P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-36
BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten
INHOUD
p. 1/ Schema’s van de jaarrekening vóór en vanaf 2016
Schema’s van de jaarrekening vóór en vanaf 2016
1. Inleiding
Naast een beknopte beschrijving van een aantal wijzigingen van het Belgisch wettelijk en regel
gevend kader ten gevolge van de hervormingen van december 2015, wordt aan de beoefenaars van de cijferberoepen een praktische vergelijking aangereikt van de schema’s van de jaarrekening van ondernemingen (balans, resultatenrekening en toelichting) die het resultaat zijn van de wij
zigingen die werden ingevoegd door het konink
lijk besluit van 18 december 2015 dat de richtlijn 2013/EU/34 omzet. Die vergelijking wordt uitge
voerd :
– zowel voor de volledige schema’s, vóór en vanaf 1 januari 2016,
– als voor de verkorte schema’s, vóór en vanaf 1 januari 2016 en
– voor het microschema vóór en vanaf 1 januari 2016 versus het verkort schema vóór 1 januari 20161.
1 Deze vergelijking is een synthese van het vergelijkend onderzoek van de modellen van de jaarrekening, zoals het werd opgesteld in het boek «Le nouveau droit comptable belge, Les surprises de la transposition de la Directive 2013/34/UE», pagina 477 tot 748, Kluwer, Waterloo, 2017. We herinneren eraan dat in dit boek «de lin- kerkant van de pagina’s ... het in 2016 aangenomen schema weergeeft (na de hervorming) en de rechterkant van elke pagina kan worden beschouwd als het equivalent van het vroeger gebruikte schema (vóór de hervorming). De verschillen [in dat boek] vallen duidelijk op dankzij de gebruikte kleuren (groen voor de schema’s na de hervorming en geel voor de schema’s die vóór de hervorming werden gebruikt)» (vrije vertaling), pagina 478.
Alleen de betekenisvolle wijzigingen worden aan
gewezen, met uitzondering van loutere codewijzi
gingen.
2. Beknopte beschrijving van de wijzigingen die door de hervorming van december 2015 werden
ingevoerd
2.1. De schema’s van de jaarrekening
Ten gevolge van de goedkeuring van de wet van 18 december 2015 moeten vennootschappen voor
taan één van de drie schema’s van de jaarrekening neerleggen : volledig schema, verkort schema of microschema.
De omvang van de vennootschap bepaalt welk type van schema gebruikt kan worden :
– «kleine vennootschappen» in de zin van artikel 15, § 1 van het W.Venn. (vennootschappen die niet meer dan één van de drie in de wet genoemde criteria overschrijden : 50 tewerkgestelde werk
nemers (jaargemiddelde), jaaromzet (exclusief btw) van 9 miljoen euro en balanstotaal van 4,5 miljoen euro) kunnen opteren voor het verkort schema van de jaarrekening, in tegenstelling tot
«grote ondernemingen» (die meer dan één van de drie in artikel 15, § 1 W. Venn. vastgestelde grenzen overschrijden) die een volledig schema van de jaarrekening moeten openbaar maken;
– «microvennootschappen» in de zin van arti
kel 15/1, § 1 van het W. Venn., met name ven
nootschappen die geen dochtervennootschap of moedervennootschap zijn en die niet meer dan één van de drie in de wet genoemde crite
ria overschrijden : 10 tewerkgestelde werkne
mers (jaargemiddelde), jaaromzet (exclusief btw) van 700 000 euro en balanstotaal van 350 000 euro, kunnen opteren voor het microschema van de jaarrekening in plaats van voor het verkort schema.
Het spreekt voor zich dat een vennootschap die mi
croschema’s mag neerleggen op vrijwillige basis verkorte of zelfs volledige schema’s mag neerleg
gen.
Ook kunnen bepaalde vennootschappen die door het Wetboek van Vennootschappen als «klein» wor
den beschouwd maar die een commissaris moeten aanwijzen om hun jaarrekening te controleren (op grond van artikel 141 W.Venn.), hun jaarrekening neerleggen door middel van een verkort model.
