The sense or nonsense of mobile-bearing total knee prostheses
Wolterbeek, N.
Citation
Wolterbeek, N. (2011, November 10). The sense or nonsense of mobile-
bearing total knee prostheses. Retrieved fromhttps://hdl.handle.net/1887/18058
Version: Corrected Publisher’s Version
License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden
Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/18058
Note: To cite this publication please use the final published version (if
applicable).
Samenvatting (Dutch summary)
Het doel van dit proefschrift was om vast te stellen of de in vivo kinematica van totale knieprotheses consistent is met de kinematica zoals bedoeld door het concept. Tevens wilden we nagaan of een beweegbaar lager toegevoegde waarde heeft voor pati¨enten en dus ‘de zin of onzin’ van totale knieprotheses met een beweegbaar lager. De toegevoegde waarde van dit proefschrift ten opzichte van de al bekende literatuur is de integratie van verschillende meetsystemen. Fluoroscopie (r¨ontgenvideo) is gecombineerd met RSA (3D microbewegingen van implantaten) en bewegingsanalysetechnieken om de in vivo kinematica van de knie volledig te kunnen begrijpen, meer dan elk systeem afzonderlijk kan doen. De resultaten laten zien dat de integratie van de verschillende meetsystemen inderdaad van grote waarde was om de in vivo kinematica van de knie volledig te kunnen begrijpen.
Kennis over spieractiviteit rond totale knieprotheses geeft inzicht in de integratie van de prothese in het spierskeletsysteem. Na totale knie-arthroplastie lieten pati¨enten met reumato¨ıde artritis lagere netto momenten rond het kniegewricht zien en meer cocontractie in vergelijking met de gezonde controlegroep. Dit impliceert dat de pati¨enten belasting van het kniegewricht ontwijken en dat er meer actieve stabilisatie (door het aanspannen van spieren) is van het kniegewricht (Hoofdstuk 3). Anticiperende stabilisatie en cocontractie zijn mechanismen die de weke delen beschermen tegen externe krachten door stijfheid van de knie te laten toenemen. Echter, bewegen met overbodige spieractiviteit en cocontractie is ineffici¨ent en kan leiden tot grote krachten tussen het bot en prothese. Deze krachten kunnen leiden tot microbewegingen van de onderbeencomponent (Hoofdstuk 4).
Samenvatting
Het gebruik van de spieren bleef onveranderd in de eerste twee jaar na operatie (Hoofdstuk 5 en 6). Zodoende, om problemen door overbodige spieractiviteit en cocontractie te voorkomen, dienen revalidatieprogramma’s voor pati¨enten met een totale knieprothese naast spierkrachttrainingen ook spierco¨ordinatietrainingen te bevatten.
Er wordt aangenomen dat hoge congruentie tussen het beweegbare lager en bovenbeencomponent in combinatie met vrije rotatie van het beweegbare lager, voordelen heeft voor de levensduur van de prothese. Er zou sprake zijn van minder slijtage op het bovenste vlak van het beweegbare lager en minder wrijvingskrachten tussen bot en prothese. Echter, hoge congruentie van het beweegbare lager lijkt te leiden tot ongewenste beperkingen van de beweging van de bovenbeencomponent wat weer nadelig is voor het functioneren en de langetermijnoverleving van die specifieke totale knieprothese (Hoofdstuk 4 en 5).
Bovendien, hoge congruentie tussen bovenbeencomponent en beweegbaar lager garandeert geen adequate lagerrotatie. Omgekeerde en uiteenlopende axiale ro- taties met toenemende kniebuiging werd gezien in pati¨enten met een ROCC totale knieprothese. De Triathlon totale knieprothese met enkele radius heeft een minder congruent beweegbaar lager maar liet axiale rotatie zien die te verkiezen is boven die van de hoog congruente ROCC totale knieprothese (Hoofdstuk 4, 5, 7, 8). Op basis van deze resultaten kan geconcludeerd worden dat een optimaal niveau van congruentie tussen beweegbaar lager en bovenbeencomponent nog gevonden moet worden.
Vroege migratie in 33% van de knieprotheses met een beweegbaar lager ten opzichte van 9% in de knieprotheses met een vast lager geeft aan dat vroege migratie een groter probleem is in knieprotheses met een beweegbaar lager. Het impliceert dat het beweegbare lager niet de initi¨ele fixatie verbeterd tussen de prothese en het bot, wat wel de bedoeling is volgens het concept (Hoofdstuk 7). Ondanks het feit dat het beweegbare lager de bovenbeencomponent volgt tijdens beweging, en dus functioneert zoals bedoeld, werden er geen kinematische voordelen gezien bij totale knieprotheses met een beweegbaar lager.
128
Samenvatting
In vivokinematica van de meeste totale knieprotheses gemeten in dit proefschrift was consistent met de kinematica zoals bedoeld door het concept (Hoofdstuk 8). Echter, sommige protheses lieten omgekeerde of paradoxale kinematica zien in bepaalde stukken van hun functionele bewegingsbereik. Op dit moment is er geen overtuigende reden voor het wereldwijd gebruik van de totale knieprothese met een beweegbaar lager ten opzichte van de succesvolle totale knieprothese met een vast lager, in termen van verbeterde kinematica, vroege migratie, klinische en radiologische succes.
129
