• No results found

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1788 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1788 · dbnl"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Letterkunde, 1788

bron

Handelingen der jaarlijksche vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leyden, gehouden den 24sten van Zomermaand 1788. Z.p., z.j.

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_jaa001178801_01/colofon.htm

© 2005 dbnl

(2)

Handelingen van de Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leyden.

Jaarlijksche vergadering, gehouden op Dingsdag den 24sten van

+Tegenwoordig de Heeren

TYDEMAN. HINLOPEN. H. VAN ALPHEN. THYE HANNES.

ROULLAUD. TE WATER.

DIBBETZ. DE KRUYFF.

PARADYS.

Zomermaand 1788. des morgens ten negen uure.+ [Aanspraak van de voorzitter, J.W. te Water]

[Levensbericht van Z.H. Alewyn]

De Secretaris, de Vergadering geöpend hebbende, stelt by aanvang voor, om, uit hoofde der afweezigheid van den Heere SCHULTENS, uit de tegenwoordig zijnde Leden, eenen Voorzitter te verkiezen.

Ingevolge dit Voorstel, werdt by meerderheid van stemmen ter Voorzittinge verzocht de Heer TE WATER, welke dien Post onder eene gepaste aanspraak op zich nam, en de Leden begroette.

De Secretaris bericht, dat, ter Jongste Maandelijksche Vergadering, tot Leden der Maatschappye verkozen zijn de Hooggeleerde Heeren PARADYS en BRUGMANS, - dat hy, volgens de Wetten, den gemelden Heeren van deeze verkiezing heeft kennis gegeven, - en dat het aangeboden Lidmaatschap door beiden vriendelijk is

aangenomen.

De Heer PARADYS, in gevolge dier aanneeming reeds dadelijk ter Vergadering verschenen, werdt door den Voorzitter verwelkomd.

De Secretaris doet het volgend verslag van de voornaamste Handelingen der Maandelijksche Vergadering, sedert de laatst gehoudene Jaarlijksche;

(3)

+1788.

+Verslag van de voornaamste Handelingen der Maandelijksche Vergaderingen, sedert de laatst gehoudene Jaarlijksche.

‘De onrustige gesteldheid der tyden, en de trage verschyning der Leden hebben, in het afgelopen Jaar, de Maandelijksche Vergaderingen zo onvruchtbaar gemaakt, dat 'er zich in derzelver handelingen nauwelijks eenige byzonderheid ter meldinge opdoe.

Het gewoone werk is, zo verre het kleen getal der aanwetig zijnde Leden toeliet, naar eisch en ten zynen tyde verricht; hier by heeft zich ditmaal gevoegd de zorg voor de uitgave des Zevenden Deels, en ook daar omtrent is voldaan aan alles, wat wet of gebruik vorderden.

Antwoorden op de uitgeschrevene Prijsvrage voor dezen Jaare zijn 'er niet ingekomen, doch daar tegen heeft de Heer PIETER NIEUWLAND de beloovde Vertaling der Prijs-verhandeling van den Heer HOTTINGER, onder de toegezegde Medewerking der Heeren HINLOPEN en LUBLINK, in het overzetten der ingevlochtene Poëtische aanhalingen, geheel volbracht, en dit Werk der Maatschappye toegezonden.

Het eenige gewigtige, 't geen hier by nog te melden staat, is dit, dat de Maandelijksche Vergadering, in gevolge der vryheid, Haar Jaarlijks verleend, drie nieuwe Leden verkozen heeft, allen als Taalkundigen; te weten, in Oogstmaand des voorledenen Jaars den Eerwaardigen Heer CORNELIUS NOZEMAN, Leeraar der Remonstranten binnen deeze Stad; en, in deeze loopende Maand, de Hooggeleerde Heeren N. PARADYS en S.J. BRUGMANS, beide Hoogleeraaren aan Hollands Hoge Schoole, de eerste in de Geneeskunde, en de laatste in de Kruidkunde en Natuurlyke Historie.