2.2. Wijziging van de waarderingsregels
Eén van de vragen die rijzen is of de bepalingen met betrekking tot de veranderingen van de waar
deringsregels die opgenomen zijn in het KB/W.
Venn. (gecombineerde lezing van de artikelen 29 en 30) van toepassing zijn wanneer die voortvloei
en uit een wijziging van de wetgeving.
In advies 154/1 (Bulletin nr. 23, december 1988, p. 1415) werd aan de Commissie voor Boekhoud
kundige Normen gevraagd wat er moet gebeuren wanneer een onderneming haar waarderingsre
gels heeft gewijzigd «omdat een wettelijk opgelegde waarderingsregel vervangen werd door een nieuwe die eveneens wettelijk is opgelegd».
Uit het advies blijkt dat bij elke verandering van waarderingsregel (ongeacht of die wordt beslist op vrijwillige basis of «gedwongen» is ten gevolge van een verandering van de toepasselijke wetgeving) het volgende is vereist :
– een vermelding van de verandering van waarde
ringsregel;
– een verantwoording in de toelichting bij de jaar
rekening en
– een aanduiding van de weerslag van de nieuwe waarderingsregel op het vermogen, de financi
ele situatie en het resultaat van de vennootschap
«althans voor zover de geraamde invloed van de gewijzigde of nieuwe regel, rekening houdend met de doelstelling van genoemd artikel 3, belangrijk is».
2.3. Bijzonderheid van pagina VOL1 / VKT1 / MIC1 die «de identificatiegegevens van de
onderneming en de jaarrekening» bevat
Een andere vraag is hoe de eerste pagina van de jaarrekening moet worden ingevuld voor wat be
treft «De bedragen van het vorige boekjaar zijn / zijn niet identiek [Schrappen wat niet past] met die welke eerder openbaar werden gemaakt».
Er zullen immers eventueel «aanpassingen» van de vergelijkende cijfers nodig zijn om aan de voor
schriften van de wet te voldoen, met name :
– in bepaalde gevallen bijkomende rubriekonder
verdelingen (zoals in het geval van de voorzie
ningen waarbij voortaan de kosten die voort
vloeien uit een milieuverplichting afzonderlijk moeten worden vermeld);
– in andere gevallen zullen gegevens gegroepeerd moeten worden (dat is het geval voor vennoot
schappen die gebruik maakten van het verkort schema en voortaan het microschema zullen ge
bruiken);
– of er kunnen ook posten verplaatst moeten wor
den (zoals de uitzonderlijke kosten of opbreng
sten die voortaan worden beschouwd als nietre
currente kosten of opbrengsten die naargelang van de aard van de verrichting moeten worden overgedragen naar ofwel de bedrijfskosten of de financiële kosten).
De Commissie voor Boekhoudkundige Normen heeft begin maart advies 2017/08 gepubliceerd waaruit blijkt dat het wenselijk is om de verge
lijkende cijfers te herwerken om aan de wette
lijke voorschriften te voldoen en dat voor zover die herwerking correct werd uitgevoerd men kan beschouwen dat de vergelijkende cijfers identiek zijn met die welke eerder openbaar werden ge
maakt.
De Commissie verantwoordt haar standpunt door te verduidelijken dat er «derhalve bevestigend kan worden geantwoord op de vraag of de bedragen van het vorige boekjaar identiek zijn met die welke eer- der openbaar werden gemaakt daar de aanpassing afkomstig is ten gevolge van een uitsplitsing, een
hergroepering of een verschuiving binnen het jaar- rekeningschema».
2.4. De neerlegging van de jaarrekening
Zoals vroeger hebben vennootschappen drie mo
gelijkheden : bezorgen van een XBRLbestand, bezorgen van een pdfbestand of neerleggen van de jaarrekening op papier. Sinds 1 april 2017 is de nieuwe versie van het XBRLbestand beschik
baar.
2.5. Andere bij de Balanscentrale neer te leggen documenten
De wet van 18 december 2015 bracht ook wijzigin
gen aan in artikel 100 van het Wetboek van Ven
nootschappen dat handelt over de documenten die naast de jaarrekening bij de Balanscentrale moe
ten worden neergelegd.
