• No results found

2 Tweede Kamer der Staten-Generaal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "2 Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2

Vergaderjaar 2021–2022

32 163 Verhoging AOW-leeftijd

Nr. 53 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 5 november 2021

In de Algemene Ouderdomswet (AOW) is de stapsgewijze verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd en aanvangsleeftijd vastgelegd. Vanaf 2026 is de AOW-gerechtigde leeftijd en aanvangsleeftijd automatisch gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting. Daartoe is in de wet vastgelegd dat een eventuele verdere verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd en aanvangsleeftijd jaarlijks wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd. De verhoging op basis van de resterende levensverwachting wordt telkens vijf jaar van te voren aangekondigd. Vorig jaar is de AOW-gerechtigde leeftijd en aanvangsleeftijd 2026 vastgesteld op 67 jaar, respectievelijk 17 jaar.

Mede namens de Staatssecretaris van Financiën deel ik u het volgende mede. Het CBS heeft heden de raming van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd voor 2027 en 2033 bekend gemaakt. Het CBS gaat in de nieuwe prognoses uit van een gemiddeld resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd van 20,93 in 2027 en van 21,62 in 2033. Op grond van artikel 7a, tweede lid van de Algemene Ouderdomswet en deze prognose voor 2027 wordt de AOW-leeftijd vastgesteld. Dit gebeurt aan de hand van de formule die in dit wetsartikel staat. Deze formule in de wet voorziet in een opwaartse koppeling bij stijging van de resterende levensverwachting. Uit toepassing van de formule volgt dat de AOW-gerechtigde leeftijd en aanvangsleeftijd voor het kalenderjaar 2027 niet worden verhoogd. Deze blijven evenals 2026 vastgesteld op 67 jaar, respectievelijk 17 jaar.

De pensioenrichtleeftijd is op een vergelijkbare wijze gekoppeld aan de levensverwachting. Op grond van artikel 18a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en de prognose van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in 2033 blijft de pensioenricht- leeftijd ook in 2023 68 jaar.

kst-32163-53 ISSN 0921 - 7371

’s-Gravenhage 2021 Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 32 163, nr. 53 1

(2)

De betreffende mededeling zal in de Staatscourant worden gepubliceerd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma

Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 32 163, nr. 53 2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

overwegende dat Nederland voor een aantal grote opgaven staat en dat deze tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen breed aan de orde zijn gesteld;. overwegende dat het

Veel scholen en opleidingen voldoen aan de eisen voor kwaliteit en spannen zich dagelijks in om kwalitatief goed onderwijs te kunnen geven, maar er zijn scholen en enkele

overwegende dat het tevens van belang is dat deze middelen niet besteed hoeven te worden aan bureaucratische verantwoording maar

Tot slot laat de WRR zien dat nieuwe migranten niet in gelijke mate over Nederland verspreid zijn, wat voor grote verschei- denheid tussen en binnen gemeenten zorgt1.

verzoekt de regering, op korte termijn en in samenspraak met scholen en docenten te komen tot een minimumpercentage van de lumpsum per schoolsoort die aan docenten

overwegende dat de keuzes die onderwijsbestuurders hebben gemaakt op basis van de hun gegunde vrijheid van besteding die de lumpsumbekos- tiging met zich meebrengt, een daling van

constaterende dat het kabinet in de zogenoemde coronaroutekaart geen enkel scenario heeft opgenomen waarin de scholen in het funderend onderwijs weer gesloten moeten

verzoekt de regering, tevens om in dit kader het bestaande aanbod extra onder de aandacht te brengen bij leraren en in overleg met het onder- wijsveld te bezien of dit aanbod