De ontvangene geschenken zijn de volgende:

Van den Heer LUBLINK, een tweede Zevental Verhandelingen.

En van het Genootschap, Kunst wordt door Arbeid verkregen, het Vyfde Deel van deszelvs Taal- en Dichtlievende Oeffeningen.

Is gelezen een Brief van den Heer VAN WYN, by welken Zijn Ed. toezegging doet, van eerlang der Maatschappye te zullen toezenden zyne Aanmerkingen nopens de plaats genaamd Maerland; en wyders kennis geevt van zijn voorneemen, om, kan het zijn nog in dit Jaar, eene uitgave te doen van den Slag van Woerone, naar het over oud Handschrift, door Hem, uit de Boeken van wylen den Heere HUIDECOPER

gekocht,

(4)

+1788.

+ tegen twee andere Handschriften nagezien, en met Taal- en Geschiedkundige Aanmerkingen verrijkt: Verzoekende wyders Zijn Ed. de Leden der Maatschappy, wien mogelijk nog een ander Handschrift van dit werk mochte bekend zijn, behalven die geenen, welke door den Heer VAN LELYVELD in zyne Aantekeningen achter 't Eerste Deel van den Nieuwen Druk van Huidecopers Proeve Bladz. 494-515. worden opgenoemd, Hem goedgunstiglijk daar van de nodige kennisgevinge te doen.

Is besloten, den Heere VAN WYN schriftelijk dank te betuigen voor deszelvs vriendelyke toezegging, de belangen der Maatschappy zyner werkzaame kunde verder aantebeveelen, en den zakelyken inhoud des Briefs in de Handelingen te plaatsen, ten einde het verzoek, daar by vervat, den Leden kennelijk te doen worden.

[Levensbericht van Z.H. Alewyn]

De Heer TYDEMAN bericht der Vergaderinge, ter gelegenheid van een kort verblijf te Amsterdam, vernomen te hebben, dat de aldaar nu onlangs overledene Heer Z.H.

ALEWYN der Maatschappye by uitersten wille is gedagtig geweest, door aan dezelve te legateeren zyne geheele Verzameling van oude gedrukte Boeken en Handschriften, rakende de Nederduitsche Tale. De Vergadering zegt den Heere TYDEMAN dank voor dit aangenaam voorlopig bericht, en geevt den Secretaris last, in haren naame de Maandelijksche Vergadering te verzoeken, om alles, wat haar voor het afdrukken der Handelingen, by nadere Authentieke berichten, wegens dit Legaat moge kenbaar worden, aan de Leden mede te deelen.

De Secretaris verzoekt, in naame der Maandelijksche Vergadering, de nodige schikkingen te maken nopens de ingekomene Vertaling der Prijsverhandeling van den Heere HOTTINGER; waar op geraadpleegd zijnde, is beslooten gemelde Vertaling, met de aanhoorige Stukken, in commissie te stellen, en, na voorgaande goedkeuring, uit te geven als een Werk der Maatschappye, en wel als een tweede Stuk des Zevenden Deels, echter met vryheid aan den Drukker, om voor een gedeelte der Exemplaaren een algemeenen Titel te plaatsen, ten einde afzonderlijk verkocht te kunnen worden.

Voorts blijvt de Maandelijksche Vergadering verzocht, over de toegezegde

erkentenisse aan den Heere NIEUWLAND voor deszelfs arbeid nader te raadplegen, en deswege ter volgende Jaarlijksche Vergadering rapport te doen.

Men ging over ter behandeling der poincten by den Brief van Beschryving voorgesteld.

I.

De Secretaris leest het Verslag van Gecommitteerden tot het Woordenboek, luidende als volgt.

(5)

+1788.

+BERICHT, wegens het Woordenboek der Maatschappye.