Terwijl de vroegere inleidende zin van artikel 100 verwees naar een lijst van documenten die «tege- lijk met de jaarrekening» moesten worden neerge
legd, vermeldt de nieuwe inleidende zin : «Binnen de dertig dagen nadat de jaarrekening is goedge- keurd en ten laatste zeven maanden na de datum van afsluiting van het boekjaar, worden door toe- doen van de bestuurders of zaakvoerders neerge- legd bij de Nationale Bank van België» ten minste de 8 documenten die in dat artikel worden opge
somd.
Op te merken valt dat die neerlegging dus niet langer noodzakelijkerwijs samen met de jaarre
kening moet gebeuren. Ook is de verantwoorde
lijkheid voor de neerlegging van die documenten nu duidelijk bepaald als zijnde de verantwoorde
lijkheid van de bestuurders van de vennootschap.
Het spreekt voor zich dat als de bestuurders een beroepsbeoefenaar machtigen (bv. een lid van de economische beroepen), zij voor de neerleg
ging zullen zorgen. Het is wenselijk om over een schriftelijk bewijs te beschikken (bv. door middel van een opdrachtbrief die tussen de partijen werd ondertekend) die een derde met deze opdracht belast zodat de bestuurders niet ambtshalve als aansprakelijk worden beschouwd voor een (ge
deeltelijke) nietneerlegging of laattijdige neer
legging !
In de lijst van de verschillende documenten die in artikel 100 van het W.Venn. worden opgesomd
werden nieuwe documenten toegevoegd : enerzijds de lijst van de ondernemingen waarin de vennoot
schap een deelneming bezit zoals bepaald in artikel 13 van het W.Venn. en anderzijds de sociale balans, die sinds de omzetting van de boekhoudrichtlijn van 2013 in het Belgisch recht niet langer deel uit
maakt van de toelichting bij de jaarrekening. Het spreekt voor zich dat er geen verplichting bestaat om die verschillende documenten afzonderlijk neer te leggen wanneer ze geen deel uitmaken van de toelichting bij de jaarrekening !
Wat u moet onthouden is dat alle documenten na afloop van de wettelijke termijn moeten zijn neer
gelegd, met name binnen de dertig dagen nadat de jaarrekening is goedgekeurd en ten laatste zeven maanden na de datum van afsluiting van het boek
jaar.
3. Vergelijking tussen volledige schema’s, vóór en vanaf 2016
3.1. Vergelijking tussen balansen
Voor de vergelijking van de balansen heeft de be
spreking vooral betrekking op de volledige balans, rubriek per rubriek. Voor de verkorte en microba- lans wordt op het einde van de betreffende rubriek een laatste commentaar vermeld.
3.1.1. Groepering van balansposten als het bedrag ervan onbeduidend is
De posten van de balans (en van de resultatenre
kening) mogen worden gegroepeerd als ze slechts een bedrag weergeven dat onbeduidend is ten aan
zien van de doelstelling die ertoe strekt een ge
trouw beeld te geven van het vermogen, de financi
ele toestand en de resultaten van de vennootschap of wanneer de groepering de duidelijkheid bevor
dert, op voorwaarde dat de gegroepeerde posten afzonderlijk worden weergegeven in de toelichting bij de jaarrekening.
De modellen van de Nationale Bank vermelden de nummering van de balansposten niet; die numme
ring bevindt zich in artikel 88 van het KB/W. Venn : opsplitsing van de Verbonden ondernemingen, de Andere ondernemingen waarmee een deelnemings- verhouding bestaat, de Andere financiële vaste ac- tiva, de Voorraden, de Onbeschikbare reserves, de Voorzieningen voor risico’s en kosten, de Financiële Schulden, de Handelsschulden, en de Schulden met
betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten.
Een dergelijke groepering is minder interessant wanneer de nietgegroepeerde gegevens afzonder
lijk moeten worden vermeld in de toelichting.
In het verkort schema en het microschema is groe
pering enkel mogelijk voor de hierboven vermelde passiefposten.
