar aan, eventueel op voorstel van de algemene vergadering (art. 184, § 1, vijfde lid).

IV. Statuut van de vereffenaars

IV.1. Aantal vereffenaars, vereffenaar-rechtspersoon, etc.

Soms wordt één, soms worden meerdere vereffenaars aan- geduid. Indien er meerdere vereffenaars zijn, vormen zij een college (art. 184, § 1, negende lid).

(4)

Ingeval de vereffenaar een rechtspersoon is, moet de natuurlijke persoon die hem vertegenwoordigt voor de uitoefening van de vereffening in het benoemingsbesluit worden aangewezen. Iedere wijziging van deze aanwijzing moet worden neergelegd ter griffie en worden gepubli- ceerd (art. 184, § 1, tiende lid).

Zijn geen vereffenaars benoemd, dan worden de venno- ten-zaakvoerders in de V.O.F. of in de Comm.V, de leden van de raad van bestuur of de leden van directieraad in een Europese vennootschap, alsook de bestuurders of de zaakvoerders in de NV, in de BVBA, in de CV en in een ESV ten aanzien van derden als vereffenaars beschouwd (art. 185).

IV.2. Belangenconflictenprocedure voor vereffenaars Ook de vereffenaars moeten een procedure toepassen wanneer zich in hun hoofde een belangenconflict voor- doet (art. 191).

In de NV, de Europese vennootschap en de BVBA is het lid van een college van vereffenaars dat rechtstreeks of onrechtstreeks een belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat strijdig is met een beslissing of een aan het col- lege voorgelegde verrichting, gehouden de artikelen 259 en 523 na te komen. Het betreft de rapporterings- en beslissingsprocedure die ook van toepassing is voor de leden van de raad van bestuur (NV) en het college van zaakvoerders (BVBA).

Indien slechts één vereffenaar is benoemd en hij voor die tegenstrijdigheid van belangen is geplaatst, dan stelt hij de vennoten daarvan in kennis. De beslissing mag dan slechts worden genomen of de verrichting mag slechts worden gedaan voor rekening van de vennootschap door een lasthebber ad hoc.

Indien de vereffenaar de enige vennoot is van een BVBA, is artikel 261 van toepassing. In voorkomend geval kan hij de beslissing nemen of de verrichting doen, doch hij moet hierover bijzonder verslag uitbrengen in een stuk dat tegelijk met de jaarrekening moet worden neergelegd.

IV.3. Aansprakelijkheid van vereffenaars

De vereffenaars zijn zowel jegens derden als jegens de vennoten verantwoordelijk voor de vervulling van hun taak en aansprakelijk voor de tekortkomingen in hun bestuur (art. 192).

V. Bijzondere regels inzake de vereffeningsactiviteiten

Voorzover de statuten niet anders bepalen wordt de wijze van vereffening bepaald door de algemene vergadering (art. 184, § 1, eerste lid).

In een V.O.F. en in de Comm.V zijn de besluiten inzake de wijze van vereffening en de benoeming van de veref- fenaars slechts geldig indien zij worden genomen door de helft van de vennoten, in het bezit van drie vierde van het vennootschapsvermogen; bij gebreke van deze meer- derheid beslist de rechtbank (art. 184, § 1, achtste lid).

Verder zijn de vereffenaars aan een aantal bijzondere regels gebonden inzake het beheer van te vereffenen boedel.

Voor zover de statuten of de akte van benoeming niet an- ders bepalen, kunnen de vereffenaars alle rechtsgedingen voeren, hetzij als eiser hetzij als verweerder, alle betalin- gen ontvangen, opheffing van inschrijving verlenen met of zonder kwijting, alle roerende waarden van de ven- nootschap te gelde maken, alle handelspapieren endosse- ren, dadingen of compromissen aangaan betreffende alle geschillen. Zij kunnen de onroerende goederen van de vennootschap openbaar verkopen indien zij de verkoop nodig achten voor de betaling van de schulden van de vennootschap (art. 186).