Gekommitteerden tot het Woordenboek der Maatschappye moeten thands alleen berichten; dat de voorraad van Bouwstoffen zederd de laatste Jaarlijksche Vergadering niet aanmerklijk vermeerderd is. Wy hebben alleen van den Heer LUBLINK ontvangen een vervolg van Excerpten uit het Bremer Nedersax. Wörtb. als mede van den Heer BRUINING het Vervolg zyner Excerpten uit verscheiden Oude Nederduitsche Schryvers; en hier mede zoude het Bericht wegens het Woordenboek geheel zijn afgeloopen, indien wy niet onlangs door den Heer TE WATER waren verwittigd geworden, dat 'er ten dienste van het Woordenboek der Maatschappye zou

overgegeven worden, 't geen 'er door eene zeer kundige hand gearbeid is, om alles, wat opmerkenswaardig was, uit de Oude Charters aanteteekenen. En alschoon ook van dit Werk noch niets in den boezem der Maatschappye is ingekomen, dacht ons deze toezegging voor alle de Leden van te veel aanbelang te zijn, dan dat wy daar van by dit Bericht geen gewag zouden maken.

Wat aangaat het drukken van den Woordenlijst, is in het laatst afgelopen Jaar onzer Maatschappye weinig verricht; door dien de Heer STEENWINKEL, welke dit werk voornamelijk op zich genomen had, zich thands uitlandig bevind.

Ziet daar, myne Heeren! alles wat wy U Wel-Edelhed. aangaande den staat van ons Woordenboek tegenwoordig te berichten hadden.

II.

Overeenkomstig de voorgedragene bedenkingen werdt besloten de Vrage, in de voorige Jaarlijksche Vergadering gekozen, dus voor te stellen.

‘Welke is de oorsprong van de Collegien der Vroedschappen in de Hollandsche Steden, en op welk eene wyze hebben zy derzelver tegenwoordige Constitutie verkregen? - met dit byvoegzel: De Maatschappy verlangt alleen een Historiesch bericht, zonder eenige Staatkundige bedenkingen.

III.

Tot Gecommitteerden ter beöordeeling der Verhandelingen, welke op dit Onderwerp mogen inkomen, worden benoemd de Heeren D. VAN ALPHEN, VAN DE WALL, VAN WYN, MEERMAN, BONDAM, TE WATER, en J.H. ARNTZENIUS.

(6)

+1788.

+IV.

Tot een onderwerp voor een nieuwe Prijsvrage, in de volgende Jaarlijksche Vergadering vast te stellen, werdt uit de drie voorgestelde Vragen de volgende gekozen.

‘Welk voordeel is 'er voor onze Poëzy te trekken uit de beoeffening der Oostersche Dichtstukken, byzonderlijk die, welke in de gewyde Bladeren voorkomen?

V.

De Heeren VAN ENGELEN, VALK, H. VAN ALPHEN, SCHULTENS, en de KRUYFF werden gecommitteerd, om de bedenkingen van alle de Leden der Maatschappy op dit gekozen onderwerp te ontvangen, en benevens hunne eigene Aanmerkingen aan de volgende Jaarlijksche Vergadering voor te dragen.

VI.

Is besloten in de volgende Jaarlijksche Vergadering eene Vrage te kiezen uit de Classe der Taalkunde.

VII.

Aan de Maandelijksche Vergadering werdt weder voor één Jaar de vryheid verleend, om zodanige Heeren, binnen Leyden woonende, als zy tot het oogmerk der

Maatschappy geschikt zal oordeelen, tot Leden te verkiezen.

VIII.

De Secretaris bericht, dat de Maandelijksche Vergadering, uit hoofde der afwezigheid van den Heere Penningmeester, als die sedert eenige Maanden uitlandig is, buiten staat gesteld is de gewoone Jaarlijksche Rekening ter tafel te brengen - dat wel gemelde Vergadering, ten einde nog by tijds in gereedheid te kunnen zijn, den Penningmeester meermaalen had doen aanschryven, doch nu onlangs van ter zyde bericht bekomen had, dat niet één dier Brieven denzelven is ter hand gekomen.