3.1.2. Eerste oprichtingskosten
De oprichtingskosten worden alleen verplaatst : ze worden niet langer beschouwd als vaste activa en moeten worden opgenomen in een specifieke ru
briek, boven aan de activa; als gevolg hiervan is het totaal van de activa gelijk aan de som van de oprichtingskosten, de vaste activa en de vlottende activa, in plaats van aan de som van enkel de vaste en vlottende activa.
Op te merken valt dat de herstructureringskosten die worden geactiveerd in de rubriek van de eerste oprichtingskosten in vier verschillende categorie
en moeten worden opgesplitst :
1. «recurrente» bedrijfskosten (geen boeking van de betrokken bedrijfskosten in een afzonderlijke rekening) (het gaat om herstructureringskos
ten die bedrijfskosten zijn die niet nietrecurrent zijn),
2. de nietrecurrente bedrijfskosten, die geboekt moeten worden in de rekeningen 664 tot 667 An- dere niet-recurrente bedrijfskosten en in de resul
tatenrekening moeten worden vermeld onder de rubriek 66A Niet-recurrente bedrijfskosten, 3. de «recurrente» financiële kosten (geen boeking
in een afzonderlijke rekening van de betrokken financiële kosten),
4. de nietrecurrente financiële kosten, die ge
boekt moeten worden in de rekeningen 668 Andere niet-recurrente financiële kosten en in de resultatenrekening moeten worden vermeld onder de rubriek 66B Niet-recurrente financiële kosten.
De activering van die kosten als herstructurerings
kosten moet in mindering worden gebracht, naar
gelang het geval in :
1. de rubriek 649 Als herstructureringskosten ge- activeerde bedrijfskosten (voor wat de geactiveer
de bedrijfskosten betreft die niet nietrecurrent zijn),
2. de rubriek 66A Niet-recurrente bedrijfskosten, 3. de rubriek 66B Niet-recurrente financiële kosten.
In het verkort schema en het microschema is er geen afzonderlijke post voor de nietrecurrente fi
nanciële kosten; die kosten moeten worden weerge
geven in de globale rubriek van de financiële kos
ten.
3.1.3. Immateriële vaste activa : kosten van onderzoek, kosten van ontwikkeling en goodwill
Kosten van onderzoek die werden gemaakt sinds het boekjaar dat een aanvang heeft genomen vanaf 1 januari 2016 mogen niet meer op de actiefzijde van de balans worden vermeld; de onderzoekskos
ten die moeten worden geactiveerd om in aanmer
king te komen voor subsidies of belastingvoordelen moeten hetzelfde jaar volledig worden afgeschre
ven, zodat hun waarde op de balans gelijk is aan nul. Op te merken valt dat onderzoekskosten die werden geactiveerd vóór 1 januari 2016 op het ac
tief kunnen worden behouden, onder aftrek van de periodieke afschrijvingen.
De vraag rijst wat het onderscheid is tussen kos
ten van onderzoek en kosten van ontwikkeling, die wel zoals vroeger nog geactiveerd mogen worden.
Het verslag aan de Koning dat voorafgaat aan het koninklijk besluit van 18 december 2015 geeft de volgende definitie van onderzoekskosten : Onder
«onderzoek» moet worden verstaan, de originele, sys- tematisch uitgevoerde werkzaamheden, in de hoop inzicht te verkrijgen en nieuwe wetenschappelijke of technische kennis te verwerven. «Ontwikkeling»
wordt gedefinieerd als de concrete uitvoering van ontwerpen of studies voor de productie van nieuwe of aanzienlijk verbeterde materialen, werktuigen, producten, procedés, systemen of diensten door ge- bruik te maken van ontdekkingen of verworven ken- nis alvorens een productie te starten die kan worden gecommercialiseerd.
Praktische voorbeelden zijn opgenomen in de §§ 12 tot 14 van het advies 2016/16 van de CBN «Kosten van onderzoek en ontwikkeling : wijzigingen door het koninklijk besluit van 18 december 2015».
Zowel de kosten van onderzoek als de kosten van ontwikkeling moeten uitvoerig worden vermeld in de toelichting (respectievelijk 6.2.1. en 6.2.2.) van het volledig schema; in de andere schema’s is geen
andere specifieke toelichting dan die met betrek
king tot de immateriële vaste activa als geheel ge
nomen voorzien.