De vereffenaars kunnen het bedrijf of de handel voortzet- ten tot de tegeldemaking ervan, leningen aangaan voor de betaling van de schulden der vennootschap, handels- papier uitgeven, de goederen van de vennootschap hypo- thekeren of in pand geven, de onroerende goederen, zelfs uit de hand, verkopen en het vermogen in andere ven- nootschappen inbrengen. Voor het stellen van deze han- delingen moeten zijn de voorafgaande machtiging van de algemene vergadering bekomen hebben (art. 187).

De vereffenaars kunnen van de vennoten ook betaling ei- sen van de bedragen tot de storting waaraan ze zich ver- bonden hebben en welke nodig lijken om haar schulden en de kosten van vereffening te voldoen (art. 188). We denken hierbij vooral aan de volstorting van het kapitaal.

Verder moeten de vereffenaars de algemene vergadering van vennoten bijeenroepen wanneer vennoten die één vijfde van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoor- digen, het vragen. Hetzelfde geschiedt voor wat betreft de algemene vergadering van obligatiehouders wanneer obligatiehouders die één vijfde van het bedrag van de in omloop zijnde obligaties vertegenwoordigen, de bijeen- roeping vragen (art. 189).

(5)

Bij de betaling van de schulden zullen de vereffenaars uiteraard de rechten van de bevoorrechte schuldeisers moeten eerbiedigen. Zonder deze rechten te schenden, worden alle schulden betaald naar evenredigheid en zonder onderscheid tussen opeisbare en niet-opeisbare schulden, onder aftrek, wat deze laatste betreft, van het disconto. De vereffenaars mogen evenwel op eigen risico eerst de opeisbare schulden betalen, maar dit alleen in- geval de baten de lasten aanmerkelijk te boven gaan of de schuldvorderingen op termijn voldoende gewaarborgd zijn (art. 190, § 1, eerste en tweede lid).

VI. Rapporteringsverplichtingen

Vooral op het vlak van de rapportering brengt de Wet van 2 juni 2006 een aanzienlijke uitbreiding.

Reeds in de vroegere wetgeving werd bepaald dat de ver- effenaars elk jaar de jaarrekening moeten voorleggen aan de algemene vergadering. Zij moeten alsdan ook de re- denen opgeven waarom de vereffening niet kon worden voltooid (art. 193).

Betreft het een NV, een Europese vennootschap, een co- operatieve vennootschap, een Comm. VA of een BVBA, dan moeten zij een jaarrekening opstellen volgens de ge- wone regels (art. 92). Zij leggen de jaarrekening ter goed- keuring voor aan de algemene vergadering. Binnen dertig dagen na de datum van de algemene vergadering, en ten laatste zeven maanden na de datum van afsluiting van het boekjaar, dient de jaarrekening te worden neergelegd bij de Nationale Bank van België, samen met de andere wettelijk voorgeschreven stukken.

Nieuw is de jaarlijkse rapporteringsplicht ten aanzien van de rechtbank van koophandel van het arrondissement waarin de vennootschap haar zetel heeft (art. 189bis).

In de zesde en de twaalfde maand van het eerste veref- feningsjaar moeten de vereffenaars een omstandige staat van de toestand van de vereffening overmaken aan de griffie. Deze zgn. vereffeningstaat vermeldt onder meer de ontvangsten, de uitgaven en de uitkeringen en geeft aan wat nog moet worden vereffend. De vereffeningsstaat wordt bij het vereffeningsdossier (art. 196) gevoegd dat op de griffie van de bevoegde rechtbank van koophandel wordt aangelegd.

Vanaf het tweede jaar van de vereffening moet de veref- feningstaat slechts om het jaar aan de griffie worden over- gezonden en bij het vereffeningsdossier worden gevoegd.