Waar op na raadpleging is goed gevonden, den Penningmeester andermaal, en langs eenen nieuwen en zekerer weg aanschryving te doen, tot het opmaken der rekening, of voor het minst, indien onverhoopt het gemis der nodige Stukken Zyn Ed. hier toe mochte buiten staat stellen, de in kas zijnde gelden ten dienste der Maatschappye over te zenden, of op eenige andere wyze te bezorgen. - En wordt voorts de Maandelijk-

(7)

+1788.

+sche Vergadering verzocht, indien zulks mogelijk zy, by de gedrukte Handelingen het algemeen beloop der rekening op te geven.

IX.

De Toelagen werden bepaald op Zeven Gulden.

X.

Men verkoos tot Praesident den Heere H.A. SCHULTENS. Tot Secretaris den Heere JAN DE KRUYFF. Tot Briefschryver den Heere J.A. CLIGNETT. Tot Opziener over de Uitgave der Stukken den Heere C. NOZEMAN. En tot Penningmeester denzelvden Heere C. NOZEMAN.

XI.

Tot Gecommitteerden ter beöordeeling der vertaalde Prijsverhandeling van den Heere HOTTINGER werden benoemd de Heeren TYDEMAN, H. VAN ALPHEN, en SCHULTENS, en wel bepaaldelijk de eerste Heer, tot het nazien der Verhandeling zelve, de tweede tot de ingevlochtene Poëtische aanhaalingen uit Nieuwere Schryvers, en de laatste tot die der oude Grieksche en Latijnsche Schryvers.

De Heer THYE HANNES geevt tot een poinct van deliberatie voor eene volgende Jaarlijksche Vergadering op het Voorstel, om voortaan elk der Leden een Exemplaar te schenken van ieder nieuw uitkomend Deel der Werken.

De Heer TYDEMAN merkt aan, dat op den nu gedrukt wordende Alphabethischen Woordenlijst eenige misslagen in de Letters, ter aanwyzing der Schryvers achter ieder woord gesteld, zijn ingeslopen, en verzoekt hier tegen de nodige voorzorge te gebruiken.

De Secretaris ontving van de volgende Heeren Toelagen - als van den Heeren TYDEMAN, FONTEIN, ERMERINS, DIBBETZ, CLIGNETT en PARADYS voor één Jaar;

van de Heeren HINLOPEN, THYE HANNES, ROULLAUD, en de KRUYFF voor twee Jaaren; en van de Heeren H. VAN ALPHEN, DE CRANE en BINNEVEST voor drie Jaaren.

(Is geteekend) J.W. TE WATER.

Het voorenstaande komt overeen met het Boek der Handelingen van de Maatschappye, berustende onder my.

[Jan de Kruijff Secretaris]

(8)

+1788.

+Byvoegzel.

In voldoening aan het besluit der Jaarlijksche Vergaderinge, op het voorloopig Bericht van den Heere TYDEMAN, wegens het Legaat van den Heere ALEWYN, diene den Leden tot nader bericht:

Dat de Heer SCHULTENS ter kennisse der Maandelijksche Vergaderinge gebracht heeft den brief, by welken Mevrouwe de Weduwe, als Executrice, aan de Maatschappy het volgend Extract uit het Testament van wylen den gemelden Heere ALEWYN heeft doen toekoomen;

Extract uit het Testament van Wylen den Wel-Edelen Gestrengen Heer en Mr. Z.H. ALEWYN, Heer van Mijnden en Loosdrecht, Oud President Scheepen en Raad der Stad Amsterdam, gepasseert op den 27 Augustus des Jaars 1783. voor den Notaris A. van Beem.