Bovendien moet de afschrijving van de kosten van ontwikkeling en van de goodwill over maximaal tien jaar worden gespreid (en niet langer vijf jaar zoals vroeger), wanneer de gebruiksduur van deze activa niet met zekerheid kan worden geschat. De afschrijvingsduur van de goodwill moet in de toe
lichting worden verantwoord.
Ten slotte moet de aandacht worden gevestigd op het feit dat afschrijvingen en waardeverminderingen op goodwill niet kunnen worden teruggenomen.
3.1.4. Bestellingen in uitvoering en ontvangen vooruitbetalingen
De mogelijkheid om de bestellingen in uitvoering te verrekenen, die in het verleden werd toegekend aan de ondernemingen van de sector van het bouw
bedrijf, werd geofficialiseerd en uitgebreid tot alle vennootschappen op voorwaarde dat de brutobe
dragen vóór verrekening vermeld worden in de toelichting bij de jaarrekening (in vrije toelichting of onder de waarderingsregels).
Volgens het CBNadvies 2016/14 «Bestellingen in uitvoering : wijzigingen door het koninklijk besluit van 18 december 2015» moet de verrekening per project gebeuren en niet voor de globaliteit; een pro
ject kan omschreven worden als een specifiek on
derhandelde overeenkomst voor de constructie van een actief of combinatie van activa die qua ontwerp, technologie, functie of uiteindelijk doel of gebruik nauw samenhangen of onderling afhankelijk zijn.
Indien het nettobedrag dat het resultaat is van de verrekening een debetsaldo is, moet het worden op
genomen in rubriek 37 van het actief «Bestellingen in uitvoering»; is het nettobedrag een creditsaldo, dan moet het worden opgenomen in rubriek 46 van het actief «Ontvangen vooruitbetalingen op bestel
lingen».
Bij de eerste toepassing van een dergelijke verreke
ning moet ze worden behandeld als een wijziging van de waarderingsregels, die moet worden ver
meld en gerechtvaardigd in de toelichting.
Op te merken valt dat een dergelijke verrekening tot gevolg kan hebben dat het balanstotaal soms
aanzienlijk daalt, waardoor de vennootschap aan
spraak kan maken op het statuut van kleine ven
nootschap indien ze daarnaast slechts één van de twee andere omvangscriteria zou overschrijden.
3.1.5. Schulden en vorderingen
Voortaan worden alle vorderingen en schulden geboekt tegen hun nominale waarde, zonder mo
gelijkheid om er de interesten die in termijnen worden betaald in op te nemen. Dat betekent dat wanneer interesten waren opgenomen in de vor
deringen of schulden die in termijnen werden be
taald, er vanaf het boekjaar 2016 een tegenboeking moet gebeuren via de overlopende rekening. Deze verandering in de werkwijze wordt beschreven in het CBNadvies 2016/10.
3.1.6. Herwaarderingsmeerwaarden
De omzetting van herwaarderingsmeerwaarden in het kapitaal mag enkel gebeuren na aftrek van de belastinglatentie, die wordt berekend tegen het be
lastingtarief op het tijdstip van de omzetting in het kapitaal (advies CBN 2016/23 «Herwaarderings- meerwaarden : gevolgen van de wijzigingen aan artikel 57 van het KB/W. Venn. door het koninklijk besluit van 18 december 2015»).
De uitgestelde belasting wordt behouden in een reserve van herwaarderingsmeerwaarden. Daar
naast mag het deel van de in het kapitaal omgezet
te herwaarderingsmeerwaarde dat nog niet werd afgeschreven, niet worden aangewend ter aanzui
vering van uitgestelde verliezen (via een kapitaal
vermindering).
Tot slot is het verboden om de herwaarderings
meerwaarden rechtstreeks of onrechtstreeks uit te keren, zolang ze niet overeenstemmen met een gerealiseerde meerwaarde of met een afschrijving die op de herwaarderingsmeerwaarde werd ge
boekt.