Eveneens nieuw zijn de regels m.b.t. het zgn. plan voor de verdeling van de activa onder de verschillende schuld- eisers. Vooraleer de vereffening wordt afgesloten, dienen de vereffenaars een dergelijk plan voor akkoord voor te leggen aan de rechtbank van koophandel van het arron- dissement waarbinnen de vennootschap haar zetel heeft (art. 190, § 1, derde en vierde lid).

De rechtbank kan van de vereffenaar alle dienstige inlich- tingen vorderen om de geldigheid van het verdelingsplan na te gaan.

Indien de vereffenaar de regels omvat in de artikelen 189bis en 190, § 1, niet in acht neemt, kan de bevoegde recht- bank, op verzoek van het openbaar ministerie dan wel van iedere belanghebbende derde en nadat de vereffenaar werd gehoord, overgaan tot diens vervanging.

VII. Verdeling van het vereffeningssaldo onder de vennoten

De laatste stap in de vereffening is uiteraard de verdeling van het vereffeningssaldo onder de vennoten : na beta- ling van de schulden of consignatie van de nodige gelden om die te voldoen, zullen de vereffenaars de gelden of waarden die gelijk verdeeld kunnen worden, onder de vennoten verdelen (art. 190, § 2, eerste lid).

De vereffenaars kunnen, na machtiging door de algemene vergadering, de aandelen van de vennootschap inkopen, hetzij op de beurs, hetzij door middel van een bod of een prijsaanvraag, gericht aan de vennoten, die allen aan de verrichting moeten kunnen deelnemen (art. 190, § 2, tweede lid).

VIII. Einde van de vereffening (artt. 194 en 195 W. Venn.)

Na afloop van de vereffening en ten minste één maand vóór de algemene vergadering, leggen de vereffenaars op de zetel van de vennootschap de rekeningen neer, samen met de stukken tot staving. Deze documenten worden ge- controleerd door de commissaris. Bij ontstentenis van een commissaris, beschikken de vennoten over een individu- eel onderzoeksrecht, waarbij zij zich kunnen laten bijstaan door een bedrijfsrevisor of een externe accountant.

In voorkomend geval aanhoort de algemene vergadering het verslag van de commissaris en beslist over de kwijting

(6)

De beslissing tot afsluiting van de vereffening wordt neergelegd ter griffie en bekendgemaakt in de Bijlagen bij het Belgisch Staatblad. Deze bekendmaking behelst opgave :

1° van de plaats, door de algemene vergadering aange- wezen, waar de boeken en bescheiden moeten worden neergelegd en bewaard gedurende ten minste vijf jaar;

2° van de maatregelen, genomen voor de consignatie van de gelden en waarden die aan schuldeisers of aan vennoten toekomen en die hun niet konden worden afgegeven.

IX. Vereffeningsdossier

Nieuw is dat voor elke vereffening ter griffie een dossier zal worden bijgehouden dat de volgende stukken bevat (art. 195bis) :

1° het in artikel 67, § 2, bedoelde vennootschapsdos- sier;

2° het afschrift van de in artikel 181, § 1, bedoelde ver- slagen (verslag van het bestuursorgaan en het verslag m.b.t. de staat van activa en passiva);

3° een afschrift van de in artikel 189bis bedoelde veref- feningsstaten;

4° de uittreksels van de in de artikelen 74, 2°, en 195, bedoelde bekendmakingen;

5° in voorkomend geval, de lijst van homologaties en bevestigingen.

Elke belanghebbende kan kosteloos inzage nemen van het dossier en er tegen betaling van de griffiekosten een afschrift van verkrijgen.

X. Strafbepalingen

Ook de strafbepalingen (art. 196) werden door de Wet van 2 juni 2006 aangevuld met een vijfde punt.