‘Ook verklaarde den Heer Testateur te legateeren aan de Maatschappy der

Nederlandsche Letterkunde te Leyden, alle zyne Oude Manuscripten, als meede alle zyne oude gedrukte min of meer raare Boeken, die in de Nederlandsche Letterkunde van gebruik zijn, van welk alles hy Heer Testateur voorneemens is, eigenhandige Lijsten, by de grosse van dit zyn Testament, neder te leggen, waar naar zig de natemeldene Executrice zal kunnen gedraagen; dog zoo die Lysten onverhoopt niet gevonden worden, verzoekt hy Heer Testateur dezelve Executrice, in gevalle van twijsfeling, liever te veel, dan te weinig te geeven, het welk nogthans geheel word overgegeeven aan het oordeel van dezelve Executrice.

En verzoekt den Heer Testateur de voorschr. Maatschappy, om van dit Legaat, onder behoorlyke voorzorg, een goed gebruik te maaken, en de Boeken niet enkel voor de pronk te houden.

Dat overeenkomstig den inhoud dezer gunstige dispositie, de geheele, aldus gelegateerde verzameling, volgens eenen daar by gevoegden eigen-

(9)

+1788.

+handigen Lijst des Overledenen, reeds dadelijk in goeden orde ontvangen is.

En eindelijk, dat op dit alles een brief aan Mevrouwe de Weduwe is afgevaardigd, zo ter dankzegging aan dezelve voor het medegedeeld Extract en de vriendelyke bezorging des Legaats, als ter betuiging der gevoelens, met welke de Maatschappy dit nuttig geschenk aanvaardt, en jegens de nagedachtenisse des waardigen Testateurs bezield is.

[Jan de Kruyff]

Secretaris.

(10)

Programma van de Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde, te Leyden,

Voor het Jaar 1788.

De Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leyden heeft haare Jaarlijksche Vergadering gehouden op den 24sten van Zomermaand dezes Jaars 1788. In dezelve Vergadering is ditmaal geene Verhandeling bekroond, doch is tot eene nieuwe Prijsvrage, om beantwoord te worden voor den eersten van Wijnmaand des Jaars 1790, de volgende vastgesteld:

‘Welke is de oorsprong van de Collegien der Vroedschappen in de Hollandsche Steden? en op welk eene wyze hebben zy derzelver tegenwoordige Constitutie verkregen?

de Maatschappy verlangt in antwoord alleen een Historisch bericht zonder eenige Staatkundige bedenkingen.

Op het volgende Onderwerp, in de laatste voorgaande Jaarlijksche Vergadering tot eene Prijsvrage voorgesteld, moeten de Verhandelingen voor den eersten van Wijnmaand des Jaars 1789 inkoomen.

‘De beste en volledigste opgave van Vaderlandsche, en by andere Volken niet gebruikt wordende Spreekwoorden, met derzelver Historie- of Oudheidkundige Verklaring.

De Maatschappy verwagt voor den eersten van Wijnmaand dezes Jaars de Antwoorden op de Vrage, in den Jaare 1786 opgegeven zynde de volgende:

(11)

‘Welken invloed heeft de thans heerschende smaak voor de Buitenlandsche Poëtische Schriften, en andere Werken van Vernuft, op onze Dichtkunst?

Het staat een ieder vry, ook den Leden der Maatschappye, om naar den Prys te dingen, alleenlyk worden de Gecommitteerden ter beoordeeling der ingekomene

Verhandelingen van die vryheid uitgesloten.

Aan den geenen, wiens Verhandeling de beste en aan het oogmerk der

Maatschappye voldoende zal gekeurd worden, biedt de Maatschappy eenen Gouden Penning aan ter waarde van Honderd en Vyftig Guldens.