3.1.7. Voorzieningen voor risico’s en kosten
Voortaan moet het bedrag van een voorziening voortvloeien uit «de beste schatting van de kosten die als waarschijnlijk worden beschouwd of, in geval van een verplichting, de beste schatting van het be- drag dat vereist is om die verplichting op de balans- datum na te komen» (art. 50, 2e lid KB/W. Venn.), dit is een nieuwe vereiste.
Het verslag aan de Koning dat voorafgaat aan het koninklijk besluit van 18 december 2015 ver
duidelijkt in dat verband : «Schattingen dienen te berusten op een op het voorzichtigheidsbeginsel gebaseerde oordeelsvorming door het bestuur van de onderneming op basis van de meest recente be
trouwbare informatie die beschikbaar is. Schattin
gen worden berekend op een objectieve basis, aan
gevuld met bij soortgelijke transacties opgedane ervaringen en, in sommige gevallen, zelfs met ver
slagen van onafhankelijke experts. De in beschou
wing genomen aanwijzingen dienen alle bijkomen
de aanwijzingen te omvatten die gebeurtenissen na de balansdatum hebben opgeleverd».
Deze nieuwe vereiste verhindert dat een voorzie
ning gespreid over meerdere jaren wordt geboekt, zoals het geval kon zijn voor een voorziening voor grote herstellingen en groot onderhoud. Vennoot
schappen die geleidelijk aan een dergelijke voor
ziening zijn beginnen vormen, moeten die voorzie
ning aanvullen om het volledig risico te dekken in hun jaarrekening.
Daarnaast doet een nieuw type van voorziening haar intrede – de voorzieningen voor milieuver
plichtingen – en de voorzieningen voor brugpensi
oenen worden voortaan «voorzieningen voor werk
loosheid met bedrijfstoeslag».
3.2. Vergelijking tussen resultatenrekeningen
Het belangrijkste verschil is dat de uitzonderlijke resultaten zijn verdwenen en dat de nietrecurren
te resultaten hun intrede maken, in het bijzonder in het nieuwe schema op pagina VOL42.
1. code 76A, Toel. 6.12; Nietrecurrente bedrijfsop
brengsten;
2. code 66A, Toel. 6.12; Nietrecurrente bedrijfs
kosten;
3. code 76B, Toel. 6.12; Nietrecurrente financiële opbrengsten;
4. code 66B, Toel. 6.12; Nietrecurrente financiële kosten.
2 Uittreksel van het verslag aan de Koning dat voorafgaat aan het ko
ninklijk besluit van 18 december 2015 : «Om het onderscheid met het vorige systeem te benadrukken, werd besloten om voortaan te spreken over «niet-recurrente» resultaten in plaats van over «uitzonderlijke»
resultaten». «De Regering heeft evenwel besloten om verder de rekenin- gen 66 en 76 ongemoeid te laten. Er is namelijk geen plaats [sic !] om de uitzonderlijke resultaten in te voegen tussen de rekeningen 64 en 65 en 74 en 75».
In de resultaatverwerking, nieuw schema, werd bij code 696 de subrubriek «werknemers» gecreëerd on
der de rubriek «uit te keren winst». Deze subrubriek werd ingevoegd tussen de subrubrieken «Bestuur
ders of zaakvoerders» met ongewijzigde code 695 en
«Andere rechthebbenden», met gewijzigde code 697.
3.3. Vergelijking tussen toelichtingen
Op pagina VOL6.2.2 van het schema worden afzon
derlijk vermeld :
1. de «kosten van onderzoek die werden gemaakt tijdens een boekjaar dat een aanvang heeft geno
men vóór 1 januari 2016» en
2. de «kosten van onderzoek die werden gemaakt tijdens een boekjaar dat een aanvang heeft geno
men na 31 december 2015».
Op pagina VOL6.5.1 van het schema werd een nieuwe kolom «Aard» ingevoegd in de tabel met de informatie over de deelnemingen.
Op pagina VOL6.6 van het nieuwe schema werd de subrubriek «Edele metalen en kunstwerken» toe
gevoegd.
Op pagina VOL6.7.2 van het nieuwe schema moet de aandeelhoudersstructuur van de onderneming op de datum van de jaarafsluiting worden vermeld.