We zetten de inbreuken die aanleiding geven tot een be- straffing met een geldboete van 50 EUR tot 10 000 EUR nog eventjes op een rijtje:

1° de bestuurders of zaakvoerders die het bijzonder ver- slag, samen met het verslag van de commissaris, van de bedrijfsrevisor of van de externe accountant, niet voorleggen overeenkomstig artikel 181;

2° de vereffenaars die één van de bij de artikelen 81, 82, 83, 1°, 84 tot 87 (betreffende de openbaarmakings- formaliteiten bij de opening van een bijkantoor) en 95 en 96 (betreffende het jaarverslag) gestelde ver- plichtingen niet nakomen;

3° de vereffenaars die verzuimen de algemene vergade- ring bijeen te roepen, overeenkomstig artikel 189, binnen drie weken na het hun gedane verzoek;

4° de vereffenaars die nalaten aan de algemene vergade- ring de jaarrekening of de uitkomsten van de vereffe- ning voor te leggen, overeenkomstig de artikelen 193 en 194;

5° de vereffenaars die verzuimen aan de griffie van de rechtbank van koophandel van het arrondissement waarin de vennootschap haar zetel heeft, de omstan- dige staat van de toestand van de vereffening over te zenden, overeenkomstig artikel 189bis.

Indien de schending van de artikelen bedoeld in het eer- ste lid, 2° gebeurt met bedrieglijk oogmerk kunnen zij bovendien worden gestraft met gevangenisstraf van een maand tot een jaar of met beide straffen samen.

XI. Inwerkingtreding – overgangsbepalingen Gezien er geen bijzondere bepalingen zijn voorzien om- trent de inwerkingtreding van de nieuwe Wet van 2 juni 2006, is deze in werking getreden op 6 juli 2006.

Uiterlijk op 26 juni 2007 dienen, voor de vereffeningen die lopen vóór 6 juli 2006, de vereffenaars de nodige maatre- gelen om zich te schikken naar de bepalingen ervan.

XII. Besluit

Het is duidelijk dat de wetgever een nog intensiever toe- zicht door de rechtbanken op de vereffeningsactiviteiten wil organiseren. Door de rechtbank inspraak te geven omtrent de persoon die als vereffenaar zal optreden, door bepaalde personen sowieso te verbieden de taak van ver- effenaar op zich te nemen en door de vereffenaar nieuwe rapporteringsverplichtingen op te leggen (jaarlijkse ver- effeningstaat en plan voor de verdeling van de activa) wordt de controle meer sluitend gemaakt en zullen heel was misbruiken uit de wereld worden verbannen.

Luc STOLLE Meritius Advocaten

(7)

Uit de praktijk : kan de belastingadministratie terugkomen op een gegeven akkoord ?

Ter gelegenheid van een AOIF-controle van een klant-een- manszaak, op voorhand aangekondigd door de fiscale admi- nistratie, is op de aangekondigde datum enkel een inspecteur van de directe belastingen komen opdagen. Na verloop wordt een akkoord getekend op 16 maart 2006. Het diensthoofd van de belastingadministratie was niet akkoord met de in- houd van dat akkoord en wilde dit herzien. Dit leidde tot een nieuw akkoord op 17 maart 2006.

De vraag kan gesteld worden of de belastingadministratie geldig op het eerste getekende akkoord kon terugkomen. Ver- der stelt zich de vraag of het akkoord ook uitwerking heeft op het vlak van BTW.

Analyse

1. Kan de belastingadministratie terugkomen op een gegeven akkoord ?

1.1. Administratieve Commentaar op het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992

Overeenkomstig artikel 50, § 1 Wetboek van de Inkom- stenbelastingen 1992 mogen de beroepskosten waarvan het bedrag niet is verantwoord in overleg met de Admi- nistratie op een vast bedrag worden bepaald.

In de Administratieve Commentaar op artikel 50 Wet- boek van de Inkomstenbelastingen 1992, Com.IB. 1992 nr. 50/7, staat dat de aanslagambtenaar slechts in de vol- gende gevallen een bestaand akkoord met terugwerkende kracht kan herzien :

i) wanneer de belastingplichtige een akkoord heeft be- komen op basis van valse of vrijwillige onjuiste gege- vens;

ii) wanneer de gegevens betreffende kosten waarover een akkoord tot stand kwam, later zodanig anders liggen, o.a. ten gevolge van wijzigingen in de omstandigheden waarin het beroep wordt uitgeoefend, dat de Admini- stratie zich gerechtigd voelt het akkoord te herzien.