De Verhandelingen moeten zijn in de Nederduitsche of Latijnsche Tale, met eene duidelyke hand van iemand, die geen Lid der Maatschappye is, afgeschreven; Iedere Verhandeling moet, met eene zinspreuke getekend, besloten worden in een

verzegelden omslag, welke den titel en zinspreuk der Verhandeling ten opschrift heeft: Hier by moet gevoegd worden een verzegeld Briefjen, in het welk de Naam, Waardigheid, en Woonplaatse van den Schryver, en boven op het welk de Zinspreuk der Verhandeling geschreven is.

Het een en ander moet in een buiten omslag, ten tyde hier boven bepaald, Vracht Vry bezorgd zijn, in handen van den tegenwoordigen Secretaris der Maatschappye Mr. JAN DE KRUYFF, of den Briefschryver Mr. JACOB AARNOUT CLIGNETT, beiden woonende te Leyden.

Voor het overige zyn de Wetten, volgens welke de Maatschappy naar eenen Prijs laat schryven, te vinden in het tweede deel van de Werken der Maatschappye.

(12)

[Uitnodiging door J.A. Clignett]

[Levensberichten van Z.H. Alewijn en Pieter van den Bosch]

MIJN HEER!

Uit naam van de Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leyden, heb ik de eer U te noodigen op de Jaarlijksche Vergadering, welke dit jaar, volgens besluit der laatstgehouden Jaarlijksche Vergaderinge, gehouden zal worden op Dingsdag den 26sten van Zomermaand, des morgens ten negen en des namiddags ten drie uure, in de Vergaderkamer van de Maatschappy, op de Oudevest, om de navolgende punten in overweging te nemen, en daar op de noodige besluiten te maken.

I.

Het verslag van de Maandelijksche Vergadering, wegens het Woordenboek der Maatschappye.

II.

Het verslag der Gekommitteerden, nopens de bedenkingen op het onderwerp, om naar eenen prijs te laten schryven, in de laatstgehouden Jaarlijksche Vergadering gekozen:

‘Welke is de oorsprong van de Collegien der Vroedschappen in de Hollandsche Steden en langs welken weg hebben zy derzelver tegenwoordige Constitutie verkregen?

Dc Heeren D.V. ALPHEN, TE WATER, VREEDE, VAN DE WALL en H.V. ALPHEN, die in de Jaarlijksche Vergadering des Jaars 1787. tot die kommissie benoemd zijn, worden verzogt de bedenkingen, welken zy op het voorgesteld onderwerp, of zelven gemaakt, of van andere Leden der Maatschappye ontvangen mochten hebben, drie weken voor het houden der Jaarlijksche Vergaderinge mede te deelen aan den Heer D.V. ALPHEN, als den eerstgenoemden der Gekommitteerden.

III.

Het benoemen van zeven Gekommitteerden tot het beoordeelen der Verhandelingen, welke op het vastgesteld onderwerp voor den eersten van Wijnmaand 1790. zullen inkomen.

(13)

IV.

Het verkiezen van een onderwerp, om naar eenen Prijs te laten schryven, om vastgesteld te worden in de Jaarlijksche Vergadering van 1789. waar toe voorgedragen worden:

In de Dichtkunde.

1. In hoe verre is een Dichter verbonden zich te houden aan Historische en Philosophische Waarheid? in hoe verre vermag, in hoe verre behoort hy zelfs daar van aftewyken?

2. Maakt de physique of morele gesteldheid onzer Landgenooten hun tot zeker soort van gedichten meer of min geschikt?

3. Welk voordeel is er voor onze poëzy te trekken uit de beoeffening der Oostersche Dichtstukken, byzonderlijk die, welke in de gewyde bladeren voorkoomen?

V.

Het benoemen van vijf Gekommitteerden; om de bedenkingen van alle de Leden der Maatschappye op het gekozen onderwerp te ontvangen, en benevens hunne eigene bedenkingen aan de volgende Jaarlijksche Vergadering voor te dragen.

VI.