Op pagina VOL6.11 van het nieuwe schema worden enkel de recurrente financiële resultaten vermeld, met een onderscheid naargelang het opbrengsten of kosten zijn.
Op pagina VOL6.12 van het nieuwe schema wor
den de opbrengsten en kosten van uitzonderlijke omvang of uitzonderlijke mate van voorkomen ver
meld :
1. onder de nietrecurrente bedrijfsopbrengsten (76A) en financiële opbrengsten (76B); en
2. onder de nietrecurrente bedrijfskosten (66A) en financiële kosten (66B).
Op pagina C6.14 van het nieuwe schema vermel
den de belangrijkste wijzigingen :
1. de «aard en financiële gevolgen van materiële gebeurtenissen die zich na balansdatum hebben voorgedaan en die niet in de resultatenrekening of balans worden weergegeven»;
2. de «aan- of verkoopverbintenissen die de vennoot- schap als optieschrijver van call- en putopties heeft».
Op pagina VOL6.15 van het nieuwe schema wor
den de financiële vaste activa vermeld, alsook de vorderingen, schulden, persoonlijke en zakelijke zekerheden en alle andere betekenisvolle financiële verplichtingen met betrekking tot verbonden on
dernemingen.
Pagina VOL6.17 van het nieuwe schema vermeldt de voor iedere categorie afgeleide financiële instru
menten die niet gewaardeerd zijn op basis van de re
ele waarde en de financiële vaste activa die tegen een hoger bedrag dan hun reële waarde zijn geboekt.
Op pagina VOL6.20 van het nieuwe schema wor
den de andere in de toelichting te vermelden inlich
tingen opgenomen.
Op pagina VOL7 van het nieuwe schema worden de andere overeenkomstig het Wetboek van Ven
nootschappen neer te leggen documenten vermeld : 1. het jaarverslag;
2. het verslag van de commissarissen; en 3. het verslag van betalingen aan overheden.
Op pagina VOL16 wordt de sociale balans weerge
geven.
4. Vergelijking tussen verkorte schema’s, vóór en vanaf 2016
4.1. Vergelijking tussen balansen
Zie deel 3.
4.2. Vergelijking tussen resultatenrekeningen
Op pagina VKT1 van het nieuwe schema werden de volgende verplichte vermeldingen gewijzigd of ingevoegd :
1. de nietrecurrente bedrijfsopbrengsten, code 76A, onder de rubriek brutomarge, code 9900 (de vermeldingen m.b.t. de subklassen 70, 60 en 61 blijven facultatief)3;
2. de nietrecurrente bedrijfskosten, code 66A;
3. onderscheid tussen de recurrente financiële op
brengsten (met afzonderlijke vermelding van de kapitaal en intrestsubsidies) en nietrecurrente financiële opbrengsten en tussen de recurrente financiële en nietrecurrente financiële kosten.
3 70 Omzet, 60 Handelsgoederen, grond en hulpstoffen, 61 Diensten en diverse goederen.
In de resultaatverwerking, nieuw schema, werd bij code 696 de subrubriek «werknemers» gecreëerd onder de rubriek «uit te keren winst». Deze subru
briek werd ingevoegd tussen de subrubrieken «Be
stuurders of zaakvoerders» met ongewijzigde code 695 en «Andere rechthebbenden», met gewijzigde code 697.
4.3. Vergelijking tussen toelichtingen
Op pagina VKT6.2 van het nieuwe schema wer
den de inlichtingen over de staat van het kapitaal sterk afgezwakt; alleen de vermeldingen over de eigen aandelen blijven over. De vermeldingen over de aandeelhoudersstructuur werden overgeplaatst naar pagina VKT8.
In het nieuwe schema werd de vermelding van de voorzieningen voor risico’s en kosten geschrapt.
Op pagina VKT6.4 van het nieuwe schema moe
ten de opbrengsten en kosten van uitzonderlijke omvang met betrekking tot de nietrecurrente op
brengsten en kosten worden vermeld.