In die gevallen is de aanslagambtenaar verplicht zijn standpunt te rechtvaardigen.

1.2. Rechtspraak

In dit verband bestaat in de rechtspraak een eensgezind standpunt. De vonnissen en arresten stellen dat de be- lastingadministratie niet meer kan terugkomen op een akkoord behalve wanneer na verdere controle naderhand nieuwe gegevens aan het licht komen of wanneer er spra- ke is van dwaling of enig ander wilsgebrek in hoofde van de belastingdienst bij het akkoord zelf.

Indien de belastingadministratie een akkoord wenst te wijzigen moet ze uitdrukkelijk het bewijs leveren dat één van voormelde redenen aanwezig is. Indien deze redenen niet kunnen worden hard gemaakt en de belastingadmi- nistratie een gesloten akkoord niet respecteert, schendt de belastingadministratie de beginselen van behoorlijk bestuur en rechtszekerheid.

1.3. Parlementaire vragen

Er zijn ook een aantal parlementaire vragen in dit verband.

Uit de antwoorden menen we te kunnen afleiden dat de minister een onderscheid maakt tussen de waarde van een akkoord inzake directe belastingen en BTW (Vraag nr. 655 van de heer Lenssen, dd 18.04.2001, Vr. en Antw., Kamer, 2002-2003, nr. 151, blz. 19269-19270; Vraag nr. 956 van mevrouw Pieters, dd 19 maart 2002, Vr. en Antw., Kamer, 2002-2003, nr. 142, blz.. 17996-18000; Vraag nr. 801 van mevrouw Pieters, dd 25 mei 2005, Vr. en Antw., Ka- mer 2004-2005, nr. 088, blz. 15455-15457).

De voor akkoord ondertekende regularisatieopgave wordt mede door de rechtspraak als een dading (schriftelijk be- wijs) aanzien waarop de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake de geldigheidsvoorwaarden van overeen- komsten (bekwaamheid, oorzaak, toestemming, wilsge- breken, enz.) en de gevolgen van de verbintenissen van toepassing zijn. Zo mag het voorwerp van de dading niet strijdig zijn met de openbare orde en de goede zeden.

Dergelijke overeenkomsten binden beide partijen en het onherroepbare karakter wordt algemeen erkend.

Inzake directe belastingen stelt de minister dat aangezien de belasting haar grondslag vindt in de belastingwet, de belastingwet een wet is van openbare orde, geen enkel akkoord uitwerking kan hebben dat strijdig is met de wet. Akkoorden kunnen enkel in verband met feiten- kwesties. Bovendien stelt de minister dat de beginselen

(8)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouw- baarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Marcel-Jean PAQUET, B.I.B.F. – Leg- randlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http : //www.bibf.be. Redactie : Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Marcel-Jean PAQUET, Joseph PATTYN. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Ecole d’Administration des Affaires de l’Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven.

van behoorlijk bestuur (wat het recht op rechtszekerheid omvat) ondergeschikt zijn aan de openbare orde.

2. Heeft een akkoord met de Administratie van directe belastingen gevolgen voor de BTW- administratie?

In de rechtspraak (Arrest van het Hof van Beroep te Brus- sel d.d. 13 februari 2003, Arrest van het Hof van Beroep te Gent d.d. 28 maart 2006) is geoordeeld dat een ak- koord met een belastingadministratie niet steeds automa- tisch door de andere belastingadministratie kan in acht worden genomen. Bovendien moet worden geverifieerd of een akkoord van de ene belastingadministratie ‘een bekend feit’ is waarvan een vermoeden mag worden afge- leid. De vastgestelde feiten in het akkoord van de directe belastingen worden geacht juist te zijn, maar de deducties uit deze feiten, zijn in beginsel persoonlijke overwegingen die louter vermoedens zijn die niet bewezen zijn.