Het bepalen der Klasse, uit welke, in het volgend Jaar, een onderwerp zal gekozen worden.

VII.

Het voorstel der Maandelijksche Vergaderinge, om de Vryheid, tot het verkiezen van Leydsche Leden, wederom voor een Jaar te verleenen.

VIII.

Het opnemen van de rekening van den Penningmeester.

IX.

(14)

X.

Het aanstellen der Amptenaaren.

XI.

Het benoemen van Gekommitteerden.

(15)

Wyders heb ik de eer U te berichten dat de Maatschappy twee van hare Leden verloren heeft door den dood van den Wel-Ed. Gestr. Heere Mr. Z.H. ALEWIJN, Heere van Mijnden en de beide Loosdrechten, Schepen en Raad der Stad Amsterdam en PIETER VAN DEN BOSCH, oud Leeraar der Remonstranten, te Leyden.

De Leden, welke eenige Excerpten, of eenigen anderen Voorraad, ten dienste van het Woordenboek, mochten gereed hebben, worden verzogt die aan de Maatschappy te doen toekomen dit Jaar, voor den 15den van Zomermaand, om te kunnen gebracht worden in het Verslag der Maandelyksehe Vergaderinge, volgens het eerste punt van dezen brief: en die Heeren, welke genegen zijn eene Verhandeling of Dichtstuk, 't zy met hunnen Naam, 't zy onder eene Zinspreuk, in gevolge het beslotene op de Jaarlyksche Vergadering des Jaars 1777., aan de Maatschappy toe te zenden, worden verzogt zulks mede voor dien tijd te doen.

Ik heb de eer van met achting te zijn.

MIJN HEER!

Uw Dienaar [J.A. Clignett]

Leyden den [10] van Bloeimaand 1788.

(16)

[Brief door J.A. Clignett]

MIJN HEER!

Uit naam van de Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leyden, heb ik de eer U hier nevens te zenden een afdruksel van de Handelingen der laatstgehouden Jaarlijksche Vergaderinge, als mede van het Programma, op last dier Vergaderinge algemeen gemaakt.

De belangen der Maatschappye U voor het overige ernstig aanbevelende, heb ik de eer my met alle achting te noemen,

MIJN HEER!

Uw Dienaar [J.A. Clignett]

Leyden den [20 Sept.] 17[88]

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nu aan mij bijna zeventien jaar later de vererende Prijs voor Meesterschap wordt uitgereikt, heb ik daaruit begrepen dat mijn werkzaamheden vóór en ná mijn emeritaat toch

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2001.. 11 De Feijter meent, dat de dichter aan het eind van het gedicht zijn eigen ogen in verband brengt met de maan,

In 1959 komt Kunst eens bij Hotz thuis in zijn hofje bij de Malle Molen in Den Haag en daar vertelt Barbara, met wie Hotz toen getrouwd was, dat Frits al veel verhalen in de kast

lidmaatschapsdiploma) niet of veel te laat kregen en dat hij niet op tijd vanuit Nederland werd geïnformeerd over verkozen of door het bestuur benoemde Zuid-Afrikaanse leden,

Wanneer dan ook nog in deze ‘dichtersbiografie’ verhalende en essayistische elementen nagenoeg geheel ontbreken, terwijl er anderzijds niet kan (en ook niet mag) worden gesproken

Waarde Kossmann, ik heb vanmorgen, aan het begin van mijn openingswoord, al gelegenheid gevonden om u te citeren als een voorzitter die zijn opvolgers zich tot voorbeeld konden

Hij is het voornamelijk geweest, die de nadruk heeft gelegd op de eigentijdse kunst: hij heeft de aankopen van levende Nederlandse en buitenlandse schilders gestimuleerd, zodat in

De Leden, welke eenige Excerpten, of eenigen anderen Voorraad, ten dienste van het Woordenboek, mochten gereed hebben, worden verzogt die aan de Maatschappy te doen toekomen dit