Op pagina VKT6.5 van het nieuwe schema moe
ten de regelingen inzake het aanvullend rust en overlevingspensioen worden vermeld, alsook de pensioenen die door de onderneming zelf worden gedragen.
Op pagina VKT6.6 van het nieuwe schema moeten de transacties worden vermeld die buiten normale marktvoorwaarden zijn aangegaan met :
1. de personen die een deelneming in de vennoot
schap in eigendom hebben;
2. de ondernemingen waarin de vennootschap zelf een deelneming heeft; en
3. de leden van de leidinggevende, toezichthouden
de of bestuursorganen van de vennootschap.
Op pagina VKT6.9 van het nieuwe schema worden de andere in de toelichting te vermelden inlichtin
gen opgenomen.
Op pagina VKT7.1 van het nieuwe schema worden de andere overeenkomstig het Wetboek van Ven
nootschappen neer te leggen documenten vermeld : 1. een nieuwe kolom «Aard» werd ingevoegd in de
tabel met de informatie over de deelnemingen;
2. het jaarverslag; en
3. het verslag van de commissarissen.
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoor- delijke uitgever : Mirjam VERMAUT, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.
be. Redactie : Mirjam VERMAUT, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Frédéric DELRUE, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met Wolters Kluwer – www.wolterskluwer.be
Op pagina VKT12 wordt de sociale balans weerge
geven.
5. Vergelijking tussen
microschema’s, versus verkort schema vóór en vanaf 2016
5.1. Vergelijking tussen balansen
Zie deel 3.
5.2. Vergelijking tussen resultatenrekeningen
Op pagina MIC4 van het microschema werden de volgende verplichte vermeldingen opgenomen : 1. de nietrecurrente bedrijfsopbrengsten, code
76A, onder de rubriek brutomarge, code 9900 (de vermeldingen m.b.t. de subklassen 70, 60 en 61 blijven facultatief);
2. de nietrecurrente bedrijfskosten, code 66A;
3. onderscheid tussen de recurrente financiële op
brengsten (met afzonderlijke vermelding van de kapitaal en intrestsubsidies) en nietrecurrente financiële opbrengsten en tussen de recurrente financiële en nietrecurrente financiële kosten.
In de resultaatverwerking, op pagina MIC5 van het microschema werd bij code 696 de subrubriek
«werknemers» gecreëerd onder de rubriek «uit te keren winst». Deze subrubriek werd ingevoegd tussen de subrubrieken «Bestuurders of zaakvoer
ders» met ongewijzigde code 695 en «Andere recht
hebbenden», met gewijzigde code 697.
5.3. Vergelijking tussen toelichtingen
Op pagina MIC6.2 van het microschema werden de inlichtingen over de staat van het kapitaal sterk afgezwakt; alleen de vermeldingen over de eigen aandelen blijven over. De vermeldingen over de
aandeelhoudersstructuur werden overgeplaatst naar pagina MIC8.
In het microschema werd de vermelding van de voorzieningen voor risico’s en kosten geschrapt.
Op pagina MIC6.3 van het nieuwe schema moe
ten de regelingen inzake het aanvullend rust en overlevingspensioen worden vermeld, alsook de pensioenen die door de onderneming zelf worden gedragen.
Op pagina MIC6.4 van het microschema moeten de vorderingen op de leden van de leidinggevende, toezichthoudende of bestuursorganen worden ver
meld.
Op pagina MIC7.1 van het microschema worden de andere overeenkomstig het Wetboek van Vennoot
schappen neer te leggen documenten vermeld, met name een kolom «Aard» werd opgenomen in de ta
bel met de informatie over de deelnemingen.
Op pagina MIC8 van het microschema moet de aan
deelhoudersstructuur op de datum van de jaaraf
sluiting worden vermeld.
Op pagina MIC9 van het microschema moeten de andere overeenkomstig artikel 100 van het W.Venn te vermelden inlichtingen worden opgenomen.
Op de pagina’s MIC10 en MIC11 van het microsche
ma moeten respectievelijk het jaarverslag en het verslag van de commissarissen worden vermeld.
Op pagina MIC12 wordt de sociale balans weerge
geven.
Catherine DENDAUW, Thierry DUPONT, Raymond GHYSELS