Zo kan bijvoorbeeld de BTW-administratie, indien deze niet betrokken is bij de totstandkoming van een ak- koord tussen de Administratie van directe belastingen en de belastingplichtige, niet zomaar BTW heffen op een meeromzet die uit dat akkoord zou volgen. Het akkoord met de Administratie van directe belastingen geldt enkel als inlichting die behoudens aanvulling door andere be- wijskrachtige gegevens geen voldoende bewijs levert van het bestaan van een meeromzet (Gent 15 mei 1996, De Fiscale Koerier, 1996, p. 96/457 en F.J.F., No. 96/190).

Tevens werd gevonnist dat wanneer een belastingplich- tige een aanvankelijk akkoord met de Administratie van directe belastingen achteraf betwist, dit oorspronkelijk akkoord geen bekend feit kan zijn op grond waarvan de BTW-administratie een feitelijk vermoeden kan vesti- gen (Antwerpen 23 december 1996, De Fiscale Koerier, 1997, p. 97/654).

Conclusie

Samenvattend kan worden gezegd dat een akkoord met betrekking tot een feitenkwestie door de belastingadmi- nistratie moet worden gerespecteerd. De meerderheid van de rechtspraak en de rechtsleer gaan ervan uit dat de dwingende kracht van fiscale akkoorden zijn oorsprong vindt in de beginselen van behoorlijk bestuur en meer bepaald het vertrouwensbeginsel. Enkel wanneer zou kunnen worden aangetoond dat de belastingplichtige bij het sluiten van het akkoord elementen heeft verzwegen of wanneer nieuwe feiten aan het licht komen, zou op het akkoord kunnen worden teruggekomen.

Indien er een blijvend geschil is tussen de fiscus en de be- lastingplichtige kan uiteraard steeds een procedure voor de rechtbank inzake directe belastingen overwogen worden.

Uit bovenvermelde analyse mag blijken dat niet met zekerheid kan worden gesteld of een gesloten akkoord met de Administratie van directe belastingen ook voor de BTW-administratie zal kunnen worden ingeroepen. Een belangrijk element in de voorgaande feitelijke gegevens is het feit dat het tweede akkoord, dat door de belasting- plichtige met de belastingadministratie van directe belas- tingen werd gesloten en waarop de BTW-administratie zich beroept, door de belastingplichtige wordt betwist.

Dit laatste zou door de belastingplichtige kunnen wor- den aangegrepen om te verdedigen dat het akkoord geen bekend feit kan zijn waarop de BTW-administratie een feitelijk vermoeden kan vestigen.

Els VAN EENHOOGE Fiscaal medewerkster kantoor Acos Berk Dany DE DECKER Erkend boekhouder–fiscalist Acos Berk

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

boedelschulden in faillissement. In de lagere rechtspraak worden deze kosten als preferent aangemerkt. De kantonrechter houdt er daarbij wel rekening mee dat het moet gaan om

Aangezien er wettelijk wordt bepaald dat er geen schulden meer mogen blijken uit de op te stellen staat van activa en passiva (lees : boekhoudkundige staat waaruit het vermo- gen

De «Andere bedrijfskosten» zijn de door derden aangere- kende kosten die niet als diensten en diverse goederen kun- nen worden beschouwd – omdat deze kosten geen verband houden met

Voor de trimestriële bijzondere aangiften zijn er geen bijzonderheden in het kader van de eenheid, aangezien, in dat geval, btw betaald dient te worden op bepaalde

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Berekeningen door De Nederlandsche Bank (DNB, 2014) 15 laten zien dat een loonimpuls die niet het gevolg is van de gebruikelijke mechanismen binnen de economie

Adressen die getrokken zijn op basis van speciale kenmerken (risicosignalen) kunnen een rol spelen indien (1) de populatiecijfers bekend zijn voor deze kenmerken en (2) binnen